Kontrasten" DE GOYESCOS VAN HENDRIK DE VRIES r NOG NOOIT WAS DE IEDERLANDSE KUNST ZO VEELZIJDIG ALS THANS Tweeëntwintig kunstenaars in Gemeentemuseum - - l" "l W. IP r.ii - p V.1 p J« m y i" «v ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1970 r dr. Pa stampe' Peter Blokhuis Susan, Patricia, Leslie, 1970 R. de Bruyn Ouboter Het is nog steeds 1970, het jaar dus waar in we herdenken dat we 25 jaar geleden werden bevrijd. Herdenkingen plegen uit te monden in een historisch overzicht en aanvankelijk was het dan ook de opzet dat het Haags Gemeentemuseum zou komen met een overzichtstentoonstelling van de beeldende kunst van de laatste kwarteeuw. Uiteindelijk is het een heel andere tentoonstelling geworden. Kon- trasten', tot 15 november in het museum te zien, wil een beeld geven van de Neder landse kunst van heden, zoals die zich contrastrijker en veelzijdiger dan ooit manifesteert. tuurlijk kan zo'n tentoonstelling niet anders dan ook zichtelijk" zijn. Hedendaagse kunst immers omvat zowel J werken op de traditionele wijze zoals dat lang vóór de llog gebruikelijk was en daarnaast alle stromingen, die snel r opvolgend er na 1945 geweest zijn en die eigenlijk laai nog naast elkaar bleven voortbestaan. I de opzet van de tentoonstelling is ervan uitgegaan, dat elk de kunstenaars redelijk gerepresenteerd zou moeten rden. Men vermeed daardoor de chaotisch-overladen situatie ontstond toen deze zomer in het Centraal Museum te echt een haast uitputtend beeld werd gegeven van de dige situatie in de Nederlandse beeldhouwkunst. Dit bracht men zich moest beperken tot een aantal 'van eëntwintig kunstenaars. Ik verantwoording t is inderdaad mogelijk gebleken om met een zo beperkt ital deelnemers recht te doen aan de opzet van de toonstelling, zij het dat de gatengravers en vuilophopers i de „arte povere" niet aan bod komen. Als we een bezwaar >hen tegen de keuze van de tweeëntwintig is dat een ktisch bezwaar. Conservator J. L. Locher, die voor de xmstelling verantwoordelijk is, ging in die keuze namelijk ;en stap verder dan alleen het geven van een doorsnee de hedendaagse Nederlandse kunst. Hij stak er ook een verantwoording in t. a. v. het tentoonstellingsbeleid van I laatste jaren. I komt tot uiting in het feit, dat vrijwel alle kunstenaars op „Kontrasten" aanwezig zijn de laatste jaren, sommige 's zeer recent, een tentoonstelling in het museum hadden. I hebben er geen enkele behoefte aan het beleid van het m te vallen. Integendeel, uit het feit, dat met nenoeg uitsluitend recente exposanten in dat museum een toonstelling als „Kontrasten" kan. worden opgebouwd en die tentoonstelling inderdaad als representatief mag gelden er leeft in de hedendaagse kunst, kan worden jrelei'd dat het tentoonstellingsbeleid bepaald goed is geweest. het betekent ook dat „Kontrasten" voor een belangrijk een retrospectie is op vroegere tentoonstellingen. Voor de belmatige bezoeker van die tentoonstellingen is er niet zoveel t te beleven, ite voor alles r- zoveel nieuws, zij het dat men zich door de fraaie stelling te duidelijker gaat realiseren hoe ongelooflijk n bij mleiend het kunstleven van vandaag is, voor hoeveel rschillende stromingen er ruimte blijkt te zijn. Dat een «innig aquarellist als De Bruyn Ouboter even goed hedendaags ls als de Intellectuele Peter Struycken, die een computer te baat neemt om zijn vlakken in te vullen. Dat de vormenwereld van Wouter van Heusden bestaat naast het onplaatsbare werk van Escher. Dat de surrealist Melle Boerrigter tijdgenoot is van J. J. Schoonhoven en zijn „witte Dit contrastvolle naast elkaar staan, waarbij opvalt dat die contrasten geen generatiekwestie zijn, maakt van de tentoonstelling toch wel iets heel unieks. Ook al omdat alle richtingen er vrijwel met grote kwaliteit zijn. Zo is COBRA en wat er na kwam vertegenwoordigd door Constant Nieuwenhuys. Appel zou voor COBRA kenmerkender geweest zijn, maar om wat hij later bracht is Constant toch veelzijdiger. Van hem wordt bijvoorbeeld een schilderij urt 1949 getoond, dat voorbeeldig is voor COBRA, maar ook een maquette, die representatief is voor zijn Nieuw-Babylonconstructies. En er zijn een paar tekeningen die een enorme raimtetijkhekl suggereren. Co Westerik vertegenwoordigt de „nieuwe realisten" met werk, dat bekend is, maar dat hier niet mocht ontbreken, J. C. J. van der Heyden is te „literair" naar onze smaak. In zekere zin geldt dat ook voor „buitenstaander- Anton Heyboer bij wio de teksten, de kreten vaak, in zijn collages, wezenlijk behoren tot de boodschap, die in de eerste plaats voor de kunstenaar zelf geldt en die slechts ten dele overkomt bij de toeschouwer. Op „Kontrasten" is louter heel recent werk te zien, het is verschraald ten opzichte van wat hij nog maar enkele jaren geleden maakte (een goede keus daaruit is momenteel in de Haagse Bijenkorf geëxposeerd) en het spreekt in zijn pregnante vormentaal nog sterker over de vereenzaming en de geïsoleerdheid van deze kunstenaar. Gerrit Veenhuizen boeit vooral met zijn al wat oudere schilderijen, al mogen ook zijn beeldjes, die iets prehistorisch hebben, genoemd worden. Jan Snoecks fantastische keramische kronkels zijn nog maar pas geëxposeerd geweest. Snoecks „kontrast" is Carel Visser, wiens plastieken en tekeningen hoe langer hoe minimaier worden. Dat geldt ook voor de etsen van Dick Cassee. Peter Blokhuis Springlevend daarentegen is de kunst van Sipke Huismans, de vaardige tekenaar, die mooie grafiek te bieden heeft en dat geldt ook voor Peter Blokhuis. Hij toont een eigen stijl van schilderen waarin hij beïnvloed is door de mogelijkheden, die de silk-screenmethode bezorgde om fotografisch materiaal artistiek te verwerken. Op het eerste gezicht doet zijn werk denken aan die zeefdrukken, maar het is wel degelijk schilderwerk wat hij laat zien. Blokhuis zoekt zijn onderwerpen graag in de actuele sfeer. Een voorbeeld is „Susan, Patricia, Leslie". Het toont de drie meisjes, die vorig jaar betrokken waren bij de gruwelijke moord op Sharon Tate en haar vriendenBlokhuis baseert zijn voorstelling op de wijze waarop destijds de moord in de kranten kwam, vooral in de fotopers. Hij laat het absurde van die berichtgeving zien, omdat die ons betrekt in situaties die ons toch vreemd blijven en waarvan onze uiteindelijke indruk alleen die is van drie mooie meisjes. Constant A. Nieuwenhuys Homo ludens, 1966 Elektrofoon Voorts zijn er de constructies van Jan Maaskant, die van mooi materiaal iets schept, dat uitgaat boven de simpele objecten, alleen doordat in de ruimtelijke relaties waarin ze zich tot elkaar bevinden ook die ruimte zelf object van de constructie wordt. De absurde kunst van Pieter Engels is zeer eigentijds en mocht bepaald niet op deze tentoonstelling ontbreken. Met een „elektrofoon" van D. Raaij makers wordt de kinetisch-auditieve kunst vertegenwoordigd. Het is een ingev/ikkëlde constructie van luidsprekers op een beweegbaar apparaat. Boven- die (24) luidsprekers bevinden zich glazen buisjes met daarin weer een kogeltje. Al die kogeltjes gaan ratelen in een ritme dat wordt bepaald door de intensiteit van de toegevoegde stroom en door de stand waarin het apparaat zich bevindt. Een en ander geeft een bizar effect, dat direct al bij de opening sterk de aandacht trok. Op „Kontrasten" is ook het werk van een drietal fotografen te zien. Cas Oorthuys is vooral de man, die zoekt naar de ideale gezichtshoek en die dan, in „Werf Gusto" bijvoorbeeld, met imposante foto's komt. Gerard Fieret lijkt vooral geïnteresseerd te zijn in de technische mogelijkheden van de fotografie, Peter Martens is de reporter die met 'n gevoelig oog en veel meedogen de menselijke handel en wandel vastlegt. De tentoonstelling is, zoals gebruikelijk bij het Haags Gemeentemuseum, uitermate fraai ingericht. Elke kunstenaar is levensgroot (op foto) aanwezig, op Wouter van Heusden na, die niet gefotografeerd wil worden. Verduidelijkende teksten maken het de bezoekers gemakkelijk en met pijnlijke nauwkeurigheid is ervoor gezorgd, dat alle deelnemers gelijkberechtigd worden. Alternatief r De catalogus vormt een goede begeleiding. Met grote foto's, duidelijke .toelichtingen en een uitnemende inleiding door de samensteller. Drs. J. L. Locher wilde het overigens niet alleen voor het zeggen hebben. Er zijn bijdragen van Peter Struycken, J. C. J. van der Heyden en R. H. Fuchs. Bovendien is er, een geheel nieuw idee, een „alternatieve tentoonstelling" op papier en in foto's ook ten dele geëxposeerd. Die is van de hand van drs. W. A. L. Beeren, vroeger verbonden aan het Gemeentemuseum en thans conservator van het „Stedelijk" te Amsterdam. Beeren neemt maar zeven namen van Locher over en is het voor het overige nogal oneens met de opzet van „Kontrasten". Op gronden overigens die meer te maken hebben met de aanvankelijke opzet van de „historische" tentoonstelling dan met wat „Kontrasten" uiteindelijk bedoelde te zijn. Toch is het idee bijzonder boeiend en het zou bepaald gewenst zijn om als het Stedelijk" nog eens met een grote tentoonstelling komt in de catalogus daarvan een „alternerende" collega aan het woord te laten. Vg. Andere wereld, 1947 Hi h i I I li in ia in in in i m mm m M I i|i a m mm mm m m m m m m u II II 'U '1 «rtl 11 m m m in m tmi mm in m m in in in in is «i in iimi m mm mm m in m m in in in m lm m m m III m in in in m mm n ii a us lumm m iia ut m in iM is ii m n m mm m( m 1 m in m™ II m !lm '"inH m 1111 m m m m m m m ml "a iiii m in m "a 111 m ui lm II.. «l.im.l '"i. II IL m m in mm h na m m III in- 1 I i m m u in jj m '3 m m ii m m mm in in m in m m u i m in m II m m mm m in J" IL J" iniB II m m ii m 1 m m m m m m m umi m m u m m m m m_ m ,JI m m m n m m m n m lm* ii m rm* _L Lege blikjes en oesterschelpen, 495© Peter Struycken Komputerstruktuur 2, 1969 Agatha Christie tachtig jaar De Queen of Crime is deze maand op de vijftiende tachtig jaar geworden. Agatha Christie werd in 1890 te Tor quay geboren, dat „Mekka van de gegoede Britse burgerij", schrijft J. J. Strating in Elveviers Literair Supple ment Agatha Miller (haar meisjes naam) had eerst zangeres willen wor den. Ze „had dan ook in Parijs mu ziek gestudeerd", gaat Strating verder, „maar was in 1914 getrouwd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog leverde ze haar bijdrage aan de oorlogsinspan ning als apothekersassistente in een militair hospitaal." Tussen het pillen draaien door schreef ze haar eerste detectiveroman The Mysterious Affair at Styles, waar ze niet dadelijk een uitgever voor kon vinden. Ze had een speurder gevonden: Herculc Poirot, die „uiterlijk zo weinig mogelijk leek op de Aartsvader van de privédetecti- ves, Sherlock Holmes.. In 1930 werd haar eerste huwelijk ontbonden, maar ze hield de achternaam van haar eer ste man als schrijfster aan. Ze her trouwde met een beroemd archeoloog, Max Mallowan, die zij vaak vergezel de op zijn expedities waarbij ze me teen stof opdeed voor een aantal van haar beste boeken. De wereldroem kwam indertijd met The Murder of n het genre van ze ging daarbij „Toch kan haar Ze bracht een keer i de detectiveroman er spitsvondig te werk. spitsvondigheid nooit het gehele ge heim zijn van haar succes. Andere navolgers van Conan Doyle kwamen op zeker zo ingenieuze ideeën, maar faalden in de uitwerking. Haar een voudige, heldere taalgebruik is niet haar geringste verdienste Uit het leven gegrepen In haar beste boeken zijn de mensen en de achtergronden direct als uit het leven gegrepen herkenbaar. Misschien niet het Engelse leven zoals het werke lijk is, maar wel zoals Brit en vreem deling het zich maar al te graag voorstellen". De Goyatentoonstelling in het Mau- ritshuis in Den Haag is weer voorbij. Het was een schitterende tentoonstel ling. waar prachtig werk te zien was en waar zelfs de ontwikkeling van Goya in verschillende perioden te vol gen was. Sommige bezoekers hebben zich over de tentoonstelling laatdun kend uitgelaten. Men kan echter de scheidende directeur van het Maurits- huis erkentelijk zijn. dat hij dit werk van Goya, het werk van een groot schilder, aan de bezoekers, Nederlan ders cn. naar men zegt, nog meer buitenlanders, heeft laten zien. Het is nu in het Louvre te Parijs en de Parijzenaars en de buitenlanders zul len er waarschijnlijk opgetogen over In Maatstaf publiceerde Hendrik de Vries nog tijdens de tentoonstelling zijn gedichten over Goya en over Spanje, zijn Goyescos. Tussen de oor spronkelijke poëzie werden ook enkele nadichtingen uit het Spaans opgeno men. De Goyescos zijn inderdaad wat ze beogen te zijn. Zeer retorisch Vele kwaliteiten die men in de schil derijen kon opmerken vindt men in het vers van De Vries weer, die be wonderaar van Bilderdijk en van José de Espronceda beiden zeer retorische Donkre zolders. Feestgew Agatha Christi. Goya was,' maar ze zijn toch ook van deze tijd, die trouwens overeenkom sten met dat verleden biedt. In de Gids laat Godfried van Benthem van den Bergh zien dat een tijd altijd voorbereid wordt. Het Derde Rijk ont stond niet ineens, maar uit „een staal met leger, politie, bureaucratie, die steunde op i een kapitalistisch, econo misch systfjem en een samenleving met scholen 1 universiteiten en een fa milieleven, dat net als alle andere maatschappelijke instellingen op hiër archie, gezag;, status, fatsoen, zelfbe heersing. schaamte en door dit alles op angst en verdringing berustte. Die verbinding tussen orde en terreur kon niet tot het bewustzijn worden toege laten. Daarom werd er over het alge meen niet verklaard, maar toegere kend, het kwi^ad geïdehtificeerd en gelokaliseerd izs> de „duivelse" na- Angsl en verdri nging Angst en verdringing: alleen de be vrijding daarvan zal kunnen beletten dat onze orde zicS'r niet alleen aan de rand, in Vietnajn, Griekenland en Brazilië, maar, ot»k in het centrum, ook hier, to» terreur zal transforme ren. Het zich bevrijden van de sociale dwang tot zelfdv/ang, waarmee de jeugd in het westen sinds een paar jaar is begonnen, ïs daarom geweldig belangrijk". In Studia Neerlandica, een uitgave van-Polak en Van Gennep te Amsterdam, publiceert W. Blok en kele nog nooit gepubliceerde gedichten van P. C. Bouteni". Hij geeft ook enkele correcties op de uitgave van diens Verzamelde Lyriek, die dus niet compleet is. „Het Boutens-onderzoek' stelt Blok vast, „is nog maar pas begonnen. Er is nog heel veel te doen. Vóór alles moet er een lijst varianten komen en moeten de gedichten zo nauwkeurig mogelijk1 worden geda-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 13