PETER NIJHUIJS VINDT EINDELIJK RUST VOOR EZEL IN SCHIMMERT HOE IK MIJN VERJAARDAG VIERDE ROTTERDAM-GENEVE-SOERABAJA-MELBOURNE-DEN HAAG Tentoonstelling met theater, een graf en kanongebulder DE HAAGSE SCHOOL SCHIMMERT Hij lijkt op He mingway. Grijze, korte, wat bor stelige baard. En vooral die ogen. peilende grijs-blauwe ogen met spotlichtjes. Maar zijn stem heeft niets van een harde avonturier of gevarenzoeker. In het oude vak werkboerderijtje aan de Vauwer- hofweg te Schimmert heeft hij sinds september vorig jaar zijn eenzame tent opgeslagen. Ex-pia nist, ex-zanger, ex-journalist, ex- assuradeur In vbotmaftg Neder- lands-Indië, ex-krijgsgevangene van de Jappen, ex-hoofd van een voorlichtingsbureau van het mi nisterie van Buitenlandse Zaken in de hoge rang van administra teur. Nu uitsluitend kunstschilder, Peter Nijhuijs, oud 57 jaar. En nog een goed kunstschilder ook. Zijn stem klinkt soms kinderlijk zangerig, als hij met veel humor over zijn leven vertelt. Of met een eerlijke verwondering, zonder flauwe kul, over zijn verstilde schilderkunst, waarin de dingen in een afwerende geslotenheid zeer zuiver en poëtisch hun binnenleven leiden. Hiervoor gaf Peter Nijhuijs alles op en trok zich terug in Schimmert. Voor de mensen van Schimmert is deze rijzige schilder met zijn kop van een zeeman, die verre omzwer vingen doet vermoeden, al lang geen onbekende meer. Al dringt hij zich niet op en gaat hij opgeruimd zijn gang, alles waarnemend met zijn grijze ogen vol humor. In zijn woon kamer-atelier, sober als van een kluizenaar, staat een radio en vaak klinkt in het huisje de muziek van Chopin, Stravinsky, Schubert. Peter Nijhuijs schildert. Maar als de muziek stilvalt en het palet is opgeborgen, kan hij met evenveel talent vertellen, deze ex-journalist. Het is een boeien de ervaring urenlang naar hem te luisteren, Van zijn bewogen leven zou een goede avonturenfilm te maken zijn. Een Nederlandse Zorba. Reeds als kleine jongen in Rotterdam wilde Peter Nijhuijs kunstschilder worden. Hij tekent vel na vel vol. Maar zijn vader vindt, dat hij eerst maar eens wat moet leien en wil hem naar een h.b.s. of gymnasium sturen. Het wordt mulo, omdat Peter zo snel mogelijk van die studie af wil zijn om kunstonderricht te gaan volgen. In diezelfde tijd begint Peter piano te spelen en wat later erbij te zingen. Als hij zeventien jaar is. gaat hij naar hel Rotterdamse conservatorium voor een opleiding tot concertzanger. Dan wordt zijn moeder ziek en raakt hel gezin in financiële moeilijkheden. Peter houdt z'jn conservatoriumstudie aan, maar gaat daarnaast zijn kost verdienen bij de Rotterdamse Verzekeringssociëteit. Hij brengt er uiteraard niets van terecht naast zijn muziekstudie en krijgt na vier jaai de stille wenk van de directie om zijn biezen te pakken. Peter volgt deze raad letterlijk op. Hij is eenentwintig, als hij samen met een vriend vertrekt voor een jarenlange zwerftocht, al liftend door Europa, overal in cafés liedjes zingende en pianospelende. Op die reis ontmoet hij twee jaar latei- in 1935 in Genève de bekende journalist dr. M. van Blankenstein, die daar voor de Nieuwe Rotter- dammer de volkenbondsvergaderingen verslaat- Peter Nijhuijs vertelt dr. Van Blankenstein, hoe de Franse boeren over de politiek denken en welke haat er leeft tegen Hitier. „Ik kon da<t weten", zegt Peter. „Ik had bij de Franse boeren in de stallen geslapen. Ik had met hen gewerkt en geleefd. Ik lifte met chauffeurs mee, de beste bron voor informaties. En altijd was het Hitler in die dagen. Van Blankenstein ontdekt in Peter de journalist en vraagt hem eens een feuilleton te maken over zijn zwerf tocht. Deze doet dat, want hij schrijft ook erg graag. De feuilleton wordt gepubliceerd in de Nieuwe Rotter dammer. Soerabaja ..Als je zin hebt naar het Soerabaja's Handelsblad te gaan als journalist, mag je naar Indië", belooft Van Blan kenstein en Nijhuijs neemt het aan bod aan. Het is dan eind 1935, de cri sistijd in Europa. Als jong journalist bij het Soerabaja's Handelsblad kent hy uiteraard veel zakenmensen daar. Hij benut deze kennis om aan boord van de uit Nederland aankomende schepen voor de vele in die crisistijd werkzoekende Nederlanders als onbe taald arbeidsbureau te fungeren. En die geplaatste landgenoten verdienen allemaal meer dan hij. Want hij ver dient slechts 75.in de maand, waarvan hij maandelijks 25. moet afbetalen voor zijn reis naar Indië. Dan komt een jongen, die hij aan een baantje heeft geholpen, hem de tap geven, dat bij een Britse verzekerings maatschappij een assuradeur gevraagd wordt, die veel kan verdienen- Peter slaat toe en krijgt de baan. „Veel musiceren in de plantershuizen en aangenaam causeren en weinig over verzekeringen praten. Dat was het geheim van mijn succes", vertelt Peter Bloemen: schilderij v. Peter Nijhuijs Peter Nijhuis voor zijn vakwerk boerderijtje in Schimmert: ex-pianist, ex-zanger, ex-journalist, ex-assura deur. ex-krygsgevaugene van de Jap pen, ex-hoofd van een voorlichtings bureau van het ministerie van Buiten landse Zaken in de rang van admini strateur. En nu kunstschilder en ook alleen maar dat Nijhuijs thans gnuivend. „Ik ver diende meteen 250 gulden per maand als beginsalaris en dat groeide snel. Ik heb toen enorm veel gereisd door geheel Java en tussen de bedrijven door nog zanglessen genomen bij muaiekpédagoge mevrouw Roelofs- Aohenbach in Soerabaja". Peter geeft daar ook vele kerkconcerten. Hij trouwt daar ook, maar beleeft kort nadien veel ellende met zijn gezim tn een Jappenkamp. Voorlchtingsdienst Op Sumatra bereikt Peter Nyhuys een telegram van een vriend in Australië, dat by onmiddellijk naar Melbourne moet komen. Hjj is benoemd tot ass.- hoofd voorlichtingsdienst van de Ne derlands-Indische gouvernements in formatiedienst in Australië. Hij schildert dan nog niet, is wel verliefd op schilderen en bezoekt alle exposities. Begin 1947 komt hij bü het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat hem datzelfde jaar nog naar Djakarta terugstuurt als perschef van de directie Verre Oosten- Daar ontmoet hij de kunstschilder Henk de Vos en krijgt zijn leven een in grijpende wending. Thans is Henk de Vos hoogleraar aan de Rotterdamse kunstacademie. Hij is de mentor van Peter Nijhuijs als kunstschilder. Eind 1948 keert Peter Nijhuijs in Nederland terug en wordt hoofd van een bureau van de voorlichtingsdienst Buitenlandse Zaken. Hij doet dat met liefde en volledige inzet, vooral ook de oulturele aspecten. Maar in 1950 zegt hij tegen Henk de Vos: „Ik ga schilderen"'. Kunstenaar Het wordt een zwaar dubbelleven. Want het pad van een autodidact- kunstschilder gaat n-i®1 over rozen. Maar Peter houdt vod en het lukt- Prof. Henk de Vos geeft hem vinger wijzingen, maar laat verder deze energieke, wonderlijke man met zijn poëtische, wat stroeve en verstilde kijk op de dingen ongerept zijn gang gaan. Hij stijgt nog lm rang bij het minis terie, maar dan hakt Peter Nijhuijs 't dilemma van zijn geslaagd dubbel leven door. In september 1968 huurt hij via vrienden het vakwerk- boerderijtje in Schimmert en wijdt zich daar uitsluitend aan zijn kunst. Zijn vrouw en twee studerende zonen wonen lm Den Haag en iq forenst Peter Nijhuijs sindsdien om de paar weken tussen Schimmert en Den Haag. Hy is een gelukkig inan. Al smeult er achter zijn wijsheid en humor soms een verborgen melancholie, die ook in zijn schilderijen te herkennen valt. Hy Is wars van alle virtuositeit, waarvan hy walgt en die by alleen waarderen kan in een circus. Hij werkt met stug ge vormen en gedempte kleuren, die de beschouwer bi] blijven als een tra ge, zeer sniver melodie JULES KOCKELKOREN. BRITTEN EREN BERLIOZ I Vuil ome kunstredactie LONDEN Hector Berlioz is bij de Britten byna even populair als in eigen land; op de ,proms" is zyn mu ziek vaste prik en menig dirigent wiens wieg in En geland stond, heeft zyn re putatie deels als Bcrlioz- specialist verkregen. Geen wonder dus, dat Londen bijzondere aandacht wijdt aan het feit dat de schepper van de symphonic fantasti- que honderd jaar geleden gestorven is. In het Victoria and Albertmuseum, niet ver van de zuidrand van Hyde- park, ls een Berlioztentoon- stelling ingericht, die ieder een, die Londen vóór 14 december bezoeken zou, ze ker moet gaan zien. Om tweeërlei redenen is deze tentoonstelling bijzon der: ten eerste omdat ze. onder de naam „Berlioz and the Romantic Imagination" de eerste grote Franse ro mantische componist hele maal in het kader van zijn tijd plaatst; ten tweede om dat de tentoonstelling het midden houdt tussen een gewone expositie en een be zoek aan Madame Tussauds beroemde uitstalling. Het is om zo te zeggen een „aan geklede" tentoonstelling, waarbij weinig nagelaten is om de bezoeker in de sfeer te brengen van Berlioz, zijn muziek en zijn tijd. Neem bijvoorbeeld de eerste entree: men stuit onmiddel lijk op een kopie van Berlioz graftombe in een omfloerste ruimtewaar de muziek van Berlioz1 Requiem de sfeer muzikaal nog versterkt. On middellijk daarna een recon structie van de kamer waarin de componist geboren is; wat verderop een hoek ivaar ex pressie van het Franse natio nalisme en kanonnengebulder eraan herinnert, hoe Berlioz de val en opstanding van de Franse grandeur bij herha- 'ing heeft moeten meemaken. Het meest pittoresk is mis schien de stand die in her innering brengt, hoe Hector Berlioz bij het scheppen van zijn Symphonie Fantasti- que aanvankelijk sterk ge ïnspireerd is door een van zijn vele geliefden: de Britse Shakespearevertolkster Har riet Smithsom. Er is een maquette gebouwd, zodanig dat de bezoeker de indruk krijgt dat hij in de „enge lenbak" van de schouwburg verkeert; beneden hem in een halve cilinder flitsen spots aan, het doek gaat open en via poppen en een bandrecorder hoort en ziét men enkele scenes van Ophelia uit de Hamlet; op gevarieerde manier wordt evenzo de Berlioz van zijn Italiaanse tijd en de Berlioz van de opera „Les Troyens" tot leven gebracht. Dit is het éne aspect van de tentoonstelling; het andere. Hector Berlioz minder spectaculair maar nog wel zo belangrijk, is dat de bezoeker via partituren van Berlioz, manuscripten, boeken, brieven, schilderijen van Berlioz' tijdgenoten een levendig beeld gegeven krijgt van de Franse ro mantiek tn de eerste helft en het begin van de tweede helft der vorige eeuw. Men ziet er doeken van Géricault, Ingres. Delacroix en Turner (vooral het portret dat Delacroix van Paganini maakte en dat van Cheru- bini waarvan Ingres de maker is, zijn de moeite waard), men vindt er ook een pentekening van Victor Hugo en een caricatuur van Gustave Doré. De vluchtige bezoeker heeft aan dit alles al genoeg om plezier te hebben van de zes shilling die met de entree gemoeid zijn. Wie bereid is. meer tijd uit te trekken, krijgt nóg meer waar voor zijn geld. Want het wordt een interessant uurtje, wan neer men zich verdiept in de vele brieven door Berlioz en zijn vrienden geschreven. Voor de liefhebber zijn er dan nog de originele partitu ren, latere uitgaven daar van. de boeken die direct of zijdelings met Berlioz en zijn muziek te maken hebben en niet in de laatste plaats een overvloed van illustraties. Puristen zullen wellicht de opmerking ma ken, dat het showelement aan deze tentoonstelling niet vreemd is. So what; want ze staat in elk geval in de sfeer van Hector Ber lioz' muziek en zal menig een helpen die muziek (nog) beter te verstaan. Wie blijvend profijt van de expositie hebben wil, moet niet verzuimen de catalogus te kopen, ook al kost die een veelvoud van de en- treeorijs. Voor wie het niet mocht weten, ook buiten de Berlioztentoonstelling is een bezoek aan het Victoria en Albertmuseum een och tend of middag waard. En, zoals bij de Britse staats- musea gebruikelijk, die ge legenheid krijgt men gratis. Meer somber dan luchthartig Melancholie en zelfbesef Op het omslag van de nieuwste ver halenbundel van Remco Campert kan men de auteur zelf zien tussen vyf schamel geklede dikkertjes. Hy lachte kennelijk vermaakt naar zijn toekom stige lezer, die denkt veel vrolijks achter dat omslag te vinden. Die lezer zal door het omslag verleid be drogen uitkomen. Er is weinig vrolijks achter het omslag te ontdekken. Er is haast geen grotere tegenstelling te denken dan tussen de auteur en zyn gezelschap in kleur en de acht ver halen. die de inhoud vormen van deze bundel. Remco Campert heeft hem de titel van de laatste vertelling gegeven: Hoe ik mijn verjaardag vierde. In die laatste vertelling komen inderdaad heel even dc meisjes aan de orde. Het is het ver haal van een galeriehouder en de meisjes zijn gekomen om te poseren voor een affiche. Om geheel ontkleed te poseren willen ze meer geld hebben. De galeriehouder vindt dat echt Hol lands. In New York bijvoorbeeld plegen fotomodellen juist meer geld tc vragen als ze iets aan moeten trek- Hoe ik mijn verjaardag vierde is een bijzonder triest verhaal. Het hoort zeker tot de betere van de bundel. De hoofdpersoon zit vol zelfmedelijden. Hij vindt zichzelf een bange egoïst. Wat hem op zijn verjaardag trouwens wat uitvoeriger verteld wordt door zijn geliefde, Marion, die hem bovendien mededeelt, dat ze zijn geliefde niet langer is. Als Marion hem die steek toebrengt heeft hij reeds in het huis van zijn moeder, waar hij woont, ont dekt dat hij niet op haar verjaardags kalender voorkomt. Verrassing Ze heeft echter die verjaardig toch niet vergeten. Er komt een telegram van haar: verrassing, raakte vandaag getrouwd, prettige verjaardag, moeder. De mededeling en de wens zijn niet in staat hem in een vrolijker humeur te brengen. Een verhaal als dit is min of meer autobiografisch van aard. Donald wordt er steeds verbetener. zodat hij tegen het einde Marions vriendin Emmie, die hem op zijn verjaardag gezelschap wil houden, omdat ze mede lijden met hem heeft, zo ruw bejegent dat ze ook de brui aan hem geeft. Donald blijft alleen en verbitterd ach ter. „Ik werd wakker van het ruisen van het televisietoestel. Ik keek op myn horloge. Nog veertig minuten en dan zat myn verjaardag erop. Ik staarde naar dc wirwar van flakkerende witte puntjes op het beeldscherm en ik had het gevoel of ik nooit geboren was en of ik nooit zou sterven, of ik altyd zo had geleefd cn altijd zo maar zou verder leven". Met dit slot van Hoe ik mijn verjaar dag vierde, wordt uitstekend het grondgevoel aangegeven, dat in al deze verhalen aanwezig is. Er steekt een zekere aanvaarding in. Het besef van de betrekkelijkheid van alle dingen en gebeurtenissen, de betrekkelijkheid van het hele leven is hier zo duidelijk geworden dat het de mens. die dit overkomt, geheel in bezit neemt. We stelden al vast dat deze verhalen melancholiek zijn, maar Remco Cam pert heeft nooit tevoren de melancholie zo onvermengd en „natuurzuiver" on der woorden gebracht in die heldere en relatief eenvoudige stijl hem eigen Tegenspel Er was in zijn vorige romans en ver halen vrijwel altijd tegenspel van de luchthartigheid. Campert ging er wel relativerend te werk, maar hij was levens de jonge man, die het leven ..vurrukkeluk" vond. In deze verhalen is dat tegenspel nauwelijks aanwezig. Men vindt het een beetje in het verhaal Takes, dat over een filmsier handelt van wie tel kens scenes gemaald worden, maar werkelijk luchthartig is dal eigenlijk ook niet. In het eerste verhaal De Kampioen tracht Remco Campert een terugblik te doen op wat hij geschreven heeft en wat hem nu vreemd is geworden, deze verhalen liggen nu achter hem, ver molmde sloepen op een modderlandje Die rampzaligheid en die vervreemding komen wellicht het sterkste naar voren in het Dagboek in een map ge vonden. waarin hij de tijd van vroeger in een oud dagboek vindt. De tijd dat hij hield van Q. Het leed is mateloos en toch gering zoals de schrijver zelf zegt: een lichte verkoudheid en dat nog wel in het jaar van Biafra, Vietnam. Tsjecho- Slowakije. Amerika. Frankrijk en ga zo maar door Ook in andere verhalen overheerst de rampzaligheid: in het wat zwakke Tijdschriftverhaal, in de boeiende Notities van een Ander, in Mijn Half broer en in de aangrijpende geschiede nis van een man en zijn zuster: Kom hier. Rosa. Hoe ik mijn verjaardag vierde, dat bij de Bezige Bij te Amsterdam verscheen is dus een bundel die bewonderaar! van Remco Campert niet zullen willen JOS PANHXJIJSEP i de c n, de r Standaardwerk Jos. de Gruyter thans compleet Nog op tfld voor de kómende feestdagen is het tweede deel verschenen van dr. Jos de Gruyter* standaardwerk over de- Haagse School, waarvan de uitgave (en de relatief lage prijs) werd mogelyk gemaakt door steun van het Anjer fonds Den Haag, het Anjerfonds Zuid-Hollande het Haags Cultureel Centrum en de provincie Zuid-Holland. Hy be handelt er de tweede generatie van de Haagse School in. die omstreeks 1880 tot volle ontplooiing kwam. Dit deel bevat monografieën over Gerard Bilders, de Ma- rissen, Anton Mauve en Willem de Zwart, benevens kortere hoofdstukken over een veertiental kleinere meesters. Op nieuw tont de auteur zijn grote kennis van zaken. Hij komt daarbij tot een nieuwe waardering, waarbij hij van de roem die Jacob Maris eertijds genoot, met alle waardering overi gens wat afneemt. Matthijs Maris noemt hij de grootste van de drie broers maar hij wijst met nadruk op het mees terschap van de altijd wat onderschatte Willem. Bij een analyse van diens werk bespreekt hij diens subtiele kleurnuaneeringen en laat daar de kenmerkende woorden op volgen: „En nog doet men het wel voorkomen alsof de Haagse School niet meer betekende dan een „zwakkere" of zwake" herhaling van wat in de „glorieuze" 17e eeuw al gepresteerd was". Gelukkig is het werk van de Haagse School dc laatste jaren wat meer in de belangstelling gekomen Binnen- en buiten landse kopers bewijzen het door op yeilingen hoge prijzen voor goede stukken te betalen Die buitenlandse belangstel ling is er overigens ook vroeger geweest Opvallend is in De Gruyters boek het grote aantal verwijzingen naar bui tenlandse musea waar zich werken van deze schilders be vinden. Er is gelukkig veel in voortreffelijke werk v vende belangstelling dienen als handleiding v ïze eigen musea overgebleven Het dr De Gruyter kan bij de herle- >r het werk van de Haagse School wetenschapsman zowel als leek zijn voordeel mee zal kunnen doen. Ook dit deel is voorzien van een aantal kleurafbeeldingen en vele zwart-witprodukties. Samenvattingen van de hoofd stukken In het Engels maken het ook internationaal han teerbaar. vg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 7