DIEREN
ARTS
BONT
BLIJFT OMSTREDEN
KLEDINGSTUK
niet
altijd dankbaar beroep
Dag
en nacht
in
de weer
Met
50 jaar
afgeschreven
voor
zijn praktijk
DEN HAAG Wie Dokter Vlimmen
leest krijgt een aardig beeld van de vee
arts. De hedendaagse veearts is evenwel
geen veearts meer. Hij vindt zichzelf
dierenarts. Een veel omvattend begrip,
omdat de kleine huisdieren daarbij
horen. De romantiek in de boeken over
Vlimmen bestaat volgens mensen in de
praktijk nog wel, maar in geringere
mate. Er is weinig ruimte meer voor.
Ook de praktijk van de dierenarts
onderging een verzakelijking. Boeren
schaften meer vee aan. Dat vee steeg en
stijgt nog steeds in waarde, zodat de
bewaking van de gezondheid een zwaar
der economisch accent kreeg. *"n boven
dien: de kleine huisdieren, zoals hooiden
en katten veroverden een grotere plaats
in de dierenartspraktijk.
Wat blijft er dan over van het beeld,
dat de buitenstaander zich over de
..beestendokter" heeft opgebouwd?
VeeL Hij moet zijn „wetenschap" over
dat beroep vooral niet overboord zet
ten. In het notitieboekje van de dieren
arts komen echt nog 'wel opmerkingen
voor als: weduwe A heeft een uier
ontsteking; boer B een dikke poot.
Deze zinsneden dienen nog steeds het
gemak. Daarnaast maken eigenaars van
dieren in hun onwetendheid nog vol
doende opmerkingen, waarmee het
dierenartsengezin zich kostelijk amu
seert. Ze fungeren als uitlaatklep.
Want: de dierenarts werkt van
's morgens vroeg tot diep in de nacht.
Zijn vrouw heeft naast het huishouden
de taak om volledig de schaduw van
haar man te zijn.
avond of dag en tijdens de vakanties
als normale ouders.
Een gezinsleven zoals de meesten van
ons dat kermen, kan het gezin van de
dierenarts er niet op nahouden.
vakliteratuur i
We zullen eerst dat verband eens
verwijderen.
140 dierenartsen af. Bij de faculteit
staan 1200 studenten ingeschreven
Jaarlijks studeren zo'n 140 studenten
af. Dit aantal loopt in de komende
jaren op tot ongeveer 200 per jaar.
En de meesten komen naar Utrecht
met de idee om later zelf een prak
tijk te beginnen. „Dat lukt niet", zegt
men bij de faculteit. „De markt is in
ons land verzadigd. Nieuwe generaties
dierenartsen krijgen amper de kans
zich een eigen praktijk te verwerven.
Tenzij men toevallig een praktijk kan
overnemen. Tenzij men in staat is
tegelijkertijd een financiële berg te
verzetten".
Toch wordt bij de faculteit voor
diergeneeskunde geen studentenstop
afgekondigd. De faciliteiten om hieraan
te studeren zijn juist verruimd, omdat
de wetenschap aldus redeneert: „Wij
hebben niets te maken met overschotten,
iledere student heeft zelf de
verantwoordelijkheid voor zijn keuze.
Hij dient de gevolgen daarvan zelf te
overzien".
De aankomende „veebonken" zien de
consequenties. Zij zetten het ideaal van
een eigen praktijk tijdens hun studie
vlot van zich af. Zij willen op de eerste
plaats hun doel bereiken, desnoods In
overheidsdienst.
Toch blijkt een baan in overheidsdienst
minder onprettig dan het lijkt. De
overheid garandeert een vast salaris,
dat tussen de 2000 en 2700 gulden per
maand ligt. De overheid laat de arts
na vijf uur 's middags vrij om te doen
wat hij wil. De dierenarts in overheids
dienst hoeft maar vijf dagen per week
te werken.
En nu de eigen praktijk: werkdagen
van vijftien uur of langer zijn regel.
Bij weekendregelingen heeft de arts
om de twee, drie, vier weken een
weekend vrij. Tijdens de zomer
maanden kan hij bij de gratie van
het moment een middag vrijnemen.
Dat is dan alle vrijheid van het
vrije beroep, dat door insiders als een
fossiel begrip wordt uitgelegd.
„Maar", zegt de boer, die regelmatig
een rekening van de dierenarts op.tafel
krijgt, „hij verdient er toch naar". Dat
valt tegen. De arts met een „vrij
rustige" praktijk verdient per jaar
ongeveer 100.000 gulden. Na aftrek
van onkosten, vaste lasten, ver
zekeringen, oudedagsvoorzieningen en
dergelijke houdt hij een verteerbaar
inkomen over van ongeveer 25.000 tot
30.000 gulden. Nog altijd een bedrag om
voor te tekenen, maar de „verdiensten"
van zijn vrouw zijn daarbij inbegrepen.
Trek die eraf, laat ons zeggen twintig
tot vijfentwintig procent, en verdeel de
rest over het aantal gewerkte uren.
Dan blijft er een schijntje over.
Zo verdient een arts in Friesland meer
per jaar dan zijn collega in de Gelderse
Vallei, die op zijn beurt jaarlijks meer
omzet dan zijn met minder dieren
Het is maar goed dat ze mij
muilkorf hebben voorgedaan, anders
zou ik ze eens wat hebben laten
voelenv
Weg slaap
Praktijkdag
De boog staat altijd gespannen. Bij
wijze van schets volgt nu een werkdag.
Rond half acht in de morgen stromen
de eerste ziektemeldingen per telefoon
binnen. Tegen 9 uur kruipt de arts
achter het stuur van zijn auto om de
eerste helft van de visites af te leg
gen. Zijn vrouw kent de route bij be
nadering, omdat zij haar man voor
spoedgevallen moet kunnen bereiken.
Komt er geen spoedmelding dan is de
arts tegen het middagmaal thuis. Daar
na rijdt hij de andere helft van de
patiënten af. 's Avonds volgt dan nog
het spreekuur voor kleine huisdieren.
Is hij tegen negen uur klaar dan schiet
er maar nauwelijks tijd over voor een
kopje koffie met vrouw en kinderen,
omdat de administratie moet worden
bijgewerkt. Bij wijze van dagsluiting
leest hij tot of tot ver na het midder-
In vogelvlucht is de dagtaak zo wel
uiteengezet. Met dien verstande, dat
het werk met twee vermenigvuldigd
moet worden. De vronw van de arts
heeft namelijk de hele dag door klusjes
in de praktijk opgeknapt: zij legt mel
dingen op volgorde van belangrijkheid,
stelt zich voortdurend op de hoogte
van de patiënten, helpt in apotheek,
bij administratie, bij operaties, bij het
opruimen van de praktijkruimte.
Geschetste praktijkdag verliep rustig.
Er waren geen spoedgevallen die de
werkdag extra-lang rekten. Stel: de
arts stapt om twaalf uur in bed. De
kans, dat hij er om vijf uur in de mor
gen weer uit moet, is groot. Rond dat
tijdstip staan namelijk de boeren op.
Zij ontdekken dan bijvoorbeeld een
zieke koe en bellen de dierenarts. Hij
komt. Weg slaap en zoete dromen over
uitslapen. Vanaf het rinkelen van de
telefoon tot het dichtklappen van het
vakblad komt de arts niet meer in
bed.
Met „pezen" vult hij zijn dag. Met
„pezen" werkt hij de innerlijke span
ning tot grote hoogte op. Bestaat er
veel belangstelling voor zo'n vak? Bij
de Maatschappij voor Diergeneeskunde
lepelt men op: Nederland telde per
1 januari 1969 1724 dierenartsen; 666
hebben een eigen praktijk; 98 koppe
len praktijk aan bijbaan bij de vlees
keuringsdienst. Dan volgen de ambte
naren: 191 werken bij de vleeskeu
ringsdienst; 115 bij het hoger onder
wijs; 57 bij volksgezondheid; 2 bij de
militaire veterinaire dienst; 59 in dienst
van particulieren; 9 dierenartsen ko
zen na hun artsexamen toch in een
ander beroep. Zij werden na nogmaals
een x-aantal studiejaren dominee, ju
rist. 410 artsen gingen met pensioen
of zijn in het buitenland werkzaam.
Cijfers
Bij de faculteit voor diergeneeskun
de in Utrecht (de enige) legt men nog
meer cijfers over: In 1969 studeerden
In de wachtkamer van de dierenarts. Het kan er soms bijzonder luidruchtig aan toe gaan.
Status
Niettemin blijft de status van de dieren
arts in alle provincies (relatief) gelijk.
Zelf plaatst hij zich op het nivea
een huisarts, een notaris. Hierbij moei
hij uiteraard afgaan op het beeld, dat
de buitenwereld van hem maakt. In
het dorp zijn die notabelen nog steeds
de betere burgers. In de stad niet
Voor de stedeling vervult de dierenarts
een functie en daarmee basta. Hjj wordt
er immers voor betaald. De band met
het dorp daarentegen gaat wat verder;
is gebaseerd op gemoedelijkheid en
vertrouwen.
Dat laatste is voor de dierenarts in het
dorp een bijzonder prettige bijkomstig
heid. Hij maakt zich drukker ove
fysiek moeilijk vol te houden bestaan.
Als jonge vent kon het hem niet
schelen, dat op elk moment vj
dag een beroep op hem werd gedaan.
Maar zo'n enerverend leven laat zich
niet lang leiden. Iedere dierenarts
houdt er dan ook rekening mee, dat hij
voor zijn praktijk is „afgeschreven"
zodra hij het vijftigste levensjaar
nadert.
Wat dan? de meesten zeggen tegen die
tijd hun praktijk vaarwel voor een
functie bij overheid of semi-óverheid
De vleeskeuringsdienst blijkt het meest
gewild. Nu dierenartsen evenwel met
drommen afstuderen, raken de baantje;!
bij de overheid ook dun gezaaid. Da]
verontrust de garde op middelbar»
leeftijd. Waar wordt nog een uitwijk
mogelijkheid gevonden?
De dierenarts is er niet ondersteboven|
van, dat hij voor zijn zwoegen i
vrije beroep gemiddeld minder verdient
dan een huisarts, een tandarts,
jurist. Hij wil vanaf zijn vijftigste jaar
tot de pensioengerechtigde leeftijd
rustiger baan. Het schrikt hem af
tot het eind te moeten doordraven.
Veerkracht
Zijn gezondheid is daarmee niet ge
diend. En de veehouder ook niet. D<
veehouder verwacht van zijn koeien-
dokter onmiddellijk reactie, zodra eer
van zijn dieren ziek is. Hij redeneer
een kalf kost vandaag de dag veel geld
Een koe, een paard, een varken idem
De arts dient op de hoogte te zijn
de laatste ontwikkelingen op zijn
bied. Hij behoort ook over voldoende
veerkracht te beschikken om die kenni;
in de praktijk te brengen.
Wat de faculteit voor diergeneeskunde
zich niet aantrekt, gaat de praktiz»
rende dierenarts wel aan. Hij ziet m
lede ogen student na student dierenarts
worden.
Bij de Maatschappij voor Diergenees
kunde drukt men het zo uit: „Wal
moeten we straks met de dierenarts
doen?" Daar stelt men nu een onder
zoek naar in. De meningen zijn evenwel
op voorhand pessimistisch van toon.
Nogmaals: de romantiek rond de die
renarts bestaat nog altijd. Nu is wc!
duidelijk geworden, dat de romantiek
voor hem zelf zich niet meer tot de
laatste praktijkdag uitstrekt. Dat
vaart de lezer wel in het laatste boek
van de Vlimmentrilogie. Maar Vlimmen
waj typisch iemand van een nu uitge
storven generatie.
j. van der ve>
DEN HAAG De mens gebruikt al jaren het
bont als kleding. Het zijn zelfs eeuwen, want
de bijbel vertelt ons al dat Adam en Eva
„rokken van vellen" droegen. De geschie
denisboekjes van de jaren twintig leerden
de ouderen onder ons, dat de Batavieren in
beestevellen rondliepen en als pikante bij
zonderheid erbij vermeld hun vrouwen
verdobbelden. De waarheid ligt ook hier in
het midden. Feit is echter wel, dat onze verre
voorouders al bont in hun kleding verwerk
ten, maar dan als versiering.
In de middeleeuwen ontstond een levendige handel
in bont uit Scandinavië en Rusland. Handelssteden
werden er groot door. Later nam de handel af en
pas in onze eeuw ging hij opnieuw opbloeien
Rusland is thans weer een belangrijke producent
van bont, maar weet nu Canada en Amerika als
zijn naaste concurrenten.
Over het bontprodukt is groot rumoer ontstaan,
toen bleek op welke wijze bepaalde diersoorten
werden afgeslacht. Bij de jacht op bont is cr een
aantal groepen met sterk uiteenlopende belangen.
In de eerste plaats de echte jagers, die het alleen
om een mooie soort bont te doen is Zij
bekommeren zich er niet om of de diersoort al dan
niet met uitsterven bedreigd wordt. Dan is er de
groep, die er fel tegen is, dat dieren op een wrede
wijze worden afgemaakt. Zij strijden ervoor, dat
niet onnodig gedood wordt. Het zijn de
natuurbeschermers in het algemeen en de
dierbeschermers in het bijzonder, die ervoor willen
waken, dat op geen enkele manier na tuur verarming
Toch maar goed dat er dierenartsen zijn
iedt.
Omdat bont
weeldeartikel tot
algemeen kledingmateriaal is geworden, is de
vraag naar huiden steeds groter geworden.
Kunstbont, dat door dierenbeschermers als ideaal
vervangingsmiddel wordt aangeprezen, wordt nog
slechts gebruikt als voering voor eenvoudige,
praktische en warme kledingstukken. Tegen het
gebruik en het dragen van bont kunnen in het
algemeen geen zwaarwegende argumenten worden
aangevoerd, zo merkt dr. A. Scheygrond op in zijn
artikel „Bonthandel en faunabescherming" in het
laatste nummer van het blad voor natuur
bescherming. Hij gaat verder met te zeggen, dat
degene, die geen vegetariër is, geen principiële
bezwaren kan hebben, vooral niet omdat er ook
bontsoorten in de handel zijn, afkomstig van
huisdieren als konijnen, schapen, lammeren,
veulens, kalveren, enz., die weliswaar in de eerste
plaats worden gehouden voor de slacht, maar
waarvan de vellen en huiden zeer goed bruikbaar
bont leveren Daarbij moet wel als voorwaarde
gesteld worden, dat de dieren od snelle en humane
wijze gedood worden.
Verreweg hn grootste aandeel in de bontproduktie
leveren de hiervoor ingerichte pelsdierfarms.
Soorten, die thans worden gefokt zijn, behalve
het karakoelscliaap, dat het befaamde breit-
schwanz en persianer levert, nog de beverrat, de
nerts, de muskus- of bisamrat en de chinchilla,
alle bekende soorten voor bontmantels.
De laatste jaren heeft de beestachtige wijze
waarop vooral jonge robben werden gedood de
gemoederen in beroering gebracht. Deze dieren
werden, om de pels niet door een schot te be
schadigen, levend gevild De Canadese regering
heeft hieraan nu gedeeltelijk paal en perk gesteld
door het aantal te doden exemplaren vast te
stellen en het jachtseizoen maar korte tijd open
te stellen.
De ijsbeer is ook een van de bedreigde dier
soorten. Weliswaar levert dit dier normaal geen
bont voor bontjassen, maar Amerikanen tonen de
laatste jaren steeds meer voorkeur voor een
ijsbeervel om op de grond te leggen. Trouwens ook
steeds meer niet-Amerlkanen. Dit verschijnsel
vervult de natuurbeschermers met grote zorg.
Een ander voorbeeld van bescherming van een
diersoort is te vinden bij de beroemde New Yorkse
bonthandel Kaplan Deze stelde in een emotionele
advertentie in 1968 zijn cliëtèle voor geen
luipaardjassen meer te kopen. Daarmee wilde
Jacques Kaplan bereiken, dat binnen afzienbare
tijd deze soort buiten gevaar is en dan pas met
mate gejaagd kan worden.
De smokkel in dierehuiden en pelzen is in d<
laatste jaren even hard toegenomen als het bont-
gebruik. Een welsprekend voorbeeld is dat er var
het aantal luipaarden, dat in 1963 in Amerika op
de markt kwam (50.000), maar 800 de grens ge
passeerd waren.
Dr. Scheygrond ziet de volgende oplossingen: „Om
de diersoorten voor bont te behouden en hen
tegelijkertijd voor de ondergang te behoeden,
moeten zo gauw mogelijk alleen bontsoorten
worden gebruikt, afkomstig van diersoorten, die
daar speciaal voor worden gefokt en zullen wilde
dieren daar niet meer voor mogen worden ge
bruikt. Voorts zullen internationale overeen
komsten moeten worden gesloten, die de export
en import van beschermde soorten regelen; in alle
landen moeten wetten worden uitgevaardigd, die
de jacht op pelsdieren en andere gevaarlopende
soorten aan voorschriften binden. Zo lang echter
deze maatregelen nog niet getroffen zijn, zullen
er jaarlijks weer soorten pelsdieren van de aard
bodem verdwijnen".
Internationale regels
nodig voor
bescherming kostbare dieren