LUDWIG VAN BEETHOVEN OP DE PLAAT LAATSTE RESTEN TROPISCH NEDERLAND met zijn opera, met zijn concerten, met zijn symfonieën ZATERDAG 8 NOVEMBER 1969 0 /)- Schets voor de finale van de 9de symfonie. (Van onze muziekredacteur) We hebben het U reeds bericht: op 16 december 1970 is het precies tweehon derd jaar geleden, dat Ludwig van Beethoven te Bonn geboren werd. Naar aanleiding van dit memorabele feit komt de Deutsche Grammophon Gesellschaft met niet minder dan 12 cassettes in totaal 75 langspeelpla ten! die het gehele oeuvre van de meester gaan bevattendat be weert men althans. Daad, begeleid door de uitgave van een Beebhovenboek, verzorgd door prof. dr. Joseph Sohmidt-Görg en dr. Hans Schmidt van het Beethoven-Archiv Bonn. Echt „begeleid": in deze editie 276 bladzijden tekst. 250 illustraties zijn de hoofdstukken identiek met de inhoud, de stof van de twaalf cassettes. Momenteel zijn reeds dirie cassettes versohenen, waarin de aandacht wordt gevraagd voor de opera „Fidelio" (no. 10), de negen symfonieën (no. 1) en dto concerten (no- 2). Fidelio Laten we ons primair bepalen tot „Fidelio", omdat deze, voor ons althans, nieuw is, symfonieën en concerten zijn „herdrukken" van reeds bestaande opnamen. Fidelio in drie langspeelplaten, op intekening 45.-, later 73,50 kostend. Algehele leiding K'arl Böhm, staande aan het hoofd van de StaatskapeOle Dresden, het Omroepkoor Leipzig en dat van de staatsopera Dresden, met en benevens een keur van solisten, over wie later. De echte Fideliokennersen dat zijn er zo langzamerhand heel velen! zullen met deze opname, juister gezegd met de opvatting hieraan ten .grondslag liggend well enige moeite hebben: zo is het ook ons vergaan. Ronduit meesterlijk vonden we het begin en schoon in mindere mate het slot. Dot „Singspiel" aan het begin, waarin iedereen leeft en doet, alsof er geen vuiltje aan de lucht is, dat heeft in de onbevangenheid, waarin het tot ons kwam iets ongelofelijk navrants allemaal goede mensen, niet schuldbewuste mensen in dienst van een ploertig systeeml De bijfiguren gedragen zich hierin meesterlijk: Edith Mathis alls MarzellMne, Peter Schreier als Jaquimo, Franz Grass als de zo uiterst plichtsgetrouwe cipier Rocco: bloemen bloeien allerwegen, zelfs op een mesthoop- Maar dan komt de overgang van het bovengrondse naar het ondergrondse dit ook in letterlijke zin op te vatten gevormd door het wonderschone kwartet, waarbij zich ook Fidelio, Gwyneth Jones, voegt, nog steeds een spannende voorbereiding op de dingen, die komen gaan, die komen moeten, inleiding tot de kerkerscenq, het dieptepunt in een tragische ontwikkeling. Vreemd is het, maar we moeten het bekennentoen kwam er een anticlimax: het leek ons, dat Karl Böhm daar moeite had zich met de situatie te vereenzelvigen, door de meester Beethoven, de advocaat voor het recht, het recht, dat moet zegevieren, zo dwingend voorgeschreven. Er werd gezongen, er werd goed Concertzaal in de Augarten te Wenen. Hier ging waarschijnlijk op 24 mei 1803 de première van de vioolsonate op. 74. G. P. Bridgetower, violist, en Beethoven zelf aan het klavier, hielden het kind ten doop. gezongen, zowel door de koren, Fidelio en Don Pizairo (Theo Adam), maar we werden niet overtuigd, de simplistische levensopvatting van Beethoven, dat kinderlijke geloof, dat zo ontroerende geloof in de uiteindelijke goedheid van de mens, werd hier, helaas, niet het Dat kwam eerst later, aan het slot, toen alles „voorbij" was. Doch toen moesten we tot ons verdriet constateren, dat de essentie van de „Rebtungs-Oper" als de nood het hoogst is, is Gods hulp het meest nabij hier niet, althans onvoldoende, aanwezig bleek. Böhm last tussen de kerkerscene en het slot de ouverture Leonore III in: daarmee is Gustav Mahler begonnen en Wilhelm Furtwiingler behoorde tot de velen, die dat voorbeeld Gwyneth Jones zingt de Leonorerol in de Fidelio. volgden. Een verkeerd voorbeeld ons inziens: de handeling ten tonele wordt hierdoor op onaanvaardbare wijze onderbroken. De overgang van diepe duisternis naar stralend licht mag niet vertraagd worden, niet onderbroken- Zelfs niet door een zo geniale ouverture ails Leonore III: haar lot zal zijn een zelfstandig bestaan te leiden. De concerten Het is de in 1895 te Jüterborg geboren Wilhelm Kempff, die de vijf pianoconcerten verzorgde. We hadden eigenlijk zo gaarne gehad, dat het er zes geweest waren, dat dus in een uitgave „Gesammelte Werke" ook dat pianowerk was opgenomen, waarin meester Beethoven het oorspronkelijk vioolconcert voor piano arrangeerde. Deze bewerking hebben we meermalen door de radio kunnen beluisteren. Een omissie, die we na lezing van het voortreffelijke begeleidende boeik nog sterteer betreuren. Want wat vernemen we daarin? Dat Beethoven bij de pianoversie, aan de vrouw van zijn vriend Stephen von Breumimg opgedragen, teruggreep naar de autograaf, die op bepaalde punten van de door de violist gebruikte partituur verschilt Mededeling, die elk liefhebber van dit concert enorm zal intrigeren- Het vioolconcert in D groot (op. 61) wordt overigens door de Franse violist Christian Ferras (geboren 17 juni 1933) meesterlijk vertolkt: wat ons met vreugde herinnerde aan het feit dat het Yehudii Menuhin was, die, tegen de wens van vele juryleden in. op hot Internationale Concours van Scheveningen 1948 aan dit wonderkind de eerste prijs toekende. Nu wordt, op deze plaat, waar het ex-wonderkind te horen is met de Berliner Philharmoniker onder leiding van Herbert von Karajan, ie juistheid van deze opvatting nog eens bevestigd. In deze cassette mogen natuurlijk de twee vioolromiances niet ontbrekenhier vertolkt, heroïsch vertolkt door niemand minder dan Daviid Oistrach (geboren 1908), geassisteerd door het Royal Philharmonic Orchestra uit Londen onder directie van Sir Eugene Goossens. Het beste, althans voor het cassette bewaarden we voor het laatst: we bedoelen het Ktgenaamde Tripelkonzert, hier gepresenteerd door de pianist Géza Anda, de violist Wolfgang Sahnedderhan en de cellist Pierre Fournier, optredend met Ferenc Fricsay en het Radio-Symphonie-Orchester uit Berlijn. Van 1807 daterend: „Von Beethoven ist ausser einiaen 'deinen Werken, ein neues grosses Konzert für Pianoforte, Violin und cello in Wien soeben gestochen erschienen"aldus de Musikalische Zeitung van dat jaar. Maar zeker is het, dat de Karl Böhm, dirigent van de Fidelio. componist er jaren aan heeft gearbeid. Leest men in het „begeleidende bode" de persreaotii.es op de eerste en tweede uitvoering in de Augarten dan valt het op, dat de recensenten zich gereserveerd betoonden, hem als een soort avant-gardist beschouwden, getuige: Indessen kann man, wie jekanntüber Beethoven'sche Kompositionen selten beym Erstenmale ein bestimmtes Urtheïl fallen; deshalbe verspare ich, etwas wei teres, über dies Concertino zu sagen, bis wir es mehrmals gehort haben". Gereserveerd: dat was men toen, dat is men thans nog, ook Maar nu de menen, dat dit werk het op de plaat beter doet dan in de concertzaal. En daarin rtaat hert niet alleenwe denken hier bijvoorbeeld aan het Hoorntrio van Brahms. De symfonieën Over de negen symfonieën uitgevoerd door de Berliner Philharmoniker, de Wiener Singverein, de sopraan Gundula Janowitz, de alt Hilde Rössel-Magdan, de tenor Waldemar Kmentt, de bariton Reinhold Schmid, het geheel onder leiding van Herbert von Karajan, moeten en kunnen we kort zijn: enige jaren geleden verschenen hebben ze in zéér korte tijd over de gehele wereld een grote vermaardheid verkregen. We hebben ze opnieuw beluisterd en opnieuw werden we gegrepen door de demonie, die van deze dirigent telkens weer uitstraalt. Zoals het ons altijd gaat, wanneer we met hem geconfronteerd worden: we verzetten ons hevig. Maar al spoedig moesten we ons gewonnen geven, ons weer gewonnen geven: we raakten compleet in de ban van deze bepaald niert nederige dienaar van de toonkunst. Ook bij de Negende, zelfs bij de Negende, toen ons de brallende tekst van Schillers „Ode an die Freude" werd voorgeschoteld. Want plotseling deed hij ons Beethoven met zijn onverwoestbaar vertrouwen in de mensheid, de onverbeterlijke optimist, zoals die tick ook in zijn enige en „enige" opera „Fidelio" manifesteert. En dan te bedenken dat de litvoering ervan voor het grootste gedeelte bepaald werd door een orkest, levend en werkend in een stad, die door een muur in twee stukken verdeeld is. Wat triest is dat eigenlijk...» In Suriname heten de Nederlanders bacra, dat wil zeggen blanke, op Curacao heten ze ma- camba, dat betekent indringer. Hoewel we met de West nog altijd een koninkrijk uitmaken cn hoewel Nederlanders daar al zoveel jaren zijn, heeft de West maar een betrekkelijke belang stelling voor Nederland en wij eveneens voor de West. We kennen elkaar met zoveel zee tussen ons, ondanks de moderne middelen van communicatie maar weinig. Er bestaan soms de vreemdste misverstanden. Vol geestdrift meldde een jong Nederlands onderwijzer zioh- aan voor een vacature op Saba, vertelt Willem Frederik Hermans in zijn nieuwste boek De Laatste Resten Tropisch Nederland. Hij begaf zich naar hot Antillenliuis in Den Haag voor nadere inlichtingen. Ene heer Booi (ex-minister van Onderwijs van de Antillen) stond hem te woord. „Warm op Saba? 's Nachts bevriest u. U moert dikke dekens meenemen, nog liever slaapzakken. Uw hond moet u kaal laten scheren, anders sterft hij van de hiitrte. Uw auto dient u te verkopen, want daar heeft u niets aan op Saba. Een auto kan geen trappen lopen, ha, ha". Er is jchter een goede autoweg op Saba. Toen de londarwijzer mat de zijnen dus op Saba aankwam, moest hij dadelijk voor veel geld een nieuwe auto laten aanvoeren en aan land brengen op een vlot, want zonder auto begin je er niets mee. Het geld voor de slaapzakken was weggegooid, want het is er 's nachts bepaald niet koud.. De hond liep een half jaar voor gek in z'n blote pens, rwaaut zo heet is het er nu ook weer niet. De Laatste Resten Tropisch Ned'eriand, dat bij De Bezige Bij versoheen, is gewoon een verslag van een reis in de West. Hermans bezocht daar Suriname, de eilanden onder de wind en boven de wind. Wat hij meedeelt is dus in faite journalistiek en als zodanig niet eens zo schilferend, daarvoor geeft hij te weinig algemene informatie. De informatie, die hij geeft, is echter altijd terzake en hij merkt dingen op, die een ander wellicht niet had opgemerkt of wal op hetzelfde neerkomt niet op juiste waarde gesehait. Haast onherstelbaar Als hij het afscheid beschrijft van zijn vrouw van het oudje dat haar eens, toen ze hier leefde, verzorgd had. laat hij op een zeer beallste, zij het terloopse wijze zien hoe ver mensen van verschillend ras tegenover elkaar staan, zelfs terwijl ze de grootste moeöite doen om elkaar te begrijpen. Dat is even reëel als bijna onherstelbaar. Natuurlijk wordt er in Suriname en op de eilanden, boven en beneden de wind herhaaldelijk over discriminatie gesproken Men zou zich echter grotelijks vergissen Ie denken, dat degenen die daar zo druk over doen, zelf vrij zijn van discriminatie. Men hoeft de omgang of het gebrek aan omgang met elkaar van negers of „boslandcreolen" en Hindostanen, Javanen en Chinezen maar even mee te maken om reeds genuanceerder te ooi-delen. Als men in de West enige tijd vertoeft, zal men zien hoezeer de verontwaardiging om de discriminatie leeft, YV. F» Hermaiw Toen Hermans bij een teach-In op Curasao was. kreeg hij uiteraard te horen over Sinterklaas en Zwarte Het, voor de mensen van de West een schoolvoorbeeld van discriminatie. Waarom Is Sinterklaas nooit zwart en Zwarte Piet nooit wilt? Hermans kroeg op de teach-in deze vraag voorgeschoteld. Hij antwoordde dat de rol van Zwarte Piet geen oneervolle is. Hij dreigt wel met in de zak te stoppen, maar heeft dat nog nooit gedaan, hij deelt snoepgoed uit. hij Imponeert de kinderen minder dan autoritaire Sinterklaas. Hem werd natuurlijk voor de voeten geworpen, dat v,'j het kolonialisme bewonderde. „Ik bewonder niets", antwoordde Hermans, „maar zonder kolonialisme zouden er geen Anbillianen besbaan, alleen een paar Indianen"- Volgens hem kun je nief met een negerschrijver in contact komen of, na enige momenten conversatie, bekent deze een essay over Sinterklaas en Zwarte Piet geschreven te hebben. Willem Frederik Hermans in de West ls allerbeminnelijkst en blijkt over een eindeloos geduld te besohilcken. Hij constateert nauwkeurig, hij vindt er de meeste mensen hartelijk en hulpvaardig. De Hermans in Nederland is echter ook in het boek aanwezig, tenminste in het begin. Hij maakte de reis op „verzoek" van de Sticusa, de Stichting voor culturele samenwerking met Suriname en de Antillen. Die is Ln een villa, rijk van doctorandussen voorzien, in Amsterdam. „Ze beginnen mei GEORGANISEERD DOOR STICUSA helemaal geen antwoord te geven. Maar wanneer blijkt, dat, om de ambtelijke term te gebruiken, „de boot niet langer kan worden afgehouden", gaan de samenwerkei"s er ten langen leste toe over een overzeese tournee te organiseren, op een zo gebrekkig mogelijke wijze- Alles wat verkeerd kan worden gedaan, doen de cultuut-verspreiders verkeerd. Telefo- nisdhe afspraken worden niet nagekomen, telegrammen komen niet terecht, belangrijke brieven sturen ze naar het verkeerde adres, om vervolgens een fotocopie van het zoekgeraakte schrijven naar het goede adies te sturen. De fotocopie is natuurlijk nagenoeg onleesbaar en zlert er uit of iemand er de zitting van een stoeltje in hot Vondelpark mee heeft schoon gemaakt". Zoals men ziet, Willem Frederik Hermans kan ook nog altijd onbeminnelijk zijn. JOS PANHUIJSEN.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 13