WAT IK
VAN
LEIDEN
VIND
60 jaar jong
Zes meningen van
zes ex-stadsgenoten
Ik denk aan het
buikorgeltje
van Brampie...
Een oud-Leidenaar
herken je aan z'n
eetgewoonte
op 3 oktober...
Op 3 oktober
ben ik altijd thuis...
1
Rembrandt is ook
in een stal geboren...
Ronddwalen
door Leiden is nog
steeds een vreugde...
Het Gerecht vind ik
ook erg mooi...
Mgr. Buis vanuit Maleisië:
Zangeres zonder Naam vanuit Geleen:
Mevrouw M. Servaes-Bey, beter bekend als „de Zange
res zonder Naam", vertolkster van vele levensliederen,
woont tegenwoordig in Geleen. Leiden heeft echter nog
altyd een heel warm plekje in haar hart. Leest U zelf
Wat vind ik van Leiden als stad? Een vraag die mij
wel vaker gesteld is en waar het beantwoorden mij
altijd bepaald moeilijkheden geeft. Mijn jeugd heb ik
in Leiden slechts gedeeltelijk buitenshuis beleefd, door
ziekte, zoals inmiddels bekend mag worden veronder
steld, doch de periode vanaf mijn 10e jaar komt me toch
heerlijk voor. Als ik denk aan de hoge trappen bij het
oude station, waarop we van de leuningen roetsten met
onder je de denderende treinen. Veel van mijn leeftijd
genoten zullen daar ook heerlijke uren hebben beleefd.
De humor in Leiden heeft mij altijd bijzonder bekoord
en humor heb ik in mijn jeugd veel ontmoet. Als ik b.v.
denk aan het buikorgeltje van Brampie, waar wij allen
groot en klein veel plezier aan hebben beleefd. Naar
verluidt bevindt zich dit orgeltje ln de Lakenhal.
Lakenhal dat brengt me op de prachtige musea
die Leiden bezit, waar je als kind eigenlijk alleen maar
kwam als de meester met de klas eens ging. En dan
het 3 oktoberfeest. Dat was vroeger iets waar je het
hele jaar naar kon verlangen. De mooie optochten en
niet te vergeten de kermis! "Ik herinner me nog dat we
als meisjes van 18-19 jaar een paar weken voor het
feest verkering zochten, alleen maar omdat we dan vrij
van betalen waren.
Leiden een fabrieksstad met overwegend een ar
beidersbevolking. Leiden universiteitsstad. Ieder
een weet zich de ontgroeningstijden wel te herinneren,
met humor doch ook met minder leuke dingen, zoals
b.v. de gloeiend hete centen die de studenten vanuit een
kar op straat gooiden en waar je je dan opwierp
om je handen te verbranden. Dat blijft je ook altijd bij.
Als ik Leiden nu bezoek, vindt ik de stad enorm vooruit
gegaan, dynamischer, waardiger, kortom een goede stad
om in te leven. Veel beter dan in de tijd toen ik jong
was. Een stad die ondanks alles, en dankzij alles een
stad is die een warm plaatsje in mijn hart heeft en
altijd zal houden.
Leiden, ik wens U een goede en grote toekomst en ik
hoop U nog vele keren te mogen bezoeken.
ZANGERES ZONDER NAAM
Zangeres zonder Naam
Staatssecretaris De Koster
vanuit Wassenaar:
De vroegere directeur van Meelfabriek „De Sleutels",
de heer H. J. de Koster, is nu staatssecretaris van Bui
tenlandse Zaken. Dagelijks heeft hy meer dan andere
Nederlanders zicht op de wereld buiten Nederland, maar
dat hij Leiden nog niet vergeten is, leest men gemakke
lijk af In de bijdrage die wij van hem ontvingen.
Slechts enkele Nederlandse steden leggen een stempel
op de inwoners, binden hen zodanig, dat deze binding
niet ophoudt bij hun vertrek. Een van die steden is de
Sleutelstad.
Als geboren en getogen Leidenaar voel ik nog steeds
de nauwe verwantschap met „onze" stad. Daarvoor
hoeft men zelfs niet lid te zijn van de Vereniging Oud-
Lieden, al beveel ik geregelde kennisneming van het
Leids jaarboekje zeer aan.
Men kan de oud-Leidenaar overal ter wereld herkennen
door zijn eetgewoonten op 3 oktober, zijn kennis van
de stedelijke geschiedenis, zrjn „trots zijn" op Leidse
afkomst.
Ondanks, of misschien juist door de geringe groei van
het inwonertal, is het nog steeds een gezellige stad ge
bleven. De wetenschap speelt er een grote rol, niet al
leen door de aanwezigheid van de Universiteit, ook door
de combinatie van een aantal uiterst belangwekkende
musea, waarvan men zich niet steeds realiseert hoezeer
zij zelfs bij onze tegenvoeters bekend zijn.
De nijverheid van Leiden, waarmee ik zelf het grootste
deel van mijn leven nauw verbonden was, heeft zich in
60 jaren aangepast aan de moderne maatschappij. Een
verheugende verbreding naast het oorspronkelijke tex-
tielstramien schept de garantie voor een duurzame
werkgelegenheid Met de stad als aantrekkende pool
vestigden veel bedrijven zich buiten de oude stadswallen,
ja buiten de hui'dige grenzen. De ligging midden in de
l andstad heeft het eigen karakter van de industrie niet
aangetast.
Een uitbreiding van de stadsgrenzen? Amsterdam als
Leiden-Noord en Rotterdam als Leiden-Zuid en vele
problemen in het Westen van het land zijn opgelost.
H. J. DE KOSTER
Wim Slijkhuis
Wim Slijkhuis
„eventjes" in Leiden:
Wim Sljjkhuls won in 1948 tijdens de Olympische Spelen
in Londen een bronzen medaille op de 1500 meter. Wim
Slykhuis was toen al oud-Leidenaar (ex-lid van „Hol
land") maar de stad stond er van op zyn kop. De oud
atleet is sinds lang „terug van weg geweest" in Leiden.
Over enige tijd vertrekt hy weer.
„In 1945 ben ik uit Leiden vertrokken. Ik ben toen met
een razzia opgepikt, maar ik heb nog juist kans gezien
om er tussenuit te knijpen. Ik ging naar Amsterdam
en vervolgens in de jaren '50 naar Wassenaar. In Leiden
zit ik nou een paar jaar. Ik beschouw het hier meer als
„doorgangshuis". Binnenkort ga ik weer weg. Ik biyf
wel in de Randstad, omdat ik hier gesettled ben. Zake
lijk gezien zit ik in Leiden niet gunstig, al zit ik hier
aan de buitenkant wel rustig, vooral als je dat vergelijkt
met andere grote steden. Ik ben geen stadsmens en ik
zou ook nooit in het centrum willen wonen. In de bui
tenwijken is het leuk. Er is veel groen. Ik heb Leiden
altijd een rustig stadje gevonden waar weinig gebeurt.
Het gaat allemaal erg gezapig. De mensen zijn wat ge
moedelijker dan bijvoorbeeld een Amsterdammer. Die
is wat drukker, uit zich ook meteen, zonder alles direct
te weten. Na 1948, nadat ik in Londen de Olympische
Spelen had bijgewoond, heb ik gezien wat ik miste. Ik
ben vrijwel overal geweest. Ik heb feesten meegemaakt
in Amerika en Australië, maar waar ik ook was, ik
moest op 3 oktober in Leiden zijn. Dat is een zwak van
mjj. Ik heb het een keer gehad dat ik op 2 oktober nog
in Dublin was. Twee dagen later moest ik in Malmö
zijn, maar op 3 oktober was ik in Leiden. Het is een
aparte gebeurtenis, die Je zelden in de wereld mee
maakt. Het hele verkeer wordt stilgelegd. Zoiets is
Hoewel ik moeilijk een objectieve mening kan geven
over Leiden, omdat ik zo lang ben weggeweest, kan ik
wel zeggen dat Leiden niet meer het oude Leiden is.
Veertig procent is van buiten gekomen. Dat is de stad
zeker ten goede gekomen. Ook viel me op dat de Groen-
oordhal zo enorm groot is. Ik vind het prettig dat er
weer geen nauwe straatjes zijn gekomen, maar dat er
een ruime opzet is, welke opvatting en durf je mist in
de grote steden. Maar dan zit je weer in de buitenwijken
en daar is het goed geregeld. Op sportgebied ben ik
minder tevreden. Er zijn teveel mensen, die maar blijven
zitten en te lang de touwtjes in handen willen houden,
waardoor er een stilstand wordt veroorzaakt".
WIM SLIJKHUIS
Staatssecretaris De Kastor
Mgr. J. Buis, apostolisch vicaris van Kota Kinabalu,
een telg uit een oud Leids geslacht, deed ons uit Malesië
de volgende impressie over de stad, waar hy opgroeide,
toekomen
Als zevenjarige inwoner van de stad Leiden had ik
onder leiding van meester Lageland tamelijk vlot leren
lezen. Duidelijk herinner ik me het eerste nummer van
de Leidse Courant. Sinds het eerste nummer waren we
thuis trouwe lezers van dit blad. Zodra de krant in huis
was werd het nieuws zo tussen vader, moeder en de
eerstgeborene verdeeld. Mijn belangstellingen gingen uit
naar wat zich „op" de Haarlemmerstraat, „in" de Koe-
steeg, „bij" de Zylpoort of „onder" de Scheluwbrug had
afgespeeld.
Als jong bewonderaar van Rembrandt van Rijn werd
de plek waar zijn beeld nu nog staat, mfln bijna exclusief
speelterrein. Achter myn hoepel aan rende ik naar myn
„bedevaartsoord" waar ik dan tolde of knikkerde onder
de starre blik van een groot kunstenaar. Op weg terug
moest ik steeds even de plaats zien waar die beroemd
heid het levenslicht zag. In de Wedde (of Webbe) steeg
stond ik honderden malen met ontroering en ademloos
naar die steen te staren. Mijn kinderlijke indruk was dat
ik en niemand anders dit geheim ontdekt had en dat
die steen geen vat had op anderen. En het leek ook
inderdaad zo, want wie ging ooit dat steegje in en wie
stelde belang in een paardestal, wat het toen was. Mijn
jongenshart smolt van aandoening dat Rembrandt ook
in een stal geboren was zoals kapelaan Vinck dit over
Christus verteld had.
Nu, als een man-op-afstand, wat tijd en plaats betreft,
verheug ik me dat Monumentenzorg, ondanks de eisen
van het moderne leven en verkeer, zoveel Oud-Leidse
Schoonheid ongerept heeft weten te bewaren. De Hoog
landse en Pieterskerken, Het Gerecht, Rapenburg, Groen
Hazengracht, De Burcht, om maar enkele namen te
noemen, zijn typische oude buurten en monumenten
waarnaar alleen „onschone hand vergeefs zal willen
grijpen". De vernielzuchtige zou hier zeker felle tegen
stand van de echte Leidenaar en vele kunstliefhebbers
in Nederland moeten trotseren.
Maar er was in de binnenstad ook onnoemelijk veel dat
terwille van de schoonheid moest verdwijnen. De ontel
bare steegjes, sloppen, poorten met niets anders dan
krotten waar duizenden eerbare Leidenaars hun leven
Mgr. Buis
moesten slijten, waren werkelijk een blaam op een stad
welke door kunstenaars zo bezongen wérd. Men zag
alleen maar de imposante monumenten die niet weg
mochten. Terecht! Men had echter geen oog voor de
armoe en de ellende welke door de bewoners van Mira-
kelsteeg. Paradijssteeg, van de Duivelshoornpot, Klim
mende Leeuwensteeg en ontelbare sloppen en stegen
overal in de stad geleden werd. Door de onhygiënische
toestanden werden die buurten broeinesten van ratten
en microben maar ook van ontevredenheid. Mensen wer
den daar geboren, dikwijls ook om daar te mogen ster
ven. „Het Klooster" of „Het Kamp" achter de Harte-
brugskerk was toen wel een van de meest troosteloze
wijken van de stad. Goddank is nu heel veel van dit alles
verdwenen en hulde aan de Sociale Verzorging in Leiden
en Nederland. Monumentenzorg en Maatschappelijke
Verzorging moeten samenwerken om al het mooie te
behouden en wat ongezond en onhygiënisch is met de
grond geiyk je maken en om te bouwen in woonplaatsen
welke een mens waardig zijn.
Over het algemeen waren de „Zeven Singels" schoon en
sierlijk. De wandelweg was geasfalteerd, langs de wa
terkant en soms aan twee kanten stonden statige scha-
duwbomen en de grasbermen waren gaaf en goed onder
houden. Gedurende het visseizoen zaten er honderden
mensen te vissen; wel een bewijs dat het water er veel
beter was dan ln de vele open stadsafwateringen welke
men grachten noemde. By mooi weer, wanneer 's zon-
dagsmidags vele Leidenaars de „zeven singeltjes" om
gingen, verschaften de eenden, ganzen en zwanen, die
zich hier en daar in het kroos ophielden, een aangename
verpozing voor de vermoeide wandelaar en de deftige
kindertjes brachten brood mee om ze te voeren, brood
dat de arme kinderen ook wel hadden willen eten. al
was het dan maar droog en niets anders dan korsten
Sommige delen van die singels zijn nog bijna ongerept
en hier denk ik aan de Zoeterwoudsesingel tegenover
het Plantsoen. Andere delen zijn grondig ontsiert door
enkele industrieën aan de overkant met bergen kolen,
oud yzer. hoge schoorstenen, veel rook en kwaiyke geu
ren. Ook de Singels moesten het begeven onder de druk
van het moderne verkeer.
De „zeven singeltjes om", is voor goed uit de tyd. De
moderne jeugd staat er by stil, met gitaar in de hand;
de meisjes met een sluier van loshangend haar, waar
achter de helft van haar mlnneiyk gelaat schuil gaat;
de jongens met haardossen welke beter tieren dan menig
kreupelbosje aan het Leidse Hout en met baarden als
kiemend gras op schrale bodem. Wie zal ze echter kun
nen betichten van gebrek aan gehechtheid aan hun ge
boortestad waar het Oude zoveel nieuws te bieden heeft
en waar de eeuwen-oude monumenten ons steeds met
frisse bewondering begeesteren.
J. BUI8,
Kota Kinabalu.
P.O. Box 28Q,
Prof. Tinbergen vanuit Den Haag:
Professor dr. Jan Tinbergen, econoom van wereldfaam,
specialist ln de ontwikkelingsprogrammering en -pro
blematiek, bracht zijn studentenjaren ln de sloppen en
stegen van Leiden door. Hy kwam in Leiden mensen
tegen, die van grote invloed op hem zyn geweest.
In Leiden gewoond heb ik maar 2% jaar, van 1923 tot
1925, toen ik assistent van mijn leermeester Ehrenfest
was. Maar in die tijd heb ik voor myn hele leven zoveel
meegekregen, dat ik Leiden een grote plaats geef in
mijn hart. De oefeningen in het denken, die Ehrenfest
ons, zijn leerlingen, liet maken, waren onvergetelijk door
hun diepgang, hun helderheid en him menseiykheid. En
aan mijn andere leermeesters, evenals aan mijn studie
vrienden, dank ik ook veel.
Maar er ivaa meer. Enkelen vaji ons waren zich er van
bewust dat er niet maar alleen het Lelden van de uni
versiteit was. "Wij Zochten en vonden het andere Leiden,
met zijn stegen en kale grachtjes, waar enkele eeuwen
geleden na de komst van de Hugenoten de textielarbei
ders waren gehuisvest. Vele Leidse namen herinneren
ons nog aan deze Franse voorouders. Leiden is lange
tijd armoediger geweest dan andere Hollandse steden.
Aangetrokken als ik my voelde door de arbeidersbewe
ging, maar vooral door de Arbeiders Jeugd Centrale, heb
ik er vrienden ontmoet, die voor een deel van myn
levenskeuze doorslaggevend zijn geweest. Het is moei
lijk om allen te noemen van wie ik geleerd heb een an
dere wereld in Leiden te ontdekken; laat lk alleen
enkelen noemen die ons reeds lang ontvallen zijn: de
Van der Moolens en de Van Ecks. Vader Van der Moolen
die als postman de hele stad kende en zyn fyne en wijze
vrouw; Van Eek, lange jaren voorzitter van de SDAP,
en zijn vrouw en zijn zuster, in wier huis mijn vrouw
en ik zoveel gastvrijheid ondervonden. Ook onder hen
die nog leven zijn er velen die ik eigenlijk zou willen
noemen, maar de redaktie heeft niet méér plaats.
Want ik wil toch ook iets zeggen over de stad Leiden.
Rond te dwalen in de oude stad, waarvan elke straat,
steeg, gracht of markt herinnert aan de geschiedenis
de veste, maar ook de stad van handel en handwerk,
later industrie is nog altijd een vreugde. Al ben ik
blij dat er nu moderne wijken zijn ontstaan met heel wat
betere woongelegenheid dan de oude stad, die haar
vroegere armoede maar al te duideiyk toont en nog niet
te boven is.
Tenslotte enkele grote monumenten zoals de Pieterskerk
met haar vele herinneringen aan grote gebeurtenissen.
Ik had het genoegen er vlak bij te wonen. Er is voor my
maar één Leiden
J. TINBERGEN
Prof. Tinborgen
Jan Wolkers
Jan Wolkers vanuit Amsterdam:
Schryver, beeldhouwer, schilder Jan Wolkers mag dan
misschien geen oud-Leidenaar zyn volgens de gegevens
van de burgerlijke stand, vele jaren fladderde hy In
de Sleutelstad meer rond dan ln zyn geboortedorp
Oegstgeest. Waarom? Omdat:
„Leiden?", roept Jan Wolkers uit als we hem daar naar
vragen, „Leiden was een geweldige stad voor my vroe
ger. Dat was voor mij een geweldige grote stad. Als lk
in de bybel las: Ze is gevallen, Babyion, de hoerenstad
of weet ik veel hoe het verder ging, dan was dat voor
mij "Leiden. Met Dupon, de goudhandelaar en al die
reclames en zo. Daar kan New York of zo het later nooit
bij halen. Wat je als kind ervaart, dat biyf Je by. Het
zijn afspiegelingen, maar ze kunnen nooit halen by dat
glanzende beeld, dat je als kind had van zo'n stad. Ik
kwam altyd veel ln Leiden vroeger. Als jongetje van
negen jaar ging ik er altyd met myn moeder boodschap
pen doen. We hadden veel kinderen thuis, maar lk was
altyd de enige, die alleen maar mee mocht. Dat was
geweldig. Vooral als je vanuit de tram de verlichte stad
zag. In de oorlog zat ik ondergedoken in Lelden. In dat
huis schuin tegenover de Hartebrugkerk. Dat water ls
nu weg daar hè Dat is allemaal weg hè Dat ls zonde.
Het was zo mooi allemaal daar. Overal waar lk over
geschreven heb is verdwenen. Zonde. Maar ja, dat la
met alles zo.
Weet je waar het ook erg mooi is? Daar by de Pieters
kerk. Na de oorlog zat ik op Ars Aemula Naturae. Als
je weet hoe dat toen was! Nu zit er een Judo- en karate-
school in, maar toen. Ik kwam er alleen hè. Dat was
eïg goed toen.
Ik kom nu nog altijd een paar maal per jaar ln Lelden.
Dat is de stad, die ik na Amsterdam natuuriyk
die ik het meest bezoek. Als ik ln Leiden kom, dan gaan
we altyd naar de Hortus. Dat vind lk zo iets geweldigs
hè, die Hortus. Dat vind ik gewoon een sensatie. Iedere
keer weer. Die kassen met die geweldige bananenbomen
en die bamboes en zo. Ja, ik heb ook een banaan ln myn
kamer. Dat is geweldig. Dat je er zo even aan kan
schudden.
We gaan ook altijd even naar het Tropenkundigmuseum.
Dat vind ik erg mooi daar. Een poosje geleden kwam
er een suppoost of me af, die mfe herkende. Die zei: ik
weet wie je bent. Van twintig jaar geleden. Het Gerecht
vind ik ook erg mooi en de Witte Singel en dat brug
getje daar bij de Douzastraat. Er hangt zo'n gekke
sfeer daar. Die hangt ook daar by het Kamerlingh On
nes lab. Dat vind ik ook erg goed. Ik vind alleen Jam
mer. dat daar het koudste plekje niet meer ls. Sinds de
koude oorlog zyn er veel koude plekjes.
Ik zag er in myn Leidse tyd erg gek uit. Ik zag er toen
net zo uit als die jongens van het Plein er nu uitzien
en die hippies ln Amerika. Ik had verschrikkeiyk lsng
haar. ik had een oranje zyden sjaaltje om en een bontje
op van myn tante. Dat was voor die tyd gewoon waan
zinnig. Dat was zo'n beetje vyfentwlntlg jaar voordat
het mode werd. Ik denk ook, dat ik daarom een paar
maal dwars door een razia kon lopen. Ik denk dat ze
dachten: wat is dat voor een rare vogel. Die kunnen we
niet gebruiken.
Ik heb in '44 nog Rembrandt herdacht. Ik heb toen een
krans gelegd by zijn monument. Volewyckers was toen
kampioen van Nederland. De Leidse Courant schreef
toen nog: Voor de Volewyckers gaat men wel de straat
op, maar voor een Rem brand therdenklng niet.
Over de Leidenaars ln het algemeen zegt Jan Wolkerst
Leidenaars hebben altyd iets armoedigs. Dat komt bo
alist van het beleg. Dat zyn ze nooit meer te boven go-
komen. Ze ïyken allemaal op dat schlldery met Van der
Werff. De Leidenaars hebben nog precies van diezelfde
lichtblauwe ogen. Dat klinkt misschien ongeloofwaardig
maar het is zo."
JAN WOLKERS