„Ik huil met ze mee, ik lach met ze mee, ik voel de mensen aan" Jan Soldaat SR OENSDAG 17 DECEMBER 1969 DE LEIDSE COURANT PAGINA T aa het Harry de Groot, het brein achter tante Leen en Johnny Jordaan: Muzikale duivelskunstenaar levert dijenkletsers en feestneuzen aan de lopende band maar: „ik wil niet het stempel van de Jordaan-componist krijgen" fia MSTERDAM U wilt ïeuiigc dijenkletser teitttgjarig bestaan van de klaver- svereniging, een daverende gekc iar"aP- die kleurt bij hte feestneus en het niespoeder, gaan uw gedachten toch meer naar een onvervalste Jordaan- ng. compleet met snikken irtverscheurende accoorden schorre accordeon? Het mag een springerig dansje zijn, rmce u op het eerstkomende djtfilksdanfestijn gegarandeerd de steelt. Of een Roemeense elodie, die als smeltwater uit de mbaal valt. Een czardas, xtrot of gewoon lekker hossen zijn janboerenfluitjes. U zegt ar, wat er diep in u leeft en rry de Groot doet de rest. rry, de duivelskunstenaar, dg jomponist, engros de Hilver- umse zuilcnverslinder en sinds 955 het geniale. brein aclitcr Jordaan en tante Leen. der vaderlandse omroep- enigingen weer eens een muzi- e show in elkaar timmert, tien en één, dat Harry dan achter dirigentenlessenaar staat. On- ispclijk in de zwarte frak, de 1 Harry de Groot: „Alleen van de opbrengst van mijn Jorda anrepertoire zou ik al heel stil kunnen gaan leven". borst fier gespannen onder het ge steven. wittte overhemd, de vlin- derstrik recht op de adamsappel verschijnt hij op uw 63 centimeter beeldbuis. En altijd met een gulle lach aan weerszijden van zijn goed getrimde snor. Hü wil er maar mee zeggen, dat hij er weer allemachtig veel zin in heeft. Het kan ook zijn. dat u hem op een gegeven moment waarneemt achter een vleugel, terw^l hij bij de twee maten rust met zijn lin kerhand aanwijzingen geeft voor het orkest. U moet er tevens ern stig rekening mee houden, dat hij opeens achter een zanger opduikt, terwijl hij losjes een geweldige accordeon bespeelt. „Harry", zeg gen de collega's, „is een genade loze beul voor zichzelf. Die werkt zich schaterend kapot". „Onzin", zegt Harry zelf. „aan werken is nooit een mens kapot gegaan. Ik doe het zestien, ze ventien uur per dag en ik vind bet.nog steeds geweldig. Als ik in éen ander land geleefd had, zou ik nou waarschijnlijk schatrijk zijn geweest. Ga maar na, ik zou al leen al heel stil kunnen leven van de rechten van mijn Jordaan- repertoire, als de mensen, die het gebruiken, maar wat eerlijker wa ren. Ik maak nu even een een voudig rekensommetje. Ik schat, dat er in Nederland zo'n 500 grote en middelgrote feestzalen zijn. Neem maar rustig aan, dat daar op 300 van de 356 dagen per jaar een hoop te doen is. Een personeeslfee tje, een avondje van de voetbalclub, noem maar op. En op al die feestjes wordt tenminste' één polonaise gedraaid. En in al die polonaises brullen ze wel één keer „Geef mij maar Amsterdam". In feite zou dat dus moeten be tekenen, dat ik aan het einde van elk jaar ook 500 maal 300 afreke ningen op mijn giro zag verschij nen. Vergis je niet, dat zijn 150.000 bedragjes, die samen een fortuin vertegenwoordigen. En dan vergeet ik maar gemakshalve alle andere meezingers, die ik geschre- ven Heb. Man, ik maak per jaar gemiddeld zo'n zestig liedjes en daar zitten er altijd wel een paar "tussen, die het doen bij het grote publiek. Wat zou je denken van „Daar komt Swiebertje" en „Een pikketanesie"? Samen zou dat tienduizenden guldens moeten op leveren, maar in feite zie ik er maar een schijntje van terug. Ik zal het je nog sterker vertellen. Toen Max Tak nog leefde, kreeg hij het geld, omdat ze bij de Buma dachten, dat Tak „Geef mij maar Amsterdam" had geschre- Laatste stuiver Toch hoor je mij niet kankeren, want voor een gewone jongen uit Mokum heb ik toch al heel wat bereikt. Ik ben een steenbok, ik ben zo sentimenteel als de pest. En gek met kinderen en ouwe mensen. Dat krijg je er nooit meer uit. Ik kan ontzettend romantisch zijn en dan meen ik het echt. Ik ben ook geen mannetje, dat leed kan zien. Ik ga het uit de weg of ik geef mijn laatste stuiver weg. Daarom voel ik Johnny en tante Leen ook zo goed aan. Johnny, tante Leen en Harry, dat is een drie-eenheid, waar niemand tui sen komt. Ik huil met ze mee, ik lach met ze mee, ik voel precies, wat er in die mensen omgaat. Ik ben zelf geboren op de rand van de Jordaan en mijn grootouders woonden er midden in. In de Bin- nen-Oranjestraat. Mijn grootvader was de eerste echte accordeonist, die artiesten begeleidde en mijn vader heeft zijn leven lang ge ploeterd als humorist en balleider. Hij is nou 77. Hij is het geweest, die me heeft geleerd, dat een mu zikant nooit met ongepoetste schoenen het toneel op mag. Johnny en Leen, dat zijn voor mij open boeken. Ik ken de mentali teit van de Jordaan als mijn broekzak. Lekker spontaan, ze zeggen alles, wat hen voor de bek komt. Neem een jongen als Johnny. Goudeerlijk en oer-senti- menteel. D'r zit in die hele jongen geen gram kwaad. Als hij langs de kant van de weg een jongetje ziet huilen, dan laat ie de bus stoppen en droogt hij zijn traan tjes. Zo is John. John is arm door zijn goedheid. Hét gëjd kwam er bij hem op een gegeven moment met scheppen in en het ging er ook weer met scheppen uit. Zijn opoe en de nefies en nichies heb ben er allemaal van meegeprofi teerd, Als er een zieke man in de Weet je wat het is? Het succes van Johnny zit in zijn menselijk heid. Ik kan dat beoordelen, want ik voel, wat hij voelt. John is eerlijk. John belazert niemand. Als hij op de bühne springt, gelooft hij er in. John is het prototype van de volksartiest pur sang. Dacht je, dat het publiek zoiets niet door heeft. Het publiek ziet een man staan, die met hen lacht en met hen huilt, die niet probeert om mooier te zingen, dan ie kan. Er zit totaal geen franje aan. Als je Johnny ziet optreden is het ge lijk ouwe jongens. Heerlijk werken Daarom is het succes van Johnny ook nooit over geweest. Ze rie pen het wel. maar ze logen dat ze barstten. Jblm is alleen een tijd weg geweest, omdat hij schulden had aan de belastingen. Daarom hoorde je in Nederland zo weinig Tante Leen heeft precies datzelf de. Als ik een televisietje met haar maak, stort ze zich met haar hele hebben en houwen in het avontuur. Dat is heerlijk werken En het gekke is, dat ik er even sterk in geloof als zij. Ik heb nooit liedjes kunnen maken, waar ik niet volledig achter kan staan. Ik heb me nooit gewaagd aan een smartlap over Jantje, die zijn handjes moest missen. Weet je waarom? Omdat ik toch weet, dat Johnny en Leen het niet willen zingen. Die hebben er gelijk de pest aan, als je met een vals liedje komt aandragen. Maar Leen zingt wel een ding over een lichte vrouw. Omdat ze weet, dat het een onderwerp uit het volle leven is. Als John een plaat maakt, zit tan te Leen ook altijd in de zaal. Leen kan ie niet missen, dat is zijn mas cotte. En in de bus houden ze el- kaars hand vast. Moet je maar op letten. Als tante Leen in de buurt is, voelt John zich pas zeker en dan lukt het ook. Ik repeteer nooit met hem, ik laat de geluidsband een paar keer draaien en dan zingt hij. Altijd puntgaaf. En waarom? Omdat hij zichzelf is. Hart van goud Weet je. dat het met zulke men sen heerlijk werken is? Ze zijn zo verschrikkelijk gevoelig, ze hebben een hart van goud. En schoon, dat zij ze ook. Jordanezen mogen dan misschien in krot woningen zitten, maar het zijn schone mensen Ze zijn kien op hun lichaam en hun kleren. In het begin trad John alleen met een accordeonist op. Dat was in 1955 Hij was uitgeroepen tot de beste zanger van de Jordaan en tante Leen was tweede geworden. Ik heb toen een speciale sound voor hem gemaakt, ik zorgde, dat er een zucht uit het orkest kwam. Het is hetzelfde effect als een Hawaigitaar Je moet bij het Jordaan repertoire zorgen, dat het er zo smeuüg mogelijk uitkomt. Met Oord van Bovema had ik ge wed, dat het plaatje van Johnny goed was voor 50.000 exemplaren Ik zette één op honderd, want ik geloofde erin. Het volks lag er zo duimendik bovenop en die stem was zo muzikaal, dat het niet kon missen. Als vakman wist ik, dat het commercieel eer kraker zou worden. Oord zei, dat hij 'al blij zou zijn, als hij er 500 kon ver kopen. Toen er meer dan een mil joen waren verkocht, heb ik ge vraagd. hoe het mot :dte wedden schap zat Hot antwoord moet ik nog krijgen. Balkanmuziek eens, dat ik het hele repertoire voor Johnny en Leen maak. Die kennen me als dirigent of hebben me aan een accordeon zien trek ken. Ik vind dat ook beter, want ik wil niet het stempel van de Jordaancomponist krijgen. Ik heb trouwens al zeven musicals ge maakt en vorig jaar heb ik nog een langspeelplaat met Roemeen se melodieën bij elkaar gecompo neerd. Iedereen riep, dat het on mogelijk was. Dat een Hollandse Jongen te weinig van de Slavische ziel begreep om echte authentieke Balkanmuziek te maken. Nou ver geet het maar rustig. Zelfs de Roemenen konden niet horen, dat een Amsterdamse jongen die plaat had gemaakt. Je vraagt je af, wat ik cigeniük niet gecomponeerd heb? Ik heb zelfs kinderliedjes gemaakt, die ik eerst uitprobeerde op mijn doch ter. Jenny-Ann is nou negen en die kan dus weten, wat een kind fijn vindt of niet. Als zij mijn liedje nazingt en ze doet er een ander haaltje in, dan laat ik het er gelijk in. Uiteindelijk is zü mUn consument. Eerbied en sympathie Bij de Buma zijn er nou zo'n 2009 composities van me geregistreerd. Van „Pikketanesie" tot „Als je voor een dubbeltje geboren bent word je nooit een kwartje". Daar naast heb ik orkesten gedirigeerd in alle denkbai-e samenstellingen. Van kwartetjes tot grote symfo nieorkesten van zeventig man. Ik heb ook allerlei grootheden uit het vak begeleid. Een man als Johnny Ray. Die zat voortdure i onder de dope. En Patachou, Azna- vour. Noem ze maar op. Weet je, dat het nog een hele kunst is. dat begeleiden? Je moet er zijn en je mag er toch weet niet zijn. Begrijp je? Als de artiest applaus krijgt en hij of zij betrekt de begeleider er in, dan moet hij bescheiden blijven. Niet met wijd gespreide armen over het toneel gaan lopen bijvoorbeeld. Dat haalt de artiest naar beneden en dan krijgt hij er de pest in. Je maakt dus een kleine reference en daar volsta je mee. Dat staat een stuk sjieker en je drukt er gelijk je eerbied en sympathie voor de ar tiest mee uit. Kijk, dat is ook een kant van het vak. Het ene moment schrijf je een uitsmijter voor tante Leen en het volgende moment speel je Strauss. Ik vind' het allemaal ey,en fijn. Het is gewoon een mieters vak". LEO THURING zwart-wit document van voltooid verleden landsverdedigers Ook Jan Soldaat, de dappere burger met zijn soep helm, zijn beenwiridselen, zijn vierkante, loodzware schoenen en zijn hopeloos verouderde bewapening heeft nu zijn eigen fotoboek gekregen. Luitenant kolonel L. Verhoeff tekende voor dit zwart-witdocu- ment, waarin de Nederlandse krijgsmacht tussen twee wereldoorlogen op even weemoedige als lachwekken de manier in sacharinezoete prentbriefkaarten, apo criefe liederen en onthullende doorkijkjes op slordig geüniformeerde mannen gevangen is. Voor de civiele prijs van vijftiennegentig brengt uitgeverij Kruseman te Den Haag dit tijdsbeeld op de markt. term „onze jongens". Over die jongens nu gaat het in de kostelijke bundel .JAN SOLDAAT". Hif verschijnt als stoere huzaar, als grijn zende zandhaas, als twijfelende wachter aan de kazernepoort, als muzikant, ba lancerend op een onwijs hoge fiets, als aardappelschiller, schoenlapper. De oor log lijkt eeuwen ver, maar wij, die de pagina's omslaan, weten beier. Ook zo'n confrontatie met een onwerkelijk schij nende werkelijkheid kan uiterst heilzaam werken. Overste Verhoeff bewijst dat in zijn album ..JAN SOLDAAT" overdui delijk. Zijn fotografisch geheugen heeft aan de nog steeds wassende stroom oor- logslectuur een welkome, allang verge ten, dimensie toegevoegd. Ver van huis t Samensteller en superspeurder Verhoeff schrijft in zijn inleiding over het hoe et waarom: „Door alle verhalen, die de soldaten vertelden, kwam er om de diensttijd van onze grootvaders en vaders een waas van geheimzinnige stoerheid te hangen en de algemeen geldende opvatting, dat soldaat zijn identiek was mei kaarten, vloeken, zui en achter de vrouwen aanzitten, werd door deze verhalen wel niet geheel gestaafd, maar ook beslist niet tegen gesproken. En dus zongen de lotcüngev vol bravour: „Ik was veel liever, ik was veel liever, zeven jaar lang soldaat, dan te leven met de teven, in de huwelijkse Minderen Mij dunkt, dat is klare taal van de luitenant-kolonel. Die later nog te recht opmerkt: „bladerend In oude albums met ansichten en foto's uit die tijd kunnen we een idee krijgen van het leger van vroeger, het ouderwetse leger, waarvan vader en grootvader nog weel hadden. De infanterie liep, de cavelerie reed te paard, de wolletjes werden model gevouwen, hij het ontbijt werd soep ge serveerd, een ritmeester was duidelijk een kapitein te onderscheiden, de hele dag schetterden hoorn- en trompet signalen tegen de kazernemuren en de beloning voor 24 uur trouwe dienst was elf cent voor de soldaten, die toen nog met mindere militairen werden aange duid. Maar het blijft een vaag beeld: de stalgeur kunnen we niet meer ruiken, „Leger werd voorgesteld als collectief van kuise, vlijtige jongelingen, die figuurzaagden, sjoelbakten en van nature graag naar dagsluitingen luisterden" de muziek kunnen we niet meer horen, de hoge kragen en lierkante schoenen gelukkig niet meer voelen." Toch heeft samensteller Verhoeff kans gezien met zijn bijeengesprokkelde serie prenten een lief, naiet breid op te roe pen van de voltooid verleden landsver dedigers. Hij noteert daarbij: „De oude ansichten en foto's doen hier en daar romantisch, soms onwerkelijk en ko misch aan We verbazen oiis over de na ïviteit van de afbeeldingen en in die verbazing is een mengeling te onder kennen van afgunst op het kinderlijk vertrouwen in een blijvende vrede, dat onze vaders en grootvaders blijkbaar hadden en van medelijden, omdat ze zo onwetend op de oorlogsverschrikking af gingen. die in onze herinnering nog als een nachtmerrie rondwaart. En we vra gen ons onwillekeurig af. wat onze kin deren en kleinkinderen later zullen zeg gen, als ze onze albums bekijken. We kunnen ons verder ergeren aan de uiter mate onbenullige op- en onderschriften, die de prentbriekaartenfabrikanten op hun produkten plaatsten. Die ongeinige spreuken en stupide rijmen kwamen voort uit de Victoriaanse opvatting, dat het beste curatief voor ondeugden was: net te doen. of ze niet bestaan. Men sprak dus niet over dronkenschap, ver meed ruwe woorden en onnette spreu ken, verzweeg het bestaan van meisjes van plezier en stelde het leger voor ah een collectief van kuise, vlijtige en god vrezende jongelingen, die van nature graag figuurzaagden, sjoelbakten en naar dagsluitingen luisterden. Dat col lectief duidde men aan met de dierbart Zeepost Met de volgende schepen kan zeepost worden verzonden. De data, waarop de correspondentie uiterlijk ter post moet zijn bezorgd, slaan, tussen haakjes, ach ter de naam van het schip vermeld Argentinië: ms Alkes (19-12); Austra lië: ms Saarland (15-12), ms Taronga (18-12); Brazilië: ms Alkes (19-12); ChiLI: ms Cd de Pereira (16-12); Indonesië: ms Darmstadt (15-12), Kenia, Oeganda, Tanzania: ms Uganda (19-12); Neder landse Antillen: ms Neptunus (16-12); Nieuw-Zeeland: ms Mirrabooka (18-12); Suriname: ms Oranje-Nassau (17-12); Verenigde Staten van Amerika: ms Mo- sel Express (15-12), ms Atlantic Star (18-12); Zuid-Afrika (Rep.) m.Lv. Zuid- west-Afrika: ms Batu (17-12). Inlichtingen betreffende de verzen dingsdata van postpakketten geven de postkantoren. I In de David Roëllzaal van het Rijks museum te Amsterdam wordt van 19 december t.m. 11 januari het dia- klankbeeld „En dat geschiedde in die dagen" vertoond. Het klankbeeld ver wijst naar schilderijen en andere kunstvoorwerpen in de vaste collectie van het museum, die episoden uit het kerstevangelie uitbeelden. Museum bezoekers kunnen het klankbeeld van een kwartier lengte gratis bijwonen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 7