AAF BOUBER 85 JAAR *É*éJ Meisje voor bruiloften en partijen werd na natte auditie rasartieste op toneel en in revue ra ,MIJN MAN WAS ACTEUR, DIRECTEUR, DECORATEUR, REGISSEUR, EN DAT ALLES ZONDER SUBSIDIE" Carrière begon als half-vis half-vrouw H Bleke Bet, Blonde Ka, Suikerfreule, Zee mansvrouw, Mooie Neel, allemaal glans rollen, die sedert 1900 of daaromtrent op het lijf geschreven zijn geweest van Aafje Bouber, de voorvechtster van het volks toneel in optima forma naast haar man Herman. Tal van getuigenissen achteraf melden, dat haar het talent is komen aan waaien tot het uitzetten van de meest tegenstrijdige karakters: gul en geslepen, fluwelig en fel, uitzinnig en ingetogen, maar het spel moet dan ook wel gespeeld worden. En dat heeft Aafje een leven lang gedaan met een overgave waarvan de wortels reiken tot in haar kinderjaren, het prille begin van Aafje ten Hope uit Hoorn. Zij praat er met een glimlach over nu zij vandaag 85 jaar geWÖfden ïs: «Samen met mijn vriendinnetje Dieverij e Molenaar as ik het meisje voor bruiloften en partijen. Als er ergens een familielid een feestje vierde, namen mijn ouders ons mee om mooie versjes te zingen en voor te dragen. Van de 24 kinderen, die mijn ouders hebben gehad, ben ik alleen artieste geworden. Mijn vader had at eigenlijk ook wel een beetje. Die was goudsmid, n man van betekenis, meesterknecht van een beken- firma, die van zijn baas jaren door te horen had ïekregen: „Als ik er niet meer ben, gaat de zaak op er, want jij bent de enige die dit in stand kan houden." Vergeet het maar. Toen de baas dood ging, verkocht de familie de zaak en meesterknecht Kees «tond zonder inkomen op straat. c was toen zestien en de enige die niet bij de pakken neerzat was mijn moeder, een kranige vrouw. „Als _ou niet meer nodig hebben, gaan we het zelf versieren," had zij gezegd. De daad bij het woord voegend liet zij een verhuiswagen voorkomen, die zdj rechtstreeks naar de Amsterdamse Jordaan stuurde, waar zij een groot huis met een «telier huurde. Vader werd aan het werk gezet, de inderen deden de huishouding en moeder leurde met gesmede edelmetalen op zoek naar klanten langs de winkeliers. Ik werd door rtiijn vader in het atelier gehaald en leerde van hem het vak, zodat het werk on doorgaan als hij er zo nu en dan uitliep om op de hoek een biertje te vatten. Dat deed hij graag. Zelfs op Moeder was kerks en nam alle kinderen mee de kerk in, maar als vader met de kinderen ging, stuurde hij de hele meute naar binnen en zakte dan zelf af naar het café om er nog eentje te pakken. Mij nam hij dan altijd mee. Van alle kinderen ben ik het minst in de kerk geweest. Eigenwijs ben ik daar niet van gewor den, maar ik schijn wel een sterk eigen willetje gehad te hebben, altijd al en dat werkte goed, want ik ging in mijn tienerjaren ook met smeedwerk langs de winkeliers en verkocht nog goed ook. Dan mocht ik bij Gerzon een blouse kopen. Maar uiteindelijk kon ik nog goed zingen ook en toen het destijds beroemde zangduo van operette werkjes Cretienny en Louise om koristen vroeg, ben ik samen met het broertje van een zwager van me naai de auditie gegaan. Ik weet het nog goed. Het was op een zondagmorgen en het regende dat het goot. Om elf uur zouden de audities beginnen en ik stond er al om acht uur, omdat ik de eerste wou zijn. Naarmate de tijd verstreek kwamen er steeds meer mensen, loslo pende, gewiekste gelegenheidsartiesten, die het ner gens voor nodig vonden, dat dat kleine meisje helemaal vooraan stond. Successievelijk werd ik achteruit ge drongen, evenals het broertje van mijn zwager. Toen om elf uur de poort van Carré open ging, stond ik Aafje recht door zee in „Zeemansvrouwen", een aangrijpend toneelstuk van haar man Herman Bouber. helemaal achteraan. Het broertje van mijn zwager had er drijfnat genoeg van en ging naar huis, maar ik bleef staan. Ik had mijn eigen willetje en ik wou bewijzen wat ik waard was. Diep in de middag kwam ik aan de beurt. „Zing eens een liedje", werd mij gevraagd. Ik wist niet wat het wezen moest en toen zeiden ze mij, dat ik dan maar het Wilhelmus moest zingen. Ik werd als de beste aangenomen en al die lui, die mij terug hadden staan dringen, stonden diep op hun heus te kijken. Toch is het niks geworden, want een paar dagen later moesten we op de kleedrepetitie komen. Ik had een rol gekregen als half-vrouw, half-vis. Ik moest helemaal in mijn nakie gaan staan en kreeg van de kleedster een strakzittende maillot aangeschoven. Om mij le pesten gaf die kleedster mij een zetje, juist toen ik met mijn benen in die nauwe pijpen zat te worstelen. Ik viel. Iedereen lachte. Ik werd giftig en gaf die kleed ster een flinke mep in haar gezicht. Dat kon natuurlijk niet. Cretienny kwam erbij en die zette me zonder meer op straat, 's avonds om elf uur. Er was toen geen keurmeester die nog naar me omkeek, terwijl ze me voor die tijd van onder tot boven hadden bekeken. Maar het toneel kon ik toch niet vergeten en toen ben ik als amateur begonnen in een theater vlakbij Artis. Daar zat op een avond de toneelspeler Lageman, die in de troep zat van Steenbergen, de vader van Paul. Op aanraden van Lageman is Steenbergen komen kijken en die heeft me toen gelijk geëngageerd. Ik zal toen nog geen twintig jaar geweest zijn. Dat was het gezelschap van Colnot en Poons, de vader van Weintje. Daar heb ik toen heel mooie rollen gespeeld, allemaal van dat zware, gezwollen toneelwerk, met lange vol zinnen. Als je in die tijd bij een gezelschap werd aangenomen, werd er een jubileumavond voor je ge houden. Dat betekende, dat van zo'n voorstelling de uitverkoren artiest zelf de opbrengst mocht houden Dat leverde mij 400 gulden op, een enorm bedrag voor die tijd, dat toen nog nooit door een enkele toneelspe ler was gehaald, Tegenvaller Een tegenvaller bij Colnot was wel, dat hij Herman niet wilde hebben. Herman was tegelschilder en en- thoustiast dilettanttoneelspeler, die het toneel hele maal in zijn bloed had, maar niets voelde voor volzinnen. Hij wilde meer eerlijkheid van gevoel op het toneel. Ik heb mijn best voor Herman gedaan bij Colnot, maar het lukte niet. Intussen ging het mij verder goed, ik kon spelen waar ik wilde, op het toneel of in de revue, bij Bouwmeester. Ter Hall, Buziau en Nieuwenhuis en later Van Dalsum. Trouw aan Herman Lk trouwde met Herman en hij begon zijn eerste eigen stukken te schrijven. Met Quo Vadis en Mooie Neel verscheen hij in het Rozentheater en dat werd gelijk een groot succes, zoals Tater ook de Jantjes en De Jordaan, waaruit de onvergetelijke liedjes te voorschijn zijn gekomen van „O, mooie Westertoren" en „Ik heb rode en witte radijs", stuk voor stuk meezingers, die het hele land door gingen. In die tijd deed ik het zo. dat ik meespeelde in de stukken van mijn man als ze goed liepen en er brood op de plank kwam. Ging zo'n stuk niet goed, dan nam ik gastrollen bij andere gezelschappen aan, zodat er in elk geval thuis te eten was en Herman geld had om zijn eigen toneel draaien de te houden. De Jantjes heb ik dan tenslotte ook ontzettend veel gespeeld. Dat stuk liep als wat, tenslot- te speelden we het zelfs met drie groepen, één in Amsterdam, één in Rotterdam en een in de provincie. Alleen in Rotterdam ging het niet zo goed. Daar moest op den duur te veel geld bij. Louis Davids Jaren achtereen vloeiden de stukken uit de pen van mijn man: Oranje Hein, Linke Louwtje, Quo Vadis, Mooie Karei, Perzik en Pruim, De Clown, Het huishou den van Jan Steen, ja wat niet al. Louis Davids kwam vaak kijken in die dagen. Hij was opgetogen, net als de oude De la Mar, de vader van Fientje. Aan De Jantjes zit trouwens nog een mooi verhaal vast. Er werd zo goed verdiend, dat Herman een motorboot kocht, waarmede hij rondtufte in de grach ten. Maar de motor weigerde nogal eens en dan werd er vanaf de kant geroepen: „Je kunt beter naar de Plantageschouwburg gaan, daar lopen De Jantjes veel Later heeft Herman Het Groot Volkstoneel gesticht en daar voorgoed de onechte stadhuistaal uit zijn toneel verbannen. Wat hij wilde waren stukken, waarin de mensen gewoon praten, niet alleen maar sneeuwwitte onschuld of pikzwarte boosheid. Moet je nagaan, als gast stond ik in die tijd nog op andere planken geducht en gedragen De Nederlandsche Maagd te declameren, ook al stonden mijn collega's mij to*« vanaohter het gordijn aan het laohen te maken. Det gebeurde toen ook al, wanneer de amechtige toneelcul tuur van die dagen over de planken ging, bijv. over afscheid nemende zoons die nooit hadden willen del gen en over beschonken vaders met gouden harten, nw geheel overgoten met tranen en een brok sentiment ora je tanden op te breken. Daar heeft Herman nooit van willen weten. Hij wilde het eerlijke leven op het toneel en liep daar zo vaak van te dromen, dat wfl elkaar vaak misliepen. Dromerig AIS hij in de ene zaal speelde en ik in de andere, dan spraken wij af elkaar te zullen ophalen. Herman wm een beetje dromerig en daarom stippelden wij de route altijd precies uit. Maar je kon het zo nauwkeurig niet doen, of Herman nam toch per abuis de ander* weg of stapte in de verkeerde tram. We hebben vijf kinderen gekregen, waarvan er twe* nog in leven zijn. Een zoon, die in het verzet zat, moe* verraden zijn en werd op een avond door de Duitsers weggehaald. Wij hebben hem nooit meer terug gezien. Dat heb ik eigenlijk nooit meer goed kunnen verwer ken. Ik heb het ook verschrikkelijk gevonden, toen ik mijn man jaren geleden naar het ziekenhuis heb moeten brengen en hij zo ziek was, dat zij hem dne** opnamen en ik alleen naar huis moest. Maar goed, luj was toen al 78 en wij hadden een mooi leven achter de rug, maar van zo'n jonge jongen. Ik heb altijd een huishoudster gehad. Daardoor was het mogelijk toneel te spelen. Ik heb alle soorten vrouwelijke rollen gespeeld en ze vragen mij wel eens waaraan ik de beste herinneringen heb. Maar heus, ik weet het niet. Het waren zo verschrikkelijk veel rollen, die lk alle maal met plezier heb gedaan. En daartussendoor heb ik nog hoofdrollen gespeeld in de films De Jantjes, Suikerfreule en Circus Hollandais. Het is echt te veel om op te noemen. Ik heb ook nooit recensies verzameld of aantekeningen gemaakt. Daar had ik geen tijd voor, want als lk niet toneel speelde of reisde, had lk het gezin nog. Maar nu ik hier zit tien jaar geleden speelde ik mijn laatste rol hier In het Amsterdamse Gerhardbe- j aardenhuis, dan schieten mij telkens de rollen t* binnen, die ik alzo gespeeld heb. Dan doorleef ik ao'n rol weer tot-ie verdwijnt. Dan komt er weer een andere voor terug. De hoofdrol in Nachtasyl Courage und ihre Kinder, waarin ik naast Ank v. d. Moer heb gestaan. In het beroemde Brechts Theater- buch word ik genoemd als een van de beste vertolk sters van de Murtter Couragerol. Zilveren jubileum Duidélijk voor de geest staat ook nog het stuk. waarin ik speelde bij mijn zilveren toneeljubileum. Het Kind van de Buurvrouw heette het en ik kreeg er een mooie brief over van Mien Duymaer van Twist, die, o.a. schreef: „Ik dank u voor dien schoonen avond". Bij deze huldiging werd mijn diepe eenvoudige mense lijkheid genoemd en mijn warmkloppend hart voor hei volkstoneel, dat ik evenals Herman trouw bleef. De laatste tien jaar van zijn leven zijn Herman en Ik vast verbonden geweest aan de toneelgroep Puck. Hermans laatste grote rol daarin was in de Hamlet van Stepney Green. Ik weet al niet eens meer precies wat mijn laatste rol is geweest. Ik heb in geen tien jaar meer op de planken gestaan en alle* begint nu zo'n beetje door elkaar te lopen. Naast mijn eigen toneelwerk had ik ook nog het volkstoneel van Her man, die voor al zijn werk nooit een cent mbsidle gevangen heeft. Hij heeft zijn eigen toneel gemaakt. Hij was acteur, directeur, decorateur, regisseur. Voor hem vond ik het fijn, dat hij de laatste tien jaar van zijn leven vastigheid heeft gehad bij Puck. We hebben allebei een mensenleeftijd op de planken gestaan. Ik heb hier in het tehuis nog eens een voordracht gegeven, maar het toneeltje hier is zo klem, dat lk me er niet op bewegen kon, en laatst heb ik nog op de tv gestaan in het stuk Ritueel van de VPRO, met al die dames op de retirade. Ik had daar een stille rol in. Ik heb me daar zelf geschminkt. Ik heb heel mijn leven niet anders gedaan en ik heb een tasje van thuis meegenomen, omdat ik van zo'n juffrouw in Bussum zo'n heel modern ding kreeg om mee op te treden. Dat kon echt niet. Als je voor publiek speelt, moet alle* tot in de puntjes verzorgd zijn. Ik heb nooit anders gedaan. Krant en televisie Ik kom nu niet meer bij het toneel. Ik lee6 wel de hele krant dagelijks en kijk veel tv. Maar de deur mag ik niet uit. Ik heb twee gebroken heupen gehad en mag in elk geval niet de rijweg oversteken, terwijl aan de overkant toch de mooie omgeving van de Sloterpla* voor een wandeling open ligt. Ik ben mijn hele leven lang niet ziek geweest, maar mijn benen houden me binnen. En dat is dan de vrouw, over wie Herman schreef, als hij in een dreigbrief zijn recht zocht. „Als ik niet kom, dan komt mijn vrouw. En dan ia u nog niet gelukkig. Dat verzeker ik u". TON OL1EMULLBR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 11