RIKSJA- RIJDERS ZOEKEN STAD AF VOOR f GULDEN PER STERVENDE Het lange sterven van BALA KRISHNAN (3) In Destitute Home gaat gemiddeld de helft de eerste keer al dood JSr i ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1969 Tijdens mijn verblijf in „Beatitudes", zes tropisch-hete dagen vol schokkende ellende, miserabele wanhoop en ook bijna bovenmenselijk moedig optimis me, waarvan de ervaring me soms door merg en been ging, heb ik ner gens zo veel tijd doorgebracht als in die drie lange, lage hutten aan de rand van het grote middenveld. Ik weet nog niet, waarom. Ik had nooit een mens zien sterven, ik wist niet wat het was. Voorgoed afscheid te moeten nemen van de wereld, waarin je herinneringen werden geboren, jé geest zich had vastgeklampt aan de beelden der zintuigen, je lichaam had geademd, geleden en soms tevreden was. In die drie lage bamboehutten heb ik het sterven gezien, bijna hon derdvoudig. In een bedompte sfeer van scherpe reuk, broeierig, met vaak alleen het gezoem van schaamteloze vliegen en het gerommel van onge wassen varkens op zoek naar etens resten en gras achter de doorzichtige wanden. In dit gedeelte van „Beati tudes", op nog geen honderd meter van het kinderschooltje en voorbij een smalle haag van bijna frivole bloemen, die ze „Every Day Marriage" noemen, wordt dagelijks gestorven. „Destitute Home", dit tehuis voor stervenden, was voor mij het afschrik wekkendste en tegelijk meest aantrek kelijke plekje binnen dit oord van de Oneindige. Uitzichtloze Ellende, waarin Frans Schlooz het God weet hoe weet vol te houden. Hier, waar het dood gaan geen taboe is. geen angst meer ver wekt en uiteindelijk aan geen bed voor bijgaat, bleek het leven teruggekeerd binnen de bedding van rust en over gave. In het Destitute Home sterven met vijf per week, met vijftien per maand, het is een ongewisse grabbel- van de Dood. Wie hier wordt af geleverd, weet dat hij of zij binnen kort aan de beurt is. De helft sterft de eerste keer, de anderen komen vaker terug voordat ook hun laatste r geslagen heeft. Ze hebben allema..l het betrekkelijke geluk, dat hun dood een menselijke dood zal zijn. Laatste wens Bala Krishnan, daags voor zijn dood. Drie bamboebarakken. Mannen en vrou wen apart, de melaatsen ook. Propere interieurs, granieten vloeren, aan weers zijden van het middenpad" gammele stalen bedden, ooit geschonken door paus Paulus VI. Al de eerste avond na mijn aankomst werd ik erheen ge bracht. Kruysen schoot wat plaatjes, het blitzlicht deed sommigen wakker schrikken, anderen hielden even op met rochelen en kreunen. Het laatste sterf geval, vertelde Frans Schlooz, was eer gisteren geweest. „Een jonge Hindoe, open tbc. Zijn laatste wens was, dat de zusters hem een mooi kleed zou den aantrekken, voordat zijn lijk naar de Hindu Cemetry in de stad zou worden gebracht. Hij wilde ook, dat al zijn vrienden in de hut voor één keer hetzelfde eten zouden krijgen als de Father, als ik. Dat hebben ze vandaag gehad, vier Nederlandse voedselpakketten". We liepen de hutten door, iedereen kreeg van Frans Schlooz een munt stukje van 10 paises (5 cent) vanwege onze komst. De man op bed nr. 38 was blijven liggen. Hij zweefde al veertien dagen tussen leven en dood. Hij zou de volgende zijn, die temid den van zijn 57 lotgenoten zou moeten sterven. Frans Schlooz voelde zijn pols, zwak en onregelmatig, bij iedere ademhaling trok zijn totaal vermager de lichaam samen. De volgende mor gen vroeg ik de administratie-afdeling van „Beautitudes" zijn naam op te zoeken. Hij heette Bala Krishnan, on geveer 55 jaar, Hindoe. Op 21 juni 1968 was hij bewusteloos aangetrof fen in het Central Railway Station van Madras en hier afgeleverd. Ver dere gegevens ontbraken, van verwan ten was niets bekend. Sinds vorig jaar had hij voortdurend gevochten tegen de dood, soms waren er een paar woorden over zijn lippen gekomen. Hij bleek ook Engels te spreken, waaruit men de conclusie had getrokken, dat Bala Krishnan ooit had behoord tot de betere standen. In de vrouwenhut lagen er 18. Stuk voor stuk uitgeleefd, opgeteerd, van de straat geraapt, toen ze ineengestort wa ren, Oudjes met bijna gebroken ogen ook jonge meisjes. Kapot gegaan aan de bedelarij, verhongerd, letterlijk dood ziek, vaak in de steek gelaten door een man, of te gronde gegaan aan de vaak laatste, wanhopige inkomstenbron in deze krioelende stad: de prostitutie. Frans Schlooz streek ze over hun haar, maakte grapjes in het Tamil, gaf munt jes weg. De vrouw op bed 29 begon hartverscheurend te krijsen, ze kreeg geregeld toevallen. Iemand van enkele bedden verder smeet haar 'n paar blik ken water in het vertrokken gezicht. Na enkele minuten kwam ze weer tot zichzelf, hijgend, akelig lachend. de helft (f 50.000,bekostigd door de Duitse Misereoractie, de andere helft nam het stadsbestuur van Madras voor zijn rekening. Rijke Indische families en ondernemingen („meestal Hindoes of Moslims") staan borg voor de exploi tatie van het geheel, er werden al meer dan 250 kinderen opgenomen, die later meestal in weeshuizen worden geplaat Ook het Destitute Home van Frans Schlooz, dat kortgeleden helemaal door de Missionaries of Charity werd over genomen, „leeft" uitsluitend van giften. De Catholic Relief Service in de Vere nigde Staten waarom heeft Neder land daar geen equivalent voor? heeft praktisch de gehele voedselvoor ziening hoofdzakelijk rijst, tarwe en melkpoeder op zich genomen. Aas voor riksjarijders Hoe komen uitgebluste menselijke wrakken als Bala Krishnan hier op de ze pauselijke bedden, meestal hun sterf bed, terecht? Sister dr. Andrea vertel de me, dat de ziekenhuizen in Madras wel eens hopeloze gevallen laten be zorgen, maar het merendeel komt recht streeks van de straat, letterlijk uit de goot. Frans Schlooz trok ooit 's nachts met een handkar door de donkere slums, op zoek naar stervenden. Later sloot hij een even banale als menslie vende overeenkomst met de duizenden riksjakoelies, die 24 uur van de dag in touw zijn met hun gammele trapkar- retjes en als aasgieren attent op een rendabele prooi: voor iedere doodzie ke last, die zij in „Beatitudes" afleve ren, ontvangen ze een beloning van 2 rupees (een gulden). Ik heb het meege maakt dat Frans Schlooz 's nachts drie maal gewekt werd, omdat er weer iemand voor zo'n klusje contant be taald wilde worden. Opnamen „We hebben gemiddeld twintig tot der tig opnamen per maand", zei zuster Pe ter Clever,een vriendelijk klein nonne tje uit Bombay, al 2 jaar samen met zuster Mary Virginia 14 tot 16 uur per dag onafgebroken belast met de ver zorging van de patiënten in het Des titute Home. Het was twee dagen voor mijn vertrek na Europa, 's middags rond vijf uur. Ze kwam juist rnet een pan terug uit de keuken, waarin ze de injectiespuiten had gesteriliseerd. Bij na allemaal krijgen ze eenmaal per dag een injectie. Mullivitamine of pe nicilline. Het helpt tegen de pijn of ze knappen er lichamelijk van op. Ver schillende patiënten zijn aan deze spuit jes verslaafd geraakt, het is voor hen een soort dope. We hebben een paar mannen, die wel driemaal per dag een multivitamine-injectie nodig hebben. Gewoon om in een pijnloze roes te kunnen blijven. Verder werk ik ook veel met pijnstillende tabletten en nor male aspirines". Zuster Peter Clever ging de bedden langs. Tientallen malen drong de scher pe naald een menselijke huid binnen, ook Bala Krishnan kreeg nog een paar cc's penicilline in zijn opgegeven body onder de deken met de Schotse ruit. Street cases, straatgevallen, die an ders wellicht al lang dood waren ge weest. Ik heb me meermalen afge vraagd, of 't wel zinvol is om op de ze manier het uitzichtloze leven van al deze aangespoelde individuen kunst matig te rekken. Twee dagen, soms 2 jaar. Ik weet het niet, maar hun hon ger naar een bevrijdend spuitje maak te me vaak koud. Gedierte Ik keek naar de uitdeling avondeten. Elf meisjes en uit de buitenwijk Perambus, een vroe gere parochie van Frans Schlooz, sleep ten de grote gamellen vol rijst en melk naar de lange hutten. Ze helpen hier dagelijks, elke middag nadat de novicen weer naar Rayapuram zijn te ruggebracht om in 't „Home for Crip pled and Unwanted Children" te wer ken. In de hutten heerste een fabelach tige discipline: wie nog van zijn bed kon komen, haalde eerst de porties voor zijn verlamde buurman af en voorzag daarna zichzelf. Mensen, die zelf hun voedsel niet meer aan de mond Voor een gulden opgeraapt van de straat. konden krijgen, werden door anderen geholpen. Zodra de lucht van de hete rijst tot buiten was doorgedrongen, kwamen ook de eerste honden de hut ten binnen. Tientallen weldoorvoede, brutale gluipers, die zich door niemand lieten verjagen en gulzig onder de bed den doorkropen op zoek naar afval. Ik denk er sterk over, de hele troepen af te maken met een injectie, had Frans Schlooz me een paar dagen eer der gezegd. Ook de raven kwamen van het dak, de smalle ezels hielden op met grazen, de varkens knorden venijnig langs de wanden. Alles had honger, mens en dier. Een wreed ta fereel, dat zich viermaal per dag in en rond het Destitute Home pleegt te her- Om te vragen, of er nog lijken Ditmaal zou Frans Schlooz wee vrachtje hebben. Meer dan toetje Ongemerkt dood Bala Krishnan, die ze op 21 juni 1968 stervende op het Central Railway Sta tion in Madras hadden opgeraapt, blies zijn laatste restje adem uit op woens dagmorgen om 7.14 uur. Zijn blinde buurman, die hem altijd had verzorgd en meestal zijn pols vast had over dag, had niets gemerkt. Zuster Peter Clever vond hem dood, toen ze de hut binnenkwam. Bala Krishnan had het anderhalve dag langer uitgehouden dan de dokter had voorspeld. Het bekend worden van zijn heen gaan werd in de hutten zonder emoties ondergaan. Om 7.45 uur werd de zinken kist uit de loods gehaald, die „Beatitu des" enkele jaren geleden voor 't trans port van stoffelijke overschotten aan schafte. Bala Krishnans klamme ge zicht, nog ingedroogde melk van de vo rige avond in zijn korte baardje, werd schoongeveegd. De jonge novicen leg den zijn tevreden lichaam in de kist, ergens in een hoek begon een oude Hin doe plotseling een soort klaagzang aan te heffen. Het was de enige reactie. Om 5 uur precies, iedere dag. zou een vrachtwagen van de dienst Gemeente werken bij „Beatitudes" voorbijkomen. Zoiets schrijf je thuis, ver weg van de realiteit, achter een typemachine. De aantekeningen in je notitieboekje lie gen niet, ze lijken door 'n vreemde neergeschreven. Er staat nog iets van een jongen, 20 jaar misschien, doof stom, bloedziekte. Na twee keer her kende hij me aan mijn polshorloge, op de tast, en dan zocht hij mijn kleren af naar 't pakje sigaretten. Laat hem maar, had zuster Peter Clever gezegd. Ik liet hem zich ziek roken, drie si garetten binnen één minuut, voordat hij verdoofd en met een verzadigde lach om zijn mond plat viel, tot de volgen de keer. Het zijn feiten, ervaringen, waaraan je op papier de laatste dimen sie, de dimensie vsn de levende echt heid niet kunt terug geven. Het Destitute Home, drie hutten met 100 bedden van paus Paulus, waarop Hindoes, Moslims en christenen heen gaan met het geloof in een nieuw en beter leven, is in de menselijke mieren hoop Madrad een instituut van de Ui terste Medemenselijkheid. Het lost niets op in een overbevolkte, straatarme stad, waar 't dagelijks moet wemelen van de doden. Maar wie het betrekkelijk geluk heeft, tijdig te worden opgeraapt door en riksjarijder die f 1,— aan hem of haar wil verdienen, heeft bij Frans Schlooz fifty-fifty kans op een langer leven en kan in ieder geval rekenen op een zo menselijk mogelijk sterven. Misschien is dat niets, misschien alles. Ik weet het antwoord niet. Wat hier ge daan wordt, laat zich niet beredeneren. Het stijgt uit boven de nuchtere waar dering, dat arme sodemieters, die vaak jaren in de ergste verhongering en ver nedering hebben geleefd, in „Beatitu des" een welverzorgd levenseinde wordt gegarandeerd. Alsof het om een soort toetje ging, waarop ze niet meer had den durven hopen. Jan Derix Voedseluitdeling bij de vrouwen. Helft moet sterven Iedere dag komen er, met een door Fiat geschonken busje, twee nonnen van de Missionaries of Charity uit de stad om de mensen in het Destitute Home te verzorgen, soms vergezeld van een handvol novicen. Ze hebben een kleine, primitieve keuken waar de maaltijden worden klaargemaakt en ze werken on afgebroken tot diep in de avond. Een maal per week gaat zr. Andrea, Duitse, afkomstig uit Freiburg, al 10 jaar in India, waar ze haar artsendiploma haalde, de bedden langs om de vaak ongeneeslijke patiënten te onderzoeken. Ze vertelde me: „Gemiddeld vijftig procent slepen we erdoor. Deze maand is het heel rustig geweest, we hadden nog maar zes sterfgevallen. Nummer 38 zal de avond niet meer halen." De Missionaries of Charity, in 1950 opgericht door de wereldbekende Mother T.eresa, in Albanië geboren, om te wer ken in de slums van Calcutta, hebben nu in India 33 tehuizen en al meer dan 500 zusters. Zij leggen een vierde ge lofte af: uitsluitend in dienst te zijn van de armste der armen. Eind 1965 vestig den enkele Sisters zich in Madras, in de armenwijk Rayapuram, waar zij een tehuis voor kreupele en ongewenste kin deren oprichtten. Het zou een verhaal op zichzelf kunnen zijn, deze oude pas torie met zijn vier vertrekken, waarin 73 armzalige kleintjes worden verzorgd. Op uitnodiging van zr. Andrea, die nu overste is over het kleine convent („ik ben de enige buitenlandse"), zijn we er op 'n morgen gaan kijken. Er liepen en kropen halfverlamde schepseltjes rond, er lagen bewegingsloze kleintjes onder de veranda, 14 baby's („gister avond werden er nog twee hier op de stoep gelegd") kregen de fles'; vijf kin deren waren deze week gestorven. De aankoop van dit tehuis werd voo* Een rq lange, lage hutten, voorportaal voor de dood.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 11