OOG
WIL
OOK
WAT
ZEE-
LOODS
Majorettenshow even belangrijk als de muziek
LOODSWEZEN
NEEMT AL
PROEVEN MET
HELIK0PTER-
BEL00DSING
Touwladders worden veiliger
Uit de lengte van de rokken blijkt, dat dit het
tskoopse majorettenkorps is „in z'n beginstadium".
Vijftien jaar
majorettes in Nederland
IS5 n'-ztx.'
Het majorettenpeloton van de Boskoopse mu
ziekvereniging „Harmonie Excelsior" met tambour-
maitre G. van der Wolf.
(Van een oneer verslaggevers)
I Speurend naar een middel om tegen andere ge
selschappen af te steken, kwam de Boskoopse mu-
liekvereniging „Harmonie Excelsior" in 1954 met
le eerste Nederlandse majorettengroep uit de bus.
Jit Amerika waaide het idee over: een peloton
titfcige meisjes „met een béétje figuur" en kittig
nanoeuvrerend met hun benen én met een stok-
n-de-hand. Het Boskoopse voorbeeld werd inmid-
lels gevolgd door ruim honderd gezélschappen in
ms land. Tambour-maitre G. van der Wolf kan
rots vertéllen dat weliswaar alle majorettes (afge-
eid van „tamboer-majoor") draaien en zwaaien
net een stok, maar dat niemand daarbij de stok
oslaat zoals zijn majorettes dat wél doen. De
Boskoopse meisjes gooien hun door een hout-
draader gedraaide stok zelfs de lucht in
Die stok opgooien is minder slim dan hem weer op
langen", zegt tambour-maitre Van der Wolf tevens
fcretaris van de vereniging en hij bekent: „In mijn
Bqintijd als tambour-maitre liet ik hem heus wel eens
W'llen. Zo'n enigszins verende bamboestok kan dan
Ireken; in ieder geval krijgen de metalen punt en de
lito kop van de stok in zo'n geval een paar móóie
Beuken. Mijn stok is in de loop der jaren belangrijk
chter van gewicht geworden. Vroeger werd hij ver-
waard door anderhalve kilo lood, zodat ik hem mak
elijker in balans kon houden". Hij haalt de in foudraal
pgeborgen stok te voorschijn en toont ons zijn grote
tefzekerheid door hem op zijn wijsvinger te laten
alanceren.
*De majorettenstok is iets kleiner dan de mijne; de stok
de meisjes is wit geschilderd en met rood koord
srsierd", vertelt de heer Van der Wolf (37), die schilder
i beroep is, zodat de Boskoopse majorettenstokken er
tijd keurig verzorgd uitzien. „Behalve dat ik graag
door de meisjes te lopen patronen en hun stok-
oefeningen uitdokter, houd ik eveneens enorm veel van
tamboeren. Ik heb dan ook al van vóór 1954 onze
drumband onder mij hoede. Die drumband loopt vaak
dezelfde figuren als de majorettes. Ik zou graag nog
eens zien dat het muziekkorps daaraan meedoet. Mis
schien echter zijn enkele muzikanten wat te oud voor
die show, die bovendien weer oefentijd zou vragen, en
zij hébben al hun wekelijkse muziekrepetitie. Ik heb
momenteel 19 majorettes. Liefst heb ik er 20, dan kan ik
rijen van 4 formeren. In elk geval is een éven aantal
majorettes prettig. De meisjes mogen nooit domineren
ten opzichte van het muziekgezelschap, waaraan de
grootte van het majorettenkorps dient te worden aan
gepast".
De majorettes moeten zich in een volle zaal of langs een
route-met-veel-publiek durven bewegen. Zij Ieren o.a.
voor de jaarlijkse winteruitvoering óók haar (daartoe
op schaal gebrachte) oefeningen op een kleine toneel
ruimte te volbrengen. Veelal beginnen de majorettes op
ongeveer 15-jarige leeftijd en blijven ze daarna jaren
lang haar vereniging als majorette trouw.
Het in-patroon-lopen bestaat vooral uit telwerk. Wie
geruime tijd meeloopt, doet dat tellen als het ware
automatisch. Bij elke mars hoort evenwel een eigen
patroon met stokoefeningen!
Hoewel het meer en meer gebruikelijk is dat een Miss
Majorette de toon aangeeft bij de meisjes, houdt de
heer Van der Wolf die ook korte tijd concert-tambour
(binnenshuis) was het op een tambour maitré voor
majorettenkorps èn drumband, terwijl dan de dirigent
volgt met zijn (hier circa 45) muzikanten, Anderen komen
ér te veel kapiteins op één schip!
Vóór hij 10 jaar oud was had de jeugdige Van der Wolf
menige blikken trommel kapotgeslagen. Van een slager
kreeg hij wel eens een varkensblaas die hij zelf prepa
reerde en op hout prikte. Nadat hij op een plankje met
rubber zijn aanleg had getoond, liep hij als tienjarige
reeds in de drumband mee. Tegenwoordig brengt hij
zijn ln dienst aangevulde tamboerkennis liever over
op jongeren. Bij hen constateert hij voldoende talent om
zijn 20 trommels te kunnen bezetten. En passant leren
we van hem dat er paradetrommels zijn (het ruim 35
cm hoge model komt er steeds meer in) en verder o.a.
nog mars-, tenor- en overslag(papken)trommen.
De stok van tambour-maitre Van der Wolf geeft zijn ca.
90 man (en vrouw!) sterke gevolg aan, als een mars moet
worden ingezet. Die stok geeft eveneens het eindsignaal.
In tegenstelling tot de gewoonte bij de meeste andere
gezelschappen, die een bepaalde volgorde in hun reper
toire hebben, zijn bij „Excelsior" de marsen van één tot
en met vijf genummerd. Dat betekent dat bij elke mars
een bepaalde vinger van de tambour-maitre hoort. Zo
kan hij de te spelen mars aan de omstandigheden aan
passen. Staat er bijvoorbeeld op een bepaald gedeelte
langs de route veel volk of komt het stadhuis in zicht,
dan geeft de daarop voortdurend attente leider de mars
aan „die beter wordt geslagen dan een andere"!
„Twee keer traden we op in het Feijenoordstadion
rondom een belangrijke voetbalwedstrijd: een grote
belevenis op die grasmat te lopen", vertelt onze gast
heer, die liever niet alléén met zijn majorettenpeloton
optreedt om te voorkomen dat het gezelschap ia twéé,
sectoren uiteenvalt. „Al wordt er bij zo'n evenement
nóg zo'n mooie mars gespeeld, het publiek en zelfs
grote muziekliefhebbers vinden dan het kijkspel
minstens even interessant".
Het is een hele eer in zo'n stadion te mogen optreden:
trouwens ook b(j de T.T.-races en bloemencorso's is
„Excelsior" geen onbekende. Helaas kan niet aan alle
verzoeken worden voldaan, vooral niet nu die binnen
stromen nadat de majorettes enkele malen voor de t.v.
optraden. Bij gebrek aan majorettes in het buitenland
komen zelfs daarvandaan o.a. uit Duitsland ter op-
vroiyking van schuttersfeesten aanvragen voor
„Excelsior" binnen!
„Alleen al een busreis voor 90 man vraagt honderden
guldens; als we daarbij dan nog iets voor ons optreden
vragen, vindt men ons soms wat te kostbaar", weet de
tambour-maitre. „Wij willen echter allemaal meehelpen
onze kas te spekken en kunnen dus niet alleen tegen
reiskostenvergoeding spelen. Bedenk eens wat er
allemaal uit die kas voldaan moet worden, zoals het
dirigentenhonorarium. Hoewel de tegenwoordige plastic
bekleding van de trommels beter tegen alle weers
omstandigheden bestand is dan het vroeger gebruikte
kalfsvel, wordt er heus nog wel eens zo'n plastic vel
van ruim 15.- kapotgeslagen. Op gezette tijden vragen
ook de uniformen om vernieuwing".
De muzikanten en drummers dragen een donkerblauw
uniform met zilveren uitmonstering; de tambour-maitre
heeft een helblauw jasje met donkerblauwe pantalon,
terwijl zijn kolbak is aangepast aan het hoofddeksel van
de majorettes. Die gaan om het totaalbeeld niet te
.blauw te maken in rood-met-wit gekleed. Alleen al
uit modeoogpunt moet de kleding van de meisjes zeker
om de 3 jaar worden herzien. Wat zal de tambour-
maitre met zoveel vrouwen om zich heen dan een
stormen moeten trotseren! Veelal ontwerpen en maken
de majorettes haar uniekekleding zelf. Toch moet
er rond 200,- per, uitrusting worden uitgetrokken;
alleen al de pluim van de beremuts kost ƒ22.-! Er zijn
muzikanten die „voor 1000.- op de weg lopen": een
uniform van 270.- en de rest voor hun muziek
instrument!
Dit jaar hoopt het jubilerende „Excelsior" één van zijn
hoogtepunten te beleven door het organiseren van een
groots internationaal concours (eind juni). Drumbands,
tamboer-, harmonie- en fanfarekorpsen zetten dan hun
beste beentje voor tegenover een uitgelezen jury. Oók
de majorettengrocpen dit in tegenstelling tot de
vijftiger jaren, waarin zü nog louter als „showelement"
golden zullen dan naar eigen optreden beoordeeld
worden, waartoe zij o.a. punten kunnen vergaren voor
discipline en ordelijk en gericht marcheren!
Muziekverenigingssecretaris G. van der Wolf
leidt als tambour-maitre al van vóór 1954 de drum
band en sindsdien ook het majorettenpeloton.
verdwijnen. Enkele jaren geleden zijn
door het loodswezen al proeven geno
men met de helikopterbeloodsing. ,,Het
ziet er naar uit", zo zegt commissaris
De Vries, „dat het niet zo erg lang meer
zal duren voordat deze manier van be-
loodsing in gebruik komt. Enkele van
onze loodsen zijn al eens naar Valken
burg geweest voor een oefening. Vooral
bij slecht weer biedt de helikopterbe
loodsing grote mógelijkheden. Maar
helemaal er uit gaan doet de touwlad
der nooit. Voor kleine schepen blijft hij
Maar zolang er nog geen internationale
regeling voor de touwladder is vast
gesteld. blijft het een hachelijk avon
tuur om er in naar boven te klimmen.
Je weet immers nooit wat je halver
wege te wachten staat. Maar ook als
die regeling er wel is en een speciaal
type ladder is voorgeschreven, zal alles
van de loods afhangen. Rapporteren
die het slechte onderhoud niet, dan
blijft de touwladder de zijden draad
boven de kolkende zee. Een zijden
draad waaraan de loods hangt.
LARS ANDERSSON.
al hangt. Het kan daardoor voorkomen
dat de loods met ladder en al in het wa
ter zakt. Omdat deze ladder slechts een
paai- sporten heeft, komt het ook voor
dat de loods bij een hoge zee voor even
onder gedompeld wordt. Hij kan niet,
zoals bij de orthodoxe ladder, even gauw
naar boven klimmen"
Niet ondenkbaar is het, dat de touwlad
der in de toekomst vrijwel geheel gaat
IANGT AAN
[IJDEN DRAAD
IJMUIDEN Zeeloodsen
behoren tot die mensen in
onze maatschappij die wel
haast erfelijk zijn belast
met het romantische au
reool van ferme jongens,
stoere knapen. Het ver
velende voor de loodsen
zelf is, dat daar nog iets
van waar is ook. Want of
het nu dag of nacht is,
mooi of slecht weer: van
de man die het schip in
veilige haven moet binnen
loodsen, wordt verwacht
dat hij als een bijna ge
routineerd circusartiest
aan boord kan klauteren.
te toenemende zin naar veiligheid doet,
iet in de laatste plaats van de kant
i de loodsen, verzet rijzen tegen deze
llesbehalve romantische werkelijkheid,
let touwladdertie waar langs de loods
is met halsbrekende toeren naar bo-
t moet klimmen, is namelijk lang
t altijd in goede staat,
fe praten over de touwladderproble-
i met de commissaris van het loods
ten in IJmuiden, de heer A. K. de
fries, die na de geruchtmakende affaire
#iet de door de loodsen aangenomen
sleepgelden" eindelijk weer eens rust
eeft. Vanuit zijn werkkamer heeft hij
zicht op de aan de wal liggende
^ldebaran" en „Bellatrix", de boten die
a actieve periode van veertien dagen
Ook touwladders veranderen: hier wordt de loods met ladder en al
door een lier aan boord van het schip gehesen.
buitengaats de loodsen in de richting
van de aankomende schepen brengen.
Per jol gaan de „ambassadeurs van het
vaderland" daarna naar de al of niet
sterke touwladder
Commissaris De Vries is nu landrot.
Uit zijn loopbaan op zee weet hij echter
genoeg voorbeelden van hem op de
touwladder te vertellen. Tegenwoordig
hoort hij ze bovendien van zijn loodsen.
„Op normale schepen", zo zegt de heer
De Vries, „die een goede ladder heb
ben, doet zich geen enkel probleem voor.
De loodsen zijn er nu eenmaal in ge
traind om via zo'n smal ding naar bo
ven te klimmen. Iets anders is het bij
die verschrikkelijk? hoge- schepen dit
je tegenwoordig hebt. Het komt niet zel
den voor, dat men enkele ladders aan
elkaar heeft geknoopt. De loods die
niets vermoedend naar boven klimt,
grijpt dan halverwege in stukken ge
knoopt touw".
Een ander probleem, volgens de heer De
Vries, de niet of slecht onderhouden
ladders. „Lang niet ieder schip heeft
een goede ladder. Soms is er een sport
afgebroken, soms ook zit hij volledig
onder de olie. U kunt nagaan hoe ge
vaarlijk dat kan zijn".
Maar hoe groot het gevaar ook is, de
loodsen spelen er mee. Anders gezegd,
ze schelden er wel op, maar ze doen er
eigenlijk weinig aan. Commissaris De
Vries: „Het probleem zou niet gespeeld
hebben, als de loodsen steeds hadden
geweigerd slechte touwladders te be
klimmen. Ik ben de laatste die tegen
ze zal zeggen, dat zij er op moeten. Ik
breng de mensen nu eenmaal niet graag
in gevaar. Maar men gaat, als men in het
jolletje op weg naar het schip is, niet
gauw terug- Als ik op de brug ben, zal
ik het wel tegen de kapitein zeggen, re
deneert men. Soms ontdekt zo'n man
het pas halverwege; als een sport ont
breekt, of als het bovenste gedeelte met
olie is besmeurd. Als er achteraf toch
melding van gemaakt wordt, zouden wij
kunnen optreden. De scheepvaartinspec
tie gaat dan onmiddellijk op controle.
Maar helaas gebeurt dat te weinig.-De
loodsen maken vrij weinig melding van
de slechte ladders. Als zij het wel zou
den doen, zou er heel wat onheil voor
komen kunnen worden".
Niettemin speelt de kwestie van de
touwladders op hoog niveau, zelfs in
ternationaal. Als de voortekenen niet
bedriegen, is er een regeling op komst,
die voorschrijft hoe de touwladders er
uit behoren te zien. Want hoewel ze wei
nig melding maken van slechte voor
beelden, zijn de loodsen het er over
eens dat het zo niet langer kan. Uiter
aard geldt het bezwaar lang niet voor
alle schepen. Wat dat betreft is zelfs op
de touwladder de volksaard af te lezen.
De Hollanders en Duitsers springen se
cuur om met de „zijden draad" van de
loodsen. Eigenlijk alle Westeuropese
landen. De zuidelijke landen daarente
gen houden nog weieens van wat tem
perament, ook op dat smalle ding langs
de scheepswand
Een manier om het goed te doen wordt
tegenwoordig al veel gehanteerd met de
zogenaamde pilot-hoist.
De heer De Vries: „Dat is een kleine
loodsladder die met een lier naar boven
wordt gehaald. De loods blijft er dus op
staan. Hij heeft echter ook nadelen. Op
schepen bijvoorbeeld, kan men niet al
tijd precies zien hoe laag de ladder
Loods op de traditionele wagge
lende touwladder.