TON LENSINK De trots van Ton Lensink is zijn unieke verzameling stoommachines, locomotieven en antiek kinderspeelgoed. „Als het maar met stoom te maken heeft", zegt hij, „dan ben ik tevreden". ,Als ze het toneel gaan veranderen kunnen ze driekwart van de acteurs in de asbak gooien" Ton Lensink In Groot-Schermer. Zeg nou zelf, dat ruikt toch verdacht naar een stadse koekoek op het weerbarstig boerennest, dat ruikt naar vage roddels in het dorpscafé en steelse blikken achter de horren. „Vergeet het maar", zegt Lensink, „in elk ander dorp zou ik misschien een outcast zijn geweest, maar Groot- Schermer is een geval apart. Ze zijn hier zo vrijzinnig als de pest en als je er niet om vraagt, bemoeit nie mand zich met je. Je hoeft je alleen maar aan te passen aan het landelijke levensritme, je loopt over de dijk en maakt vrijblijvend een praatje over de heg. En als ze merken, dat je belangstelling hebt voor hun gedoe, dan mag je binnen komen en krijg j® koffie. Op die manier kweek je een verrukkelijk leefklimaat. Er zijn hier in het verleden dingen gebeurd, jongen, dat houd je niet voor mogelijk. Als er in de polder over Groot- Schermer werd gepraat, stuurden de boeren hun kin deren eerst de kamer uit. Dat was vaste prik. Wat er in Groot-Schermer gebeurde, was niet voor kinderen bestemd". Natuurlijk weten ze donders goed, dat ik toneel speel. Ze zien mijn kop regelmatig op hun buis en dat vinden ze best. Ik moet vooral doen, wat ik niet laten kan. In het begin had ik zelf geen toestel en ging ik bij de buren naar Hadimassa kijken. Dat was geweldig Zolang ik niet in beeld was, had niemand in de kamer enige belangstelling. Dan werd er druk gekaart en ge- Zwets. Maar als ik verscheen, was het gelijk: „Bek houden en kijken". Begrijp je Lensink is er één van het dorp en dan liggen de zaken opeens heel anders. In elke aflevering van Hadimassa noem ik ook een naam van één van de mensen uit Groot-Schermer. De laatste keer was Pasman aan de beurt. Op zo'n moment lijkt het, alsof het hele dorp op de buis is. Dan worden ze compleet hysterisch. Als ik het effe kan maken, druk ik die naam er in elke uitzending door, want ze zitten erop te wachten. Ze zijn benieuwd, wie nou weer de gelukkige is. Ik regisseer ook de plaatselijke toneelvereniging Thalia. Ze kwamen aan de deur vragen, of ik mee wilde doen en ik heb geen moment geaarzeld- Ik heb zelfs meege daan aan het gekostumeerde voetballen. Als je nou toch in een dorp woont, moet je geen spelbreker zijn. Eind februari brengen we in het achterzaaltje van De Jonge Ruiter „Het witte schaap van de familie Met bal na. Reken erop. dat we hem zullen raken. Hier is toneelspelen nog een feest en de tomaten bewaren ze liever voor de soep. Je moet hier komen als er kennis is. Kermis in Groot-Schermer, dat zijn drie dolle dagen. En de derde dag worden de vrouwen opgehaald en in triomf naar het café gebracht. Als dat achter de rug is, kunnen we weer een jaar vooruit". Handtekening Het boerenhuis met opstallen, dat hij enige jaren ge leden betrokken heeft, verbergt zijn heerlijkheden ach ter een grauwe, blindgeslagen gevel- „Voordat ik er kwam was hier een boerenleenbank", legt Lensink uit, „en daarom hebben ze de ramen aan de voorkant dicht gemaakt. De andere boeren hoeven Immers niet te weten, hoeveel geld je in je zak hebt. Ik heb die toe stand maar zo gelaten, omdat ik liever naar de vogels in de polder kijk dan naar de auto's op de weg. Het vervelende is alleen, dat je dit huis voorbij bent, voor dat je het weet. Voor de kennissen is dat geen ramp, maar er zijn ook rallyerijders, die de opdracht hebben om een handtekening van Ton Lensink mee naar huis te nemen. Dat schijnt een soort rage in Noord-Holland te zijn. En prompt bellen ze dan bij mijn rechterbuur man aan, omdat zijn huis groter is. „Een rijke schnab belaar van d.e televisie kan niet in zo'n rot huisje wonen", denken ze waarschijnlijk. Op een gegeven moment heeft mijn buurman een ouwe Panorama voor zijn raam gehangen, waar een foto van mij op stond. En daaronder heeft hij geschreven „voor Lensink daar" met een pijl d'r bij. Ik zei het je al. Het zijn allemaal aardige mensen in dit dorp". Vrijage Sinds kort ontvangt hij zijn gasten onder de zwaie balken van 'n pseudostal, die een plaatselijke aannemer met veel smaak aan het smalle voorhuis heeft vast geplakt. Aanvankelijk was het zijn bedoeling om de oude koeienstal tot woonhal om te bouwen, maar toen een timmerman beheerst, doch krachtig tegen één van de muren had getikt, stortte het vermolmde dak spon taan in. Lensink was toen wel gedwongen .om een harts tochtelijke vrijage met zijn bank te beginnen teneinde zijn oorspronkelijke plattelandsdroom te kunnen reali seren. Achteraf zegt hij grimmig: „Ik zit tot over mijn oren in de schuld, maar ik zie tenminste, hoe het ge komen is. Dat verzoet een hoop. Ik heb nu tenminste een fijn huis, ruimte voor mijn boeken, voor mijn an tieke treinen en stoommachines. Ik spaarde eerst aller lei soorten kinderspeelgoed, maar als je dat consequent doet, is het einde zoek. Ik heb me nu geconcentreerd op alles, wat met stoom te maken heeft. Ik heb ge weldige exemplaren. Ik heb locomotieven, die bla zen en fluiten als gekken. Dat vind ik voldoende. Ik vind het hebben belangrijker dan het spelen. Dat heb ik ook met koken. Ik kan uren in de keuken staan hannesen met kruidje zus en sausje zo. Hel eten vind ik bijzaak". Derderaiigsrol Over drie uur moet hij in Rotterdam zijn voor de laat ste voorstelling van „De waanzin van Lady Bright". „Ik ben blij, dat het afgelopen is", zegt hij, „we hebben het stuk twee maanden gespeeld en ik vind het mooi zo. Ik houd niet van ellenlange series, ik vind het ook verschrikkelijk om bij een gezelschap vast te zitten. Steeds diezelfde gezichten op de repetities, ln de bus en 's avonds op het toneel. En dan de wetenschap, dat je bijna nooit in een stuk staat, dat optimaal bezet is. Door die krankzinnige toneelspreiding heeft elk gezel schap vier, vijf topacteurs en de rest hangt erbij, dat is De landelijke kasteelheer bij zijn open haard en de houtblokken. Als je je aanpast aan het dorpstempo, heb je een geweldig leven". ,IN HADIMASSA ROEP IK ALTIJD DE NAAM VAN IEMAND UIT GROOT-SCHERMER" stellen, dat ik nooit de brandende begeerte heb gehad om acteur te worden. Ik kom uit een geborneerd katho liek gezin, waarin over zulke onzin niet gepraat werd. Weet je, wat mij thuis gebeurde Op een gegeven moment weigerde ik aan tafel te bidden het was diep in de oorlog en toen gaf mijn vader me een tientje en joeg me het huis uit. Voor dat tientje kon je amper twee boterhammen kopen. Nou was ik een ongelooflijk verlegen jongetje. Ik deed op school nooit een bek open en als ik wat moest doen, deed ik het prompt verkeerd. Ik was ook houterig en onhandig. Ik zou er niet over gepeinsd hebben om aan het toneel te gaan, als ik niet reddeloos verliefd was geworden op een bepaalde actrice. Ik zal haar naam niet noemen, daar is het net even te lang voor geleden. Ik was bezeten van die vrouw en mijn enige gedachte was: „Als ik nou aan het toneel ga, mag ik misschien met haar spelen, misschien mag ik haar zelfs kussen". Ik deed in 1946 eindexamen aan de toneelschool. Samen met Henny Orri en Diny de Neef. Ik heb daarna wat derde plans rolletjes gespeeld bij het volkstoneel van Cor Ruys, ik herinner me nog de kritieken. „Lensink was weer meesterlijk in zijn slungelachtigheid". Ik was apetrots op die stukken. Ik was ook altijd de man die van Ruys van de trappetjes af mocht "donderen. Op een gegeven moment werd ik bij Anton Ruys geroepen, die de zakelijke leiding had. „Het wordt niks Lensink". zei hij somber, „heb je zelf ook dat gevoel?" Ik was het helemaal met hem eens. Slungel Ik ben bij De Tijd gaan werken en daar zou ik nou waarschijnlijk noj» hebben gezeten, als Ruys me niet had opgebeld. Ze hadden weer dringend behoefte aan een slungel en nou dachten ze aan mij. Ik vond het Ik heb ook nog een tijd bij de televisiekern gezeten. Ger Lugtenburg belde me op en zei, dat ik er uitermate geschikt voor was. Ik heb in sneltreinvaart allerlei rol len gespeeld, die ver boven mijn macht lagen Ik heb zelfs geregisseerd. De waanzin. Ik moet toen wel een enorm zelfvertrouwen hebben gehad. Anderen dachten trouwens ook, dat ik een m;> 'htig organisator was, want prompt werd ik tot directeur van Theater in Arnhem gebombardeerd. Ik had een mooie kamer, waar ik nooit ln durfde te gaan zitten en voor de rest'is die hele periode als een schim langs me heen gegleden. Ik weet nog steeds niet precies, wat ik er heb uitgevoerd. Ik krijg achteraf wel de indruk, dat ik geen enkele derderangsspul. Vind jij het gek, dat er onvrede is, dat de intelligente mensen roepen: „Nou hebben ze lang genoeg aangerotzooid"?. Het Nederlandse publiek krijgt alleen maar onderzette stukken voorgeschoteld. Dacht je, dat er bij de gezelschappen serieus gewerkt wordt aan de verbetering van ons toneel? Het zal ze een zorg zijn. Ze schuiven toch wel op- „Elk jaar is er één, denken ze, „en voordat we het weten zitten we in de hoogste salarisschaal". In plaats van te redeneren: „Die jongen heeft de ene uitschieter na de andere, die geven we een optimale opslag", kijken ze naar leeftijd, anciëniteit en meer van die dingen, die met toneel spelen geen donder te maken hebben- Gelukkig wordt toneelspelen steeds meer een- confron tatie met jezelf. Dat is een belangrijke winst. Als dat Hij hoeft niet in de magische bol te kijken om te zien, of het hem voor de wind gaat, maar hel blijft niettemin handig, dat ie als een kostbaar hobbystuk in de buurt is. „Ik geloof, dat ik de heren stoor", weert Tuinman zon der al te veel overtuiging af, maar Lensink roept ..Ben je bedonderd. We vinden het veel te gezellig, dat je effe langs wipt- Wat heb je op je lever Tuinman?" De man diept haastig een gedeukt sigarenblik op en opent de deksel met de beschroomdheid van een pries ter, die het godsvolk een relikwie toont. „Wat", roept Lensink verrast, „heb je dat wieltje nou al gesoldeerd? Man, dat ia enorm". Straks goed doorzet, kunnen ze driekwart van onze Nederlandse acteurs in de asbak gooien. Ik wil best bekennen, dat ik' een hoop bezwaren heb tegen de samenleving met uitsluitend acteurs. Als ze steeds om me heen draaien, word ik gek van ze. In elk contract, dat ik afsluit, staat ook duidelijk, dat ik het recht heb om met mijn eigen auto naar de schouw- te horen. burg te komen. Ik verdom het zitten en al die ijdele praatjes a Dat is ook één van de redenen, ben geworden. Ze kunnen nou niet meer van me eisen, dat ik rijp en groen speel. Ik kan nou ook eens: „nee" zeggen, als ze me een misselijke rol in de maag pro beren te splitsen- Ik had het laatst nog bij de Vara. Daar kwamen ze aandragen met een driehoeksverhou ding. Bij de lezing ontdekte ik pas, dat het vuiligheid was- De ene platitude na de andere. Ik zeg: „Jongens het spijt me oprecht, maar daar is mijn tijd toch echt te kostbaar voor. Ik ga nog net zo lief met mijn stoom machines spelen". Maxim Hamel was het met me eens. die zei ook: „Zoek voor mij maar een ander". Latei hoorde lk, dat hij toch weer terug was gekrabbeld" Buurman Tuinman Lensink zwijgt en kijkt verrast in de richting van het voorhuis, waar een stralende beer van middelbare leef tijd ls opgedoken. „Dat is de buurman" zegt hij. „Tuin man kom binnen. Moet je koffie Tuinman glimlacht en mompelt: „Nou ja, het was maar een kleinigheid- Als u nog wat anders te repareren hebt. Ik heb het spul nog thuis". Geheel ontspannen buigt Lensink de conversatie nu om in de richting der stoommachines. Hij zet een locomo tief op tafel en geeft een heldere toelichting. Tuinman tikt eerbiedig tegen het pijpje en constateert, dat hel vakwerk is. Daarna worden er enkele stoommachines uit het rek gehaald die vervolgens als zuigelingen be tast worden. Als Tuinmhn na drie kwartier zegt, dal hij weer eens v erderop gaat en de heren niet langer wil storen, steil hij opeens vast, dat zijn buurman iets mist. „U droeg toch altijd een snor, is het niet?", vraagt hij. Lensink knikt: „lk droeg hem en ik zal hem straks weer dragen" zegt hij, „ik moest hem er alleen even afhalen voor die Waanzin van Lady Bright. Daar speel ik de rol van een oudere homofiel, die volgens de letterlijke tekst geen haartje op zijn lijf heeft. Kijk, in zo'n ge val kun je niet met een geweldige snor over het toneel gaan lopen. Maar ik zal blij zijn, als ie er weer aan zit". Tuinman kan er inkomen en wijst bij het weggaan nog even op de houtblokken bij de open haard. „Dat is leuk hout om er wat van te knutselen", zegt hij, „daar zou ik best wat van kunnen maken". Hij hoeft niet eens dring* verlaat hij de boerderij. alleen maar kleine poli- :r subsidie te krijgen". STER-reclame Wat hij anno 1970 is, veronderstelt hij als bekend. Hij is nu een succesvol schnabbelaar ten plattelande, die omzichtig zijn artistieke graankorrels uit de ruiven van het gesubsidieerde en vrije toneel opdiept. Als monke lende zwartkijker dwaalt hij daarnaast met grote regel maat over de beeldbuizen; de aandachtige luisteraar herkent hem voorts in vele STER-reclames waar hij met een erotiserende bas de geurigheid van koffie bonen en de kwaliteit van diepgevroren spinazie prijst. ..Ik ben een entertainer", zegt hij zelf. „met of zonder boodschap. Ik heb echt niet het gevoel, dat ik in mijn eentje een maatschappij hervorm, maar als het toevallig zo uitkomt, dat er in een goed stuk ook nog een bood schap zit. vind ik het best. Mijn criterium is, dat een rol fijn moet zijn om te doen. Als je me eerlijk vraagt, wat echt de moeite waard is, dan kan ik in feite maar één naam noemen Pinter. Wat die man heeft ge schreven blijft geweldig". En Het witte schaap van de familie, hoe zit het daar dan mee Lensink staart aandachtig over de weilanden van de Schermerpolder en zegt langzaam: „Het witte schaap van de familie ia ook geweldig". LEO THURINQ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1970 | | pagina 9