w indsor Look Vijftig jaar geleden kwam er 'n eind aan de schoolstrijd Stijl en stof herinneren aan de jaren '30 Tailleur smoest beter dan hij schrijft ER KOMT EEN NIEUWE SCHOOLSTRIJD OENSDAG 7 OKTOBER 1970 loENSI MAAKT VAN DE HEER EEN ANDER MENS toger Moore alias ..The Saint" al op 10 oktober a.s. in het Paviljoen 'ondelpark, Amsterdam, assisteren bij |e introductie van de Windsor Look, !e nieuwe herenmodelijn. En dat niet illeen omdat hij een voorbeeld is van ielgekleed-zijn (hoe zit zijn pak na •n vechtpartij.'), maar omdat hij be- ■okken is bij de Engelse wollenstoffen- ndustrie en herenmode. Twaalf lmsterdamse herenmodezaken zullen 9-24 oktober de aandacht vestigen tp Britse stijl en kwaliteit in samen- oerkimg met de Brittish Menswear luild (organisatie van firma's die waliteitskleding vervaardigen), de National Wool Export Corporation, en iteun van de Board of Trade en de Britse ambassade in Den laag. Ter zelf dertijd zal ook in andere teden van ons land de Britse heren- Ie in de schijnwerpers staan. „goedgeklede Engelsman" was ja- geleden een legendarische figuur, eggen de Britten zelf. Het was wel verdiend compliment maar het loeide alleen op de smaak van een xclusieve minderheid, die zich liet deden door de beste kleermakers in .ondens West End. Vandaag bestaat goedgeklede Engelsman wèl, maar veel bredere zin. Want de mannen rit de huidige Britse samenleving lragen uitstekende kleren, of dat nu >etekent chic, dan wel degelijk van cwaliteit. Velen van hen hebben bo- rendien drie verschillende levens die andere uitrusting vragen: een van hun tijd hoort aan het werk. ander deel aan sport en een derde aan gemakkelijk vrij zijn. Zo inderscheidt althans het Guild zijn danten en elke respectabele heren- nodezaak zal het daarmee eens Bureaucraat De Engelse bankdirecteur is een goed 'oorbeeld van wat men op kantoor draagt. Dat is allang niet meer het ïniform van weleer: jacket met ge streepte broek. Hij is thans niet slor- Bankdirecteur in blazerpak met overjas onder-de-knie omzet van de fabriek is te zien hoe het paardrijden toeneemt. Televisie- uitzendingen van springconcours stimu leren de belangstelling en de welvaart geeft kansen de overvolle woongebie den te paard te ontvluchten. Aange zien sportjasjes zijn voortgekomen uit rijkleding. is het geen wonder dat de mooie uitlopende ruiterjas met diep split ook door de niet-rijder gedragen wordt. Maar momenteel is de tijd daar, dat gebreid goed van de niet- rijder wordt gedragen te paard! Het is moeilijk jagers, golfers, skiërs, vissers beter uit te rusten voor hun sport dan in Engeland wordt gedaan met pas sende materialen, kleuren en veel die pe opgestikte zakken. dig en zeker niet armoedig gekleed, maar draagt een goed kostuum met moderne accenten. Wat passend is voor hém, behoren zijn jonge klanten en employés ook te dragen: 'n enquête, gehouden onder Engelse topfunc tionarissen, wees uit dat ruim 98 pro cent van hen zeer beïnvloed werd door de kleding van een sollicitant of van iemand die naar promotie dingt. Britse ontwerpers besteden dan ook nog steeds veel aandacht aan het for meel tenue van de welgeklede man. Voor hem werd verleden jaar de Windsor Look gecreëerd, een hernieu wing van de stijl 1930 die zich blijft ontwikkelen: thans een correct, na tuurlijk silhouet, met één of twee rij en knopen, brede revers, licht getail leerd en voorzien van één of twee diepe splitten. Pantalons worden wij der, omslagen beginnen terug te ko men. Ook de stoffen herinneren aan de jaren '30: visgraat, gedistingeerde ruitjes en krijtstrepen worden aange vuld met jacquards en kleine geome trische dessins. Shirts'mogen gekleurd en gedessineerd zijn, maar moeten harmoniëren met het kostuum. Men verwacht gedistingeerder dassen met de grote Windsorknoop gestrikt, en zelfs is er kans dat blazerpakken de bankdirecteur op kantoor zullen om hullen. Zijn overjas wordt onder-de- knie tot midi. Prince Charming Nieuwe Windsor Look: tweerijig streeppak met hoekige schouders, licht getailleerd, brede revers (waarbij een bredere hoedrand hoort) en laag uitgesneden vest. Vrije tijd De Windsor Look is een hernieuwing van de stijl die de vorige prins van Wales, nu hertog van Windsor, des tijds lanceerde toen hij nog een mo dieuze jongeman was en Prince Char ming werd genoemd. De introductie van deze lijn houdt in dat we langere jasjes zullen zien en ook tangopanta lons. Een militair accent komt in de winterjas tot uiting, herinnerènd aan de Engelse „Warm Coat" uit die peri ode en men voorspelt een en ander over bont omdat de hertog van Wind sor al in de twintiger jaren dol was op bontkragen van Perzisch lam. Zelf geeft de hertog van Windsor de eer van die vroegere mode aan zijn groot vader. Deze Edward VII was ook de man die de vouw in de pantalon introduceerde. Maar de kleinzoon wijst de ..aantijging" af dat hijzelf de wijde broekspijpen (50 cm) in de mode bracht. Dat was het werk van Ox- fordstudenten. Wel maakte hij het dragen van de smoking populair, en liet hem twee- in plaats van eenrijig maken. Vandaag is de smoking in de Windsor Look te vinden, gemoderni seerd met verfijnde details. De dikke dasknoop werd evenmin door hem uitgevonden, het was een voorschrift uit het Amerikaanse leger. Wel be dacht de prins een stevige voering zodat de knoop een zichtbaar succes werd. (Voor de Windsörheer ver wacht men meer rustiger dassen met strepen en nopjes!). Aangezien heren ;el weinig veterschoenen dra- randerlijker is dan een de schoenontwerpers een mode in veterschoenen van het type dat de hertog draagt. De snelst uitbreidende sector in de herenmode is die van de vrijetijdskle- ding. Men heeft berekend dat het gebruik over vijftien jaar verdubbeld zal zijn. Cashmere sweaters en Schot se tweedjasjes staan nog bovenaan de lijst. (Voor de sweater is het haar van zes Cashmeregeiten nodig!). Maar de uitbreiding houdt ook een grotere reeks materialen in. Hoogst modieus is gebreide wol, met een zekere coupe in elkaar gezet. De vesten worden lan ger. er hoort een riem op of er is een ceintuur ingebreid. Deze kleding moet dienen om te relaxen na het werk en 's avonds. Maar aangezien ieder dat op eigen manier doet, zijn er verschillen de soorten kledij voor nodig. Zelfs een hoed kan bij de vrije tijd behoren, ook dassen, sjaals (de lange college das heeft navolging in alle kleuren) en schoenen. Engeland heeft nog schoenmakers die verrukkelijk zitten de schoenen met de hand maken. En kleermakers die met de hand 10.000 steken uitvoeren en 32 maal het strijk ijzer hanteren om een pak te maken dat je niet voelt. Tweedjasjes ge schikt voor stad en land, worden afge- wisse d door safaristijl in alle con treien gedragen door zeer modieuze mannen. De vlotte coats voor weer en wind zijn vrij kort in gabardine, cor duroy, poplin, tweed en twill. Dat in deze sector de jonge man zich voor vrije- en niet-vrijetijd kan kleden naar eigen smaak, is duidelijk. Door- kijkshirts, en avondhemden met ru ches zijn er zo goed als schapevacht- jassen en jackets in alle soorten. Strandkleding en gemakkelijke negli gés („Lunajama" uit één stuk) maken van de heer in Windsor Look wel een ander mens! Maar al is Engeland van ouds het land van de well-dressed gentleman het is ook de bakermat van wilde jeugdmode. Twee uitersten die voor deze tijd de balans aardig in evenwicht houden. 4' f"458 Sport In sportkleding is Engeland onover troffen en befaamd in alle windstre ken. Zo is Phillips and Piper zelfs de grootste leverancier van rijkleding ter wereld: 70 procent van hun rijbroeken zijn voor export bestemd. De firma meent dan ook de grootste gebruiker van „cavalry twill" te zijn. Aan de Stijlvol geruit sportjasje voor de man in actie: drie knopen, twee opgestikte zakken met te knopen kleppen, twee borstzakken, één „stropers"-zak; zeer hoog rugsplit en twee plooien vanaf de schouders tot aan het middel. „POT VOOR MENEER (MEVROUW)" Gistermiddag heeft Toon Hermans met de kwinkslagen en strijkages, die daar zo bijhoren, een boek van Max Tailleur ten doop gehouden, dat werd ge ïllustreerd door Eppo Doeve en uitgegeven door H. J. W. Becbts uitgevers maatschappij N.V. Het werkje heet „Pot voor meneer (mevrouw)", een titel, die duidelijk wordt, als m enhet voorwoord leest. Citaat: „Het formaat van dit boek is abnormaal. Je kunt het niet rechtop in de boekenkast zetten. Daar is het te hoog voor. Dwars kun je het niet zetten, want dan steekt het uit en loop je er met je snufferd tegenaan. Je vrienden kunnen het niet stiekem meepikken, want in hun binnenzak gaat het niet. Waar is het dan wel voor bestemd? Om het op te hangen in een klein kamertje, waar ieder mens pas zichzelf wordt, waar men gezichten durft te trekken, te kreunen, te zuchten en te lachen". Ij artiest voor de intieme Bühne. In loon Hermans *Ün boek maakt hij deze eigen schappen niet waar. Een serie mop- introduceert pen verteIlen en is kennelijk iets ad ders dan een boek met moppen Itnolf van May schrijven. Zijn opdracht eindigt hij UUCI\ "uil IVlaA met de woorden: „Lees dit boek en je schatert het uit". Dat leek ons, op b adzijde 11 de laatste aange komen, een overdrijving van for maat. Hoewel daar weer een aardige stond, namelijk: Bram: „dokter, af en toe vergeet ik alles. Wat raadt u me aan te doen?" Dokter: betaal me vooruit". Maar zelfs die zou mateloos aan kracht winnen, wanneer je hem hoorde uit het gekke bekkie van de ouwe Max van vroeger zelf. Over de illustraties van Eppo Doe ve kunnen we kort zijn. Ze dragen niets bij tot de toch al haperende humor van het boek. Als je ze los zag van de tekst, zouden ze even goed de illustraties kunnen zijn van „ik leer lezen". Kortom: een werkje, dat zijn pretenties niet waar maakt de doopplechtigheid door Toon Hermans ten spijt. de beste, die we v< hoord hebben. Er si goeie in zoals deze: onverwachts thuis Tailleur ge- ,Bram kwam vond zijn vrouw in bed met een vreemde man. Wat doe je daar, schreeuwde Bram. Waarop Saar tot de man in bed zei: „Heb ik je niet gezegd, dat-ie ach terlijk is?" Maar we zijn ook op een paar verschrikkelijk flauwe gestuit. Ten bewijze: „In Tel Aviv hebben ze een nieuwe coetail uitgevonden. Een scheutje Russische wodka vermengd met tomatensap uit Amerika., daar bij twee druppeltjes olie uit Saoedi- Arabië, dan krijg je een heerlijke bloody nasser". En pal daaronder deze: „Hij was een hippie en kwam bij de psychiater voor consult. Wat is je probleem, vroeg deze. U moet me helpen, smeekte de hip. De laat ste tijd heb ik een abnormaal ver langen om een bad te nemen". Er zijn enkele gave pointes bij, zoals „weet u, hoe men een joods kind noemt, dat njet is besneden? een meisje". Maar ook veel zouteloos, zoals Bram. „Moos, weet je dat een olifant nooit iets vergeet? Moos: oi, wat mot ie dan onthouwe?" Ver schillende moppen zijn langdradig en missen aan het eind de verras sing van een frappe. Tailleur vroe ger op zijn praatstoel in de doofpot was virtuoos. Als hij er al eens naastkleunde, ving hij dat meester lijk op. Hij was een uitgesproken en onzer verslaggevers) Vandaag is het precies 50 jaar gele den dat de Eerste Kamer zonder loofdelij-ke stemming de lager-on- lerwijswet 1920 aannam. In dit le venswerk van de eerste minister van Onderwijs. Kunsten en Wctcnschap- i, dr. J. Th. de Visser, werd de vrijheid van onderwijs zoals die in 917 in de grondwet was gekomen verwezenlijkt. Daarmee was een de- initief einde gekomen aan de choolstrijd die de gemoederen in ïederland zo'n zeventig jaar lang leeft beroerd. Het is nauwelijks voor te stellen dat het bijzon- Ier onderwijs in dit land zoveel Tnoeite heeft moeten doen om volle dig aanvaard te worden. Nu immers bijzonder onderwijs regel, open- ir onderwijs uitzondering, want meer dan zeventig procent van alle cholen zijn bijzondere scholen. 1801 kwam dank zij de Leidse loogleraar J. H. van der Palm, toen .agent van nationale opvoeding" de verste schoolwet tot stand. De rege- ing ging voornamelijk over de Jpenbare of gemeentelijke scholen, r er stond ook een bepaling in bijzondere scholen: iedere bur- mocht na goedkeuring van het letneentebestuur 'n bijzondere school •prichten. Onderwijswetten waren toen nog snel- verouderd dan nu, want in 1803 kwam er al een nieuwe wet en 1806 weer een andere. Die wet i 1806 hield stand tot 1857 en Jepaalde dat er openbare scholen aren, die geheel of gedeeltelijk uit de openbare kassen werden bekos tigd, en bijzondere scholen waarvoor toestemming van de overheid nodig De taak van het openbaar onderwijs werd toen kennelijk zo goed om schreven dat we er tot in onze dagen genoegen mee genomen heb ben: Het onderwijs moest zó worden ingericht, dat het onder „het aanle ren van gepaste en nuttige kundig heden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkelt en zij zei ven opgeleid worden tot alle maat schappelijke en christelijke deug- De openbare school was een „ge mengde school": zij moest voor kin deren van elke godsdienstige rich ting toegankelijk zijn. Die gemengde school werd meer en meer ene mo nopolie van de overheid. In de grondwet van die dagen was de vrij heid van onderwijs niet met zoveel woorden erkend en het oprichten van bijzondere scholen werd op die grond door de provinciale of plaatse lijke besturen herhaaldelijk gewei- In 1840 kwam Groen van Prinsterer in de Kamer en daarmee begon de strijd eerst goed. In 1848 kwam de staatscommissie-Thorbecke, die de grondwet moest gaan herzien, -met de formulering: „Het geven van on derwijs is vrij". En daarmee lag de knuppel in het hoenderhok. Groen van Prinsterer en zijn mede standers bleven pleiten voor een wettelijke regeling, die aan de woorden en bedoelingen van de nieuwe grondwet recht zouden doen. Minister Van Reenen probeerde het tweemaal, maar zonder succes. In 1865 regende het weer rekesten te gen zijn poging en men telde zo'n 13.000 handtekeningen. Groen deed in een van de vele blaadjes die hij in die tijd liet ver schijnen een beroep op de koning. En niet tevergeefs, de koning ver klaarde zijn sanctie niet aan een wet te kunnen geven, waartegen zo veel van zijn burgers zulke ernstige bezwaren hadden. En dat betekende het einde van het kabinet nog voor dat de schoolwet was afgehandeld. Minister Van Rappard slaagde er vervolgens in wel een wet aangeno men te krijgen mede dank zij de steun van een deel der katholieken maar de wet was voor de voor standers van bijzonder onderwijs on verteerbaar. Het grote punt was dat de mogelijk heid van subsidiëring van bijzondere scholen uit 's rijks kas niet in de wet kwam. Wel stond er in dat gemeen ten en provincies subsidie konden geven, maar dan moesten de scholen toegankelijk zijn voor alle kinderen De volgende jaren werd ook al door het verdwijnen van Groen, de schoolstrijd hoofdzakelijk buiten het parlement gevoerd. Eerst omstreeks 1870 komt er verandering ook .al door een mandement van de bis schoppen waarin de gelovigen dc zaak van het christelijk onderwijs op het hart gebonden wordt. Niettemin kwam in 1878 het minis- terie-Kappeyne met 'n ontwerp voor een nieuwe lager-onderwijswet dal het ondersteunen van bijzondere scholen uit de publieke kas als niet geoorloofd beschouwde. De reacties waren uitermate hevig, maar de wet werd aangenomen. Direct daarop kwam er een geweldi ge actie op gang. Onder een petitie aan de koning om zijn handtekenig niet te plaatsen onder de wet kwa men in vijf dagen 300.000 handteke ningen. Meer dan 160.000 katholieke gezinshoofden zonden een rekest. Toch kreeg de wet de koninklijke De vrienden van het bijzonder on derwijs gingen nu om herziening van de grondwet vragen. De grond wet van 1848 garandeerde immers wel de formele vrijheid van onder wijs, maar over bekostiging uit de openbare kas werd niet gesproken. Er kwam 'n nieuwe grondwet, maar het onderwijsartikel werd niet ver anderd Ir^.1889 werd er prompt een begin gemaakt met de subsidiëring van bijzondere scholen. De wet werd meermalen herzien onder meer ook in verband met de leerplichtwet die in 1900 tot stand kwam en bracht steeds weer verbeteringen voor het bijzonder onderwijs. Maar de voorstanders van dat onderwijs streefden naar volledige gelijkstel ling met het openbaar onderwijs. Maar toen dat in het kabinet- Heemskerk inderdaad werd voorge steld en men zelfs stelde dat bijzon der onderwijs voortaan regel en openbaar onderwijs aanvullend zou zijn sneuvelde het kabinet, omdat de verkiezingen van 1913 een ernstige nederlaag voor rechts brachten. In de grondwet van 1917 kwam die finan ciële gelijkstelling er evenwel toch en daarmee was de schoolstrijd in feite beslist. De lager-onderwijswet van 1920 (die nog altijd van kracht is) zorgde voor de realisering in de praktijk. De uitbouw van het bijzon der onderwijs kon beginnen. Zeecruise: Saar: „Moos, kom kijken, een andere boot". Moos: „Roep me als je een autobus ziet". ONDERWIJSSOCIOLOOG V. KEMENADE: NIJMEGEN Er schoolstrijd. Dat is al thans de mening van de Nijmegse onderwijssoci oloog dr. J. A. v. Keme- nade. Geen schoolstrijd meer langs levensbe schouwelijke criteria „want dat zijn niet meer de criteria die on derscheidend zijn in on ze bevolking" maai een schoolstrijd langs andere ideologische cri teria Een schoolstrijd tussen groepen die nu nog niet duidelijk afge tekend zijn, maar waar van de uitersten zich wellicht manifesteren in kringen rond VPRO Nieuw Links en TROS—De Telegraaf. Van kemenade is in 1968 gepromoveerd op een proefschrift over „De katholieken en hun on derwijs". Uit zijn studie bleek dat van de fer vente voorstanders vooi eigen katholiek onder wijs in onze tijd niet zo blijft. Veel ouders kie zen voor de katholieke school uit gebrek aan een goed alternatief. In 1966 zeiden slechts 19 procent van de katholie ke ouders bezwaar te maken tegen een oecu menische school en 44 procent gaf er toen al de voorkeur aan boven de katholieke school. Mr. Schelfhout, direc teur van het Centraal Bureau voor het Katho liek Onderwijs (en sena tor voor de KVP) heeft er geen geheim van ge maakt persoonlijk voor stander te zijn van een samenwerkingsschool al thans voor het voortge zet onderwijs. Jaren ge leden hebben de bis schoppen aan het Ka tholiek Onderwijzers- verbond gevraagd het eigene van een katholie ke school onder woorden te brengen, maar dat is er nooit van gekomen In de huidige discussies wordt meestal gesteld dat een katholieke school op de eerste plaats een goede school dient te zijn. Bij de discussies die momenteel overal in 't land worden gehouden op initiatief van het centraal bureau wordt ook niet meer gesproken over het eigen karakter van het katholiek on derwijs. Enerzijds niet omdat het katholiek on derwijs er nu eenmaal is en anderzijds omdat men eigenlijk niet meer geïsoleerd over de katho lieke school kan gaan Die twee tendenties werken gelijktijdig: enerzijds minder strak vasthouden aan de eigen katholieke school en an derzijds meer waarde hechten aan de metho diek van de school. Gaat 't puur om cultuur-over dracht of is de voorbe reiding op het leven veel wezenlijker? Wat deze laatste keus betreft botsen de meningen wel degelijk en steeds har der. Vandaar ook die profetie over een nieu we schoolstrijd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 9