GEZAG KERK IN DISCUSSIE OP BISSCHOPPEN SYNODE Oud is groot en Vonhoff is zijn profeet ZATERDAG 4 OKTOBER 19* 'Van onze redacteur geestelijk leven) DEN HAAG De gezagsverhou dingen in de Kerk vormen het onder werp van de buitengewone bisschop pensynode. die op 11 oktober in Rome begint. Paus Paulus VI, die het initiatief tot dit beraad heeft genomen, sluit daarmee aan bij de - behoefte die in de hele wereldkerk leeft om helderheid te brengen in de vraag naar verhoudingen tussen de paus en de bisschoppenconferenties (vergaderingen van bisschoppen op nationaal, regionaal en supranatio naal niveau) en tussen de bisschop penconferenties onderling. De vragen die daar liggen betreffen de plaats van de paus in de Kerk en de mate van autonomie van de bisschoppen. We hebben hier te doen met een probleem, dat in de geschiedenis van de Kerk telkens weer opduikt en soms tot dramatische consequenties heeft geleid zoals bij het ontstaan van de orthodoxie, anglioanisme en reformatie. Een hoogtepunt in de problematiek vormt het eerste Vaticaans concilie, waar men een definitieve beslissing in de discussie wilde nemen. De Frans-Duitse oorlog in 1870 echter maakte een voortijdig einde aan het overleg. Hat tweede Vaticaans oonciilie heeft in feite nog geen kans gezien, de gezagsvraag in de Kerk praktisch uit te diepen. Wel zette hert aan tot een steeds duidelijker vraag naar decentralisatie van het gezag. In de jaren na Vaticanum II is, mede door het algemene cultuurverschijnsel van democratisering, de vraag naar de gezagsverhoudingen in de Kerk tot een criaispunt gestegen, waarop op korte termijn een bevredigend antwoord gevonden moet worden, willen dramatische ontwikkelingen voorkomen worden. Algemeen heerst in de Kerk een grote bereidwilligheid om de eenheid te behouden, die zich onder meer uit in een gelovig begrip voor de plaats van de Paus. Heel wat versehijnseflen duiden er echter op, dat de boog niet gespannen kan blijven. Er zal ruimte moeten komen voor grotere eigenheid vatt de nationale Kerken en praktische erkenning van het volledig herderschap van de bisschoppen op nationaal, regionaal en supra -nationaal niveau dit telkens in nauwe verbondenheid met de Paus als eenheidsfactor in het kerkelijk gezag. Aan deze eerste buitengewone synode nemen slechts de voorzitters van de bisschoppenconferenties over de hele wereld deel (124): vijftien patriarchen, aartsbisschoppen en metropolieten van de oosterse Kerken, drie vertegenwoor digers uit de wereld van de religieuzen, vijftien curiekardinalen en ongeveer vijfentwintig door de Paus genodigden. Schema De voorzitters van de bisschoppen conferenties hebben in mei jongstleden het document ontvangen waarin het thema van de synode nader wordt uiteengezet. De redactie van dit schema is. volgens ingewijden, van de hand van pater Bertrams S.J., deskundige van de congregatie voor de geloofsleer, die tijdens het tweede Vaticaans con cilie ook de hand heeft gehad in de zogenaamde nota-Explicatie Praevia die voor de laatste stemming plotseling door de Paus aan de constitutie over de Kerk werd toegevoegd Over deze nota is indertijd veel te doen geweesl. omdat zij in feite de oollegialiteits- gedachte tussen Paus en bisschoppen en de bisschoppen onderling, zoals die in de constitutie over de Kerk werd verwoord, sterk verzwakte, zo niert van tafel veegde. (Overigens maakt de wijze waarop de nota Explicativa Praevia aan het tweede Vaticaans concilie werd opgedrongen, de vraag gerechtvaardigd of zij behoort tot de officiële concilie teksten)- De nota valt in drie delen uiteen: een theologische voorbeschouwing over de onderlinge gemeenschap van de ge lovigen, de onderlinge gemeenschap van de bisschoppen en hun collegiale activiteit voor het welzijn van de universele Kerk. Daarna behandelt het tweede deel het vraagstuk in meet concrete vorm, namelijk de verhouding van de bisschoppenconferenties tot de Heilige Stoel. In hert algemeen doet het schema, mede dooi de opmerkingen die van verschil lende kaïnten in Rome zijn binnengekomen, een aantal aan bevelingen. Aangegeven worden een paar methoden hoe de samenwerking met de Heilige Stoel beter georgani seerd kan worden bijvoorbeeld door veel meer met elkaar te praten, door vooral de Heilige Stoel goed op de hoogte te houden van hetgeen zich overal afspeelt, desnoods door het sturen van boodschappers over en weer. Beslissingen moeten niet, ook niet dn Rome, genomen worden, zonder dat men wederzijds goed overlegd heeft. De raden bij de verschillende congre- gateis in Rome, die internationaal zijn samengesteld, dienen op hun reële •vaarden te worden onderzocht Uit dit deel komt ook de wens van vele bisschoppen naar voren, dat zij meer rechtstreeks met de Paus zelf kunnen spreken, juist omdat aanvankelijk vrij eenzijdig de nadruk gelegd was op het intensieve verkeer tussen bisschoppen conferenties en curie. Een aantal po sitieve zaken voor het functioneren van de collegialiteit worden genoemd: 1- De verbinding van de eenheid van de Kerk met de verscheidenheid van de lokale kerken en wel zo dat in deze verscheidenheid van gaven de katholi citeit van de ongedeelde kerk blijkt. 3 Grotere deelname van bisschoppen uit de wereldkerk aan het algemeen bestuur van de Kerk: vernieuwing en internationalisering van de Romeinse Curie. 6. Als bijzonder teken van deze tijd de toepasing van het subsidiariteits beginsel- Aanknopingspun ten De uitdrukkelijke vermelding van dit beginsel en van de wenselijkheid van een bredere toepassing hiervan biedt aanknopingspunten. Op de eerste plaats de serieuze aanvaarding van het be ginsel zelf. Dit houdt in, dat hetgeen op lager niveau, plaatselijk of regio naal, geregeld kan worden, niet i'an bovenaf moet worden opgelegd. Alleen algemene, voor de gehele Kerk geldende regeling nood zakelijk blijkt te zijn, is deze gerecht vaardigd Op de tweede plaats de concretisering van dit beginsel: op welke terreinen is dit van toepassing en hoever is" Rome bereid hierin mee te gaan? Toepassing van dit beginsel betekent per se ook kritiek op het Romeinse beleid voor zover het hiermee in strijd wordt ge acht. Het ligt dus voor de hand. dat concrete gevallen genoemd worden, wat betreft de bemoeienis door Rome met de vragen van de plaatselijke Kerken. Het instituut van pauselijke nuntii en internuntii bijvoorbeeld is blijkbaar in strijd met dit subsidiari teitsbeginsel. Op de derde plaats eist het subsidiari teitsbeginsel dat niet eenzijdig, van bovenaf wordt uitgemaakt wat daar niet onder valt. Terecht wordt gezegd, dat de subsidiariteit gedragen wordt door de solidariteit, een ander \voord voor echte collegialiteit. Een pauselijke vrijheid, zq verstaan, dat de Paus alleen en op eigen gezag, op ieder moment kan uitmaken wat onder de subsidiari teit valt en wart niet, verhindert echte collegialiteit Het derde en laatste deel van de discussienota houdt zich met het onder ling contact van de bisschoppen conferenties bezig- Onderlinge uit wisseling van pastorale ervaringen en ideeën wordt bepleit, symposia aan bevolen, als een vriendschappelijk con tact tussen de bisschoppen. Een nieuwe gedachte treedt naar voren: de wens dat voor de onderlinge communicatie van de bisschoppenconferenties be halve de secretariaten van die confe renties, ook het secretariaat van de bisschoppensynode in Rome diensten Plaats van de paus en mate van autonomie bisschoppen bewijst. Dit secretariaat zou daartoe uitgebreid moeten worden. In het schema worden behalve de wederzijdse communicatie van de Heilige Stoel en de bisschoppen conferenties en van de bisschoppen conferenties onderling geen andere brandende vraagstukken van de Kerk als zodanig aan de orde gesteld. Nota Proevia Aan het meer op de pastorale praktijk afgestemde gedeelte van de discussie nota van de synode, gaat een theolo gische uiteenzetting vooraf, die uit de aard van de zaak de sfeer van het overleg in Rome zal bepalen. Deze inleiding lijkt verrassend veel op de nota Explicativa Praevia van 17 no vember 1967, die zoveel rumoer in het tweede Vaticaans concilie heeft ver wekt. Als leidraad voor de komende besprekingen in Rome wordt daaruit overgenomen dit beginsel „Aan het oordeel van de Opperherder komt het toe volgens de noodwendig heden van de Kerk, die in de loop der tijden veranderen, de manier te be palen waarop zij de zorg voor de Kerk wil uitoefenen, hetzij op persoonlijke wijze, hetzij op collegiale wijze". De vraag, of de Paus zijn Dezag colle giaal of persoonlijk uitoefent, wordt dus aan zijn eigen goeddunken over gelaten. Collegiaal overleg tussen Paus en bisschoppen wordt niet als nood zaak en condiito sine qua non voor het functioneren van het gezag in de Kerk gezien- De Paus kan autonoom en zonder plicht tot verantwoording of instemming de gehele Kerk besturen. Hier ligt het knelpunt van de komende synode: i deze visie geen verandering en nuancering gébracht kan worden tijdens de vergadering van de komende wekenzal de gezagscrisis in de Kerk tot een hoogtepunt komen. Waarop dat zal moeten uitlopen, is niet te voor spellen Dat de spanningen ondraaglijk kunnen worden, is duidelijk. En dan geldt dit niet alleen voor de situatie in Nederland, maar evengoed elders: in België, waar kardinaal Suenens zich enkele maanden geleden in niet mis te verstane woorden uitliet over de Ro meinse zogenaamde collegiale tnaar in feite centralistische gezagsopvatting. In Duitsland waar kardinaal Döpfner ernstige vraagtekens stelt achter het theologische standpunt van de dis cussienota. waaruit blijkt, dait men in Rome sinds de opschudding van 1964 rond de toenmalige Explicativa Praevia. nog niet veel begrepen heeft van wat de wereldkerk omtrent de gezags- Of gedeeld gezag opvattingen bezighoudt. Hetzelfde ge luid verneemt men in sommige Latijns- Amerikaanse landen, in Aziatische ge bieden ails Ceylon en Indonesië, in Noord-Amerika- Niet alleen bisschop pen spreken soms duidelijke taal, maar ook een atiet te veronachtzame pries- tersgroep, zoals onlangs in het Zwit serse Chur wel gebleken is. Ook leken maken zich bezorgd over de achter haalde Romeinse gezagsideeën, die voor een deel uit wanbegrip van het mo derne dialogische denken maar voor een deel ook uit angstmotieven voort komen: angst voor het gevaar van ver deeldheid in de Kerk, maar ook angst voor Romeins machtsverlies. Osservatore de Achter de als uitgangspunt discussienota genomen theologische op vatting over collegialiteit (overleg al leen indien de Paus dit wenst, de Paus kan, indien hij dit nuttig oordeelt, vol komen zelfstandig optreden) staat de Osservatore Romano die reeds -in ja nuari jongstleden waarschuwde, dat „de bisschoppensynode van oktober ervoor moet zorgen, dat het primaat van de Paus niet versmald wordt en de vorming van nationale Kerken wordt tegengegaan". Sindsdien is de zelfde krant, die in het Vaticaan ver schijnt en gecontroleerd wordt door de pauselijke staatssecretaris, hoofdartike len gaan wijden aan dit vraagstuk In de maand juli zelfs wekelijks. Drie vooraanstaande kardinalen hebben de in deze discussienota aangegeven theo logische opvatting als de enig juiste verdedigd: kardinaal Felici, Danielou en Journet. Alle drie wijzen in hun commentaar uitdrukkelijk op de nota Explicativa Praevia als enig te ver antwoorden uitgangspunt voor de be sprekingen tijdens de synode. De opvatting van het pauselijk primaat zoals die in de discussienota als leer van het concilie wordt weergegeven, staat op gespannen voet met het ver langen naar werkelijke en fundamen tele collegialiteit in de geest van de discussies in het concilie, maai' ook met de mentaliteit en de praktijk in grote delen van de Kerk op dit ogen blik. Centralisme door dik en dun te onuitvoerbaar, omdat de Paus een voudigweg niet kan beslissen over alle situaties in een gecompliceerde wereld kerk- Bovendien botst de stelling met de volledige bestuurs- en herdersmaoht van de bisschoppen samen met de Paus, zoals die theologisch in het concilie is vastgelegd. Dit is dan ook de reden waarom de Paus het vraagstuk ver houding bisschoppenconferentiesHei lige Stoel, en bisschoppen onderling tot urgentievraagstuk heeft uitgeroepen. Er wordt in het schema geen melding gemaakt van de concrete problemen waarop de verhouding bisschoppen conferentiesHeilige Stoel zich toe spitst, problemen die tijdens het con cilie al voorzien waren en die zich nu de een na de ander opstapelen. Ze zijn legio. Ze beginnen bij liturgie en riten. Ondanks de recente verzekering van kardinaal Gut, dat de liturgieherzie ning zijn beslag gekregen heeft, roept de Kerk qp tientallen plaatsen om ver dere aanpassing en hervorming. Nog onlangs moest de Paus bij zijn bezoek aan Afrika verklaren, dat de vraag gerezen is hoe de aanpassing van het christendom in die landen zich moet volt kken: westers, Romeins, of oos ten, Hetzelfde waagstuk bestaat in De pogingen om het kloosterleven overal tej; wereld aan de moderne eisen van het leven aan te passen, zijn nog maar pas op gang gekomen. Om niet te spreken van het priester- vraagstuk, waarvan men nu pas om vang en diepte begint te onderkennen In Chur hebben de Europese bisschop pen nog geen begin van oplossing kunnen vinden. Waarbij ook opnieuw gebleken is dat dit niet één waagstuk is, maar een hele reeks: celibaat, full of part-time pries tia-timp, professio nele opleiding enz. Dan zijn er de vraagstukken van intercommunie en oecumene, van gemengde huwelijken, erkenning van het burgerlijk huwelijk, de verhouding religieuzenhiërarchie etc. Heel speciaal vraagt de onderlinge verhouding van nationale bisschoppen conferenties tot elkaar om een spoedige oplossing De nota onderkent dit prol bleem inderdaad en wijdt er een apari deel aan. Maar zij gaat ruet in op d> diepere kern van de kwestie: of r lijk ;>-m regionale en supra-nationaiJ bisschoppenconferenties werkelijke be-j slissingsmacht kan worden gegev< een speciale jurisdictiemacht in han den van een patriarch zal kunnen I worden gelegd, zoals kardinaal Enrique y Tarancon voor mogelijk houdt. Of dat misschien oplossingen, zoals Zuid-Amerika gevonden zijn voor bisschoppenconferentie van Medellin, een uitweg zouden bieden voor d< moeilijlArden die rijzen, nu de bis schoppen zelf zich per regio nader aaneen willen sluiten- De oplossing die de discussienota stelt, verraadt de consequentie van he vooropgestelde theologische beg de bisschoppen mogen per regio onder elkaar documenten uitwisselen, oplos singen bekend maken, elkaar op di hoogte brengen van dwalingen, kortom vriendschappelijk overleggen zoveel zij willen. Maar men zoekt tevergeel enige suggestie, de regionale en supra nationale conferenties in staat te stellen zelf besluiten te nemen. Door een aantal gezaghebbende theojjjfl logen (Rahner, Küng. Schülebeeckx?? Congar) is met kracht de mening ver-W dedigd, dat er in de Kerk slechts plaat* kan zijn voor één vorm van hoogstel leraareambt, namelijk het college vanl bisschoppen onder leiding van de Paus De Paus kan volgens deze mening zijnl hoogste leraarsambt alleen uitoefenen! als hoofd van het bisschoppencollege C Deze opvatting blijft binnen de gren-| zen van het derde hoofdstuk van det constitutie over de Kerk en van helt' tweede Vaticaans concilie en zelfs! binnen die van de nota Praevia. Aan! het persoonlijk of afzonderlijk op-1 treden van de Paus wordt in deze! mening als voorwaarde toegevoegd: een! reële binding met het wereldepisco-1 paat. Het tweede Vaticaans concilie! vindt deze voorwaarde niet expliciet I maar laat haar als een wezenlijke! vraag open, die in de aanstaande sv-| node beantwoord dient te worden. Het Tweede-Kamerlid Henk J. L. Vonhoff is een groot bewonderaar van de vorig jaar overleden politi cus Pieter Jacobus Oud. De 38- jarige Amsterdamse oud-geschiede nisleraar heeft van die bewondering blijk gegeven in het boek: Bewe gend verleden, een biografische visie op prof. mr. P. J. Oud. Al op de eerste pagina wordt het duide lijk; Oud is groot en Vonhoff is zijn profeet. De liberale gedrevenheid van de meester is overgeslagen op zijn politieke nakomeling. Maar het valt sterk te betwijfelen of Vonhoff zich in zijn ideeën de politieke na zaat van de grote voorganger mag noemen. Want Vonhoff is juist liberaal of beter: WD'er om dat hij in deze maatschap, i alles bij h-t ou'1" wil laten En het zou ^BIOGRAFISCHE VISIE" VAN V.V.D.-ER OVER WERK EN LEVEN VAN PROF. MR. P. J. OUD Prof. mr. P. J. Oud Oud te kort doen hem zoiets te willen aanwrijven. Ondanks zijn drukke Kamerlidmaat schap heeft Vonhoff vele uurtjes ge stoken in zijn boek over Oud. Na ge sprekken met de liberale politicus bracht VonhoU niet minde 1 Jan 2300 uren aan zijn bureau door- Het resu taat mag er zeker wat betreft uiifcerlij'. zijn: uitgeverij Samson in Alphen aa. de Rijn heeft een mooi boek gemaakt waarvan men voor 22,50 eigenaar kan worden. Het loon voor de weikdrif! van Vonhoff was niet zo bijster groot Net genoeg om een paar geschenke voor zijn drie kinderen te kopen, zoals rijlaarzen en een rijzweep. „Mijn hono rarium komt neer op zo n dertig cent per uur", verzuchtte Vonhoff. Dat is 2.55 gulden per werkdag of 12,75 gulden per week, stukken minder dan het wettelijk verplichte minimumloon. Discussie Vonhoff heeft zijn boek over Oud een biografische visie" genoemd. Dat wil niet zeggen, dat hij een min of meer afgeronde kijk op de liberale politicus reeft willen geven. Het was meer de Jedoeling om „een bescheiden bijdrage leveren aan de discussie over de figuur van Oud" Dat klinkt al heel mders en zo bezien is het boek van \'onhoff wel geslaagd- Het geeft een rij aardige beschrijving van de poli- ielce activiteiten, waartoe Oud zich ai ong geroepen voelde en die hem ge nacht hebben tot het liberale leidei- chap. De schets is in grote lijnen -pgezel, waardoor ook beschrijvingen an essentiële zaken nogal wat aan de ppervlakte blijven. Juist als het gaat m persoonlijke kwesties die in de .olitiek van de WD hebben door- :espeeld het aftreden van ministei stikker (Buitenlandse Zaken), van Jydney van den Bergh (Defensie), de moeilijkheden rondom minister Visser, ie verhouding tot senator Van Riel iaat Vonhoff het al te gauw afweten en zet hij een punt, waar het juist interessant begint te worden. Voor alles was Oud parlementariër tijn jarenlange politieke en parlemen- aire ervaring bezorgde hem vooral na ie tweede wereldoorlog een groot ge zag Toen hij in de oorlog bedankte al? burgemeester van Rotterdam, ging hij zich wijden aan de parlementaire "cschiod.-cl;rij\ iug Ziji, sterke ge heugen bewees hem goede diensten bij de gedetailleerde beschrijving van het parlementaire gebeuren. Later verrijkte mr. Oud, die bijzonder hoogleraar is geweest, de literatuur op het gebied van het constitutionele recht- Oud demonstreerde, zoals Vonhoff het beschrijft, een grote ijver en soms haast onvoorstelbare werkkracht. Na tuurlijk waren die talenten in aanleg aanwezig: zoals zijn vermogen om helder te formuleren, zijn vaardigheid in het overzien van situaties, het ijzeren, geheugen en de spreekvaardigheid, die hem in staat stelden zijn gehoor te boeien en tot enthousiasme te brengen, ondanks zijn wat schrale en hoge stem geluid. Deze voor de politieke strijd geëigende wapens werden gehanteerd door een sterke, strijdbare persoonlijk heid. Een man die bovendien moielijk toegankelijk was voor hen, die hem niet goed kenden, afkerig van beuze larijen". Niet „getapt" Oud was beslist geen „getapte" poli ticus, wel een die het spel graag correct speelde Maar heel moeilijk kon de bejaarde politicus de teugels van zijn VVD uit handen geven. Te lang had hij midden in de politieke strijd gestaan, meegevochten voor de ver dediging van zijn vrijzinnige begin- ..Hij was", zegt Vonhoff, „als persoon lijkheid te markant om geen uitsteek sels te hebben waaraan men zich leflijk kon bezeren. In het gevecht was hij hard, zoals hij ook wist zelf hard te kunnen worden bejegend- Hij was vaak ongeduldig en liet zijn sympathieën blijken evenals zijn antipathieën. Oud was een mens met veel kanten er. facetten. Een ongeduldig man, maar H. J. G. Vonhoff een geduldig verteller, geen schaker, maar wel een tacticus. Zo zijn er talloze eigenschappen te noemen, die bij eikaar welhaast onverenigbaar lijken. Zijn trouw aan mensen en in stellingen, zijn werkelijke bescheiden heid, naast de ijdelheid, die de meeste politici in hun bagage meevoeren. Zijn realistische kijk op situaties, maar te gelijk zijn filosofische beschouwings wijze van het leven en de politiek". Vonhoff concludeert dat Oud een staatsman kan worden genoemd, onder meer omdat de liberale voorman een van de grootste parlementariërs is geweest en zijn werk van betekenis zal blijven voor de structuur van de maatschappij. Na de „bescheiden bij drage". die Vonhoff aan het beeld van Oud heeft geleverd, mag gehoopt worden, dat dit oneffe beeld verder zal worden bijgetekend en -gekleurd. Heeft. Oud op meesterlijke wijze parlemen taire geschiedschrijving tot 1940 be dreven. het wachten is nu op de parlementaire geschiedenis van na 1945 Oud en zijn WD komen dan misschien juist op essentiële punten wat beter uit de verf dan in het „mooie boek" van bewonderaar Vonhoff. ALBERT HOOGKAMER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 12