HUGO RAES: „Een prijs komt vaak wat laat" HET KWIJLEN VAN DE DUIVEL DR. G. A. WELLEN: Dienstbaar aan kerkelijke cultuur die verloren dreigt te gaan „ALLE GROTE AUTEURS WORDEN IN HOGE MATE GEDREVEN DOOR REVOLTE' Magistrale verhalen van Julio Cortazar HUMOR EN TRAGIEK kille horentjes" gedeeltelijk het resultaat van mijn leraarschap. Anderzijds slorpt een dagitaak de beste krachten op zodat je voor een onmenselijke taak komt te staan je naast je dagwerk nog DEZER dagen zag de Vlaamse schrijver Hugo Raes zijn oeuvre, dat tot nu toe bestaat uit twee dichtbundels en de romans en verhalenbundels De vadsige Konin gen, Hemel en dier, Een Faun met kille horen- de superpr es talie moet leveren, die het schrijven van een goed boek is. Ik heb een en ander kunnen vergelijken toen ik gedurende zeven maanden niet moest gaan werken, dank zij een stipendium. Welnu, in die zeven maanden heb ik de avonturenroman an het science-fiotionroman lotgevallen" geschreven. Voordien was het me nooit gelukt een boek in minder dan twee, drie jaar te schrijven. Ik kon in die periode mijn werkritme vrij regelen en heb ondervonden dat die vrijheid door het stipendium meer mogelijkheden sohept. Contact met een of ander milieu ik steeds de beste of ervaringen heeft men toch altijd tjes, De lotgevallen, Links van de Melicopter- lijn en Bankroet van een charmeur, bekroond met de C. V. van der Hoogtprijs 1969 van de Maatschappij voor de Nederlandse Letter kunde. Winnaars van deze prijs waren voor de oorlog de auteurs als Teun de Vries of H. Marsman, en later jaren Willem Brakman, Cees Nooteboom, Bert Schierbeek, e.a. gymnasium i i de klas. Vandaar dat ik of i dichtbevolkte straat in Antwerpen turner v in een betrekkelijk smal, properwit me altijd actief tot sport heeft Op^mijn bellen opent hij zelf aangetrokken heb gevoeld. Lange bijvoorbeeld een wereldreis maken n jeep, heb ik gehoord. Zo jaar maakte ik wel reeksen gedichten i nog jonger, want e werkvertrek. Een op de lagere school, vertelde ik zoals L met typemachine fantastische avonturenverhalen a aan het venster, daarnaast grote boekenkast, daarvoor zitje met moderne gemakkelijke achttiende schreef 11c stoelen. verbrand dagboek, schrijven begon wt- Hecht u betekenis aan literaire tijdens de militaire prijzen m het algemeen? wij in België niet". „Wanneer een literaire prijs belangrijk genoeg is. zowel qua Jj prestige als qua geldelijk bedrag kp'èpm Resteren"." en wanneer hij aan de juiste mensen wordt toegekend, is hij wel degelijk interessant. De'publiciteit, die hiermee aan een bepaald auteur of een bepaald werk wordt hem uit de ..Ik ben inderdaad leraar i mijn vriendjes, dat gaf heerlijke voldoening. Op mijn Wordt uw positie van lemar i inmiddels bemoeilijkt door het werk naar het schrijver? Ik denk opnieuw dienst en ■ooral een paar jaar nadien. Tja, het woord inderdaad, i ook op andere terreinen iets had „Een Faun kille horentjes". Die liegt er om wat betreft kritiek op de het onderwijs en de daar maar via omwegen ?n en ander. Onlangs paar dagen afwezig dan vrijwel wegens het overlijden van mijn mijn geval schoonvader. Op school, zo hoorde verkt contact met een bepaalde verneem je werkkring wel bevruchtend of was ik eer irriterend, ma hetzelfde. Zo onbekendheid halen of hem althans brode", antwoord Raes. „Ergens uitgesproken, binnen de aandacht van het grote publiek brengen. Jammer genoeg wordt een prijs vaak toegekend ean middelmatige figuren, aan middenstanders van de literatuur gewoon omdat ze niemand aanstoot geven. Geruststelling: dat is bij mij niet het geval. Enjammer -.genoeg ook komt een prijs vaak, wait laat". „Nee. bemoeilijkt eigenlijk niet. Tenminste tot nu toe niet. Wel heb ik dertien jaar moeten waditen op een vaste benoeming. Toch beweeg ik me wel in een ietwat vijandige sfeer in het onderwijs, den Ze is wel niet duidelijk „Een Faun met ik nadien, was de eerste reactie De auteur en toen ik vervangen moest worden: fc is zeker weer ergens een vergadering van schrijvers of zo iets! Onlangs voelde ik me niet goed, dacht dat er wat met mijn hart was. Dat ontlokte het iinstellingshoofd de ernstig gemeende opmerking: „Jaja, u leeft een dubbel leven, oefent twee beroepen uit, het kan ook moeilijk anders of u verslijt dubbel snel!" Ook vond hij het wèl fraai, toen ik van de Belgische staat een stipendium kreeg, zodat ik intussen een boek kon schrijven èn op die manier nog een duit verdienen ook! Hij weet natuurlijk niet, dat een auteur tegen een kleiner percent werkt dan een kelner en dat zijn omzet per jaar dan nog gevoelig lager ligt dan die van een kelner. Was het anders, ik zou beslist geen leraar blijven. Het is een zenuwslopend en in België kleinzielig beroep. Ziet u een ontwikkeling in uw werk, het lijkt me namelijk dat individuele problematiek in later werk een meer objectieve gedaante aanneemt, is dat juist? „Weet u, ik heb geen duidelijke kijk op mijn eigen werk, het is zoiets subjectiefs en onbewust instinotiefs, dat ik het niet als een criticus kan beoordelen. Van het Reve kan dat bijvoorbeeld wel. Maar ja, het is best mogelijk dat mijn werk objectiever is geworden, dat geloof ik wed". En de reden daarvan? „Nou, ik leid misschien een minder getormenteerd leven dan vroeger, ben ook wat ouder geworden. En misschien ook wel dat ik met mijn tweede vrouw gelukkig ben. Het lijkt mij dat een van de aandriften van uw schrijven behalve eigen problematiek dikwijls een protest is. „Ja, idat is juist: revolutie in het algemeen. Dat vind ik overigens ecu essentieel iets voor een echt auteur. Alle grote auteurs werden in hoge mate gedreven door revolte: Céline, Genet, Boon, Miller. Norman Maaier, Multatouli, Peter Weiss, De Sade, noem maar op. Bij mij is het revolte tegen de onmenselijkheid, de domheid, de bekrompenheid, tegen totems en taboes, tegen al wat ons autoritair opgelegd werd en wordt door grote en kleine pausjes en dictatortjes. Een revolte ook tegen de dood". Waar ligt bij u het begin van een boek? In een gedachte of idee of een beeld of visioen dat dan andere beelden, associaties en gedachten oproept? „Ik zou zeggen bij enkele gedachten, die een verwantschap of een samenhang blijken te vertonen. Visionaire beelden en associaties zijn er ook bij, ja". Is er een verschil in ontstaanswijze tussen uw vroegere werk en -dat uit de laatste tijd? „Ja, misschien wel, ik geloof dat m'n laatste werk meer beredeneerd en bewust is ontstaan". „Gewoonlijk duurt het lang eer ik aan een verhaal of een boek begin, maar als ik er eenmaal mee begonnen ben, schrijf ik een hoofdstuk in één is gewoonlijk de op enkele kleine Eigenlijk werk ik en gemakkelijk in elk geval Amerikanen en Engelsen, ook I Fransen. Whitman, Miller en I andere vitadisten en dynamische auteurs heb ik gretig gelezen omdat ze met mijn psychologisch I type overeenstemmen. De meer meditatieve auteurs zeiden mé minder. Toch heb ik van mijn zeventiende tot m'n zesentwintigste ongeveer nogal veel filosofie Igetezen, ook cultuurfilosofie. Tegenwoordig lees ik veel minder". „Hermans, L. P. Boon, Van het Reve en Remco Campert lees ik altijd graag. Paul van Ostayen is meesterlijk goed. Ook Ivo Michiels en Jef Geraarts' laatste boek Gangreen-Black Venus vind ik minstens even sterk zowel lettertijk als figuurlijk als Jan Cremer. Een boek dat een grote bekendheid zou moeten krijgen. Een daverend boek, hoewel er zekere fascistische trekjes in zitten. Och, ik zou nog heel wat boeken en auteurs kunnen noemen, misschien maak ik er nog wel eens een boekje over zoals Henry Miller! The Books in my Life". verhaal of geut en dat definitieve vor wijzigingen na dus moeilijk tegelijk en onregelmatig". „Nou, Edgar Allan Poe heeft me in het prilste begin tot schrijven opgewekt Ik had het gevoel, dat ik dat ook kon. Verder vooral het Raes zegt: „Ik vind dat iedere auteur de plicht heeft tot een zekere mate van geëngageerdheid, maar als het engagement zo ver gaat als bij Harry Mulisch dan kun je beter politicus of politiek journalist worden". Of Raes in Nederland zou willen „Over de ene kant wel, over de andere niet, want er is in Vlaanderen nog zoveel stof tot ergernis, die je inspireert. Laten we 't dus voorlopig op Vlaanderen j houden". WILLEM ENZINCK Waf heeft u bij de toekenning 'van de Van der Hoogtprijs het meest getroffen? „Dat was het verslag van de jury en de motivering ervan. Het releveerde een aantal kwaliteiten van mijn werk die zelden of nooit duidelijk gesignaleerd werden. Ook de bespreking van mijn werk door Hella Haasse heeft me bijzonder genoegen gedaan. Hebt u al van jongsaf willen schrijven of heeft uw creatieve drang ooit andere wegen en mogelijkheden verkend? Raes glimlacht: „O ja, ik heb me steeds willen uiten in allerlei: ik wilde balletdanser worden, ook drummer en tekenaar, ik kon namelijk goed tekenen en heb een oneindig aantal tekeningen gemaakt tot ik ongeveer zestien a zeventien jaar was. Zelfs aorebaat wilde ik worden, want aan lenigheid heeft het me nooit ontbroken. In het DE Argentijn Julio Cor tazar, werd in 1914 te Brussel geboren. Zün jeugd bracht hü voor een gedeelte door in Buenos Aires- Hü woont tegenwoordig in Parys. waar hü werkzaam is bü de Unesco. Hü schreef gedich ten, romans en vertellingen, die van een geheel eigen opvatting van de vertelling getuigen en die onmiddellük de aandacht trokken, niet alleen in Argentinië, maar ook in Frankrük. waar Gallimard er vertalingen van uitgaf en in Amerika en Engeland, waar ze in het Engels verschenen. Uit twee van ste bundels vertellingen La Armas Secretas, Geheime Wapens en Todos los fuegos el fuego, Alle branden de brand komen de verhalen, die in de serie Literair Paspoort van Meulenhoff en de Bezige Bij te Amsterdam uitkwamen in een Julio Cortazar suggestieve vertaling van J. A. van Praag. Zowel Argentinië als Parijs worden in die verhalen beschreven, maar de beschrijving is nooit hoofdzaak en ze wordt altijd op genomen in het gebeuren zelf, in de ontwikkeling van bepaalde feiten en mensen die op elkander inwerken en elkander bepalen. Als in de titelvertelling Las babas del diabolo, Het kwijlen van de duivel, telkens wolken door de lucht voorbijglijden staat dat on middellijk in verband met de foto graaf, die het verhaal vertelt. Hij heeft oog voor voorbijdrijvende wolken. Het verhaal, het gebeuren zelf krijgt er een bepaalde etheri sche sfeer door, hoe grimmig het verhaal, dat tot basis diende van Antonioni's film BIow-ud. ook is. Alles: beschrijving, intrige, ge moedsbeweging grijpt bij Julio Cortazar in elkaar, veel sterkei dan dat meestal het geval is. Dc intrige geheel op zich beschouwd is meestal betrekkelijk eenvoudig, maar omdat ze praktisch niet te scheiden is van de andere elemen ten van de vertelling, is het resul taat in zijn geheel gecompliceerd, soms zo gecompliceerd dat alleen een groot auteur als Cortazar in Echt Hoewel ln een korte vertelling uiteraard wat karakterschepping betreft slechts met weinig ken merken kan gewerkt worden, zijn de personen in Cortazars verhalen volkomen echt. onmiddellijk her kenbaar en tot in de grond in hun uniekheid verwezenlijkt. In Cartas de mama, Brieven van Mama, dat handelt over een man die zijn broer zijn verloofde heeft afgenomen wordt deze Luis tot in zijn diepste zedelijk verval achter volgd. Hij komt min of meer tot het besef van zijn toestand, zijn zedelijke ontreddering en dit resultaat wordt bereikt door een steeds verder gaande verheldering van zijn daden en drijfveren. Als vrijwel alle verhalen in Het Kwijlen van de Duivel is het een tragisch verhaal, maar om tot de verheldering van dit bepaalde menselijk lot te komen, wordt als in de meeste andere vertellingen een bizarre humor toegepast en een vleug van het buitennatuur lijke, een andere werkelijkheid, di? de nauwkeurig weergegeven gewone werkelijkheid niet schaadt, maar in betekenis juist doet toe- Deze bizarre humor schittert bij voorbeeld in het tweede verhaal Los buenos servicios, Goede Diensten, waarin een oude vrouw, die uit werken gaat bij voorname families, madame Francinet, in de zonderlingste situaties komt. Ze moet gedurende een {eest op de honden van de familie passen en een tijd later moet ze by een begrafenis voor de moeder van de overledene doorgaan. Identiteit Cortazar blijkt zich volkomen te hebben ingeleefd in de gemoeds gesteldheid en de geest van zo'n gewone, oude vrouw. Er is nooit de minste aarzeling in wat ze zegt UTRECHT ,ln deze tijd van enorme veranderingen binnen het kerkgebouw, in de liturgie en de devoties bestaat er groot gevaar, dat er veel kcrkclüke objecten verloren gaan, die een blijvende waarde hebben. En deze waarde is niet louter kunst historisch, maar ook verbonden met piëteit. Sommige pastoors gaan daar te grof mee om". Dr. G. A. Wellen te Utrecht, priester van het aartsbisdom, is namens het episcopaat en in overleg met de minister van CRM benoemd tol landelük adviseur bü het beheer van het kerkelük kunstbezit in de Nederlandse kerkprovincie. Een landclüke federatie, met vertegenwoordigers uit alle bis dommen, is in oprichting. kunst) te Inventariseren. Dit met het oog op het beheer ervan. De directeuren van de bisdommelijke musea in Roermond, Breda en Den Bosch hebben daarbij be langrijk werk gedaan. Aan de hand van gemaakte lijsten wordt nadien regel matig controle uitgeoefend. Een nieuw geïnstalleerde pastoor moet deze lijsten Limburg is rijk „Je persoon binden", zegt hij. de drie zuidelijke .bisdommen hebben al veel gedaan voor het behoud van he' roerende kerkelijke kunstbezit. In de vier noordelijke bisdommen is ook het een en ander gebeurd, maar meer incidenteel Het gaat erom gezamenlijk tot één be leidsvorm te komen. Dat is ook voor overleg met het departement effectiever". Dienstverlenend „Ons instituut wordt geen betuttelaar, maar een dienstverlenend orgaan. Ik kom niet ,.als door de bisschop gestuurd", maar als dienstverlener aan kerkbestuur en parochie bij moeilijke beslissingen (afbraak kerk, verkoop van goederen en dergelijke). Het is toch een idiote zaak, dat terwijl er bij de liturgie in de parochie geen beslissing meer genomen kan worden zonder parochieraad e.d. een pastoor of kerkbestuur nog zelf standig te werk kunnen gaan met stuk ken, die van de gehele gemeenschap zijn. De drie zuidelijke bisdommen zijn daar om al jaren bezig het verspreide kerke lijke kunstbezit (dat is de niet-museale Het bisdom Breda is al een keer rond geweest. Daar is niet zoveel, want daar was men in het verleden nogal arm. Den Bosch werkt met een snelle commissie en een verfijningscommissie. Roermond is nog niet klaar, want Limburg is rijk aan kerkelijk kunstbezit. Inmiddels heb ben de directeuren van de musea (ook die van de noordelijke bisdomrpen) mei elkaar het initiatief genomen tot een volledige inventarisatie door het gehele land De kardinaal heeft in 1966 hei ministerie daarbij om subsidie gevraagd. Via een commissie met afvaardigingen van dc minister en het episcopaat is uit eindelijk de federatie geboren, waarvan ik adviseur ben. Inmiddels is er een intenser overl«g gegroeid met het ministerie. De minister vraagt onze adviezen. Het is ook voor de kerkbesturen veel gunstiger bijvoor beeld bij zaken van monumentenzorg dat het ministerie te maken heeft met één instantie. Onze eerste taak is even wel om de inventarisatie in de noorde lijke bisdommen op gang te brengen en deze landelijk te coördineren. Bovendien is het belangrijk om deze inventarisatie dienstbaar te maken voor de wetenschap; voor de studie van kerkgeschiedenis, kerkelijke kunst, gesohiedenis der devo ties etc. De lijsten van de diverse kerken zeggen niets. Ik ga ze verwerken tot écn systeem. Bijvoorbeeld welke beelden hebben we nog uit de 15e eeuw? Daarom moet er een centraal archief komen, waarin de objecten ook fotografisch aan wezig zijn. Ik zou ook graag komen tot een santekraam ergens in Nederland Een plaats van vraag en aanbod. Over tollig kerkelijk goed kan daar opgeslagen worden. Er is bijvoorbeeld een kerk, die een bepaald beeld wegdoet, terwijl een andere parochie dat beeld juist zoekt Dat kan dan via deze santekraam. Zelf heb ik al een depot in Apeldoorn. Neem de neo-gothiek. Het is gevaarlijk om nu ook alles uit die stijlperiode tot brandhout te verklaren. Het heeft heus wel zin om enkele specimen daarvan te bewaren. Nee, de vele monstransen uit doet. kunnen behoudens eventuele edelstenen rustig verkocht of om gesmolten worden. Het gaat er niet om alles te bewaren. Maar wel willen we allereerst proberen datgene wat dc moeite van het bewaren waard is een nieuwe kerkelijke bestemming te geien als hel ergens vrij komt. Pastoor bedonderd Er is inderdaad veel verdwenen naai privébezit. maar toch zijn er ook belang rijke stukken achtergebleven. Er is bij voorbeeld prachtig zilver verdwenen voor een krats, want de pastoors laten zich vaak bedonderen. Onlangs liet men men mij nog een kruisbeeld zien uit ..de vorige eeuw". Ik zei: dat kan niet; dat is uit de vijftiende eeuw. Het bleek juist te zijn. Dat ziet een opkoper- antiquair natuurlijk ook wel. Maar op deze wijze zou hij het voor een veel tc lage prijs meenemen. Het is daarom zo belangrijk, dat we adviezen kunnen en mogen geven. Er bestaat zeker een ker kelijke wetgeving op dit terrein, maai' je begint er niets mee, als er niet eerst geïnventariseerd is. Vandaag Ja, het komt voor dat bijvoorbeeld een kerkbestuur of bisdom bij de afbraak van een kerk niet in staat is gebrand schilderde ramen te redden, omdat het verwijderen te veel geld kost. Daarom zullen er fondsen moeten komen om dergelijke problemen op te lossen Nee. voor het verzenden van overtollig kerkelijk goed naar ontwikkelings gebieden hen ik niet. Och er is hier in de afgelopen tijd door Benedictijnen uil Amerika nogal wat neo-gothiek opge kocht. Dat kon. omdat wij, wat kerkelijke kunst betreft nog iets vóór liggen op Amerika Maar zo lang duurt dat ook piet meer. We moeien de mensen in andere werelddelen niet vermoeien mei onze zaken, die zo cultuurgebonden zijn Het is idioot zoals wij in het verleden ii Afrika kerken gebouwd hebben". Thuis in kerkelijke kunst Dr Wellen is thuis in de kerkelijk kunst. Hij studeerde en promoveerdt daarin te Rome! De oud-christelijke er Oyzantijnse kunst had daarbij zijn voor keur. Als theoloog was hij uiteraard vooral geïnteresseerd bij de iconografie bij de geestelijke achtergronden van hei afluit) geheelde. Zijn proefschrift (Theo- tokos) ging over de oude Moeder-Gods- afbeeldingen. Hoewel hij verwend is dooi het rijke religieuze kunstbezit van dr zuidelijke landen, zegt hij; „Relatief is er in ons land toch ook nog veel, dat hel bewaren en conserveren waard is. En nogmaals: op de eerste plaats functio nerend in de eredienst. Ei1 zijn in ons land veel goede beelden. Schilderijen hebben we weinig. En er is erg veel mooi zilver, vooral uit de 17e en 18e eeuw. Van de neo-gothiek zijn er altijd nog wel een paar altaren, die we dacht ik zouden moeten bewaren. Ik maak mij man die zich als strijdbaar sehatbewaar- baar wil maken voor een stuk kerkelijke geen illusies, maar heb wel goede hoop. der in een moderne beeldenstorm opstelt, cultuur, voortgekomen uit eeuwen van dat we in het gezamenlijk overleg vee! maar wel iemand, die met zijn weten- christelijke bewogenheid, kunnen bereiken". Dr. Wellen is niet de schappelijke kennis zich rustig dienst- henk egbers De directeur van het Adviesinstituut Beheer Kerkelijk Kunstbezit. en denkt, de auteur is werkelijk volkomen tot de identiteit van j madame Francinet doorgedrongen, er is niet de minste vaagheid en Ij tegelijkertijd is het verhaal van I een overrompelende koddigheid. Hoewel er in een vertelling als Las Armas Secretas, Geheime r Wapens nauwelijks aan directe 1 psychologie gedaan wordt, wordt de psychische beklemming van de hoofdpersonen er alleen met aan- r duidingen tot op de grond in ver- t klaard. Het is bepaald bewonde-1 renswaardig hoe iedereen volko men tot zijn of haar recht komt in het verhaal van een oude, zieke vrouw, die in La salud de los infernos, Het heil der zieken, om bestwil, tot haar eigen heil, met de grootste inspanning door al haar familieleden beschermd en belo gen wordt. Geen ogenblik denkt men er aan dat ze haar familie, die zo ijverig haar best doet. wel eens door kon hebben. Eerst vlak voor haar dood als ze allen bedank: t- voor de goede zorgen, breekt het vermoeden daarvan door. Het is g een waanzinnige situatie, die zo ontstaat zonder dat een der men-1' sen erbij betrokken daaraan iets I verhelpen kan. Omgang van mensen met elkaar i zowel Geheime Wapens als Het heil der zieken tonen dat duidelijk, t kunnen heel hachelijk zijn. Zuster Cora Het prachtigst komt dat uit ln de uiterst fijngevoelige vertelling La k senorita Cora, Zuster Cora, waar-1 in een jonge verpleegster de zorg en het toezicht heeft over een vijftienjarige knaap, die aan de blindedarm moet worden geope reerd. De vertelling is bijzonder geraffineerd opgebouwd, telkens is I een ander aan het woord en ver-1 schuift dus de blik op de situatie. I van de jongen naar de verpleeg-1 ster, van de verpleegster naar del bazige moeder of naar de arts. I De sfeer van het ziekenhuis is e haarfijn getroffen, maar haarfijn ook de sterk wisselende gemoeds-1 bewegingen bij patiënt en ver- ij pleegster. Het overgaan van de ene situatie in de andere, maar bovendien van de ene tijd in de andere treft men in de laatste verhalen Todos los fuegos el fuego, Alle Branden de Brand en El otro Cielo, De Andere Hemel, die weer het natuurlijke, f gewone en het buitennatuurlijke S zo naast elkaar laten zien, dat de intensiteit van het beeld er door wordt versterkt in een uiterste aan luciditeit. Julio Cortazar is een groot auteur, f niet hetzelfde als die andere grote Ij Argentijn Jorge Luis Borges, maar |j op zijn eigen wijze niet minder Ij boeiend. JOS PANHUIJSEN I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 12