Tennis-
bond
koos
voor
harde
Mariette Dommers:
IK BEN WEER GAAN SPRINGEN
MAAR ECHT VOOR MIJN PLEZIER
Noteer bij
de radio
DEN HAAG De
Koninklijke Nederlandse
Lawn Tennis Bond heeft
opgehouden „lief" te zyn.
De veelvuldig onaangenaam
bejegende „regenten van
de witte sport"
verwaarloosden de defensie
en trokken massaal ten
aanval. In het streven
naar een meer professionele
toekomst, waarbij en
passant werd afgerekend
met 't gezelligheidsprincipe,
werden de „koppen
gesneld" van Jan Hordijk,
van de hersenschim dat
men alles aanwendt om
in de schaduw van die
machtige Tom Okker te
volgen, van de nieuwsmedia
vooral. Kortom van alles
dat het rapier van de
kritiek hanteerde. In de
keiharde jacht naar het
internationale toptennis
trad de tennisbond
uit de zonzijde, die zij
uit zelfrespect placht
te kiezen. De KNLTB, die
nimmer verschoond bleef
van openbare veroordelingen
en in feite nooit de kans
kreeg zich daartegen
teweer te stellen, heeft
gekozen voor de moderne
aanpak, waarvan men weet
dat die bestaat, maar
waarvoor men nog niet
de juiste formule heeft
gevonden. De KNLTB, die
zo dikwijls amateurristisch
optreden werd verweten,
gaat een harde lijn volgen.
Ir. Tienstra, voorzitter van de commis
sie speltechniek: „Ik ben al lang van
plan een zekere orde op zaken te stel
len. We zijn het er al over eens dat we
het belangrijk vinden en dan moeten we
dat ook handhaven en niet halverwege
de stroom van paarden verwisselen. Let
wel: ilc ben niet de dictator die de spel--
techniekbeheerst, maar als je een be
paald beleid uitstippelt, dien je je-daar
aan te houden. Ik heb groot bezwaar
tegen al die mensen die zeggen wat
je wel en wat' je niét mag doen. Als
je een harde lijn wilt volgen, mag nie
mand je daarbij voor de voeten lopen.
Dan moet je niet achteraf zeggen: we
hebben hem er nu wel uitgezet maar la
ten we hem toch maar weer opstel
len want hij speelt zo sterk. Conse
quent blijven. Dat traoht iedere bond
te doen. Als Rinus Michels zegt: na
dinsdag wordt er geen bier meer ge
dronken, en hij betrapt een van zijn
spelers toch, dan worden er maatrege
len genomen. Dat hebben wij nu met
Jan Hordijk gedaan. Jan is duidelijk
over de schreef gegaan. Daarom heb
ben wij zijn gesubsidieerde opleiding
gestaakt. We hebben hem de klas uit
gestuurd.
ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1969
„Het gaat erom dat wij als bond niet
willen dat sterke drank en tabak door
jongens die onder onze leiding le
ven, gebruikt worden. Menen zij zich
te kunnen permitteren het toch te doen,
dan worden ze bedankt. Deze jongens
dienen de leefwijze te volgen die wij
hen opleggen. Dat deed Jan niet. Hij
was typisch een knaap die in het.wa
ter sprong als een ander dat ook deed.
Hij liet zich gemakkelijk meeslepen.
Er zuilen nu wel betweters zijn die zeg
gen dat het er bij Jan nooit heeft inge
zeten, maar dat moet ik dan ontken--
nen, ook al hadden wij duidelijk meer
van hem verwacht. Jan had zijn handi
cap en zijn pluspunten. In zo'n geval
hangt het van een aantal factoren af
wat de doorslag geeft, de handicap of
die pluspunten".
De druppel
„Als je stelt dat Fred Hemmes op grond
van geleverde prestaties in eenzelfde
situatie verkeert als Jan Hordijk, dan
heeft men daarin gelijk, maar bij Jan
was het een kwestie van inzet. Voor
dat hij naar Wimbledon ging hebben
dhr. Buytelaar en ik een gesprek met
Ir. Tienstra, voorzitter com
missie speltechniek van de KNLTB:
„We zullen moeten zeggen: zo veel
krijg je om te stimuleren en als je
beter speelt dan X, betalen we daar
ook naar".
de beide heren gehad. We hebben hun
nadrukkelijk gezegd dat we iets van
ze wilden horen. Er gebeurde niets.
Mevrouw Van der Storm, ons commis
sielid in Londen, kwam daar toen tot
de conclusie dat Jan bezig was op te
breken voordat hij moest spelen. Hij
heeft eenvoudig gezegd: ik ga naar Rot
terdam, naar mijn meisje. Dat was ge
woon die druppel. Praten helpt wel eens
bij zulke jongens maar ze hebben zich
zelf niet in de hand".
Ik lees in de Volkskrant een interview
met Niek Fleury waarbij hij gezegd
schijnt te hebben: „Gezelligheid is voor
mij erg belangrijk. Ik hou van een fij
ne kroeg. Een biertje op zijn tijd laat
ik heus niet staan". Als ik zoiets lees,
dan kan ik alleen maar antwoorden dat
het volkomen terecht is dat we zulke
jongens eruit zetten. Bij Jan Hordijk
DE
MENSEN
MOETEN
NIET
ZEGGEN
DAT
DE
KNLTB
NIETS
DOET
broedde dat al lang. Hij is niet gek, na
tuurlijk heeft hij dat voelen aankomen
en alleen daarom explodeerde hij tij
dens de „nationale". Maar zelfs al zou
hij kampioen van Nederand zijn gewor
den, dan nog zouden wij zijn opleiding
hebben gestaakt. Weet je wat 't met die
jongens is, het wordt ze veel te ge
makkelijk gemaakt."
Ter informatie: Jan Hordijk volgde
twee jaar de toptraining. Per jaar werd
(globaal door de heer Tienstra geschat)
vijfduizend gulden in hem geïnvesteerd.
Dan zijn er nog de bijkomende kosten:
toptennistrainer (Buytelaar), conditie-
trainer (De Smit), huur van tennisba
nen, tijdens de training voor de Davis
Cup gedurende meer dan een maand
een baan in beslag houden, zakgeld.
De mislukte opleiding van Jan Hordijk
kostte de KNLTB derhalve zo'n dikke
vijfentwintigduizend gulden.
Vier Okkers
En dan zoekt de heer Tienstra naar
de bloedarmoede in 't Nederlandse ten
nis. Een antwoord op de vraag waar
om geen Nederlander in de voetsporen
van Okker kan treden, waarom nie
mand in zijn schaduw kan volgen, ter
wijl Tom Okker toch ook maar in Haar
lem werd geboren en wat tennis be
treft toch ook uit een even afge
legen gebied komt als iedere willekeu
rig andere speler.
De heer Tienstra: „Velen hebben de il
lusie dat wij, ten koste van alles, al
het mogelijke doen Okkertjes te broe
den. Dat is stellig onjuist. Natuurlijk,
als er pas een geweest is, hoopt men
op de volgende. Er zijn al mensen die
in Paul van Min de nieuwe Okker zien,
maar er is zoveel voor nodig. Uit een
oogpunt van propaganda zou ik willen
dat we vier Okkers hadden, die allen
bereid zouden zijn om in Nederland
te spelen en aan de „nationale" mee te
doen. Dan wordt dit kampioenschap ein
delijk eens volkomen open, niet omdat
Okker er niet is maar omdat er zoveel
zijn. Voor het Nederlands tennis heeft
Tom Okker zijn verdiensten al géhad.
Als je praat over Cruyff, dan spreek
je over „een van. de duizenden", praat
je over Okker dan heb je het over een
van de beste tien spelers ter wereld. En
wil men dan dat Nederland er prompt
nóg een levert? Je moet hier steeds
maar nummer een zijn, anders tel je
Knokkers
Kijk nu eens in Nederland. We hebben
honderdduizend actieve tennissers, van
wie er zesduizend aan de competitie
deelnemen, dat is zes procent. Dat wil
zeggen dat iemand die in de 4e klas
se uitkomt tot de bovenste 5 pet. be-
„Ja, we hebben Jan Hordijk de
klas uitgestuurd."
hoort. Wat wij ons ten doel stellen, is
de vorming in de breedte. Dan kun je
voorkomen dat Hordijk en Hemmes op
hun achttiende jaar al door de troep
heen breken. De jeugd moet de kans
hebben om te kunnen vechten, dan wor
den het later knokkers. Daar komt veel
voor kijken. We zouden een medische
en psychologische begeleiding moeten
hebben. Die mensen moeten dan uit
maken of je met iemand in zee kunt
gaan ja of nee. Dat is bij tennis nooit
gedaan, vandaar ook het geroep om
een coach. Het is een kwestie van de
juiste begeleiding. Als je geen aanleg
bezit moet je geen pianist worden en
geen tennisser. We zijn nu in een sta
dium beland dat we in principe die
kant uit willen".
Directeur-sportief
En dan heeft de heer Tienstra het over
de „directeur-sportief', een hartewens
van de K.N.L.T.B., van eenieder overi
gens die de bond, ondanks alles, een
warm hart toedraagt. „De pogingen zijn
al ondernomen. Het hangt er helemaal
vanaf of je tot overeenstemming met
zo'n man kimt komen; ten aanzien van
de taakstelling, van zijn salaris, zijn
idealisme, zijn bereidiheid om op te trek
ken met topsporters die per definitie
moeilijke jongens zijn. Al deze zaken
bepalen of we snel zullen slagen. Een
permanente begeleiding zou ook de
wind uit de zeilen nemen van hun die
nog steeds denken dat er niet voldoen
de wordt gedaan. Bij sommige sporten
is zo'n man de competitieleider, dat is
niet de bedoeling. Wij willen professio
neel denken over de hele linie, ook ten
aanzien van wat we eisen. Naarmate
we verder komen, zullen we spelers
gaan betalen voor de „diensten" die zij
de bond bewijzen. Er moet continuï
teit in zitten, anders worden ze onrus
tig. Als een speler of speelster bereid
is een zekere hoeveelheid tijd, of veel
vrije tijd, in te zetten voor het tennis,
dan moeten wij faciliteiten verlenen."
Voor wat hoort wat
„Er zijn jongens bij die een studie
beurstoelage hebben er zijn er ook die
op dezelfde leeftijd zouden kunnen wer
ken. Zo'n jongen heeft naast zijn ten-
nisuitrusting ook kleren nodig. Dat
valt niet onder de kindertoelage van
pa. Het zouden onjuiste verhoudingen
zijn als wij pa daar toch voor lieten op
draaien. Wij willen hen tegemoet ko
men, maar dan moeten we wel van het
principe uitgaan „voor wat hoort wat".
De mensen moeten niet zeggen dat wij
niets doen, dat is ongenuanceerd. Deze
dingen leven namelijk al lang bij ons.
Daar moet je geleidelijk aan mee be
ginnen. Als je wilt dat de dames en he
ren zich inzetten, dan moet je wat bie
den. In de moderne maatschappij krijg
je zoiets niet meer gedaan met de vlag
en het Wilhelmus. Er moet iets anders
VOORBURG. Ervaringen in
de sport kunnen in het burger
leven vaak van onschatbare
waarde zijn. De sportman of
-vrouw leert teleurstellingen ver
werken en hardt zich in mentaal
opzicht. Zo denkt ook Mariëtte
Dommers erover. De Voorburgse
lerares lichamelijke opvoeding
aan een gymnasium in Den Haag
en bovendien verbonden aan de
Academie voor Lichamelijke
Oefening, heeft vorig jaar aan
den lijve ondervonden wat het is
om een zware deceptie te incas
seren.
Toen zij tijdens de Olympische Spelen
in Mexico op de plank werd geroepen,
wist zij dat het thuisfront de hoop
koesterde dat zij een gouden duik zou
nemen in het bassin. Zij had in het
voorseizoen iedereen versteld doen
staan van haar vrijwel perfect uitge
voerde sprongen. Met haar coach Joop
Braamzeel had zij dag-in-dag-uit zes
uur getraind: trapje op en springen.
En altijd maar loodrecht neerkomen-
Eindeloos ging zij door. Het was dik
wijls moeilijk en altijd zwaar, maar
omdat zij een doel voor ogen had, ver
saagde zij niet. In Mexico werd de
trainingslijn nog strakker doorgetrok
ken. Geen sohoonspringploeg moest
zich door zoveel trainingsuren heen-
bijten als de Nederlandse. Doelbewust
ging zij door, strevend naar het hoogst
bereikbare. De ouverture in Mexico
werd voor haar echter één grote des
illusie. Overgeconcentreerd nam zij
haar aanloop: „Ik dacht niet na. Ik
maakte „blind" die sprong- Hij mis
lukte volkomen. Alles was in één klap
gebeurd. Ik heb me toen voorgenomen
om nooit meer een plank op te gaan".
De Nederlandse sohoonspringwereld
stortte op dat moment ineen. De lust
was weg. Er was gewerkt naar een
doel en toen dat niet was bereikt en
alles op een fiasco was uitgelopen, kon
niemand meer de fut opbrengen om
opnieuw zoveel offers te brengen.
Enige maanden sluimerde het kleine
exclusieve gezelschap. Wie eohter van
jongs af heeft gesprongen, kan niet
zonder meer de sport vergeten en toen
Mariëtte Dommers dan ook de klap van
Mexico had verwerkt, verscheen zij
weer in het zwembad. „Ach, op den
duur verdwijnt dat naar de achter
grond. Je raakt 'weer geboeid en je
gaat weer trainen. Ik ben dus weer
begonnen. Want hoe gaat dat? Als ik
ei-mee ophoud, is er niemand meer. Er
zijn wat jongeren, maar niet veel. Ik
ben dus weer gaan springen, maar echt
voor mijn plezier".
Weer titel
Plannen heeft Mariëtte Dommers, die
onlangs haar trainingsschema wat ver
zwaarde en prompt in Breda voor de
derde maal in successie en de vierde
maal in totaal de Nederlandse titel
greep, niet- De 21-jarige Voorburgse
zou misschien heel wat enthousiaster
zijn geweest als zij constant in gezel-
sohap was geweest van Eljo Kuiler, de
andere topsohoonspringster, die de al-
gelopen winter echter haar voet brak
en geruime tijd uit de running was.
Nu zij weer actief is (Joop Braamzeel
achtte haar zelfs weer in staat om aan
het nationale kampioenschap deel te
nemen, maar de schoonspringcommis-
sie gaf de voorkeur aan Anita Smith,
die zich speoialiseert op het toren-
springen) kan zij met Mariëtte de pres
taties weer omhoog stuwen.
Je raakt weer geboeid en je gaat trainen.
In deze uitgesproken individuele tak
van sport is rivaliteit toch wel van
groot belang. De begeleiding van de
trainer is echter het voornaamste: „Op
mijn niveau merk je niet zo gauw
meer of het fout gaat. Goed, als je op
je rug terecht komt, weet je zelf wel
dat het mis is gegaan. Maar als je
een tikkeltje naar links of- naar rechts
zit, voel je dat niet. Dat moet iemand
van de kant zeggen. Braamzeel zit dan
ook uren aan de kant. Hij doet dat
allemaal gratis. Je betaalt een tientje
per jaar aan contributie en de toegang
tot het zwembad. En dan natuurlijk
een paar badpakken per jaar. Omdat
je als meisje altijd leuk voor de dag
wilt komen, koop je er vanzelfsprekend
wat meer dan jongens".
Mariëtte Dommers, geboren in Menado
(Noord-Celebes) en sinds 1950 in Neder
land wonend: „Als compensatie voor
de geïsoleerdheid die deze individuele
sport met zich brengt, heb ik veel
Begeleiding
van trainer
het
voornaamste
Weinig
animo:
geen leiding
en angst
gezelligheid nodig". In de sport is zij
echter altijd alleen opgetrokken. Zo
beoefende zij ook tijdelijk, en stellig
niet zonder succes, het turnen. „Voor
het sohoonspringen doe je bovendien
wat aan gymnastiek om lenig te blij
ven. Vooral voor je buikspieren is dat
erg goed. In Rusland doet men veel
aan ballet. Ik heb er vroeger ook aan
gedaan, maar niet voor de sport".
Voor het sohoonspringen „het koffie-
uurtje voor de mensen", zoals Mariëtte
Dommers het typerend noemt is
weinig animo. Hoe komt dat in zo'n
waterrijk land? „Er zijn geen trainers.
Honderden duiken van de plank, maai
er is geen leiding. In mindere male
cle reden dat velen angst hebben. Dat
kun je op de, club zien. Kinderen, die
na enige maanden weer verdwijnen,
omdat ze een paar keer plat zijn neer
gekomen. Ik kan dat begrijpen, want
het dóet zeer. Sinds enige maanden is
in Hoogkarspel mevrouw Van Kroost
enthousiast begonnen met tien meisjes,
maar voor ze op mijn niveau komen,
moeten ze jaren oefenen. En daar is
leiding voor nodig. Ze kunnen bij
mijnheer Braamzeel komen, maar als
er dertig zijn, dan kan hij het ook niet
meer aan. In Breda is ook een club-
Daar heeft Judy Dupont de leiding".
Op de accommodatie wordt in zo'n
Mariette Dommers
Trainingsschema wat i
prompt kampioene.
beginperiode dan nog niet zo gelet. De
„top" doet dat wel en verlangt betere
omstandigheden. Over de huidige situa
tie is Mariëtte Dommers niet tevreden.
„Je zou aluminium planken moeten
hebben. Er zijn er sleohts drie in Ne
derland: in Vlaardingen en in Den
Haag in de baden aan de Mauritskade
en de Loevesteinlaan. En dan moet je,
net als in Den Hommel, een aparte
springbak hebben. Daar is ook de enige
springtoren in ons land. Vandaar dat
we geen goede torenspringers hebben.
Maar Den Hommel is niet overdekt
zodat je daar alleen 's zomers terecht
kunt. Daarom, een overdekt bad met
tien-meterinstallatie zou geweldig zijn",
al-dus Mariëtte Dommers, die toch nog
even mijmert over haar verspeelde kans
in Mexico: „Als we direct na de Neder
landse en Europese kampioenschappen
Mexico hadden gehad, was het fantas
tisch gegaan. Wij, Eljo en ik, waren
zo zeker van onszelf".
„Maar geen excuses. Het ligt
gewoon aan mezelf. Het moet
goed gaan..,". jan preenen
Duizendpoot
Er is de tennisbond veel verweten, en
nog te verwijten, over de begeleiding
en het opvangen van de top van de
jeugd. Ir. Tienstra: „Dat is ten dele
waar, maar we hebben eenvoudig niet
de middelen om dat te bereiken wat
wij als ideaal zien. Opleiden tot de na
tionale top gaat wel, maar dan is er
een halt, zonder enig pardon. Van
wege de inzet, vanwege de aanleg.
Hier ligt ook een taak voor zo'n di
recteur-sportief, maar waar vind je
zo snel een duizendpoot. Een man
met zoveel mogelijkheden.
Nu mikken we op een driemaandelijks
zomerkamp. Voortdurend optrekken
met jongens en meisjes. We moeten
er achter zien te komen waarom de
Nederlandse jongens en meisjes niet
het lef hebben om de leerstof, tegen
het hoongelach van de minder be
gaafden in, in praktijk te brengen. Een
man die dat voor ons wil doen, kost
handenvol geld en dan wordt de be
manning van ons schip toch echt te
duur. Dan zou je een directeur-sportief
hebben, een conditietrainer, een tech
niektrainer. Dat moet allemaal worden
afgetrokken van onze begroting van
vijf tot zeshonderdduizend gulden en
dan heb je nog niet eens wat gedaan.
De tennisbond zal in dit opzicht moe
ten gaan werken als een tenniscircus
als dat van Kramer. Een soort theater
bureau. Zoveel krijg je om te stimule
ren en als je beter speelt dan X be
talen we daar ook naar. Ik beken, als
ik de tijd en de gelegenheid had gehad
om met Jan Hordijk op te trekken,
zou dit niet gebeurd zijn".
De tennisbond is in beweging
gekomen, de zakelijke verhoudin
gen hebben de plaats ingenomen
van het amateurisme waarmee
de K.N.L.T.B. zich in de vingers
heeft gesneden.
JACQUES ROS
NACFcücnoord
SVV—PSV (zaterdag)
ADOHolland Sport
MVV—Haarlem
Telstar—FC Twente
GVAV—NEC
Vitesse—HVC
De VolewijckersVcendam
Helmond SportDen Bosch
HeraclesDe Graafschap
Elinkwük—Willem II
LimburgiaRoda JC
HeerenveenSC Drente
EREDIVISIE
DWS—DOS
Go Ahead—AZ'67
SpartaAjax
EERSTE DIVISIE
VolendamSC Cambuur
RCH—FSC
DFC—Fortuna VI.
ExcelsiorBlauw Wit
TWEEDE DIVISIE
GooilandPEC
ZFC—AGOVV
EDO—VVV
EindhovenHermes DVS
RBCWageningcn
VeloxDe Baronie