EDDY
MOSSEL
'twee personen
omgekomen
jsssfop overweg
zakenman
met groot hart
voor mensen
ER MOETEN TOCH MENSEN ZIJN, DIE IETS
DOEN VOOR DE SMALLE-BEURZENGROEP
oor <fcc 5
7*>"a,v I
O IO'—Ö 19 nujfgon V
- 1^«üren
°°r reek* r°ffeir "w *£^0na*
onp-aj.,]-
sS&.-.CT' gelubken
,V00R JE HET WEET ZITTEN ZE BOVEN OP DE LOC'
Achteloosheid
en bravour
oorzaak van veel
ongelukken
op overwegen
N.S.
streeft naar
grootst
mogelijke
veiligheid
AMSTERDAM Als je gewoon een poosje
met de altijd lachende, zeldzaam opgewekte
Amsterdammer Eddy Mossel (39) hebt zitten
kletsen en je hoort hem dari even later via
de telefoon of anderszins dingen regelen die
te maken hebben met de exploitatie van
zijn internationaal befaamde studentenhotel
Parima; dan sta je wel even verbaasd te
kijken. Er is tussen die twee een hemelsbreed
verschil. Dat kort en krachtige," maar toch
geenszins dictatoriale van zijn hotelhouders
optreden stempelt hem tot een man waarmee
niet te spotten valt. Heel moeilijk hiermee
te rijmen valt zijn onbegreusde vrolijkheid,
waarin de partner in een gemoedelijk gesprek
een ogenblik zelfs heeft gedacht dat ze niet
oprecht is, maar gespeeld. Al heel gauw ech
ter moet je eerlijkheidshalve vaststellen, dat
de onbedaarlijke lachbuien en alles wat
daarbij komt, zo echt zijn als maar zijn kan.
Ze horen gewoon bij de altijd goedgeluimde,
oorspronkelijk uit Suriname afkomstige
Eddy. Hij kan niet anders. Eenmaal tot deze
constatering gekomen, begrijp je ook beter
hoe het mogelijk was dat deze man eens als
liftboy in 'n hoofdstedelijk hotel vijftig gulden
fooi opstreek, terwijl zijn collega's het met
tien gulden of minder moesten stellen.
Eddy Mossel nu aan het hoofd van
een tachtig bedden tellend hotel dat tot
ver over de landsgrenzen bekendheid
kreeg door zijn populaire prijzen: „Het
is niet belangrijk voor mij om rijk te
worden. Nooit zou ik voor de welgestel-
den iets beginnen. Daar dien ik het
publiek niet mee. Er moeten mensen
zijn die iets doen voor de smalle-
beurzengroep. Anders was ik misschien
-zelf niet eens-in- leven gebleven, of
zat ik nu in een verschrikkelijke
ellende".
„Als het de Hollander geld gaat kosten
dan helpt hij niet, wordt weieens ge
zegd. Ik heb andere ervaringen. Hoe
wel het ontzettend moeilijk is mensen
te vertrouwen, waren er altijd bereid
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1965
je te helpen. Zonder te vragen: „Wie
jij? Nu gaat het me wat beter, maar
ik ben niet gek op luxe". Op Eddy's
kamer hangen een aantal tijdschrift
plaatjes als decoraties aan de wand.
Ze zijn met punaises bevestigd. De
aanwezigheid van een pick-up veront
schuldigt hij met de opmerking: „Het
ding staat er pas drie dagen, maar ik
hou erg van muziek, zie je. Als iemand
me een grote Cadillac cadeau wilde
geven, zou ik zeggen: geef me liever
een ouwe fiets. Het hoeft niet eens een
nieuwe te zijn. Vijf jaar geleden kocht
ik een fiets van tien gulden op de rom
melmarkt. Hij doet nog altijd dienst.
Ik hou niet van gemotoriseerd vervoer.
De fiets is prachtig. Een auto? Nee, echt
niks voor mij. Waar moet je dat ding
parkeren?"
hotel Parima (rietmatten
langs de wanden, visnetten tegen het
plafond, een paar namaakpalmbomen
en gedempt geel licht) toont Eddy zijn
bezoeker vol trots het interieur. „Die
stoelen? Ik kocht ze voor een kwartje
per stuk op het Waterlooplein. De ver
lichting? Door mezelf gemaakt van
knakworstblikken die ik voor dag en
dauw uit de vuilnisbakken bij hotels
opriste. Ik maakte er eed fitting in,
beplakte de buitenkant met plastic
doek en klaar was kees. Waarom zou
je veel geld uitgeven? Op andere plaat
sen zijn de gasten gedwongen een
consumptie te nemen. Hier niet hooi
Ik verbied mijn personeel pressie uit
te oefenen. Je kunt bij mij de hele dag
zitten zonder een cent te verteren. Dat
rfyag. ledereen zegt ook Eddy tegen
rbe. Ik wil geen directeur zijn. Op
drukke dagen sta ik net zoals mijn
personeel in de receptie. Dan maak ik
kamers schoon, werk in de spoelkeuken
en als het nodig is neem ik ook een
dweil ter hand. Het is verkeerd te
proberen jezelf gelukkig te maken.
Tracht slechts anderen gelukkig te
makan, dan ben je zelf ook tevreden".
Ongeloofwaardig
In een driestuiversroman zou 't levens
verhaal van deze Surinamer niet mis
staan. Ofschoon de geschiedenis vol
ledig op waarheid berust, klinkt ze
volstrekt ongeloofwaardig. „Mijn vader
verloor ik toen ik vijf jaar was. Moeder,
geen ontwikkelde vrouw, ploeterde
zeven dagen per week en kreeg dan
aan het eind van de maand dertig
gulden. Aan mij de. taak om te zorgen
dat mijn zusje en ik na schooltijd geen
honger leden.
Terwijl andere kinderen brood mee
namen naar school, aten wij van de
tinnen pot: gesubsidieerd eten. Ik was
negentien toen ik mijn eerste paar
schoenen kreeg. Gympies van negentig
cent. Japans fabrikaat. Ik droeg ze
enkel 's zondags. Als er. een korte broek
moest komen, haalde moeder meel
zakken van de Bakker. In Paramaribo
werkte ik een tijdlang als controleur
van de straatlampen. Voor drie rijks
daalders per week. Twaalf jaar ge
leden, omstreeks oktober vertrok ik
naar Nederland. Kijk eens welk kos
tuum ik aan had. (Eddy toont me een
katoenen pantalon met wijde flodder-
pijpen). Het was gewoon geen gezicht".
Aan boord van het schip dat hem
naar Nederland bracht, liet Eddy Mos
sel zich nog gauw een winterjas aan
smeren, met „mouwen waar ik twee
keer in kon". „De matroos, die mij dat
ding verkocht vertelde dat het zo hoor
de. Dan hoefde ik geen dure handschoe
nen aan te schaffen". Na aankomst in
Amsterdam leefde de jeugdige emigrant
zes weken lang op droog brood en
Roycosoep.
„Wij Surinamers menen dat Nederland
het aardse paradijs is waar het geld
op straat voor het oprapen ligt. Tot
en met volgend jaar zijn alle passagiers
schepen ïkit Suriname naar Nederland
al volgeboekt. Het is niet waar hoor,
van het aards paradijs.
Je moet ijiet denken dat alle rijkdom
meteen naar je toekomt als je maai
voet op Hollandse bodem zet. Je kan
hier alles bereiken, da's waar. Maar
alleen met opoffering en doorzetten.
SurinamerS iuisteren helaas niet meei'
naa>- goede raad als ze zich eenmaal
iets in het hoofd gezet hebben. Wij
moeten erg wennen hier. Het arbeids-
tempo ligt veel en veel hoger. De
mensen daarginds zijn ook veel ver
draagzamer. Als je in Suriname geen
eten hebt, dan ga je bij een vriend. In
Holland hoef jc daar niet aan te den
ken. Ja zeker, jullie zijn onverdraag
zaam. Als je een beetje muziek speelt
en het staat de buren niet aan, bellen
ze op of gaan naar de politie. Misschien
komt hel omdat jullie zo dicht op el-
Eddy Mossel, in Nederland begonnen
als hotelknecht, besloot tot een zuinig
leven. Geen drank, weinig vrouwen
Wel nam hij een tijdlang autorijles,
„zoals alle huisknechten". Totdat hij
op een goeie dag, midden onder een les,
de auto aan de kant zette en ermee
stopte. „Ik neem geen les meer, ver
telde ik de instructeur. Straks wil ik
sparen".
Vijf jaar later kocht Eddy van zijn
spaarcentjes het huidige hotel Parima
in de Warmoesstraat. Hij had er kei
hard voor gewerkt, tot zelfs in zijn
„Stuur
je vrouw
eens een
ansicht
als je op
weg bent
naar je
werk...!"
vakanties toe. Dan ging hij borden
wassen in hotels en restaurants. Geld
om hotel Parima in te richten was er
aanvankelijk niet. De nieuwbakken
eigenaar sliep zelf op de grond. Zijn
eerste gasten waren Marokkaanse gast
arbeiders. Hun leefwijze kon Eddy
Mossel maar matig bekoren, zodat hij
in 1967 besloot zijn logement Parima
te sluiten en er een hotel van te maken.
„Elke avond trok ik naar het Centraal
Station, op zoek naar mensen die er
armoedig uitzagen. Ik heb een slaap
plaats voor jou, zei ik tegen hen. Zo
zijn we begonnen".
Bijna elke avond is Eddy's Parima
een trefpunt van jonge mensen. Er
komen studenten uit alle landen van
de wereld, maar net zo goed bedrijfs
directeuren die het er aangenaam
toeven vinden. In de zomer behoreij
trekkers met grote rugzakken tot het
vertrouwde beeld in de bar. Het doet
de lange zwarte man in het van goedcj
smaak getuigende kostuum zichtbaai|
goed dat men het in zijn eenvoudige
zaak zo goed naar de zin heeft. Mensen
die eens bij hem waren, blijven zich
de vriendelijke hotelbaas herinneren.
Ze sturen brieven, kaarten van overal,
In Suriname beschouwt men Eddy, ali
een soort nationale held, gevierd óm-j
dat hij beantwoordt aan het beeld var
de geslaagde emigrant.
De Sticusa wijdde een film aan zijn
léven. Het leverde hem onder meer
een brief op van twee 15-jarigen die
hem de welgemeende raad gaven hei
wat kalmer aan te doen. De brief
schrijvers vroegen ook of ze een,-l
langs mochten komen zodra zij zei
eens in ..Ned" zouden arriveren. Aar!
het slot van 't epistel de heilwens
„Tang doeng", vrede zij met u.
Geen discriminatie
Op een van de muren in Eddy's etablis-j
sement prijkt een foto van een blank
en een zwart kind in een tedeij
tête a tête. Eddie: „Mooi he? Hier in
Nederland bestaat .geen georganiseerds
discriminatie. Je leest soms verhalen
over mensen die niet aan de slag zou
den komen omdat ze donker zijnl
Geloof mij nou, er zijn andere oor!
zaken. Hoeveel blanken ik hier al nie
geweigerd heb in dienst te nemen. Jij
ziet gewoon dat ze negatief denken,
Nou danals je hier hard werkt, en
je doet geen dingen die in negatievj
zin opvallen, dan zal geen Hollands
de pest aan je hebben als je toevallij
een donkere huidskleur hebt".
Gedurende zijn verblijf in Nederland
heeft vrijgezel Eddy Mossel een volj
strekt eigen kijk op het Nederlands^
volk gekregen. „Op het punt van
vrouwen ben ik erg kritisch geworden
Veel mooie vrouwen hebben geen inj
houd, zijn dom en bekrompen. Nol
aangeklede etalagepoppen. Nederland
se mannen zijn erg trots. Bij de meestj
huwelijken zie ik dat er te weinig onj
derlinge communicatie is. Niets is le
onbelangrijk om erover te praten. Man!
nen beseffen te weinig dat een vrouw
wil delen in zijn problemen bijvoor
beeld. Wat doen Nederlandse echtj
genoten? Tegen hun vrouw zwijgen zd
over hun moeilijkheden. Daar lopen zo
mee naar het café. Je koopt liei'dj
met communicatie. Vrouwen zijn nel
als kinderen, ze hebben veel aandach
nodig, waarom je' vrouw nooit eenf
een ansichtkaart gestuurd als jij
's morgens op weg bent naar je werk
Post hem en je zult eens zien hui
gelukkig zij ermee is. Het maakt nik
uit. of- je 's avonds toch weer thui
komt. Het zijn zo van die kleine dinge
tjes. Daar hoef je als man niet te trot
voor te zijn. Ze maken je niet tot eei
pantoffelheld. Echt niet. Ik zweer he
je. Het zijn dingetjes die de communi
catie levendig houden".
grijp1 bromfiets o"1
Óor'
Trein overrijdl man
- tmUBCMT IAHF> O»
Tnein uit rail*
Av 16611 ?e,v°öde^\«w9 dode<*
A a*>to
Dag-in-dag-uit rijden 2600 machinisten kriskras door Nederland, hun voet op de dodemansknop.
UUr na uur zien zij de gladde spoorstaven in een omgekeerde V aan de horizon verdwijnen. Ze
passeren een ontelbaar aantal spoorwegovergangen, Ahobs en knipperlichtinstallaties. In 1968
gebeurden 183 ongelukken met treinen op overwegen, 4 daarvan waren beveiligd met hele
bomen, 28 met Ahobs, 51 met knipperlichten en honderd waren onbewaakt. Het aantal doden
dat jaarlijks bij deze ongelukken valt schommelt tussen de vijftig en zestig. Het ziet ernaar uit
dat 1969 de kroon gaat spannen.
loeien de horens. Een paar spoor
arbeiders steken hun hand op. Een
modern treinstel komt ons tegemoet,
als een gele tulp tegen een groene bos-
achtergrond.
Meester Stockhorst is een van de geluk
kige machinisten die nog nooit een
aanrijding heeft gehad. „Maar dat zijn
er niet veel meneer". Wèl bijna-aan-
rijdingen, „al tientallen. Ach hoe gaat
dat, vooral met dat mooie weer zitten ze
in zo'n autootje te praten, ze horen en
zien niks en voordat je het weet zitten
ze boven op de loc. Maar je hebt er ook
van die snuiters bij die doen het
bewust".
De trein schokt over een breed em
placement. Goederenwagons staan ge
duldig te wachten tot ze aangehaakt
worden, ganzen in een rij.
„Ik weet nog goed, ik kom met een
D-trein bij Maarssen, bij die onbewaak
te. Het is stralend weer. Ik heb hem
op 125 liggen en daar komt
Het is nauwelijks voor te steilen dut
deze ongelukken echt moéten gebeuren.
Voor een beveiligde overweg stop je als
het sein daarvoor wordt gegeven, voor
een onbeveiligde kijk Je dubbel zo goed
uit: ongelukken uitgesloten!! En anders
kan die machinist toch ook nog wel
stoppen! Jawel, de praktijk wijst anders
u:t. En de praktijk is dat wat de man
op de machine voor zich ziet: tussen
de ahobs dooi zigzaggende auto's en
bromfietsers. Zijn hart slaat even
over, hij remt. Snelheid 130 kilometer.
Achter hem duwen de tonnen en ton
nen wegende wagens door. Vijfhonderd,
zeshonderd meter dan zal de trein-
slang pas stilstaanGoddank, het
was net
De machinist laat zijn
machine de vrije teugel. Misschien was
dit incident het enige van vandaag,
dan heeft hij geluk. De reizigers lui
achterover in nylon pluche hebben
niets gemerkt. Hoogstens heeft een
van hen verstoord opgekeken omdat
het treinritme even verstoord was en
is daarna weer ingedommeld.
Om hel anders te kunnen bekijken
dan de weggebruiker en de trein
reiziger is een van onze verslaggevers
op de locomotief geklommen. Hij heeft
overdag en 's nachts door Nederland
vele spoorkilometers afgelegd, met
machinisten gepraat en al turend in de
verte, de ongelukken zien aankomen..
Dit is zijn verhaal.
Trein 1220 staat ronkend langs het
Utrechtse perron. In de cabine, wach
tend op het vertreksein, machinist J. H
Stockhorst, 39 jaar en al achttien
jaar bij N.S. Voor hem het groot
tableau met meters, nog verder voor
hem de bolle bobbelneus van de loc
Achter hem een keurig bordje: „Deze
loc is uitgerust met intermitterende
dodcmansinstal'latie". de zekerheid die
de N.S. he-ft ingebouwd.
..Meester Stockhorst zal er ln Eind
hoven alweer afstappen. Zijn dienst
zit er dan weer op voor vandaag. Het
laatste rukje. De trein schokt, een
wissel. Seinen, voorseinen, snelheids
aanduidingen schieten voorbij. Waoh-
tende auto's voor overweg links en
rechts, d« loc geeft signaal, sehril
15.42. Ahob by Boxtel. Keinmcu aan.
De loc reageert als een stier. Vlak voor
de trein zigzagt een bromfietser tussen
de halve bomen door. Mijn hart slaat
even over. Eén. twee seconden was
deze man van de dood afMeester
Stockhorsts ogen blijven rustig in de
verte turen. Uiterlijk is hij kalm maar
hij zucht even voor by zegt: „Kijk
meneer, dat bedoel ik nou"
„Maar om even op dat Maarssen terug
te komen. Ik heb hem op 125 liggen
en dan komt zo in enen een melkaulo
de overweg op. Hij blijft staan. Zet
hem nog net op tijd in zijn achteruit
't Schoot me gewoon in de keel. Goed,
twee weken daarna precies dezelfde
trein. Ik had oen leerling bij me. We
zijn weer bij die overweg en precies
hetzelfde. Weer die melkauto. Ik zat
aan de andere kant. Ik spring van mijn
kruk, grijp de rem, nog net op tijd. Ik
heb er later nog over gebeld maar nooi<
meer iets van gehoord".
Signaal
Een onbewaakte, weer klinken de
signaalhorens.
„Je moet signaal geven. Dn kunt er-
Vlak voor een aanstormende trein nog even lopend nog wel
kruising oversteken. Een seconde was de dood dichtbij
van op aan dat ik het doe ook: Voor
komen is beter dan genezen, zeg ik
altijd maar. En als er wat gebeurt, is
toch het eerste wat ze vragen of je
signaal gegeven hebt".
In Eindhoven klimt meester P. H. Nab
op de loc. Hij is al een oudgediende van
de N.S. Met ere al dertig jaar in dienst.
,.Ja, u kunst rustig zeggen dat ik elk
kiezelsteentje op de baan ken. Net. als
mijn vader, die is er nu alweer zeven
jaar uit, ook machinist geweest".
Meester Nab heeft wél ongelukken
meegemaakt: „Een paar bromfietsers
meegenomen en een keer een aanhang
wagen over de cabine zien vliegen". Het
klinkt bijna koud maar vergoelijkend
komt er dan achter: „Ik zou bijna zeg
gen, het hoort bij het vak, want ze
hebben het al allemaal meegemaakt".
Vlak voor Maastricht wandelt een oud
vrouwtje, ineengedoken in haar om
slagdoek, zonder op of om te kijken
voor de trein een onbewaakte overweg
over. Je voelt weer even die schrik en
het dringt dan pas goed tot ie door
dat het grote ongelukkental moeilijk te
wijten is aan de machinisten, maar
praktisch geheel op rekening geschre
ven moet worden van de weggebrui
kers. Onvoorzichtig, onoplettend en
zich niet realiserend, dat het aanstor
mende monster een snelheid heeft van
120 tot 130 kilometer per uur. Dat wil
zeggen binnen een halve minuut is die
trein een kilometer verder. Die kilo
meter heeft de machinist nodig om stil
te staan als men de remweg van 500
meter telt bij de schrikseconde, voor
afgaand aan de reactie. Theoretisch
een mooi sommetje, maar er is geen
machinist in Nederland ook al staan
zijn ogen, na jaren ervaring, naar het
turen in de verte die een ongeluk
op een kilometer afstand kan zien aan
komen
Vraag
Onvoorzichtigheid, onoplettendheii
Twee factoren die een grote rol spelci
Ik heb de vraag, wat de Spoorwege
zelf ervan denken voorgelegd aan d
heer A. J. Meinsma, voorlichter bij Ni
„Een duidelijke oorzaak is moeilijk 1
noemen. Het moet bij veronderstelle
blijven. Maar ik wil vooropstellen da
wij tegenover drieduizend dodelijke on
gelukken op de weg gunstig afstekei
met onze vijftig tot zestig per jaar. He
aantal botsingen op overwegen heef
zeker te maken met de grote toenemin
van het verkeer, de achteloosheid, d
bravour van vele weggebruikers e
ook wel het groeiende aantal zondag*
rijders, minder ervaren rijders dus, da
zich op de weg bevindt".
183 botsingen tussen treinen ei
weggebruikers in 1968, 183 t
veel. Wat doet de N.S. eraan. D
heer Meinsma: „Alle beveili
güigsmaatregelen zijn genome:
en wij streven ernaar het aanta
nietbeveiligde ovtrwegen steed
maar weer terug te brengen to
het minimum, in feite tot nu!
Maar dit is nog. een lange we
want van een heleboel instantie
is hierbij medewerking nodig
Overigens alle beveiliging impli
ceert toch ook nog een beheers
gedrag van de weggebruker di
bij een automatische knipper
lichtinstallatie en een ahob aa:
bepaalde regels gebonden is. D
oplossing voor iedere overweg i
een vrije kruising. Een groei va
het aantal overwegen is er vrijwe
niet, zeker niet van nietbeveilig
d® I GERARD CROM