•rs. Weinreb: Renate Rubinstein: fe moeten zo snel mogelijk uit dit land weg. Het is onrein.. ILLEGALITEIT PASTE NIET DIT WORDT EEN TWEEDE DREYFUSZAAK Wit 1» waarheid en wat [ti verdichtsel? -aar wat Grün- a de oorlog aan Weinreb vertelde: [„Ze zün allemaal gek, «looft n mü, zü z«n allemaal gek. We moeten 10 snel mogelük uit dit land weg, het is onrein, het is in de hoogste graad onrein". N# de zeshonderd vijftig pagina's van drs. F. Wein- reb durf ik het wel te zeggen: dit land was in hoge mate onrein. Hel |js het nog. De Hoge Hoeden n Lage Standaarden Ivan Jaap Meier (onlangs [hier besproken) zijn en [waren niet alleen geldend r het Nederlandse [jodendom. Het gold dit [hele volk. r heeft in zijn Ondergang slechts een sluier opgelicht van wat er niet gebeurde. Weinreb haalt hel hele gordijn op, en wat we te zien krijgen is van een adem- afsnijdende stank. De walm van de crematoria, de as van de uitgebreide urnenvelden in Polen, de massagraven van Ausch witz en Sobibor, maar ook het walgelijke verraad van de Haagse poLtie, de Bijenkorfbezoekers, de goede buren en de verre vrienden die niets zagen, dat alles ligt achter hel gordijn dat Weinreb heeft opgetrokken in zijn boek „Collaboratie en Verzet" (Uitg. Mculen- hoff-Amsterdam). Maar, Weinreb is om streden. Spreekt Weinreb wel de waarheid? Weinreb is een collaborateur, een moordenaar, een held, een messlas. Weinreb is ver dacht en veroordeeld. Weinreb stak geld in zijn zak en Weinreb liep zelf toch maar vrij rond. Luisteren wij naar het oordeel van prof. Pressor in zjjn Ondergang (2e deel blz. 110): „Welnu de jood Weinreb is de zondebok geworden, heeft voor 't te kort schieten van talloze niet-joden geboet. Hij moest gefaald hebben. Niet alleen zij hadden hun plicht verzaakt. Hjj ook. Als er geen joodse ver raders waren, moest men ze uitvinden. De paar die men na de oorlog berechtte, betekenden te weinig. Hier nu was er 'De lezer vergeve mij, dat ik mij wat laat gaan. Het kan niet anders, voor wie dit boek heeft ge lezen, voor wie het allemaal van dichtbij heelt meegemaakt, voor wie met drs. Weinreb heeft ge sproken. Voor wie uit ervaring'kan vertellen, dat de rechtsorde van de toenmalige Duitsers een 'heilig ontzag had voor papieren, zelfs al waren het verhaal van de man, die een levensgevaarlijk spel speelde met de Duitsers. Een privé-spel. Een soort igland-Spiel. Een jodenspel met Duitsers. Een taakspel, waarbij soms de stukken werden geslagen i de goede kant, een enkele maal aan de verkeerde Weinreb verhaalt in dit eerste deel van een trilogie de opbouw van zijn spel, waarbij een niet-bestaande generaal .Herbert Joachim von Schuman belangstelling heeft voor het uitwisselen van joden tegen deviezen. Door een wonderlijke speling van het toeval geloven de Duitsers hem. De bureaucratie is giroot, de onderlinge strijd hevig. Hoe hevig kan men lezen in het boekje van Duitser Konrad Kwiet „Rijkscommissariaat Nederland". Men gunde elkaar het licht niet in de ogen, Weinreb maakte daarvan een dankbaar gebruik. Zo ontstaat zijn emigrafcielijst, de Weinreb-Liste. Wie er i komt, heeft enig deportatierespijt. Hij zal immers emigreren, is „Kriegswichtig". De Joodse Raad begreep er niets van. De Joodse Raad ook niets in. Zoiets op eigen houtje opzetten. «Heen, buiten de Duitsers om, zelfs buiten de Joodse Ti, daar kon niets goeds van komen. Men wilde voor alles legaal blijven. Ordnung musz sein. Hier komt lok zo afschuwelijk duidelijk de mentaliteit naar voren, lie Jaap Meier in zijn boeiende boek „Hoge Hoeden, Lage Standaarden" beschrijft. Weinreb zegt er dit van (bladzijde 139): F. Weinreb in 1942. Men wilde proberen te overleven, de Duitser zoit uiteindelijk toch verliezen. Men moest weten hoe te traineren. Dat moest worden overgelaten aan Amsterdam. Het was onmogelijk dat iedereen er op eigen houtje een politiek van rekken op na ging houden. Er moest discipline zijn. Edershelm was de schakel met Amsterdam. Ook hij ivas een ervaren, verstandig man. Het lag de Nederlander, ook de Nederlandse jood niet, om op die manier illegaal te worden als ik voorstelde. Dal stuitte hem tegen de borst. Hij was opgevoed om steeds oprecht te zijn". Met die oprechtheid zijn tienduizenden vertrokken vla Westerbork. Via de bestaande rechtsorde hebben duizenden Hagenaars gedaan alsof hun neus bloedde, toen in de zomer van 1942 en later duizenden Haagse joden op de Paviljoensgracht bijeen werden gebracht. En de Edershedmei-s en de andere Joodse-Raadmedewerkers een van het formaat dat voldeed." Dat had prof. Prcsser niet mogen schrijven meldt E. van Raalte in de NRC van 27 aug. 1965. Het was een ontoelaatbare aantasting van het gezag van de betrokken rechters. Jawel, rechters, die in 1948 in het vonnis over Weinreb dit zeggen: „Dat de rechtsorde niet gedoogt dat enig mens in vertrou wen op eigen kunnen en naar eigen morele maat staven aldus beschikt over leven en lot van anderen"(vonnis van 25 oktober 1948, waarbij Weinreb tot zes jaar werd veroordeeld). Nee, dat mocht F. Wein reb niet. Dat mochten wel de heren van de Joodse Raad. Die pasten in de toenmalige rechtsorde uit stekend. Dat mocht wel „politieman Jansen" (zo als Weinreb meldt) van de Haagse politie, die volgens de rechtsorde als een jager achter joodse vrouwen aanzat en als het zo uitkwam ze van het dak sleurde en met ze in bed kroop om ze daarna aan te geven. Dat mocht w e 1 politieman Jansen, die na de oorlog met een rijk joods meisje trouwde en nu een keurige Haagse oud- politieman is. Maar hij handelde volgens rechts orde. Zoals al die anderen, die de rechtsorde en de pa pieren orde vol eerbied aanzagei\. Weinreb niet. Die lapte dc hele papierenwinkel van Nederlanders, Duitsers en Joodse Raad aan zijn laars en schopte verwarring. Hij deed maar wat. Heldendom was in illegaliteit in Nederland zeer spaarzaam regelden alles volgens de administratie en de Duitse rechtsorde. Zo moes! hot nu eenmaal. Weinreb haatte de administratie, speelde ermee, vervalste, knoeide, troostte en spoorde aan tot verdwijnen, tot onderduiken. Zijn Weinreb-Liste was nog niet „geplatzt". Ze bood een betrekkelijke veiligheid. Bloeddorst Weinreb beschrijft met 'n onvoorstelbare nauwkeurigheid en een fabelachtig geheugen voor personen, gebeurtenissen, data, plaatsen, de hele lange rij van dagen, weken en maanden, waarin zijn spel speelde. Tientallen namen van mensen, goede en foute, levende en dode, passeren de revue. Weinreb geeft niet alleen een beeld van zijn spel. Het is er slechts een onderdeel van. Een belangrijk onderdeel, zeker, maar wat er aan wanhoop, ellende, bruut verraad, grof egoïsme, walgelijk antisemitisme enzovoort te voorschijn komt, het is te veel om in één keer te verwerken. Zoals Presser, Meier en anderen al hebben afgerekend met het sprookje van het vriendelijke Nederland, het vriendelijke Nederland voor de joden, zo biedt Weinreb een onvoorstelbaar beeld van onverschilligheid en grofheid, van bloeddorst en roofzucht. „Men moet genoegen nemen met het feit dat heldendom in de illegaliteit in Nederland zeer spaarzaam is geweest", merkt Weinreb op bladzijde 522 op. Na Presser, na Meier, na Van Randwijk, na al die anderen, die ik heb gelezen, na de vele uitzendingen en boeken van De Jong begint het beeld van het heldhaftige Nederlandse volk te vervagen. Net zo min als „onze jongens iin Indië blijkbaar zulke lieverdjes waren", net zo min hebben wij er als volle recht op prat te gaan op uvat wij in de oorlog deden. Weinrebs boek is in dat opzicht bijzonder gevaarlijk. Het scheurt illusies aan flarden. Het drukt de lezer op de onaangename feiten. Feiten, die niet te loochenen zijn. Feiten, want er zijn Immers honderdtwintigduieend joodse medeburgers sinds 1942 verdwenen? Het beeld van het heldhaftige Nederlandse voile is aan i F. Weinreb nu. het verdwijnen. Het is maair het beeld van de mensen, die bleven: van de burgemeesters in bezettingstijd (zae het boek van burgemeester Boot), van die Haagse politieman, die na de oorlog vergat dat hij op joodse vrouwen joeg en nu een joodse rijke vrouw heeft, van de „goede" Haagse politieman op het Belgisch Plein, die vergat, de andere kant uit te Ikijken en een joodse burger tol het crematorium veroordeelde. Immers, de „rechtsorde" gedoogd niet, dat ieder mens op eigen houtje over leven en lot van anderen beschikte. Ieder deed immers zijn plicht? Zoals de tramconducteur, die riep „dat die rotjood niet op de tram mocht". Lichtpuntje Ik heb het boek koortsachtig gelezen op zoek naar een lichtpuntje, op zoek naar een bericht, waaruit ietg zou blijken van meeleven. Ik heb het niet gevonden. Behalve dan het beeld van de man ï,n de Bijenkorf, die de rekening wilde betalen voor boeken, bestemd voor ondergedoken joden. Meer it» er niet. Slechts de vergoelijkende, begrijpende, hellende toon van Weinreb als hij opmerkt, dat er halpen; waren. Helpers tegen wil en dank. Het is een triest boek. Ze zijn er nog, de mannen, die- erbij waren. Maar ze weten niets meer. Het zijn braive oppassende burgers geworden. Een enkeling, een Haags agent, schrijft een boek en is een illegale held geworden. Na vijfentwintig jaar luistert het allemaal niet zo namw meer. DICK HOUWAART Friedrlch Weinreb werd ln 1910 te Lemberg (Polen) geboren. Sinds 191* woont hü in Nederland. In 1938 dred hij aan de economische hogeschool le Rotterdam zijn doctoraal examen. Reeds voor de oorlog smokkelde hij mensen, vluchtelingen naar Nederland. Tijdens dc oorlog begon hij een soort eenmans guerrilla tegen de Duitsers. Zijn wapens waren fantasie, intelligentie, bluf, moed cn het vermogen zich in situaties in tc beelden. Hij zag kans vei» tientallen joden, voornamelijk uit Den Haag en Schevcningcn te redden door ze aan tc raden onder te duiken, le verdwijnen, te vluchten. Zijn contacten met de Joodse Raad waren koel. IIU had het niet zo begrepen op die joodse ordenaars, de uitvoerders van Duitse wetten en verlangens. Weinreb speelde zijn eigen spel. Een grimmig spel. Het had iets weg van poker, met als inzet leven en dood. Weinreb slaagde vaak, waar anderen faalden. Na de oorlog ontstond er verwarring, verdenking van collaboratie. Weinreb werd tot tweemaal toe veroordeeld. Prof. Presser nam liet voor hem op in zyn boek „Ondergang". Weinreb kwam weer in het nieuws, zoals hij nu opnieuw in hel nieuws is gekomen. Er zün pro- cn anti-comités. Velen, die door hem gered zün, lopen nog rond. Anderen, die hem vrezen cn haten, zijn op zün ondergang uit. Mevrouw Renale Rubinstein drong aan op het schrüven van memoires. ZU bewerkte en bekortte hier en daar het manuscript. Hiernaast een korte persoonlüke impressie, omdat een objectief oordeel, een klinische kritiek, een onmogelükheid is. Het gebouw Windekind te Scheveningen, waar Weinreb tezamen met de Duitser Koch zijn spel speelde en waar hij tenslotte werd gearresteerd. \r W! tri UP IVI-H fli -Ift.' AMSTERDAM Eigenlijk is de zaak-Weinreb erger dan de Drey- fusaffaire. De kwestie Dreyfus was eenvoudig, simpel vergeleken bij de zaak-Weinreb. Dit zegt Renate Rubinstein, schrijfster, essayiste, medewerkster van Vrij Neder land en bewerkster van de drs. F. Weinreb, de man e nu en 24 jaar geleden zoveel ontstond. Dreyfus kreeg gratie, zegt ze. Zijn s werd nooit herzien, ondanks het feit, dat er zeven dikke boeken over de zaak zijn geschreven. Bij Weinreb is het andere zaak. Ze is ingewikkelder, moeilijker. Er moet dan ook een her ziening van het vonnis komen. Renate Rubinstein hoüdt zich al enkele jaren met de zaak-Weinreb bezig. Aan vankelijk was ze van plan een aantal artikelen over de kwestie te schrijven, kennismaking met drs. Weinreb, na bestudering van de dossiers, slaagde ze er in drs. Weinreb te halen zijn herinneringen op papier te zetten. De zaak interesseerde haar. Niet alleen om de man. Ook een beetje om haar vader. „Weet je", zegt ze, „mijn vader ver dween al vroeg in de oorlog. Wij kwa men voor de oorlog uit Duitsland, ge vlucht. Ik herinner mij hoe mijn vader ons in de eerste oorlogsdagen naar bin nen haalde. Hij liep op pantoffels. Hij werd gearresteerd: omdat hij een Duitser was, een Duitse jood. Ik heb het gevoel, dat het daarmee te maken heeft". Renate Rubinstein heeft in een inter view ergens gezegd, dat het haar er ook om te doen is de rechtsstaat en de democratie te dienen, de democratie in Nederland. Zeker, maar het heeft ook te maken met het feit, dat Weinreb een Poolse jood is. Het feit, dat een vreemdeling hier geen recht kan vinden. In dit Nederland. Daarom doe ik hel. Weinreb Weinreb kan niet fout geweesl zijn. Hij was en is alleen anders. Hij is een eenvoudig, ongecompliceerd mens. Iemand, die het niet kan laten allerlei mensen te helpen, te bemoedigen, te troosten. Daarbij heeft hij zich wel eens omringd door mensen, die het niet altijd zo goed meenden. Zo bijvoorbeeld die laatste affaire. Di werkt als een stoorzender. Eerst moet die zaak de wereld uit. Je moei: je voorstellen, dat Weinreb op zeker moment maar ja geknikt heeft tegen de beschuldigingen van schennis van eer. Na een jaar van verhoren. Hij is veroordeeld op grond van getuigenis sen van vrouwen, die partij waren. Dal is toch te gek om over te praten. En dan zegt de officier van justitie in een interview, dat als die vrouwen gelogen hebben, jaren gevangenisstraf niet ge noeg zullen zijn. Alsof die vrouwen nu nog ooit een mond zullen opendoen. Enfin, wü zullen moeten proberen die stoorzender op te ruimen, opdat de kwestie zelf zo zuiver mogelük aan de orde kan worden gesteld. Het comité- Weinrcb. dat zicli gevormd heeft om nu eindelük een eind te maken aan de zaak, ontving na de eerste oproep tien tallen brieven van mensen, die indcr- leden willen niet I am hnn falen luurimerd worden daad op de VVeinreb-lüst hebben ge staan. Er zün financiële toezeggingen gedaan. Er zün brieven van mensen, die met een ontroerend getuigenis komeiii en schrüven, dat ze aan Wein reb hum leven te danken hebben. Nieuwe brieven, tcrwül er ook in hel oude dossier vele van dergelüke brieven' zün, al schünt er nogal wat te zün ver dwenen!. Renate Rubinstein heeft zich in de zaak vastgebeten en is van plan, hoe dan ook en met behulp van velen, te streven naar een heropening van de rechtszaak en herriening van het vonnis. Het zal niet &onvoudig zijn. Er lopen vele mensen rond met boter op hun hoofd. Die namen later Renate Rubinstein heeft in de memoires niet zo veel geschrapt. Ze heeft wel vele namen van mensen, die een on gunstige rol hebben gespeeld tijdens de oorlog van een pseudoniem voorzien Om het risico dat iemand een aan klacht zou indienen cn zo verschijning en verspreiding van het boek tegen te houden, tie verhinderen. Maar eens zul len die namen toch bekend moeten wor den, vraag ik. Jawel, zegt ze, maar op een ander tiidstip. Nu niet. De belangen zijn te groot. Vergeet rriet, dat wij de indruk hebbea dat er een aanslag op het leven van Weinreb gepleegd is. Dat wij nu zelfs niet zeker zijn van zijn veiligheid. Ten slotte is hij ondergedoken en niet 3lle?n om de tweede rechtszaak: Er komt bij dat velen o-ok de verschijning van hel tweede en derde deel te vrezen hebben. Fr lopen nogal wat Nederlanders rond, een enkele hooggeplaatste, voor wie openbaarmaking ernstige gevolgen kan hebben. Niet voor niets wordt er van talloze kanten met haat en verbeten heid getracht Weinreb onschadelijk te maken. Al jaren lang. Van joodse en nict-joodse züde is al 24 jaar lang geprobeerd met roddel, gif- praatjes, verdachtmakingen enzovoort Weinreb tot een onmogclük man tc stempelen, tot een charlatan, een zwen delaar. Lees de rapporten maar na. zegt Renate Rubinstein. Het is vaak allemaal van horen zeggen, van verder vertellen, waarbü de bron niet of nau welijks te achterhalen is. Het meest afschuwelijke is nog wel. dat vooral vaar Néderlands-joodse zijde men er kennelijk op uit is elkaar te ver scheuren. Het Nieuw Israëlitisch Week blad heeft Weinreb in een recensie ver nietigd. Hel N.I.W. heeft een vrouw opgezocht die in het boek voorkomt en zich niets weet te herinneren. Nee. schrijft Renate Rubinstein terug, ik .zal uw geheugen even opfrissen en ze komt met het complete vonnis van 1943 terug. Mevrouw .Turksma, het meisje, dat zonder ster in het Capitol- theater zat, werd gesnapt, doorsloeg en veroordeeld werd Geen pardon Mevrouw Turksma wil daar liever niet aan herinnerd worden. Begrijpelijk, maar het vonnis, dat Renate Rubinstein heeft opgediept, klopt tot op datum en uur met de memoires van Weinreb. Alleen het N.I.W. juicht:'zie je wel. Weinreb is een fantast en een leuge naar. En zo ontstaat het trieste beeld van een na-oorlogse joodse gemeen schap, die niet herinnerd wenst te wor den aan het falen van vele vooraan staande joden. Triest en jammerlijk. Renate Rubinstein lijdt er een beetje onder, vind ik, al is ze strijdvaardig en heeft ze geen pardon voor de joodse establishment. Er moet een einde komen aan de jacht op deze man, op drs F Weinreb. Ze heeft er, met de uitgever Meulenhoff en mei anderen een Dreyfuszaak voor over Renate Rubinstein: doe Ut hft£**a het feit dat een vreemdeling hier geen recht kan krijgen. In dit Nederland. Daarom

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 9