kaarsegeld collectezak Huis van bewaring is echte misdadigersschool WIJ MOETEN AF VAN EN kllmnn zt ep gebc ïwijs. iif m«t buik staat" op^ati Hij vlit de sti bi aam hi te kijkt vindvli t Priö De financiering van de kerk'is ontoerei kend geworden. Het historisch gegroeide systeem van inkomstenwerving past niet meer in deze tijd. Er dient een radicale omwenteling tot stand te worden ge bracht, gebaseerd op het beginsel, dat de leden van de kerk de verplichting heb ben naar vermogen bij te dragen in de financiële lasten van de geloofsgemeen schap. Aan deze verplichting kan het best worden voldaan door het leveren van een periodieke bijdrage ad 2 van het netto-inkomen. Verouderde bronnen van inkomsten als plaatsegeld, tarieven voor rouw en trouw, stipendia dienen in beginsel te vervallen. Het nieuwe systeem moet op korte termijn, uiterlijk 1 september 1970, worden ingevoerd. edaar de hoofdlijnen van het advies, dat de commissie reorganisatie van de kerkelijke financiering in het idom Rotterdam aan bisschop Jansen heeft uitgebracht. commissie bestond uit deken W. P. M. Haring, kerk- tester W. L. G. van Dijk, de registeraccountants K. W. Bruyn en B. A. E. van Doorne, econoom J. A. M. lissen en pastoor C. M. Schuttelaar. Hoewel de nood- 1 landelijke regeling zich opdringt, heeft de in de bisschop van Rotterdam een diocesaan s uitgebracht: zij meende dat een landelijke aanpak ji het probleem te véél tijd zou gaan vergen. jipasse is sinds ongeveer 1950, dat de impasse in de kerke- financiën zich duidelijk aftekent. Tot aan die tijd llden de meeste parochies zich wel met het traditionele waarbij de inkomsten langs een -heleboel en kanaaltjes toevloeiden: plaatsegeld, mis- tarieven voor rouw en trouw, kaarsegeld, illeden, inzamelingen, legaten, schenkingen en „giften hand". Die inkomsten werden dan weer alle mogelijke potjes: vopr de priesters, kerk, de armenkas, het studiefonds, de missie, ondere noden en nog een heleboel dingen meer. Het wel, omdat de parochie toen nog een gesloten schap vormde, waar de gelovigen elkaar kenden, k aan de woonplaats gebonden waren en allen naar ig en stand hun vaste positie innamen, e parochie bestaat echter nauwelijks meer. Zij heeft overal moeten plaats maken voor een licht lureerde, mobiele, kritisch-demócratische, open schap. De binding aan de woonplaats is veel geworden, de parochianen kennen elkaar veel ZATERDAG 17 MEI 1963 Aanfluiting Misstipendia worden bijna niet meer gegeven. Plaatse geld oude stijl is afgeschaft. De klassen bij rouw en trouw zijn goeddeels vervallen. Het kaarsegeld daalt. Het aantal collectes per zondag is tot enkele of één teruggebracht. En om de tekorten, die aldus wel moesten ontstaan, enigszins op te vullen, is men her en der tot het innen van gezinsbijdragen" overgegaan. Iedere parochie volgde daarbij haar eigen inzichten. En zo ontstond een verwarde situatie, deels binnen deels buiten het oude systeem, die een gezonde financiering van de kerk als geheel tot een aanfluiting maakte. „Het is evident", aldus de commissie, „dat de Kerk de achtergebleven partij is in de na-oorlogse welvaarts stijging. De commissie heeft de stellige overtuiging, dat dit niet is toe te schrijven aan onwil of onverschilligheid van de kerkleden maar aan de sterk verouderde finan ciële structuur van de Kerk". Omwenteling Om de bestaande impasse te doorbreken adviseert de commissie een radicale omwenteling op korte termijn. Er dient een geheel nieuw systeem te worden ingevoerd, dat nog maar één bijdrage kent, gegeven voor één doel: de financiering van de gezamenlijke lasten van zielzorg en missie. Het oude systeem dient bij de invoering van het nieuwe geheel te worden afgebroken. Met halve maatregelen bereikt men naar het oordeel van de commissie niets. „Psychologisch dient de kracht van de actie", aldus het advies, „te schuilen in de aankondiging van 'n omwente ling, van een gebeuren van historische betekenis: de invoering van een universele bijdrage voor kerkelijke doeleinden. Dit moet zijn bevestiging vinden in gelijk tijdige radicale maatregelen tot modernisering van de kerkelijke financiering:' afschaffing van verouderde inkomstenbronnen, democratisering en openheid op het terrein van het financiële beheer". De commissie aarzelt niet van een revolutie te spreken. Alles inéén uit IP/o Hoewel het opsteken van kaarsen duidelijk is teruggelopen, vormt in vele parochies het z.g. „kaar sengeld" nog altijd een belangrijke bron van inkomsten. Soms is het voor de pastoor persoonlijk, soms voor de kerkekas. minder, ze stellen zich tegenover het Kerk-instituut kritischer en sceptischer op, komen minder frequent dan vroeger naar de kerk, bezoeken de diensten waar ze zich thuis voelen, En daarmee drogen de oudé bronnen van inkomsten geleidelijk op. De „algemene kerkbijdrage" dient als moreel verplichte bijdrage te worden beschouwd. De commissie acht het niet gewenst, de fiscus hoe dan ook in te schakelen. Zij heeft het vertrouwen, dat de medewerking van de kerk leden op basis van vrijwiligheid kan worden verkregen, mits men hen op de juiste wijze benadert. Zij kiest voor een inzamelingsstelsel van periodieke bijdragen op basis van toezeggingen. Om dit stelsel vlot te doen functio neren moet een goede organisatie vanuit een centraal punt in het leven worden geroepen- Gedacht wordt aan dekenale bureaus met aan de top een diocesaan bureau, dat de administratie verzorgt, en aan de parochiële organen, die voor de persoonlijke benadering zorgen. Als richtbedrag voor de bijdrage wordt 2 van het netto-inkomen genoemd. Indien de operatie lukt, rekent de commissie op een 1 jaarlijks bedrag van 22 miljoen aan inkomsten. Hiermee zouden de behoeften van het bisdom Rotterdam kunnen worden gedekt, zijnde: kerkbesturen bisdom charitas 16 miljoen 3 miljoen 2 miljoen 1 miljoen Normaal salaris De Kerk is de achtergebleven partij in de na oorlogse welvaartsstijging. Dit komt niet door onwil of onverschilligheid van de gelovigen maar door het verouderde financiële systeem. kapelaan op zijn maximum staat, is het bovenomschreven resterende bedrag geleidelijk teruggezakt tot de helft van hetgeen een ongehuwde leraar van zijn maximum salaris overhoudt. In cijfers uitgedrukt zou een beginnend kapelaan (behalve vrije kost en inwoning en eenpremievrije oudedags voorziening) een salaris krijgen van f 4200,plus een belastingvrije functietoelage van 1800,Voor een kapelaan, die op zijn maximum staat, zou dit zijn 6800,salaris plus 1800,functietoelage. Het verschil tussen pastoor en kapelaan zou alleen hierin bestaan, dat de eerste een hogere functietoelage krijgt, afhankelijk van het aantal kapelaans, dat hij onder zich heeft. De salarissen zouden jaarlijks aan de algemene ontwikkeling van lonen en prijzen moeten worden aan- Een flink gedeelte van de 16 miljoen, die naar de kerk besturen gaan, zal nodig zijn voor de honorering van de clerus, zowel parochieel als categoriaal. Als basis voor de berekening van het priestersalaris is genomen het salaris van een ongehuwde leraar bij het v.h.m.o. „De som van beginsalaris en functietoelage van een kapelaan, aldus het advies, wordt dusdanig bepaald dat deze, na aftrek van belasting en wettelijke premies, en onder premisse van een premievrije pensioenvoorziening, het bedrag oplevert, dat een ongehuwde leraar voor over eenkomstige consumptieve doeleinden van zijn begin salaris overhoudt". De parallel met het lerarensalaris wordt echter niet tot het eind toe doorgetrokken. Als de Opening van zaken Er zijn heel wat personen en instanties, die voor toe wijzing van een deel uit de algemene pot in aanmerking komen. Allereerst, degenen die vroeger meedeelden in de opbrengst van collecten, inzamelingen en dergelijke. Maar ook degenen, die vroeger langs andere weg aan hun geld kwamen en die door invoering van een „algemene kerkbijdrage" benadeeld zullen worden. Een goed inzicht in de financiële behoeften van al deze personen en instellingen is een voorwaarde voor een redelijke verdeling van het beschikbare bedrag. De stelt dan ook voor, dit moeilijke werk toe te vertrouwen aan neutrale organen op diocesaan, dekenaal en parochieel niveau. Het spreekt vanzelf, dat deze organen een grote verantwoordelijkheid krijgen. De commissie meent dat zij die alleen maar kunnen dragen, indien hun beleid onderworpen is aan een democratische controle. Voor haar is de invoering van een nieuw financieringssysteem een unieke gelegenheid om tot democratisering van het kerkelijk bestuur over te gaan. „In de staatkundige geschiedenis zijn democratische verworvenheden vaak afgedwongen door vorstelijke geldzorgen. De parallel dringt zich,op, nu de kerkelijke geldzorgen evident zijn". Democratie in financiële zaken betekent, dat ieder van de bovengenoemde organen reglementair eén bestuur en een gekozen raad heeft. De raad keurt de begroting goed (budgetrecht) en stelt aan het eind van het boekjaar vast, dat het bestuur binnen de begroting is gebleven. De raadsvergaderingen dienen openbaar te zijn. minstens in die zin, dat de pers ervoor wordt uitgenodigd. De financiële plannen,, d<? uitkomsten van het beheer en de vermogenstoestand van alle kerkelijke lichamen, moeten worden gepubliceerd, opdat ieder zich een kritisch' oordeel kan vormen. Aan de hierdoor opgeroepen reacties moet grote aandacht worden besteed. Ziehier de grote lijnen van het advies ter reorganisatie van de kerkelijke financiering in het bisdom Rotterdam. Een ingrijpend advies, dat is wel duidelijk, volgens sommigeD misschien wat te hoog gegrepen en onpraktisch. De commissie antwoordt deze objicienlen bij voorbaat: „Andere oplossingen kunnen praktischer schijnen, doch zij zullen het kerkvolk niet het uitzicht bieden op een optimale besteding van de verworven in komsten. Juist dit uitzicht zal naar het inzicht van de commissie de prikkel opleveren om mede te werken aan een optimale inkomstenwei-ving". DR. ALFRED VAN DE WEIJER. 1 houdt zij hel i b.v. het al ruitgar: t mee' vorden r volgt jvond n met roep. CRIMINOLOOG DRS. HEIJB0ER „Natuurlijk heeft ook Limburg zijn onderwereld. Die bestaat hier even goed als overal elders. Ze bestaat uit weinig ont ziende lieden, die niet anders kunnen of willen dan bestaan van het plegen van inbraken. Degenen, die wij kennen zijn volgens mij ook niet te goed voor seksuele misdrijven. De „vakman-inbreker" van vroeger, de man die buiten de brand kast niets of niemand aanraakte, bestaat niet meer. De hele criminaliteit is veel gewelddadiger geworden." wij Criminoloog drs. H. J. Heijboer, chef 1 van de justitiële dienst van de Heerlense gemeentepolitie en docent aan de politieschool van Apeldoorn, is er erg beslist over. Vooral over de rteeds driester om zich heen slaande rover gewelddadigheid. „Dat geldt evenzeer Slack P« voor de seksuele criminaliteit. Je vindt ié ze"t stee^s vaker uitingen van primitieve jver ku: destruotiedriften. Bij inbraken stuit je vaak op vernielingen, die alleen maar uit zinloze vernielzucht zijn aangericht. Ik vind dat zeer bedenkelijk". Het aantal misdrijven stijgt met eën dri verontrustende zekerheid. Hoewel ngen b| statistieken plegen te liegen, spreken hier toch onweerlegbare taal. „Van >laats tot plaats is het moeilijk te >ekijken, maar dat het landelijke cijfer zoen is evident. Het aantal onopgeloste n dras misdrijven stijgt ook, landelijk gerien, wordt nog geen vijftig procent van de mifidrijven, die de politie bekend zijn, opgelost. In Heerlen is dat cijfer iets' gunstiger. Het afgelopen jaar kwamen misdrijven ter kennis van de. Politie. Sedert 1954 is dat aantal met zeven tot twaalf procent per jaar gestegen. Natuurlijk, ook de bevolking groeit, maar toch niet in gelijke mate met de toeneming van het aantal misdaden. Dat is een typisch welvaarts verschijnselzegt drs. Heijboer. Maar waarom? Dan i$ de criminoloog minder beslist. „We moeten een dieper inzicht in de criminaliteit krijgen. Eigenlijk bestrijden we een zaak, die we niet kennen. We gaan uit van ons gezond verstand. Maar een weten schappelijke aanpak is er nog niet bij. Hoofdzakelijk werken we nu op in drukken". Weinig hulp Een heet hangijzer bij drs. Heijboer: het gebrek aan hulp aan de politie van het publiek. „De bestrijding van de misdaad is geen taak voor de politie alleen. Maar het publiek is maar moeilijk tot meer medewerking met de politie te krijgen. Vroeger bestreed het publiek wel zelf de misdaad. Jongemannen met knuppels bewaakten de eigendommen. Laten kwam via de koddebeier de pro fessionele politie. En nu zeggen de mensen over het bestrijden van de mis daad: dat is het werk van de politie. Daarbij komt nog dat de welvaart de mensen veel onvoorzichtiger heeft gemaakt. Men let niet meer zo op zijn eigendommen. Men hecht daar niet meer zo'n waarde aan. Alles is toch verzekerd. Toen we enkele jaren geleden werden geconfronteerd met zeer veel autodiefstallen en inbraken in auto's hebben we het publiek via de pers gewezen op kleine, maar effectieve alarminstallaties voor auto's. We hebben er later zegge en schrijve twee reacties op gehad van mensen, die zo'n ding wilden kopen. Het wordt de inbreker zo wel erg gemakkelijk gemaakt. Hetzelfde symptoom zien we bij de woonhuizen. De mensen zijn zeer slordig. Neen, het gaat ons niet om verklikkers. Het gaat er ons om dat de mensen aangifte doen van ondervonden feiten. Dat gebeurt vaak niet. De mensen denken: wat zal ik naar de politie lopen. Die vindt de daders toch niet. Waar maak ik me dan druk om? Misschien kunnen we in dat ene concrete geval niet veel verder komen. Maar iedere aangifte kan in een legkaart passen. En, ieder onopgelost misdrijf is een aanleiding voor een nieuwe misdaad". En dan, uitgebreide rapporten uit Engeland en de Verenigde Staten aan halend: „De misdaad is een uitdaging voor ons allemaal. De houding van het publiek bewijst dat men de toenemende misdadigheid niet heeft gevolgd. De mensen zijn het zich veel te weinig bewust dat de misdaad niet door de politie alleen bestreden kan worden. De politie wordt onvoldoende gedragen en gesteund door het publiek". De politie komt er niet helemaal meer Dit is de regionale identificatie centrale in Heerlen, Dit landelijke experiment beoogt verdachten te registreren die betrekking hebben op misdrijven in een groot gebied. In veel verschillende rubrieken kunnen deze mensen met foto geproduceerd worden. Vaak al heeft de centrale bijgedragen tot snelle oplossing van misdrijven. In de centrale werken van gemeentepolitie en rijkspolitie uit. Ze heeft het veel te druk. „Vooral met het verkeer. De bemoeienis daar mee is onvoorstelbaar toegenomen. Er blijft te weinig tijd en ruimte voor andere zaken over. Die bemoeienis met het verkeer heeft een hoop processen-verbaal opgeleverd. Voor iedereen. Dat heeft de verstandhouding tussen publiek en politie natuurlijk ook nadelig beïnvloed. Opmerkelijk is ook dat juist door dat verkeer een duide lijke democratisering is opgetreden van diegenen die met de politie in aan raking komen. De tendens is nu dat er een aparte openbare dienst voor het verkeer moet komen. We zien dat al in de parkeerwachters". Sensatie De vakman-inbreker bestaat niet meer. Drs. Heijboer: „Het gaat soms meer om de sensatie, om de „kicks" en de „thrills". Dat maakt het ook niet gemakkelijker om de misdrijven op te lossen. Bovendien, de mobiliteit van d« misdadiger is bijzonder groot geworden. Lokale bekendheid is voor de politie al lang niet voldoende meer. Dat is er een van de redenen van, dat we hier tot de regionale identificatie centrale zijn gekomen. Daar worden gegevens van heel Limburg en het aangrenzende buitenland geregistreerd. Het is de eerste stap naar een geheel nieuw politieapparaat. Want daar gaan we naartoe. En dat i6 hard nodig. Een voorbeeld: 'veertig procent van de opgeloste misdrijven vorig jaar in Heerlen, werd door niet Heerlenaren gepleegd". Waaruit bestaat die onderwereld? „De onderwereld wordt gerecruteerd uit alle bevolkingslagen. Vroeger, zestig tot zeventig jaar terug, bestond ze uit louter paupers. Dat is voorbij. Het vervlakken van de standen zien we ook onder de criminelen. De huizen van bewaring zijn scholen in criminaliteit. Daar worden jongemannen, die voor het eerst met de justitie in aanraking BESTRIJDING MISDAAD GEEN TAAK VAN POLITIE ALLEEN zijn gekomen, geïnfecteerd door de notoire misdadigere. Daar worden ze onderwezen in de techniek van in breken, in wat ze moeten zeggen tegen hun advocaat, de officier van justitie en de rechters. In die huizen van bewaring zit alles. Vierenvijftig pro cent van hen zit in voorlopige hech tenis. Daar zitten psychopaten tussen, mensen die hun slachtoffers zeer nauw keurig uitzoeken. Neen, het huis van bewaring is een echte misdadigers school". Een typisch welvaartsmisdrijf: de winkeldiefstal. „Het lijkt zo gemakke lijk. Alles ligt voor het grijpen. Er is een anonieme eigenaar, die speculeert op de betrouwbaarheid van de klant Soms blijken keurige dames ineens de bevlieging te krijgen een klein blikje vis mee te nemen. Maar er zijn er ook die doelbewust opereren. Hele gezinnen met kinderen gaan gewoon op roof tocht Bij drie meisjes is onlangs nog voor drieduizend gulden thuis aan gestolen goed gevonden". Daar staat de politie dan tegenover. Het aantal opgeloste misdrijven wordt procentueel minder. Dat moet ontmoe digen. Criminoloog drs. Heijboer ten slotte: „Dat is het soms ook wel. Het vreet soms aan de mensen. Maar ik kan niet verlangen dat het publiek daar enig begrip voor opbrengt. Ze mogen blij zijn als hun chef dat doet—^"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 11