IR. R. BOSMA VERLAAT WERKGEVERSBRUG MERTENS: KLOOS: 'WE HEBBEN TOCH GOEDE ALTERNATIEYEN OP TAFEL GELEGD" POLITIEKE PARTIJ ZAL ZICH NIET GAUW ACHTER ONDERNEMERS STELLEN" ,EEN VAN DE GROOTSTE VOORZITTERS' ,IK GELOOF NIET, DAT IK ER EEN KNAUW DOOR GEKREGEN HEB' ,VELE COLLEGA'S VER VOORUIT" 1969 Een karakteristieke figuur verdwijnt straks uit de openbaarheid en uit een van de weinig sleutelfuncties die er in ons land op zeer hoog niveau te vergeven zijn. Dat is ir. J. Bosma (61). Hij is in ons land zes jaar lang de woordvoerder geweest van de werkgeversbelangen. De eerste vier jaren als voorzitter van het Centraal Sociaal Werkgeversverbond (CSWV) en na de reorganisatie de laatste twee jaren voorzitter van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO). Hij was als werkgeversvertegen woordiger (functionerend)-voorzitter van de Stichting van de Arbeid en lid van de Sociaal-Economische Raad. Instellingen, waarin het sociaal- economisch klimaat van ons land mede werd bepaald en die vaak van beslissende betekenis waren voor welvaart en welzijn van ons volk. Onze boterham kregen we wel. In de keuze van het beleg heeft ir, Bosma een dikke vinger in de pap gehad. Het VNO verbond aan de functie een ambtstermijn. „Anders zou niemand meer in de fuik lopen", zegt de heer Bosma. Hij is niet getekend door een bijna voortdurende strijd tegen eisende vakbonden en wat behoudzuchtiger opererende werkgeversbelangen- Hij steekt gemoedelijk zijn pijp op. De kleur van de rook wedijvert met het blauw van zijn Friese ogen. Ze staan aam in een nog steeds jongensachtig gezicht, dat te image van de Nederlandse ondernemer ongetwijfeld ran veel scherpe kanten ontdaan heeft Zijn functie bracht hem vaak in het volle licht van de openbaarheid In de schijnwerpers van de tv.-eamera's. Een nationale figuur kan men zeggen. Maar hij heeft het nooit tot de befaamde stoel van Mies gebracht. „Als ze me gevraagd had, zou ik het zeker gedaan hebben, maar ze heeft een andere politieke kleur als ze denkt dat ik heb en vandaar misschien Met dit diplomatieke antwoord kun je vele kanten op. Gewoonlijk is ir- Bosma een man die de dingen in alle gemoedelijkheid maar liever bij de naam noemt. Maar die gemoedelijkheid kan ook schijn zijn. Ware hij geen goed dus hard onderhandelaar geweest, dan zouden de gezamenlijke werkgevers in ons land hem niet zo lang alls hum pleitbezorger gehandhaafd hebben. Uit die lange periode blijkt waardering en ze wordt hem zoals elders op deze pagina te lezen valt ook door zijn opponenten niet onthouden. Periode Bosma Wat de betekenis van de periode-Bosma voor ons land geweest is, kan vrij goed worden afgewogen aan de ontwikkeling van de verhouding tussen lonen en prUzen. De loonsom per werknemer steeg van 1963 tot 1968 met 64 procent. In dezelfde periode stegen de prijzen met 23 procent. De reële verbetering van het gemiddelde inkomen der werknemers bedroeg 33 procent. Geeft dat voldoening? .Uit deze ontwikkeling blijkt, dait de posdtfie van de Nederlandse werknemer reëel aanzienlijk verbeterd is. Dit zou grond kunnen zijn voor een bepaalde waardering en een zekere tevredenheid van de zijde van de individuele werknemer, maar ik weet ook wel, dat het nu eenmaal menselijk is om iedere verbetering vam de materiële omstandigheden als een vanzelfsprekende zaak te aanvaarden. In dit verband verdienen de voorzitters van de vakcentrales eigenlijk ook wel wat meer waardering dan ik wel eens hoor". arbeid binnen „Het is moeilijk om dat in het kort te concretiseren. Misschien is dat het beste uit te drukken door het gevoel wellicht een steentje te hebben bijgedragen tot de arbeidsrust in ons land en tot een niet al te ongunstige ontwikkeling van het economisch leven onder de bijzonder moeilijke omstandigheden van een vrijwel doorlopend overspannen arbeidsmarkt". Op zijn kantoor in de fabrieken van Spanjaard in Bome (onderdeel van het textielconcem Nijverdal-Ten Oate waar ir- Bosma lid is van de directie) staat een lange tafel. Ze ligt vol paperassen. Ir. Bosma houdt opruiming. Het is de laatste week van de textielvakantte. Er heerst rust in het bedrijf, dat hem twee dagen in de week moest missen. Bovendien stak ir. Bosma al zijn vrije tijd in zijn nationale functies. „Ik geloof niet, dat ik er een knauw door gekregen heb" Hij is van de ene kant blij om van een hoop rompslomp en spanningen af te zijn- Anderzijds had het werk obk veel aantrekkelijks. Vooral de contacten met andere mensen en andere groeperingen zal hij straks missen. Afremmer Ir. Bosma is het er niet mee eens wanneer we stellen dat „zijn" partü zich maar al te makkelijk in de defen sieve hoek liet dringen. Aan de ene kant staan de aggressief optredende vakbonden met hun grote achter ban en daartegenover de graag tot boot-afhouden ge neigd zjjndé ondernemers met hun kleinere maar toch wel zeer invloedrijke club. „Natuurlijk moest ik vaak de rol van afremmer op me nemen. Dat is een logisch gevolg van een offensieve opstelling van de tegenpartij. Maar we hebben van 002e kant toch ook vaak goede alternatieven op tafel gelegd, die minder waardering kregen dan ze naar onze mening verdienden". Een voorbeeld? Hij noemt het probleem van het bestuur van de vennootschap, dat naar zijn mening inderdaad te eenzijdig financieel-economisch gericht is naar de kant van de vennootschap terwijl de sector personeel in de meest uitgebreide zin van het woord daarin niet zo nadrukkelijk vertegenwoordigd is. Toch is het R. BOSMA industrie nog op de tocht personeelsvraagstuk binnen het terrein van de onderneming een van de allerbelangrijkste en het zou als zodanig dus ook in het bestuur vertegenwoordigd dienen te zijn. Dat wil volgens ir. Bosma niet zeggen, dat zo'n vertegenwoordiger per se een werknemer moet zijn maar wel dat het bestuur van een onderneming uit een breder vlak gereoruteerd dient te worden dan tot dusver pleegt te gebeuren. „De vakbeweging heeft lang 'n verdeeld standpunt over deze zaak gehad. Het NW wilde dat de SER een lijst zou opmaken van Nederlanders, waaruit men zijn s maatschappelijk bestel komen de voorzitters van de sociale organisaties vaak in de publiciteit. Bijna van zelfsprekend leggen zij via pers, radio en televisie open baar verantwoording af van hun doen en laten. Graag of niet. Het gebeurt en men heeft daardoor een indruk deze mensen. Men zegt vaak dat ir. Bosma de indruk wekt meer voorzitter te zijn van de Stichting van de Arbeid dan van een werkgeversorganisatie. Ik ben mening, dat die image aan de werkelijkheid beant woordt. Ir. Bosma, die een bereikte overeenstemming ■noet melden, doet dit met zichtbare voldoening, die hem Innerlijk beroert. Hartelijke samenwerking ligt hem na ®*n het hart, het verheugt hem. Als men het in het overleg niet eens is geworden, drukt zijn dan enigszins betrokken gezicht spijtigheid uit. Verstandelijk zou hij het nuchter en met argumenten vaststellen, maar merk baar Is dat hij het persoonlijk liever anders had gezien. Als ir. Bosma straks afscheid neemt, verliest het VNO *«n van zijn grootste voorzitters, de Stichting van de Arbeid een prima werkgeversvoorzitter, het bestuur *®n de stichting een hartelijke en rechtschapen collega. M. J. MERTENS (voorzitter NKVJ Ook de vakorganisaties hebben daarin .hun rol. Ze hebben achter zich staan een groot administratief en wetenschappelijk apparaat ter behartiging van de belangen hunner leden maar daarnaast spelen ze ook Ln de politiek een belangrijke rol. Kunnen de werkgevers daar wel tegen op in een land dat bovendien niet overloopt V3n waardering voor de industrie Ongetwijfeld moeten volgens de heer Bosma de vakbonden doorlopend rekening houden met hun achterban. In de werkgeversorganisaties ls dat in iets mindere mate het geval alhoewel dat niet wil zeggen dat we maar onze gang kunnen gaan. De invloed van de vakcentrales op de politiek is aanzienlijk. De getalssterkte speelt daarbij een grote rol. Een politieke partij, die zich in het algemeen achter een ondernemer zou stellen, heeft in ons land gauw afgedaan. Hoe zou u dan de periode willen schetsen die we thans beleven en welke van uw opponenten rond de confe rentietafel zou u zich als vriend wensen? „Op die laatste vraag ga ik liever niet in, want dat zou eventueel niet prettig zijn voor anderen", zegt ir- Bosma lachend. „En wait het overige betreft zie ik de periode die we nu beleven als een van groeistuipen, die uiteindelijk de ontwikkeling eerder zullen stimuleren dan afremmen. Wij weten nu wat het betekent in een open marlet tegenover de concurrentie te staan. Wij zitten nog steeds op de tocht en dat geldt heus niet alleen voor de textielindustrie. Onze situatie moet voor elke ondernemer een uitdaging zijn en dat zal het industriële denken bevorderen. Daardoor kan een eventuele achterstand op oudere industriële landen snel worden ingehaald". JAN VAN DEN DUNGEN P. J. J. MERTENS commissarissen zou dienen te Mezen, het adelboek van Kloos, zoals dit in de wandeling werd genoemd. Het CNV pleitte voor afzonderlijke werknemenscommissarissen. Men schijnt thans een gezamenlijk standpunt te hebben geformuleerd. De werkgevers realiseren zich heel goed, dat het gewenst ls de samenstelling wan de raden van commissarissen op een bredere basis te brengen. Het zou beslist niet verstandig zijn deze ontwikkeling te lang tegen te houden. Hierdoor zou er veel verknoeid kunnen worden. 'Maar waar wij beslist bezwaren tegen hebben, ls dat een commissaris duidelijk gekenmerkt wordt als een vertegenwoordiger van een bepaalde belangengroep. Wij moeten ervoor zorgen, dat ieder facet van het werk in deze raden vertegenwoordigd is en juist niet iedere groep van belanghebbenden. Naast bepaalde andere maatregelen hebben wij ook voorgesteld om een eventuele voordracht voor benoeming 'in de ondernemingsraad te bespreken, waardoor geleidelijke gedachtemvisselangen ontstaan, die in deze richting leiden en waardoor extreme benoemingen niet zo makkelijk meer zullen voorkomen"- Zes poten Prof- Van Eswefld heeft onlangs gepleit voor de instelling van een klein overlegcallege ten behoeve van de advisering aan de regering inzake de te voeren economische en loonpolitiek. Dat ooilege zou volgens hem in bepaalde gevallen in de plaats moeten treden van de nogal log opererende SER waarin groepsbelangen hoger aangeslagen worden dan de objectiviteit van het langs democratische weg bepaalde algemene belang. Prof. Van Esveld schreef dat werkelijkheidszin gebiedt er rekening mee te houden, dat de vakbonden door haar aard en doelstelling uit de loononderhandelingen halen wat er inzit. Da werkgevers zullen daairtegenover alleen de teugel laten vlieren, zodra dat voordeliger ls dan een staking. Het schaap met zes poten ln Den Haag (regering) moet dan maar zorgen, dat alles weer terecht komt Van deze opvatting wil ir. Bosma zich nadrukkelijk distantiëren. „Wij vragen in „Den Haag" geen schaap met zes poten- Wat wij willen is dat het schaap vier stevige poten heeft. Neem nu bijvoorbeeld het laatste halfjaarlijkse SER-rapport. Persoonlijk ben ik daar nogal gelukkig mee. Tn dit unanieme rapport wordt duidelijk gepleit voor matiging van de looneisen, uitgaande van bepaalde compromissen, namelijk dat de prijsontwikkeling binnen bepaalde grenzen blijft en dat de stijging van de produktiviteit volgens verwachting verloopt. De SER heeft ook de voorwaarden aangegeven ter bereiking van dit doel, zoals een dringend beroep op de regering om het BTW-effect niet te herhalen, een uitstel van de huurverhoging. En een zekere bezuiniging op de overheidsuitgaven. Er ls dus een compleet SER-advies voor de dag gekomen voor het beleid van 1970 in volle unanimiteit. Dit wil zeggen dat dc werkgevers, de werknemers en de kroon- 'cden het met elkaar eens zijn geworden. Natuurlijk kon dit niet andersdan met het doen van bepaalde con cessies. En nu is het woord aan de regering of zij ook bereid is dit advies volledig te volgen. Dat ls haar verantwoordelijkheid als hoedster van het 'algemeen belang. Ik ben er erg benieuwd naar en we zullen dat in september wel horen." Volgens Ir. Bosma moet trouwens prof. Van Esveld die ook bij het NKV de wind al van voren kreeg weten, dat er regelmatig informeel overleg plaatsvindt tussen de regering en het bedrijfsleven voordat bepaalde zaken tot stand komen. De laatste maanden is enkele malen met leden van het kabinet vergaderd evenals in het verleden en dat heeft ook zin, opdat onnodige tegenstellingen bij de beleidsvorming worden vermeden- A. KLOOS Het is niet eenvoudig noch voor werkgevers- noch voor werknemersvertegenwoordigers de belangenstrijd op zo danige wijze te voeren dat er geen „hard feelings" over en weer ontstaan. Wie met de heer Bosma als tegen speler te maken heeft gehad en met gramschap tegen hem rondloopt, doet er goed aan de hand in eigen boe zem te steken. Een eerlijker en redelijker tegenspeler kan men zich als vakbondsbestuurder niet wensen. Maar de heer Bosma was allerminst een zacht el als onderhandelaar. Wel een man die de moeilijkheden waarvoor hij stond op rustige en overtuigende manier wist over te brengen. Een man die soms harde Interne strijd tegen eigen club moest voeren omdat hij voor re delijke verlangens van anderen openstond al kon hü er vaak geen „Ja" op zeggen. Want hU was als onderne mersvoorzitter in sociaal denken veel van zijn colle ga's ver vooruit. Bij zijn afscheid als voorzitter van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen wil ik hem graag dank brengen en hem zeggen dat het een voor recht was met hem een aantal jaren als „tegenvoeter** aan de onderhandelingstafel te hebben gezeten", A. KLOOS (voorzitter N.V.V.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 13