60 jaar jong
VAN
RUISEND
LOVER TOT
STUIVEND
ZAND....
DE TOEKOMST VAN DE BOLLENSTREEK
In halve eeuw
veranderde duinstreek
van aanschijn
In de beginjaren van de twintigste eeuw zag,
wat nu de oude bollenstreek wordt genoemd,
er wel geheel anders uit. Langs de reeks van
oude binnenduinen, die zich uitstrekte van
Haarlem, waar zij zich aansloot aan het Lustigh
Kennemerlant, tot omtrent Leiden en dan verder
doorging om zich te verlopen in het Haagse Bos,
waren reeds in de middeleeuwen enkele ridder
matige hofsteden, alle lenen van Holland en ge
legen op of omtrent de grote „Wildernisse",
het rauwe, ruige grafelijke jachtgebied. Later
kwamen daar de rijke kooplieden van Amsterdam
en elders, die liever de hoge zeekust kozen
dan de waterboord van de zachtvlietende Vecht,
ook al omdat die allengs was volgebouwd met
„huizen als kastelen".
Maar om by de duinstreek te blijven, veel ia er van de
groene strook niet meer over dan alleen de herinnering
bij ouderen en de namen van de vele kwekerijen, die de
jongeren niets meer zeggen omtrent hun herkomst.
En van wat er nog van de vroegere heerlijkheden over
is, wordt nog maar spaarzaam als particuliere behuizing
gebruikt: Het huis te Vogelenzang, gebouwd ongeveer
ter plaatse van een middeleeuws grafelijk jachthuis en
Keukenhof, dat nu weer beroemd is door de jaarlijkse
bloemententoonstellingen. Maar de Hartenkamp onder
Bennebroek, waar Linnaeus eens pionierde met z'n
vele planten en plantjes, is nu een gesticht, waar jon
gens, die moeilijkheden hebben met de normale maat
schappij, worden verpleegd.
Maar de namen zijn nog wel bekend: Veenenburg, Els-
broek, Weeresteyn, Oostende, Horst ten Daal, Rosent-
dael, Meer en Burgh en Wildlust, Meer en Dorp, Lapi-
nenberg en Treslong.
Al die grote en kleinere landgoederen zijn in de loop
der eerste decennia van onze eeuw verkaveld tot
bollengrond. De oude bossen werden gerooid, de kapitale
huizen op enkele magere en onaanzienlijke, soms bijna
niet meer herkenbare restanten na, afgebroken.
Bollen en kalkzandsteen
De laatste grote zanderij onder Hillegom en Lisse be
trof de buitenplaatsen Veenenburg en Elsbroek. Vee
nenburg komt reeds voor op een kaart van 1746 doch
werd vermoedelijk reeds aangelegd kort na het graven
van de trekvaart HaarlemLeiden in 1660. In 1913
is het huis gesloopt. De begrenzing was ongeveer de
Loosterweg, de Rijksweg en de Lisserbeek. De laatste
eigenaar Leembruggen, van de bekende Leidse textiel
baronnen uit die tijd, was ook bezitter van het landgoed
Elsbroek. Zijn erfgenamen richtten In 1902 de „Maat
schappij tot exploitatie van gronden VeenenburgEls
broek" op. Deze vennootschap stichtte de kort daarna
gevestigde kalkzandsteenfabriek „Arnaud" op, thans
de bekende fabriek van Van Herwaarden op de grens
van Hillegom en Lisse. Dat betekende de dood van brjna
alle toen nog bestaande Hillegomse en Lisser binnen
duinen.
Elsbroek was in 1867 nog 782 hectaren groot, bestaande
uit landhuis, bossen, vijvers en lustwaranden. Het
grensde aan Veenenburg. Zeven boerderijen behoorden
er eveneens toe.
Het goed was lange tijd bezit van de familie Six van
Hillegom, een Amsterdams koopmansgeslacht, waarvan
vooral Jan Six bekend is geworden door zijn vriend
schap met Rembrandt, die ook het beroemde portret
van Jan schilderde en volgens overlevering veel op
Elsbroek te gast was. De niet minder beroemde els
„Het bruggetje van Six" zal op het landgoed zijn
gemaakt, hoewel er twijfel over bestaat. Men meent
echter in het torentje aan de horizon de toren van
Hillegom te herkennen.
„Treslong" aan de noordgrens van Hillegom heeft het
als woonhuis nog lange tijd volgehouden, zij het dat
het landgoed in de loop der jaren reeds sterk was
ingekrompen.
Het stond niet geboekt als riddermatige hofstede, hoe
wel het zijn naam ontleende aan het geslacht van die
naam. Heren van Bloys, gezegd van Treslong, hout
vesters van Holland, hebben de plaats vermoedelijk
tussen 1555 en 1575 gesticht, hoewel het overigens op
een onbetrouwbare kaart van 1600 niet voorkomt, wel
op de reeds eerder genoemde kaart van 1746.
De laatste eigenaresse was de familie Van Tets van
Goudriaan, die het huis en de erbij horende grond ver
kocht aan de Stichting Hillegomse Beurs, die het liet
slopen en er het thans bekende Treslongcomplex
heeft gebouwd.
Ook „Rosendael" in Lisse bestaat nog en wordt nog
bewoond. Het is echter sterk vervallen en van de vroe
gere heerlijkheid is weinig meer over. Het uit de plaat
selijke historie bekende „Hof van Hillegom" is nu het
Hillegomse raadhuis. Twee van de oude burchten zijn
vervallen tot ruïne: Dever te Lisse en Teylingen op de
grens van Sassenheim en Voorhout, maar het Huya
te Warmont prijkt weer in oude, gerestaureerde vorm.
Vlietende beken
Ook van de vroegere „vlietende beken" is niet veel
meer over. De Hillegommer beek, de Lisser beek en de
Kennemer beek vormden vóór het graven van de
Leidse trekvaart natuurlijke afwateringen van de hoge
landen onder Noordwijkerhout naar het Haarlemmer
meer. Het verloop van deze oude beken is nog maar
spaarzaam te volgen, verloren als ze gaan in later ge
graven poldervaarten, die in de Ringvaart uitmonden.
De Kennemerbeek wordt wel beschouwd als de zuid
grens van Kennemerland, vandaar de naam en er wordt
wel aangenomen (hoewel dat door veel historici sterk
wordt aangevochten) dat op de plaats van Hillegom
en Bennebroek het legendarische Suitherdeshaghe moet
worden gezocht.
Zo is het landschap in de laatste halve eeuw ingrijpend
veranderd tot schade aan de lieflijkheid maar ten nutte
van de nuchtere, doch onontbeerlijke Nederlandse
De woeste wildernis, eens de wildleverancier van de
grafelijke en andere „heerlycke" keukens tot een wild-
arm agglomeraat van slechts enkele maanden aantrek
kelijke en bloemrijke, maar de langste tijd van het jaar
onaantrekkelijke kale, grauwe velden. Het suizend
lover van de eeuwig ruisende bossen moest plaats maken
voor het stuivende zand, dat er in de oertijd door de
zee is aangespoeld.
De vroegere groenteakkers en fruittuinen, waarmede de
streek eertijds roem oogstte (had Hillegom niet
z'n eigen plaats op de Amsterdamse markt ter hoogte
van de tegenwoordige Marnixkade?) verkeerden in
bollenakkers en die Amsterdamse markt moest wijken
voor gans de wereld naar alle windstreken.
Dat was de prijs voor het tenietgaan van veel land-
schapsschoon. Maar eerlijkheidshalve moet daarbij ge
zegd, dat het die prijs in geldelijk gewin dubbel en
dwars waard is geweest. Maar ook... het geleden ver
lies bleek evenmin te vervangen omdat een mens nu
eenmaal niet leeft van brood alleen.
schilderij door de eigenaar G. Leem-
Het (z.g.n.) Bruggetje
Rembrandt.
„In hoeverre - en dan nog wel
ke - zal er in de toekomst
werkgelegenheid zijn in de
Bollenstreek? En - annex aan
deze vraag - zal er nog teel
grond overblijven
Deze vragen stelde enkele ja
ren geleden de Rijkstuinbouw-
consulent te Lisse, de lieer S.
van Veen, op een openbare dis
cussie-avond over de toekomst
ran de Bloembollenstreek.
In 1966 bedroeg het aantal hec
taren tuinbouw grond in de
streek 8500. Dat was echter
een teruggang sinds 1960 van
niet minder dan 1000 hecta
ren. Het aantal streekbewo-
ners echter liep in diezelfde
periode op van 66 duizend tot
8.1 duizend en ir. Van Veen
stelde als prognose dat dat
getal in 1980 wel zal zijn op
gelopen tot honderdduizend.
Volgens zijn schatting zal de
ze vermeerdering circa SOO ha
aan grond kosten, hoewel
waarschijnlijk geen bollen
grond. De woningbouw zal
hoofdzakelijk aan de oostkant
plaatsvinden met uitzondering
van Noordwijkerhout - een
overigens snelgroeiende ge
meente - waarvoor er niet veel
anders zal opzitten dan bol
lengrond voor woningbouw te
benutten.
Bollen en groenten
Een andere vraag die ir. v.
Veen stelde was: „Moeten we
uitsluitend bollen blijven telen."
Hij acht de grond eveneens
uitstekend geschikt voor bloe
men en groente, open of onder
glus. De bloementeelt onder
glas neemt toe en die is zeker
tienmaal zo arbeidsintensief
als de bollenteelt. Wat betreft
de bollen: de tulpenteelt is de
zwakste schakel, in tegenstel
ling met hyacinthen en nar
cissen, die een vrij vaste basis
Ir. v. Veen meende met be
trekking tot de werkgelegen
heid de conclusie te moeten
trekken, dat er tot 1980 wel
geen grote veranderingen zul
len komen. De werkgelegen
heid zal volgens hem onge
veer gelijk blijven: voor de
bollen een tendens naar min
der, maar door de uitbreiding
van de bloementeelt, die hij
Verschuivingen
Ir. J. P. van Nugteren, land
bouwkundig inspecteur van 't
Gewestelijk arbeidsbureau, was
echter niet zo optimistisch. Hij
wees nl. op de jaarlijkse af
vloeiing van rond 15binnen
de groep loontrekkenden. Er
mug dan tegenover staan dat
ook de z.g. inkomende groep
vrij groot is, maar daaronder
is et a flink aantal, dat na
eerst te zijn afgevloeid weer in
het vak terugkomt. Tweeder
de daarvan is echter ouder
dan .',0 jaar, terwijl het jeug
dige élement onder de nieuw
komers betrekkelijk gering is.
Voorts valt er jaarlijks onge
veer anderhalf procent af we
gens pensionering.
Als oorzaken t'an de afvloei
ing meent ir. van Nugteren te
kunnen aamvijzen: het geringe
sociale aanzien van de bloem
bollenarbeider, de verhouding-
urbeider-werk gever, de oplei
ding en de te geringe promo
tiekansen.
Structurele problemen
Door het schaarser worden van
ils produktlefactor arbeid (en
de laatste jaren een duide
lijke ontwikkeling in de rich
ting van grotere bedrijfseen-
heden waar te nemen, die ge-
söhikt zijn voor machinale be
werking en waardoor het ge
brek aan mankracht kan wor
den genivelleerd. Bovendien
kunnen met de mechanisering
de z.g. arbeidstoppen uorden
weggewerkt of afgevlakt.
Praktisch alleen in de tijd van
het bloemkoppen en het hollen-
pellen komen nog „pieken"
voor, doch daarvoor worden de
luatste jaren veelal scholieren
opgetrommeld, die er een aar
dig vakantiecentje mee verdie
nen. Of dit nog lang zal duren
is overigens de vraag, er wor
den nl. reeds pogingen in de
richting van machinaal bloem
koppen gedaan en het staat
vast dat technische geesten al
zitten te broeien op machines
die de bollen kunnen pellen.