jaap als het erop aankomt, is nederland er niet „ik geef de jongens die niet tegen baars willen uitkomen groot gelijk" mij werd een zege ontstolen ZWart/ de „vlaggedrager" van zandvoort: „ik laat me door niemand beïnvloeden" NOTEREN BIJ DE RADIO ZATERDAG 7 iIUNI 1969 „schermende bokser" die knaap me zou neerslaan, dan kon ik tenminste gaan slapen." Het gebeurde niet maar het werd wel een ne derlaag voor Nicolaas. Maar in Dublin versloeg hij de Europese kampioen. Professional Nederland zat midden in de crisistijd. De boksvereni ging Excelsior" was failliet. De meeste jongens konden de contributie niet meer betalen. Jan Nicolaas, inmiddels bezeten van de sport, huurde een pakhuis in de Schee persstraat en stichtte zelf een club, het begin van zijn florerende boksschool thans in de Princesselaan in Rijs wijk. Jan Nicolaas werd als prof beschouwd, deed po gingen daar onderuit te komen „ik was amateur in hart en nieren en ben dat eigenlijk altijd gebleven, al waren de centen later bijzonder welkom" maar dat lukte niet. Hij besloot zich voortaan aan het les geven te wijden. De kalender gaf het jaartal 1938 aan. Hij hunkerde naar de ring en om daaraan te kunnen voldoen, kon hij niet anders dan als prof uitkomen. Jaren van leven als een asceet, om negen uur naar bed, om tien uur als er iets bijzonders was: een verjaardag of iets dergelijks. Elke dag trainen, les geven, trainen. Geheel en al voor de sport leven. En toen hij voor het eerst als prof moest boksen, herhaalde zich de geschiedenis. Nicolaas, inmid dels getrouwd, moest zijn vrouw beloven „toch vooral voorzichtig te zijn". Ook zij is nooit een boksfan gewor- Grote spel De grote stap naar de professionele ring werd gezét en de eerste wedstrijd eindigde in een glorieuze overwin ning: honorarium vijfentwintig gulden. De een na de ander in de vaderlandse ring werd verslagen: Bisschop, Ruis, Krijger. De verdiensten bleven schaars. Tot Theo Huizenaar de stijlvolle bokser onder zijn hoede nam. Eerst toen volgde het grote spel. „De boksende scher mer", zoals ringarts Van Stokkum, hem noemde, incas seerde bij zijn nieuwe baas voor het eerste gevecht onder diens patronage het voor die tijd lieve sommetje van vierhonderd gulden. In 1941 onttroonde hij in een uit verkocht Carré in Amsterdam Nol Klein en was Jan Nicolaas lichtgewichtkapipioen bij de profs. Twaalf jaar stond hij die titel niet af. Het jaar daarop versloeg hij in, weer, de Deutschlandhalle de ex-kampioen van Duits land, Ernst Weiss, en was zijn naam gemaakt. Europees duel Gebouw van Kunsten en Wetenschappen in Den Haag. De reclamebiljetten gaven aan: Jan Nicolaas tegen Proietti (Italië) om het Europees kampioenschap lichtge wicht. Een Belg zou de strijd leiden en om de ring zou een competente jury zitten. Twee dagen voor het duel kreeg promotor Huizenaar bericht dat een Duitser de leiding zou hebben en dat er geen jury zou zijn. Jan Nicolaas: „Huizenaar gaf me de raad niet aan deze poli tieke comedie mee te werken. Je begrijpt, een Italiaan en een Duitser. Maar ik voelde me zo puik in conditie en was zo woedend over dat gesol met die arbitrage dat ik Huizenaar overreedde ook die beslissing door één man te accepteren. Ik kwam geladen in de ring en hoor de niet eens de ovatie van het publiek, allemaal Neder landers met op het balcon wat Italianen. Proietti was een kundig bokser maar ik behaalde de eerste drie ron den een duidelijke puntenvoorsprong. Toen sloeg Proiet ti. al dan niet opzettelijk, met d* >birmenfcant'varr-de handschoen waardoor ik dizzy raakte. De verontwaardiging in de zaal was gróót maar de Duit se scheidsrechter gaf voor niets te hebben gezien. De ge dachte dat dit bondgenootschap in de ring me $e zege zou kunnen kosten, gaf me dubbele kracht. En al moest de gong mij redden, ik kwam met verdubbelde' energie terug. Ik had een flinke puntenvoorsprong en in de tien de ronde was het met Proietti gebeurd. Dacht ik ten minste. Ik had hem in de hoek en wilde de beslissende stoot geven toen de scheidsrechter de partij onderbrak en Proietti op verhaal liet komen. Ongehoord, en het pu- Henko Baars Ik vind het een schande dat hij in de ring komt. bliek was duivels. Maar ik wist op dat moment dat Ik voor niets had gebokst. De scheidsrechter wees inderdaad Proietti als overwinnaar aan. Wat toen volgde, zal ik mijn hele leven niet vergeten. Het publiek was buiten zichzelf van woede en tijdens de volgende partijen ble ven ze maar roepen Ni-co-laas, Ni-co-laas". Dat moet tot ver buiten het Gebouw te horen zijn geweest. Maar ik had verloren en ik heb toen voor het eerst in mijn bokscarrière om een nederlaag gehuild". Ontstolen Jan Nicolaas weet dus wat het is als je een zege wordt ontstolen. Van die tumultueuze avond in het Gebouw, in de oorlog, de grote sprong naar Mexico 1968. Rudie Lubbers werd de zege ontstolen tegen de Mexicaan Joaquin Rocha. Jan Nicolaas: „Lubbers? Een zeer goede bokser. Die medaille is hem ontgaan door een fout van zijn coach, Nelis Bisschop. En nu moet „ome Nelis' 'njet zeggen dat Lubbers die plak is ontstolen want dat is niet waar. Hij heeft de onvergeeflijke fout begaan om Lubbers na de eerste ronde op fluweel te zetten in plaats hem aan te sporen nog harder door te gaan. Een man van zijn ervaring moet weten dat je in het buiten land nooit op fluweel zit en dat je nooit verdedigend moet gaan boksen als het niet nodig is. Rudie Lubbers had door moeten gaan, keihard". Gevaar Henko Baars, de bokser die in Mexico naar huis werd gestuurd „omdat er iets met hem niet in orde was?" Jan Nicolaas: „Zonder meer een schande dat deze jongen in de ring komt. Hij moet nog leren boksen. Hij is niets meer of minder dan een soort King Kong, een machine die net zo lang maait tot hij een tegenstander- raakt.'En als dat gebeurt, is die ook meteen uitgeschakeld. Zelf doet hij niets aan zijn dekking want er is een voor hamer voor nodig om hem naar het canvas te krijgen. Dat is toch geen boksen meer. Een schande dat men deze jongen laat uitkomen en ik geef de vele boksers die niet meer tegenover hem willen staan groot gelijk. Dat heeft niets met angst of lafheid te maken maar Baars is een gevaar voor zichzelf en voor anderen Het ongezouten oordeel van een man die zelf het vuist- schermen tot in de finesses beheerste en nimmer heeft kwmen-bogen op^eerv^vemieligandtttóoot''. J^Nicolaas was een pure puntenbokser. Maar dan wel van uitzon derlijke klasse. Zijn oordeel over Cassius .Chry„De grootste aller tijden, zonder meer". Over Fighlipg Mack: ,,Die heeft een harde klap maar is technisch döodarm. Voor mij zeker geen groot kampioen". Maar wat zegt techniek. Dikwijls ziet een deel van het publiek liever de sensatie van een keihard, cjiicl met tollende boksers dan een puur technisch duel. dat louter voor dc kenner en liefhebber het toppunt van bpkssport is. Zoals Jan Nicolaas er een was en die tegenwoordig zo uiterst schaars zijn kijkt naar verleden en heden „Rudie Lubbers had door moeten gaan, kei hard", zegt Nicolaas over de deceptie van Mexico. gaan. Voor het bloed, begrijpt u." Moeder Nicolaas heeft die eerste wedstrijd niet gezien maar haar zoon had wel moeten beloven erg voorzichtig te zullen zijn. Kampioen De ster rees snel, razendsnel. Na zes wedstrijden jeugd kampioen van Nederland. Er waren nog geen A-, B-. C- en nieuwelingenklassen. „Welnee, we kwamen uit in wat ik altijd maar noem de probeer-het-maar-eens-klasse." Jan Nieolaas werd-senior r.en ik haasttcme naar de top". Nauwelijks achttien jaar ook kampioen van Nederland bij de amateurs. Negen jaar behield hij zijn titel. Het buitenland lonkte. In Duitsland* had Wdlfried Finger, zestig overwinningen in successie, een naam op te hou den. Dertigduizend toeschouwers in de Deutschlandhalle, alle op de hand van Finger. Maar Nicolaas won. En bij elke volgende buitenlandse reis stond een huilende moe der Nicolaas haar zoon na te wuiven. Ze zag er nog steeds niets in, alleen gevaar. Wedstrijd in Scandinavië. Jan Nicolaas kwam zeeziek aan en moest meteen de ring in. „Ik heb gebeden dat De tijd dat ons land een boksnatie was ligt al Jaren achter ons. Een exponent van die glorietijd is Jan Nicolaas, die op zijn zestiende jaar nog nooit een boks- ring had gezien en niet wist hoe bokshandschoenen I worden vastgemaakt.. Hij kon een beetje schermen omdat zijn vader een schermschool had en zoon na de dagtaak privélessen gaf. Maar toen Jan Nicolaas eenmaal bokste, was hij op zijn achttiende kampioen van Nederland bij - de amateurs, negen jaar achtereen. Hij stapte over naar de rijen van de profs, werd kampioen en bleef dat twaalf j jaar, sommige jaren zelfs in het licht- en weltergewicht t samen. Het „beetje schermen" op zijn zestiende was uit- K gegroeid tot sterk vuistschermen. Jan Nicolaas. nu acht envijftig, kijkt terug op die jaren en op hetgeen thans wordt gepresteerd. Vraag hem niet welke kampioen hij onttroonde toen hij zijn eerste titel veroverde. „Ik was pas zo kort in de bokssport, dat ik de namen van de grote jongens nau welijks kende." Jantje, welk koosnaampje het frêle boksertje door de steeds in aantal groeiende fans al spoedig was aangemeten, had als voorbeeld genomen „oom" Leen Nicolaas, in feite helemaal geen oom maar een verre achterneef. Diens conterfeitsel stond afge drukt op de-reclamébiijebten-èn aan hem spiegelde „neef" Jan zich. Door hem kwam hij dan ook in de bokssport terecht, zeer tot schrik van moeder Nicolaas die niets zag in deze „ruwe" sport en eerst na lang soebatten kon worden overgehaald de eerste officiële wedstrijd van haar zoon, in Den Haag, bij te wonen. Omgeven door vrienden werden thuis de laatste voorbereidingen ge troffen. Toen Jan al met de deurknop in zijn hand stond, maakte een van de vrienden het weinig tactische grapje of iemand wist waar de emmer was. „Welke emmer?", vroeg moeder Nicolaas verbaasd. „Die nemen alle moe ders mee als ze naar de eerste wedstrijd van hun zoon ZAANDAM Breedgeschouderde, zes cn vijftig jaar oude Jaap Zwart sr. is de man, die op het circuit van Zand voort de roodwit-geblokte vlag in han den houdt bij de autoraces. Wedstrijd leider Zwart is de man die beslist of een wagen uit de race moet worden genomen, die waarschuwingen uitdeelt, start en finish verzorgt; kortom, Jaap Zwart heeft de verantwoording en lei ding over een autorace. „Niemand ver der zal zich ermee bemoeien. Naar eer cn geweten neem ik beslissingen en ik la. t me door niemand beïnvloeden. Ik ben neutraal", zegt zakenman en Zaan- kanter in hart cn nieren Jaap Zwart sr. „Over een paar jaar stap ik eruit. Dan moet de jeugd het maar van me overnemen. Maar als ik zou merken dat dc jongeren kritiek op mijn handels wijze tijdens de races krijgen, verdwijn ik meteen. Dat had ik dit jaar al willen doen maar ze hebben me overgehaald cn ik heb nog een jaar bijgetekend." Zwart is eer. man met idealen. Hij vindt dat elke man of vrouw zich in het leven volledig moet inzetten om iets nuttigs voor de maatschappij te ver richten. „Ik heb een gruwelijke he kel aan lanterfanten. Ik heb me ook ontzettend kwaad gemaakt over dat be zetten van het Maagdenhuis. Dat was voor mij je reinste terreur. Als ie iets wilt bereiken, is het laatste wat je doet: bezetten". Jaap Zwart, rondborstig zakenman, is gewend rechtuit te zeggen wat hij meent en waarop het staat. Hij is een telg uit een oud Zaans geslacht. Zijn vader begon bijna een halve eeuw ge leden een garagebedrijf in Wormerveer. Zoon Jaap kwam in de zaak, haalde in zijn avonduren het HTS-diploma en raakte al jong vertrouwd met het ge ronk van motoren. Zijn belangstelling voor de racesport was gewekt. Geen geduld niet gevaarlijker dan hockeyen, voetballen of paardrijden „Voor de oorlog was die hobby te duur voor mij. En toen het 5 mei 1945 was, was onze garage helemaal leeg. We hebben verschrikkelijk hard moeten werken om de zaak weer een beetje op poten te zetten. Zo hard, dat ik na drie jaar rust kreeg opgelegd van de dok ter. Wat moest ik? Vissen; heb ik geen geduld voor. Ik ging toch langs de wa terkant. maar dat turen naar de dobber zat me niet lekker. Ik naar de dokter: ..Ik heb mijn hengel in tweeën gebro ken". Hij vroeg me: „Heb je dan niet één hobby?". „Ja", zei ik, „autosport" en de dokter riep opgelucht: „Man, ga dat dan doen". In de tijd van dé bezetting „daar heb je dat woord weer en we hebben meegemaakt wat het betekent" had Jaap Zwart een oude MG K 1000 op de kop gelikt. Het (bijna) wrak werd met vereende krachten opgekalefaterd en in 1947 reed Jaap Zwart zijn eerste race op het vliegveld van Leeuwarden. Twee jaar later nam hij deel aan de Rallye Monte Carlo, die hij nadien nog vijf maal reed. Radicaal Met vriend Ad Bouwmeester deed hij ook nog tien Tulpenrallyes en hij ver scheen op Zandvoort toen daar in 1949 de eerste races werden georganiseerd. Jaap Zwart „zat in de racesport" en 't was dan ook niet vreemd dat hij in 1955 tot penningmeester van de Neder landse Autorensport Vereniging be noemd werd, welke functie hij tot 1966 bekleedde. Toen werd hij voorzitter, drie jaar. En nu is hij weer penningmees- In de racewagen verschijnt Jaap Zwart al sinds 1959 niet meer. „Ik had een MG-A maar ik besloot die te ver kopen. Als je zo'n ding in de garage laat staan, word je elke dag met het verleden geconfronteerd en dat wil ik niet. In 1959 sloot ik mijn racecarrière af met wedstrijden op Brands Hatch in Engeland. Ik stopte er radicaal mee". De herinnering wil echter niet verva gen. De actieve periode is gevangen in loto-albums. in gedachten aan dagen die pas om drie uur in de nacht eindig den om na enige uurtjes slapen weer achter de directietafel van het bedrijf te verschijnen. Gevaar „Het was natuurlijk in die beginperio- de wel erg amateuristisch. Maar je kreeg verantwoordelijkheidsgevoel door het rijden in een rallye. Je leerde je hersens gebruiken. En dan wil ik ge lijk wel eens iets zeggen van „die ge vaarlijke autosport". Die is gevaarlijk maar niet gevaarlijker dan voetballen, hockeyen of paardrijden. Er zijn stren ge veiligheidseisen, die garanderen dat er geen ongelukken gebeuren, mits ze worden nageleefd. "We hadden bijvoor beeld besloten dat in de races die op tweede Pinksterdag op het circuit van Zandvoort werden gehouden, geen auto's met vleugels mochten rijden. Als zo'n ding losschiet en in het publiek terecht komt. is de ellende niet te overzien. Protesten van de rijders leg ik dan naast me neer. Wie beslist er op Zand voort: de rijders of ik? Als wij menen er goed aan te doen vleugels te verbie den. heeft men zich daaraan te houden. We spelen de zaak toch eerlijk? Nie mand mag met vleugels rijden". Veiligheid Uit zulke woorden zou Jaap_Zwart als een eigenzinnig man te voorschijn kun nen komen. Hij is het niet. Hij kan kri tiek velen maar weerlegt die wel met steekhoudende argumenten. „Er werd eeris geprotesteerd omdat ik een race tien minuten ophield. Maar wat was er gebeurd. Een wagen kreeg vlak voor de start een lekke olieleiding en olie opde weg is het gevaarlijkste in de rensport Die olieplas moest dus weg en dat duurde tien minuten. Toch pro testen van alle kanten. Hoe ik het in mijn hoofd haalde de concentratie van de coureurs te verstoren. Maar na afJ loop kwamen ze toch even zeggen dat ik gelijk had gehad. Ik weet ook wel wat het betekent om tien minuien in je wagen te moeten wachten. Ik heb zelf met dat bijltje gehakt. Maar hét ging om de veiligheid van de coureurs en dat moeten ze dan begrijpen". Niet thuis Jaap Zwart gaat niet opzij met zijn mening en dat kan wel eens tot wrij vingen leiden, ook in het NAV.' Maar die plooien worden altijd wel weer glad gestreken. Hij wordt gewaardeerd om zijn rechtvaardig oordeel,, zijn kennis van zaken en zijn ervaring in de race sport. Van zijn kant wil hij er keihard tegenaan gaan om elk seizoen vele tien duizenden het genoegen van races op Zandvoort te verschaffen. Daarvoor wil hij driemaal per week een avond en een deel van de nacht vergaderen. Maar als ze dan met ongefundeerde kritiek komen, geeft hij niet thuis. ,,Ik heb een hekel aan gladjanus sen die het wel eens even zullen zeggen zonder zelf een poot uit te steken Wie beslist er op Zandvoort; de rijders of ik TOTOWEDSTRIJDEN Hertha BSCAlem. Aachcn FC Köln—FC Nürnberg Eintr. Frankf.Schalke '04 Bor. Dortm.Kick- Offenb. MSV Duisburg—HSV Hamb. StuttgartKaiserslaulcrn Werdcr Br.Borussia MG Eintr. Br.Mflnchen 1860 Chaud de F.Grasshoppers WinterthurBellinzona Young BoysServette ZürichSion LuganoSt.-Gallen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 15