GODFRIED
BOMANS
over
Charles Dickens
en
zichzelf
,ALS DICKENS
IETS
AANVIEL
WAS
HET BINNEN
EEN JAAR
VAN
DE KAART"
BLOEMEND AAL Het huis ligt in een doodstille Bloemen-
daalse laan met hoge heggen aan weerszijden en emaille bordjes
Dp de deurposten, die melden, dat leveranciers uitsluitend
achterom mogen komen. De voorgevel le groezelig wit en zweet
door zijn barsten «en moedeloze tempo doeloesfeer uit.
die ernstige twijfels doet rijzen (aan de vitaliteit der
bewoners. Het tuinhek kraakt conform. Na drie keer
bellen doet Godfried Bomans de voordeur aarzelend open.
Hij draagt een -wit overhemd vol kreukels en een baard
van tenminste 24 uur. Straks zal hij vertellen, dat zijn vrouw en
dochter een week geleden op reis zijn gegaan; sindsdien heeft hij
geen mens meer gezien. „Een grote gelukzaligheid", laat hij
noteren, „lk heb in mijn leven weinig behoefte aan contact Ik
heb nog zo'n hoop in de tuin te doen. Er ia wel een aantal malen
gebeld, maar ik heb niet open gedaan.'*
In de deuropening vraagt hij naar het
doel van mijn komst.
„Ik zou hier om twee uur zijn voor
een interview", zeg ik.
Hij kijkt verrast. „Welk interview?",
vraagt hij.
„Een interview ovw Dickens", zeg
ik.
„Welke Dickens?" vraagt hij.
«Charles Dickens, de schrijver", teg
lk, „vorige week hebben we daar tele
fonisch contact over gehad".
„Juist", zegt hij, „ik herinner m« hoe
genaamd niets, maar als het zegt,
zal het wel waar zijn. Ik zal u voor
gaan".
Door de donker« hal en de keuken,
waar da resten van eeu eenvoudige
broodmaaltijd nog op tafel liggen, lo
pen we naar de tuin, dia vanaf een
Stenen plaats eerst tientallen meters
omlaag golft ea vanuit een bloèiepdo
vallei weer over een breed front tegen
hoge duinruggen opklimt. Een smal
pad met trappen van dennestammen
leidt vanaf het konijnenhok naar de
top van één der heuvels, waar een
ommuurde hut van bruin geteerd hout
nog net zichtbaar is.
Bomans wijst naar een tuinbank en
zegt: „Gaat u daar maar even zitten.
Heeft u wellicht sigaretten bij u?"
Ik beken, dat lk pijproker ben, waar
op hij uit zijn zak een pijp opdiept en
uit mijn plastic zak met blanke baai
de ruwhouten kop begint te vullen.
Dan zegt hij bezorgd: „U wilt dus met
mij over Dickens spreken. Dat ls een
uitstekend idee, want ik weet er het
één en ander van. Ik heb boven een
uitgebreide bibliotheek, die wellicht
niet zo groot is als de Dickens Library
in Londen. Maar ik heb toch werkjes,
die zij weer niet hebben. Er is over
die man onvoorstelbaar veel geschre
ven. Er zijn alleen al 1200 biografieën
en nog elke week komen er nieuw®
bij. Vanmorgen met de post nog drie.
U weet ongetwijfeld, over wie het
meeste is geschreven?"
Hij wendt zijn hoofd in de richting
van de tuinbank en staart met gea
museerd samengeknepen ogen vlak
langs mij heen. Als mijn zwijgen hem
na enkele seconden te lang duurt,
vervolgt hij: „Dan zal ik het u zeggen.
Dat is Jezus Christus. Daarna komen
Napoleon en Goethe en Dickens ls
nummer vier. Hij is na Shakespeare
de grootste schrijver, die ooit geleefd
heeft. Dat komt, omdat hij intrigeert.
Hij zorgt er wel voor, dat .ie hem
nooit helemaal kent. Dat is uitstekend.
Er zijn nog steeds kerels, die nieuwe
feiten over hem aandragen. De moei
lijkheid ls alleen, dat de illustraties
beperkt zijn. Ik heb net nog een
boekje van Michael Harrison gekre
gen en die heeft het handig opgelost.
Hij heeft een foto opgenomen van een
volkomen open plek in Londen en zet
in het onderschrift, dat daar het huis
van Ellen Ternan heeft gestaan. Ze
was de minnares van Dickens, maar
bij haar heeft hij het uiteindelijk toch
ook niet gevonden. Daarvoor was ze
een te kouwe tante. Die foto van de
open plek vind ik een kostelijke
vondst".
Bomans pakt de blanke baai en stopt
opnieuw zijn pijp. Van die gelegen
heid maak ik gebruik om een witte
enveloppe in zijn richting te schuiven.
Tijdens het telefoongesprek vorige week
heeft hij medegedeeld, dat hij betaling
voor zijn consult alleszins redelijk acht;
hij zou het op prijs stellen, ais iik het
geld gelijk meebracht. Met losjes ge
speelde nieuwsgierigheid opent hij
de enveloppe en kijkt erin. „Juist", zegt
hij. De hitte van de lentedag trilt over
dadig op het plaatsje.
Twee ennen
De weg naar het fenomeen Dickens
ligt nu open. Op 9 juni is het honderd
jaar geleden, dat de meester stierf en
dat feit zal in Londen stijlvol gevierd
worden. „Dickens ligt begraven in de
Westminster Abbey", zegt Bomans.
..en bij zijn graf zal de koningin van
Engeland een krans leggen.
Ik zal er dan bij staan en denken;
„Zo dat is dat". De echte moeilijkhe
den komen pas daarna. De Dickens
Fellowship houdt elk jaar in Londen
zijn annual conference. Ik neem aan.
dat u Engels spreekt. Annual is met
twee ennen. Anders komen er uit de
vijftig branches zo'n driehonderd man,
maar deze keer verwachten we er
drieduizend. Het hoogtepunt is het
banket en de vraag was 'lus: ..Iloe zet
lk die 3000 man aan tafel?" We heb
ben de oplossing gevonden in de
Westminster Hall, die berekend is op
grote groepen. Daar zal het dus moe
ten gebeuren.
Er wordt eerst afgegeten en daarna
beginnen de speeches. Er is ook altijd
een eregast, die de feestrede Uit-
Godfried Bomans bij de achtertuin van zijn huis in Bloemendaal: ,,Dit is een volk van krompraters'
spreektj daar hebben heel grote Jon
gens tussen gezeten. Chaplin heeft het
gedaan en Churchill en Shaw. Per
soonlijk vond ik tot nog toe de speech
van Anthony Eden de beste. Die En
gelsen kunnen er nog wat van, die
weten, wat praten is.
In Nederland weten ze geen bal van
retorica. Daar is de welsprekendheid
in 1850 als vak van het leerplan
afgevoerd en sindsdien zijn wij een
volk van stotteraars en wauwelaars.
Als hier Iemand spreekt ls het altijd:
„ik bedoel" en „dus". Goeie redenaars,
mensen, die op het punt van het
understatement hun mannetje staan,
die over humor beschikken en toch
gewoon praten, brengt dit land al
lang niet meer voort. Marcus Bakker
van de CPN komt in de buurt, maar
hij is in feite een anti-redenaar. De
rest heeft hooguit één toets, maar
nooit het hele orgel, nooit alle regis
ters. Een man als Cals beheerst de
ironie, maar daar is ook alles mee
gezegd. Dit is een volk van krompra-
Een goede redenaar weet een opti
maal gebruik te maken van de pau
zes. De momenten, dat je niet spreekt,
daar gaat 't om. Er moet een sugges-
uitgaan. Wij Nederlanders willen al
tijd vlug wat zeggen, we zijn te ge
spannen.
Mijn eigen vader was een geboren
redenaar. Hij zat in de Kamer en als
de verkiezingen in zicht kwamen,
ging hij de Haarlemmermeer in om
het volk tè veroveren. Ik mocht dan
mee, ik was de oudste zoon en zat in
de zaal ademloos te luisteren. Die
man heeft met zijn zwijgen hele me
nigten verpletterd.
Immortal memory
Dit jaar voer ik tijdens de Annual
Conference niet het woord. Een hon
derdste sterfdag moeten ze maar zelf
opknappen. Ik heb wel in 1959 de
feestrede uitgesproken. Dat is een en
ge opgaaf, want je staat tegenover
kenners en je kun/t met met ouwe-
wijvenpraatjes bij zé aankomen. Het
is ook nog de bedoeling, dat je wat
nieuws zegt, met feiten aan komt
dragen, die nog niet bekend waren.
Voor zo'n speech van een half uur
moet je dan ook minimaal een half
jaar studie uittrekken.
Aan het einde van zo'n rede pak je je
glas en stel je voor om een toast uit
te brengen op de „immortal memory
of Charles Dickens". Dat is een vaste
procedure. Er wordt ook niet geklapt.
Daar is het moment te groot voor.
Dickens zelf was ook een eminente
redenaar. Hij wist precies, welke ef
fecten hij moest gebruiken om een
zaal te bespelen. Als hij in New York
voordroeg uit eigen werk. werden de
grootste zalen afgehuurd. Hij trad
vaak op voor 8000 mensen en 24 uur
tevoren lagen er dan tienduizenden
voor dc zaal geduldig te wachten,
totdat de kaartverkoop begon. Ze na
men matrassen en veldflessen mee en
maakten er een volksfeest van.
Dickens droeg eigenlijk ook niet voor.
hij acteerde. Hij koos uit zijn boeken
alleen de passages, die het op het
toneel goed deden en die herschreef
hij dan. Hij had een indrukwekkende
kop. de kop van een magiër. Hij was
tijdens zijn voordrachten altijd in hel
zwart gekleed en stond voor een
spierwit scherm, dat verlicht werd
door acht gaslantaarns. Als het licht
Dickens was een
magiër,
een geboren
redenaar
en
een man met veel
macht"
aanging, begon hij meteen te spreken
en dat ging zo drie uur aan één stuk
door. Zonder microfoon. Zonder tussen-
applaus. Die man is uiteindelijk van
uitputting gestorven. Toen hij voor
zijn laatste tournee naai Amerika
ging. v.as lijj al een wiak, maai hi,
zette toch door. Hij had gewoon geen
zin meer om te leven. Je leeft en
blijft gezond door een vlam, die in je
brandt. Als die dooft, ben je kapot.
Dickens heeft het erop aan laten ko
men. Hij had alles in zijn leven ge
had. Zijn macht was onvoorstelbaar.
Vergelijkbaar met die van Disraeli en
Gladstone. Als hij iets aanviel, was
het binnen een jaar van de kaart. Hij
heeft aan zijn boeken 40.000 pond
verdiend en aan zijp lezingen 60.000.
Zijn populariteit kende nauwelijks
grenzen, maar zijn persoonlijk leven
kreeg op den duur toch de allure van
een drama.
Goeie ouwe tijd
Dickens had ook een groot heimwee
naar de goeie ouwe tijd. Daarom situ
eerde hij al zijn boeken vijftig jaar
vroeger. In zijn tijd waren er in
Engeland al lang geen postkoetsen
meer en droegen de heren geen cha-
bots en hoge hoeden. Als hij een
feestje voor zijn vrienden organiseer
de ging hij naar het museum en
huurde hij een postkoets. Het was een
feite een Volendammcrs affaire, waar
lot op de dag van vandaag heilig in
wordt geloofd. Als je over Dickens
spreekt, denk je aan postkoetsen en
heren met hoge hoeden. Maar geloof
me, prins Albert zag er precies zo uit
als u en lk. Die privé-leugen van
Dickens is een bewijs van zijn macht.
Hij was een wakker baasje, dat
krachtig zijn stempel op de tijd druk-
te.
Ik wil best bekennen, dat ik veel van
Dickens geleerd heb. Zonder hem zou
ik me waarschijnlijk anders hebben
ontwikkeld. Zou ik hooghartiger, ironi-
scher, sarcastischer zijn geweest. Door
hem heb ik begrepen, dat de basis van
elk schrijverschap is, dat men van
mensen houdt. Dickens was de eerste,
die een arbeider beschreef. Hij kwam
zelf uit de kleine middenstand, zijn
vader was klerk bij de Navy. Hij
kende de tobberds, hij leefde tussen
hen in. zag hun grootheid. Als je hem
had ge\Taagd, wat burgerlijkheid was,
had hij het waarschijnlijk niet eens
begrepen.
Ik weet zeker, dat hij de tegenwoor
dig vaak gebruikte term „klootjes
volk" nooit over zijn lippen had kun
nen krijgen. Ik heb zelf ook een hekel
aan dat woord. Het getuigt van gren
zeloze hoogmoed. Je stelt je daarmee
op een misplaatst voetstuk. De vader,
die zich krom werkt voor de studie
van zijn zoon, de moeder van een
debiel kind, die nachten op de rand
van het bed zit: al die mensen, die
geduldig hun lijden dragen behoren
tot het klootjesvolk. Dickens had res
pect voor dit klootjesvolk.
Clubspeldjes
Mijn affiniteit met Dickens komt niet
tot uiting in mijn werk. Ik schrijf
duidelijk anders. Maar ik voel mij
wel verwant aan zijn levensinstelling.
Hij was een man, die alles in dank
aanvaardde. Die kon genieten van
bloemen, van gras, van een goede
maaltijd. Hij omhelsde de vrouwen en
leefde met volle teugen. Ik weet, dat
je tegenwoordig verdacht bent, als je
opgewekt bent. Een man. die het le
ven zonder meer aanvaardt is suspect.
Pessimisme is de grote mode en Bia-
fra, Cambodja en Vietnam zijn dc
clubspeldjes, waar je eer mee inlegt.
Ik vind dat een vrij goedkope bezig
heid, als je het daarbij laat. Ik heb
tijdens de bevrijdingsfeesten in een
tent in het dorp vragen van de jeugd
beantwoord. Ik stond versteld van het
diepe pessimisme, dat by deze jonge
mensen leefde. Het was een prachtige
dag, de bomen stonden in bloei, maar
er werd alleen gesproken over apart
heid, huizennood cn aggressie. Ik wil
wel. dat er geen misverstanden ont
staan. Ik heb respect voor het enga
gement. maar ik heb geen respect voor
mensen, die fanatiek alleen maar ky-
ken naar dc zere plekken.
Als je alleen de lamp aandoet, op
momenten, dat er iets zweert, vindt
een vertekening plaats. Wat wij via
televisie, pers en radio in de huiska
mer krijgen is een totaal verrotte
zaak. Alleen de excepties halen de
publiciteit. De jongen, die het best
kan vinden met zijn ouders en op zijn
kamertje zit te blokken voor zijn akte
Frans komt niet aan bod. De jongen,
die een steen door de ruit van een
consulaat gooit wel. Dat „Untergang
des Abendlandes"-idee vind ik fataal
voor onze samenleving"
Kop thee
Bomans staal op, mompelt „een ogen
blikje" en sloft op moeilijke voeten
alle records breken. De boeken wer
den uitgegeven dobr Roelants (met
een t) en waren verlucht met hout
gravures van Barnard (met een d)
Het waren groene banden en de boe
ken waren in twee kolommen ge
drukt. Ik heb ze nog een tijd bewaard
maar op een gegeven moment kon ik
het toch niet meer harden. Ik geloof,
dat ik ze heb weggegeven. Mensing
schreef zinnen in de trant van „in
welk oogmerk hij, niet zijnde een
man van grote verbeeldingskracht,
faalde". Schitterend proza.
zijn tuin in. Daar staat hij langdurig
gebukt boven een bloembed. Als hij
na enkele minuten terugkomt bij het
tuinameublement zegt hij: „Ik zag een
onkruidje. Ik heb daar een open oog
voor. Heeft u zo genoeg over Dickens?"
Terwijl hij mij hoopvol aankijkt, ver
schijnt bij de keukendeur de vrouw,
die hij een uur eerder geïntroduceerd
heeft als „mijn secretaresse. Dit is om
indruk op u te maken". Het is een
goedlachse vrouw, die de woorden van
zijn lippen drinkt en gesneden is uit
dezelfde lap, waar indertijd ook tante
Pollewop uit is geknipt. Ze draagt een
blad met een theepot, suiker en kop
pen. Verrast zegt Bomans: „Ik geloof
waarachtig dat u ook nog een kop
thee krijgt".
Hij zakt onderuit, sluit de ogen op
nieuw en zegt: „Mijn belangstelling
voor Dickens dateert van mijn twin
tigste jaar. Vóór die tijd kende ik
onvoldoende Engels om hem te kun
nen lezen. En in de Nederlandse ver
taling was hij niet te savoureren. Alle
boeken van Dickens zijn indertijd
vertaald door een onderwijzer, een
zekere heer Mensing, die zich met een
minimale kennis van het Engels aan
het karwei heeft gezet. De man had
ook nog 18 kinderen, want hij wilde
Nu komt het Wj Dickens juist op de
taal aan. Daarom zijn zijn verhalen
ook niet op een film over te brengen.
Zijn zwakste punt is dc „plot" en in
een film komt uitgerekend a)le«n de
„plot" goed over. En met een paar
onderschriften kun je Dickens echt
niet redden. In feite is er dan ook nog
nooit een goede Dickensfilm geweest.
Daar is hij gewoon te uitvoerig voor.
Een verhaal van hem is een enorme
bos bloemen en als je daar twee
druppels parfum van gaat maken, kan
het resultaat verrukkelijk zijn, maar
niet voor de bloemenliefhebber".
Bomans heeft inmiddels het volgende
onkruidje in zijn tuin ontdekt en loopt
er hoofdschuddend heen. Als hij te
rugkomt zegt hij: „U heeft meer dan
genoeg, dacht ik zo. Ik raad u wel
aan om nog even een wandeling door
de tuin te maken. U kunt dan meteen
de hut bekijken. Ik zou er aanvanke
lijk gaan werken, maar dat is toch
niet zo'n succes geworden. Er staat nu
een tafeltennisspel".
Hij kijkt naar boven en vervolgt: „De
lucht betrekt. Dat is een prachtige zin.
Ik heb als kind meegespeeld in een
stuk, waar ik dat ook mocht zeggen.
Ik was opperkabouter en op het mo
ment dat ik zei: „De lucht betrekt",
moesten enige dames uit de gegoede
stand dozen met confetti leegkieperen.
Helaas begonnen ze iets te vroeg en
zat ik al dik onder de confetti, toen ik
mijn volzin uitsprak. Ik herinner me
nu nog, dat er in de zaal werd ge-
Hij schenkt me een weke hand en
verdwijnt in het grote, donkere huis.
De stilte is verpletterend. Ik loop over
het smalle pad naar de hut en zie. dat
hij geen woord 'te veel heeft gezegd:
het tafeltennisspel staat er.
Opgeblazen man
Toen hij Eric of hel kleine insecten
boek schreef was hij 22, drie jaar
tevoren had hij zijn bestseller Pieter
Bas bij een uitgever geplaatst. Eric,
dat in België op de verplichte littera
tuurlijst voor het eindexamen staat,
werd indertijd vergeleken met de eer
der uitgekomen Kleine Johannes van
Frederik van Eeden, maar in feite las
Bomans het boek pas, nadat hij Eric
had voltooid. ,J>e Kleine Johannes",
zegt hij vol afgrijzen, „vind ik een
buitengewoon ëttg boek met c-en bui
tengewoon enge boodschap.' Al dat gt--
jfófej»et.„<jten..j\aJdemannen vind lk
eng".
Van de opbrengst van de 25 boeken,
die hij tot nog toe geschreven heeft,
kan hij gedurende de rest van zijn
leven uiterst comfortabel freewheelen.
..Ik ben financieel onafhankelijk",
heeft hij tijdens het gesprek onthuld,
„en dat kan wel eens handig zijn,
want ik ben een luie schrijver. Ik
kom alleen tot werken, als ik in
tijdnood zit, ik moet aan de definitie
ve deadline staan, dan wil het mis
schien nog wel lukken.
Ik vind het heerlijk, dat het op die
manier moet gaan. Alle schrijvers
hebben trouwens dezelfde werkmetho
de, met uitzondering misschien van
Vestdijk. Ik lees ook nooit een boek
van me over. Als het gedrukt is. is
het voor mij voorbij. Ik begrijp ook
eigenlijk niet goed. waarom mensen
mijn boeken kopen. Ik ben telkens
weer verbaasd. Daarin verschil ik
duidelijk met Dickens. Dickens heeft
zich geen moment verbaasd over din
gen. die hij deed. Hij had wel de
bescheidenheid van het echte genie.
Een opgeblazen man bereikt nooit de
top.
Vijf monologen
In de nabije toekomst mogen de fans
geen nieuw boek van hem verwach
ten. Wel zal hij in het komende win
terseizoen voor de NCRV in vijf mo
nologen van een uur zijn visie geven
op onze samenleving. „Ik wil bijvoor
beeld iets zeggen over de eKrk. Ik heb
tientallen jaren in de wierookgeur
geleéfd en dat laat zijn sporen achter.
Wat er nu in de Kerk gebeurt wordt
door velen l..:;houwd als het defini
tieve bankroet van de godsdienst.
Maar ik ben ervan overtuigd, dat het
alleen een loutering is. De Kerk wordt
momenteel tot op het merg uitge
beend. De mystiek zal echter altijd
blijven bestaan. Steeds zullen de men
sen zoeken naar de dingen achter de
werkelijkheid. Alles wat beslaat heeft
een dubbele bodem en het antwoord
op het mysterie noem je dan gods
dienst. Dat wij hier zitten, heeft bij
voorbeeld een betekenis. Dal is van
alle eeuwigheid vastgesteld. Het is een
plaatje uit een film, die miljoenen
jaren geleden al 'ontwikkeld is. Onder
alles in dit leven ligt een blauwdruk,
voor alles is een werkplan aanwezig.
Dat besef leeft naar mijn overtuiging
sterk in Nederland. Wij zijn nu een
maal een theologisch volkje".
..Alleen kunnen we nu niet meer
vooruit met woorden, die Christus
2000 jaar geleden heeft gezegd. Als
•.-•mand je slaat, draai hem dan de
a.idere wang toe. Neem je kruis op en
volg mij. Van zulke verstrekkende
uitspraken, zal de Kerk weer iets
moeten maken".
„Het is als met de Niagarawaterval.
Het water alleen is niks, een versnel
ling. meer met. Maar aan de
voet van dat oergeweld staat een
transformatorhuisje, dat met het wa
ter de wisselstroom maakt, waarop
lampen kunnen worden aangesloten.
Dat vind ik persoonlijk een heel sterk
beeld en ik zal het ook gebruiken
voor de televisie".
De zon is al verdwenen als lk terug
loop naar het huis. Nergens is enig
leven te bespeuren. In de keuken zijn
de resten van dc broodmaaltijd ver
dwenen.
Eric en zijn kleine insectenboek lijken
opeens reddeloos ver weg.
LEO THURING