ASTRONAUTEN ZIJN OOK MAAR GEWONE MENSEN Aanvaardbaar risico is vaak toch te groot ZATERDAG 17 OKTOBER 1970 BRIAN O'LEARY druiven zuur Een beroep dat vele jongens tus sen de 8 en 12 jaar graag tot het hunne zouden willen maken, is dat van astronaut. Zoals vroeger zeehelden, onderzeebootkapiteins en piloten werden vereerd in al lerlei roemruchte verhalen, zo is thans het aureool van moed en heldendom gehangen boven de hoofden van hen die in vreemd soortige voertuigen de ruimte „bevaren" en op de maan landen, daarbij ogenschijnlijk de grootst mogelijke doodsverachting ten toon spreidend. Is dit, zo kan men zich afvragen, nu allemaal wel zo? Zijn de astronauten wer kelijk van die doldrieste helden? Of zijn het veeleer doodgewone mensen? De waarheid ligt inder daad het dichtst bij dat laatste. Natuurlijk, het staat buiten kijf dat de bemande ruimtevaart een bepaald gevaar met zich meebrengt voor de erbij betrokken personen. Er zijn risi co's aan verbonden. Maar de astro nauten aanvaarden allen de, wat zij noemen „ingecalculeerde risico's", het geen wil zeggen dat ze bereid zijn met noodsituaties geconfronteerd te worden, zolang er een veilige oplos sing voor bestaat. En dan nóg eisen ze een bepaalde veiligheidsmarge, waar van de aanwezigheid duidelijk bewe zen werd tijdens de jongste Apollo 13- vlucht. De toen plaatsvindende explo sie van een zuurstoftank en het volle dig uitvallen van de elektrische in stallatie, stond niet in het z.g. noodge- vallenboekje. Toch brachten Lovell, Swigert en Haise het er levend af, dank zij de veiligheidsmarge die hoofdzakelijk bestond uit eigen vak manschap en dat van de mensen in het vluchtleidingscentrum Een ander voorbeeld van het „ingecal culeerde risico" was de eerste maan landing, vorig Jaar juli. Armstrong en Aldrin hadden strikte opdracht bij grote onregelmatigheden de landings poging af te breken. Welnu, de boordcomputer van het landingsvaar tuig raakte overbelast en op het laat ste moment werd het tweetal gecon fronteerd met een met grote steen klompen gevulde krater. Niemand zou het Armstrong ooit kwalijk hebben genomen indien hij onmiddellijk naar veiliger hoogten was teruggekeerd. Maar hij was op dat moment de commandant en hij oordeelde de omstandigheden verant woord voor een uitwijkmanoeuvre en hij landde toch nog op vlakker ter rein achter de krater. Armstrong nam dus een zeker risico, maar hij wist wat hij deed, iets dat van veel auto mobilisten bijvoorbeeld niet gezegd kan worden. Zij nemen vaak risico's waarvan zij de draagwijdte niet ken- Niet rijk Vaak valt de opmerking dat astronau ten wel een kostelijk jaarsalaris zul len genieten; een veronderstelling die echter op een misvatting berust. Van de 49 ruimtevaarders die de NASA nog in dienst heeft, zijn er 31 militair. Deze door de krijgsmachtonderdelen uitgeleende piloten, genieten hun nor male militaire wedde overeenkomstig hun rang, plus een vliegtoelage waar voor ze per maand altijd nog 20-30 uur in supersonische straaljagers moeten oefenen. De burgerastronauten worden ge woon ingeschaald in de regeling voor regeringsambtenaren, hetgeen in Amerika al evenmin een vetpot is. Tot hij twee maanden geleden een andere baan kreeg binnen de NASA, was Neil Armstrong (de eerste mens op de maan) met 3.580 dóllar per maand de best betaalde astronaut. Dit bedrag kan men nog riant noemen, maar hij kreeg het ook alleen dank zij een al 17 jaar oude dienstbetrekking (eerst als testpiloot, later als astronaut) bij de ruimtevaartorganisatie. Een man als Alan Bean daarentegen, kreeg aan het emd van de maand november van het vorige jaar (hij had er toen net een maanlanding opzitten) slechts 1.100 dollar. Hij draagt de rang van kapitein-ter-zee. En een nieuw bin nenkomende astronaut krijgt, als hij niet militair is, ook ongeveer 1.100 dollar. Deze bedragen zijn overigens allemaal nog bruto. Vandaar dat de astronautenal sedert hun beroep in 1959 werd gecreëerd, een bijverdienste hebben gezocht en gevonden in de vorm van een bedrag van 200.000 dollar per jaar van het Time Life-concern in ruil voor de exclusieve rechten van hun levensbe schrijvingen en vluchtverhalen. Aan vankelijk hoefde dit bedrag slechts onder zeven man verdeeld te worden. Thans zajn er 49 gegadigden, plus acht weduwen van inmiddels omgekomen ruimtevaarders. Onder het motto „ze komen voor ons. dus waarom zouden we er dan niets aan verdienen?" kochten de eerste ze ven in 1959 geselecteerde NASA- astronauten (Carpenter, Cooper, Glenn, Grissom, Sohirra, Shepard en Slay ton) in 1960 een motel nabij de lanceerbasis Cape Canaveral. Ze be taalden er 21.780 dollar voor. In 1962 stak echter een golf van kritiek op over deze manier van zaken doen. Het zevental werd gedwongen het motel weer te verkopen. De opbrengst was, hoe kon het ook anders, 45.000 dol lar. Alan Shepard. in 1961 Amerika's eer ste man in de ruimte en in januari 1971 commandant van de Apollo-14. heeft ook nog een eigen bijverdienste. Hij is vice-president en mede-eige naar van de Baytown National Bank te Houston. En Walter Schirra be- De ontploffing van een zuur stoftank, waardoor, zoals men hier ziet, de Apollo-13 zwaar beschadigd werd, was een „niet-ingecalculeerd ri sico". Flexibiliteit en vak manschap brachten toch red ding in deze noodsituatie. Onenigheid Astronauten zijn mensen zijn, zijn twisten. Zo ook dus in Houston. Iemand die al jaren overhoop lag met zijn directe chefs was de inmiddels naar elders vei-trokken Gordon Coop er. Aanleiding daartoe was vooral zijn voorliefde voor autoracen, hetgeen men voor zo'n peperduur opgeleide werknemer een wat al te riskante sport vond. Astronautenchef Slayton haalde Cooper zelfs eens persoonlijk uit de racepits weg. Deze steeds weer terugkerende conflicten hadden tot gevolg dat Cooper sedert zijn (tweede) ruimtevlucht in augustus 1965 buiten spel stond. In mei 1969 maakte hij nog wel deel uit van de reservebe manning van de Apollo-10, maar een logische uitverkiezing voor de Apollo- 13 en -14 bleef uit. Cooper dreigde met ontslag. De zaak werd weer ge sust door hem een belangrijke op dracht voor 1972 aan te bieden. Het was tevergeefs. Op 31 juli jl. verliet Cooper de NASA én de luchtmacht om Armstrong nam zekere risi co's. Mede daardoor werd de eerste maanlanding een feit. president te worden van de National Exhibits Inc. te Washington. Een zeer belangrijk punt voor me ningsverschillen is de laatste jaren de indeling van bemanningen. Vroeger bestond het astronautenkorps volledig uit testpiloten. Maar enkele jaren ge leden zijn daar ook geleerden bijgeko men, die bij hun aanstelling geen Na de eerste twee experimentele maanlandingen leek het logisch dat ook deze geleerden voor wetenschap pelijk maanonderzoek aan de beurt zouden komen voor eenvlucht. De praktijk was anders. Zowel voor de Apollo-13, de Apollo-14 als de Apollo- 15, wees Slayton testpiloten aan, het geen hij argumenteerde met de op merking dat het te riskant zou zijn nu al onervaren piloten, als de geleer de-astronauten zijn. mee te nemen naar de maan. De bijna fatale Apollo- 13-vlucht stelde hem in het gelijk. Toch had de „begunstiging" van de testpiloten tot gevolg dat een van de geleerde-astronauten, dr. Michel, ont slag nam. Twee anderen, dr. Lle wellyn en dr. O'Leary, gingen hem reeds voor. Zij zagen geen brood in de verplichte vliegopleiding die zij moes ten volgen. Voor laatstgenoemde ble ken de druiven zelfs zo zuur te zijn dat hij onlangs een boek publiceerde, waarin hij „een boekje opendeed" over Houston en zijn astronauten. Sedert april 1959 nam de NASA in het totaal 73 astronauten in dienst; zeven piloten in 1959, negen piloten in 1962, 14 piloten in 1963, zes geleerden in 1965, 19 piloten in 1966, 11 geleer den in 1967 en zeven piloten in 1969. Het verloop was echter groot, vooral de laatste jaren. In totaal acht verloren het leven: Grissom, White en Chaffe bij de verschrikkelijke Apollo- brand in 1967. Freeman, See, Bassett en Williams bij drie verschillende vliegongevallen en Givens bij een au to-ongeluk. Twee werden om medische redenen afgekeurd en 14 namen ontslag, waar onder John Glenn, Neil Armstrong, Frank Borman, Walter Schirra, Scott Carpenter en Michael Collins, om maar een paar bekenden te noemen. Van de 49 overgeblevenen zijn er 14 die al een of meer ruimtevluchten hebben gemaakt. De overige 35 moe ten nog aan de beurt komen en voor hen wordt de spoeling nu wel erg dun. Tot en met 1974 zijn er nl. maximaal nog maar negen vluchten voor elk drie man te verdelen, de Apollo-14 tot en met -19 en Skylab-1, In Houston is niet alles koek en ei -2 en -3. 27 astronauten komen dus nog aan de beurt, waarvan maximaal 18 nieuwelingen, want steeds zal er per vluoht één geroutineerde ruimte vaarder meereizen. De komende vier jaar zullen dus 17 man „buiten,- de prijzen" vallen en daarbij zullen er zijn die reeds vanaf 1965 of 1966 astronaut zijn. Tragedies Ook tragedies zijn er te over geweest onder de astronauten. De ergste wa ren natuurlijk de ongelukken, waarbij acht man de dood vonden. Tragisch ook was het afscheid van John Glenn van de ruimtevaart. In februari 1962 was hij Amerika's meest bejubelde held. Een jaar later werd hij uitge schakeld door een ernstige val in de badkamer. Toen hij weer genezen was nam hij teleurgesteld ontslag. Hij had zich zo impopulair gemaakt bij zijn collega's dat deze hem nauwelijks meer wilden zien. De naam van John Glenn wordt in het Manned Space craft Center dan ook niet meer ge- Terwijl vorig jaar juli de Apollo-11- bemanning triomfen vierde maakte astronaut Donn Eisele een moeilijke tijd door. Zijn vrouw vroeg en kreeg echtscheiding en verliet hem samen met hun vier kinderen. Want de astronautenhuwelijken lijken sterk, ze zijn het niet altijd. De mannen zijn soms wekenlang van huis om zich ergens in Amerika, op Cape Kennedy, in New York of Los Angeles, voor te bereiden op een vlucht. Dat dit leidt tot soms hooglopende echtelijke twis ten is begrijpelijk. Ook daarvan blij ven de astronauten niet gespaard. GERARD J. PLfUKXBL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 15