STAD VAN DE TOEKOMST IS STAD VAN DE SPELENDE MENS Woning bouw nog abo minabel ZEEËN VRIJE TIJD MAAR DAN(9) „Wij doen gewoon zo goed mogelijk wat er van ons verwacht wordt" Nieuwe gouverneur KMA: „We moeten nieuwe steden bou wen. Vanaf 1945 tot nu toe is er met de stedenbouw geknutseld, omdat de enige norm de woning bouw was. Deze norm is veel te eenzijdig en gaat zó niet meer op. Maar hoe gevaarlijk het is van „een nieuwe stad" te spreken illustreert bijvoorbeeld een boek je in de etalage bij De Slegte: „Stad van de toekomst". Het is voor vijf cent te krijgens De heer M. G. van Haaien is consulent van de Stichting Ruimte voor de Jeugd en heeft zijn bureau in het Bouw centrum te Rotterdam. Hy is de enige sociaal-culturele man temidden van een groot team deskundige technici, die in ons land en ver daarbuiten voor een deel het leefklimaat van onze „nieuwe" woonkernen bepalen. „Ik heb", vertelt Van Haaien, „met deze mensen moeten leren praten; en zij met mij. Zo langzamerhand breekt het inzicht door, dat niet alleen technici onze woon- en leefruimten moeten bepalen. Het was oorspronkelijk al heel wat als ze bij me kwamen met hun tekeningen en vroegen: „Hebben we zo genoeg ontmoeting in onze plannen gedaan?" Nu is er al een veel grotere inspraak en overleg op gang gekomen. Maar ik ben nog een van de weinigen. Onze sociale academies hebben deze materie nog niet onder de knie. Er zijn nog geen mensen voor". Door de glaswand zie je alles liggen. Tientallen dakpannen, die je gegaran deerd niet op je hoofd krijgt zo goed liggen ze allemaal. Vloerbedekking om geheel ons land mee te plaveien. De nieuwste regenpijpen. glassoorten, tegels, stenen, bellen, sluit- en hang- werk, badkuipen en fornuizen, genoeg om alle ontwikkelingslanden er boven op te helpen. Voor aannemers, maar ook voor hen, die „bouwheer" spelen of zelf „breken" een oord om te water tanden (over de prijzen spreken we dan maar niet). Voor de technici van het Bouwcentrum een opgave om al deze technische kunststukken bijeen te brengen in technisch perfecte huizen en gebouwen. Maar we komen er steeds meer achter, dat een huis met c.v., met een dak dat niet lekt, met mengkranen en afzuignappen, nog niet altijd een huis is om te „wonen". Want waar gaat het om? „Van een wezenlijke creatieve be moeienis met de stedebouw, is nog geen sprake", zegt de heer Van Haaien. ,.De Nationale Speelraad on der leiding van prof. Bladergroen en een onlangs opgerichte rijkscommissie onder leiding van mejuffrouw Moll van het Bouwcentrum, die de woning in deze tijd gaat bestuderen, zijn eer ste stapjes. Ook onze stichting Ruimte voor de Jeugd krijgt als service- instituut meer erkenning. Hoewel ik pijn in mijn lijf heb van de analyses en mijn bureau de rapporten niet meer kan torsen is er toch ook daad werkelijk iets aan de gang. TOTALITEIT Het kan.niet anders of deze gedachten werken door. Het gaat erom de groeiende vrije tijd als totaliteit in woonvormen om te zetten. Technisch en maatschappelijk zijn speelse steden te denken. Maar hoe komen we er concreet uit? Ik dacht door het vol gende bij onze plannen voor ogen te houden. Op de eerste plaats moeten we van de scheiding tussen vrije tijd en arbeid af. Ook de scheiding tussen de jeugd en de volwassenen moet opgeheven worden. En dan moet al wat technisch-architectonisch te maken is, alleen aanvaard worden als het een gevolg is van iets anders en niet als grootheden op zich; daarom ben ik bijvoorbeeld tegen het bouwen van creatiecentra (vaak statussymbolen). Het gaat erom de mens mee te laten functioneren. We kunnen dit met name doen door de voorwaarden te scheppen, die het proces van de communicatie op gang helpen. Geen patronage (met cur sussen en „leiding geven") meer vanuit wijkcentra en dergelijke, maar kijken naar die punten waar aanleiding ont staat tot activiteiten. We moeten uit gaan van de totaliteit van het denken rond de mens eh niet vanuit de cellen en deelfacetten. Er moet een integratie mogelijk zijn van sociale, culturele, commerciële, sportieve en andere acti viteiten. Daarom moeten zij een plaats krijgen op die punten in de wijk (stad) waar men allemaal móét zijn". Vanuit welke huizen de mensen er allemaal heen moeten is nog niet te zeggen. Iedereen is ervan overtuigd, dat onze huidige woning bouw abominabel is, maar gedachten over nieuwe woonvormen zijn nog zo exclusief en zo spaarzaam, dat we voorlopig in ons land wel door zullen gaan op deze door de eeuwen plat getreden paden. „Ik krijg wel de in druk, dat men ook in het Bouw centrum de verbetering van de woningbouw alleen zoekt in de maten", peinst Van Haaien. Dat is al iets, maar er is veel meer Dat blijkt bij het denken over grotere eenheden, zoals ze zijn neergelegd in een lijvig rapport over nieuwe woon- en leefgedachten. „Het ligt al een half jaar in Den Haag en we hebben nog geen antwoord". Daarin wordt zeer grondig (voorzien van talloze schetsplannen) de nood zaak van een sociaal-culturele be nadeling bij de opzet van nieuwe stads wijken uiteengezet. SUPERMARKTEN Het gaat daarby om een soort van maatschappelijke supermarkten, waar de totale mens benaderd wordt in zÜ'n beleven van de wereld rondom zich. Datgene wat de moderne winkel centra reeds doen met de commercie wordt doorgetrokken naar alle facet ten van het maatschappelvjk-culturele leven. „Ze zeggen wel dat super markten rotdingen zijn", betoogt Van Haaien. „Ik vindt bet pracht-instel- lingen. Het is een vrijblijvende ont moetingsplaats voor talloze mensen; een mogelijkheid, die meestal ont breekt in onze steden. Wanneer mijn vrouw bij de stijfsel staat, maak ik met deze of gene een praatje. En zie je iemand, waarmee je geen zin hebt te spreken, dan zijn er achter allerlei rekken uitwijk mogelijkheden. Dat is een voorbeeld van wat ik zei: „Je moet voorwaarden scheppen en niet construeren". „De mens zoekt naar een nieuwe vrijheidsbeleving. Het begrip vrijheid is zeer relatief. Dat de mens geen raad weet met de groeiende vrije tijd is flauwekul. Het blijkt dat de mens iedere stap weet op te vangen. De vrije zaterdag is een opgeloste zaak, ondanks het ach-en-weegeroep en het instellen van commissies rond „dit probleem", bij het ontstaan ervan. We moeten nu eindelijk eens begrijpen, dat de periode waarin we ons gelukkig voelden met de sociale vrijheid, voorbij is. De politieke partijen proberen nog wel sieeds de oude begrippen van sociale vrijheid op te peppen, maar de sociale strijd is voorbij. Niemand wordt er koud of warm van". Het culturele leven? De heer Van Haaien zit in een wijkraad en heeft daarover zo zijn eigen bevindingen. „Het is niet voldoende het culturele leven van de bevolking te stimuleren. Ondanks de toenemende vrije tijd is de deelname van de bevolking aan de officiële cultuur minimaal en neemt niet navenant toe. Het laatst bekende percentage is van 1963 en dat was 2.9 procent. De architect van het gemeenschapshuis „De Meerpaal" in Dronten ging uit van vijf procent en zei tevreden te zijn wanneer hij met DOOR HENK EGBERS De supermarkt of warenhuis is een vrijblijvende ontmoetingsplaats. Geen rotdingen", volgens de heer Van Haaien. dit gebouw de zes procent zou halen. Persoonlijk ben ik van mening, dat het pas zin heeft te praten en te doen wanneer we de communicatievormen kunnen vinden, die de vijf procent naar de twintig procent brengen. En het is nu de gunstigste tijd, dat het har monisch functioneren van jong en oud kan en moet starten in een samen leving, die assistentie krijgt van op geleide krachten op dit terrein. INSPRAAK Maar die zijn er praktisch nog niet. Waar zijn de mensen, die op sociaal- cultureel terrein inspraak kunnen en moeten hebben bij planningen van steden en agglomeraties? En toch zullen deze plannen mede bepaald moeten worden met sociaal-culturele normen. Dat gebeurt nu te hooi en te gras, terwijl het met name de technici blijven, die uiteindelijk de zaak in elkaar zetten Het gaat er niet alleen om of een stoep zes meter breed moet zijn en bepaalde rooilijnen aangehouden moeten worden. Een straatwand heeft bijvoorbeeld ook een culturele invloed; er zijn andere zaken dan maten esthetische lijnen, die daarvoor mede bepalend kunnen zijn. Maar de sociale academies die daartoe eigenlijk de mensen zouden moeten opleiden, weten dit nog niet en leveren er zodoende geen figuren voor. Ik hou er nog wel eens lezingen en het valt me bijvoor beeld op, dat vierdejaars nog geen tekeningen en plattegronden kunnen lezen. Ja, lezingen houden dait leren Waar halen we het apparaat en de opleiding vandaan om de stede bouwers te assisteren bU het ont werpen van steden, die het nieuwe vrijheidsbeleven van de mensen m ten opvangen? Een andere vraag hoe overwinnen wy de enorme we standen, die de consequenties i goed doordachte plannen ongetwijfeld zullen oproepen? Ik beschouw me echt niet als e< andere sociaal pedagoochelaar, die ergens zijn standje staat te verdedigen. Ziet u daar die man zitten achter dat tafeltje in de hoek? Dat is de directeur van het Bouwcentrum, ir. Van Ettinger. Als we meer Van Ettingers zouden hebben, die met zoveel overtuigings kracht hun goede en originele ideeën kunnen uitdragen, zouden we spoedig verder zijn". Met meneer Van Haalens. („Ik ben een man van kreten en grote vellen papier. Die moeten er ook zijn".) er ook wat te doen zijn. Hij zegt ge obsedeerd te zijn door de gedachten van een overgangsperiode. Daarom doet hij datgene wat nu eenmaal een overgang gebeuren moet („Nog zoveel parochiehuizen in het zuiden oplappen; speelplaatsjes construeren maar dat is het niet") en tevens vooruit kijken („Kijken waar i leiding ontstaat tot activiteit"). De Stichting Ruimte voor de Jeugd, v aan hij nu vier jaar als consulent verbonden is, heeft zich met name ten doel gesteld om studie te maken van verantwoorde voorzieningen het vrijetijdsleven van jong en goede voorbeelden hiervan te docu menteren en te publiceren, voorlichting en adviezen te geven, samenwerking, nationaal en internationaal, te be vorderen tussen personen en stellingen, die werkzaam zijn op dit terrein. Zo staat het allemaal ge schreven in het blazoen van stichting. Maar wie met haar consulent praat weet dat deze officiële regels steeds meer een eigen vooruitstrevende inter pretatie krijgen, vooral omdat bij werkt met een bewogenheid voor „de mens". Daarom wordt deze vreemde eend in de bijt van het woningbouw- (etc.)-beleid steeds meer geaccepteerd; bij ministeries; bij provinciale en ge meentelijke instanties, die toch snel ontdekken dat leefbaarheid niet alleen te vatten is in bouwwetten, voor schriften, subsidies, maten etcetera. „Nee, in het zuidwesten van Nederland worden we nog niet veel gevraagd. Ja, in Breda heb ik achteraf eens een aantal speeltuintjes mogen bekijken met de wethouder. Dat was wel aardig". Maar Van Haaien is het eens met die studenten, die onlangs kwaad weg liepen na een schermutseling op het (flop)congres van de stichting. .Jullie zitten hier maar te kletsen over het aanleggen van speeltuintjes en -velden, of over de kubieke inhoud van wijk centra", klonk het, „maar het wezen waarover het zou moeten gaan, wordt niet gehoord: er ontstaat namelijk een geheel nieuw mensbeeld. En die nieuwe mens vraagt heel andere voorzieningen dan lapwerk". De adviseur van de stichting peinst: Hoe? Dat weten we niet precies. Wat we wel weten is dat eraan gewerkt moet worden met een grote flexibiliteit, zodat we de pas naar de toekomst niet blokkeren; dat er met méér normen voor mensenlij ke leefbaarheid aan ge werkt moet worden, dan tot op heden het geval is. De mensen zijn er niet voor de normen, maar de normen voor de mens. De stad van de toekomst wordt wel genoemd de stad van de spelende mens. Dat zal pas moglijklieid worden, wanneer het samenspel tussen het sociaal- economische en het sociaal-cul turele geweten op gang komt. De commandant van het Commando Luchtmacht Opleidingen in paperas- sentaal aangeduid als de CCLO zetelt in een half in het water staand klein kasteeltje bij Arnhem. De hoge bomen van het golvende park er om heen, laten maar een betrekkelijk klein stukje van de lucht onbedekt. Té klein zo ben je geneigd te denken voor een man die al voor de oorlog vliegen ging leren, die meer dan twintig ver schillende vliegtuigtypen kende alsof ze een stuk van hemzelf waren en die vliegend en vechtend de hoogste mili taire onderscheidingen verwierf: Com modore J. N. Mulder, ridder der Militaire Willemsorde cn ook de nieuwe gouverneur van dc Koninklijke Mili taire Academie in Breda; dezelfde in stelling die in de jaren '36-'38 een officier van hem maakte. Commodore Mulder, Vader van een zoon en twee dochters, is erg ingenomen met het feit dat hij als gouverneur van de K.M.A. zijn militaire carrière mag afsluiten. Hij steekt dat niet onder stoelen of banken, maar voegt er wel meteen aan toe: „Het is niet zozeer de Hoe denkt u over ontgroening in het algemeen en in het bUzonder waar het de cadetten betreft? „Hoe het in de studentenwereld toe gaat, weet ik niet zo goed. Wat de K.M.A. betreft: ik herinner me mijn eigen ontgroening. Je steekt er toch wel wat van op, al is het ook wel eens wat naar als je het slachtoffer bent. Maar je leert er elkaar door kennen. Zolang een ontgroening binnen de perken blijft, ben ik er niet tegen". De huidige gouverneur heeft al enkele keren gewezen op het feit dat in be paalde groepen van de burgery een anti-militaire houding aan het ontstaan is. Er is veel cn niet altyd onrcdc- ïyke, maar evenmin altyd redeiyke kritiek op de krygsmacht. Hoe denkt u over dit alles? „Ik geloof eigenlijk niet dat er veel veranderd is ten opzichte van vroeger. Het Nederlandse volk is nooit zo militairistisch geweest. Niet bepaald anti-militair. Dat geloof ik niet, maar aard van de functie die mij aanspreekt, de grote uitdaging die van zo'n functie uitgaat. Ik heb er ontzettend Commodore Mulder deed op het gebied onderwijs en opleiding een rijke ervaring op; eerst als hoofd onderwijs de Luchtmacht Stafschool en vervolgens als directeur van de school de laatste drie jaar als commandant i het Commando Luchtmacht opleidingen. Hij zegt: „Ik heb er nooit gehouden veel tijd te besteden aan inwerken. Maar nu met de K.M.A. is het wat anders. Ik woon al geruime tyd daar de vergaderingen bij. Het is geweldig instituui met grote mogelijkheden. Maar ook zeer ge compliceerd". „Het onderwijs als geheel is volop in beweging. Nieuwe leerstof, nieuwe methoden, minder tijd dikwijls. Uit mijn eigen schooljaren herinner ik me nog de schoolborden vol eindeloos lijkende formules, de dictaten.... Van dat soort onderwijs moeten we af. We moeten naar een betere presentatie. Het moet de man boeien en blijven boeien. We zyn op dat gebied al een heel eind gevorderd. We maken ge bruik van geprogrammeerde systemen, antwoordsystemen en tal van technische hulpmiddelen. Toch moeten we ons voortdurend afvragen of we het wel goed doen". KRITIEK Dat zich voortdurend afvragen of het wel goed is, houdt natuurlyk ook in dat de leiding open staat voor kritiek onderaf? Hoe staat u tegenover de wetenschap pelijke uitbouw van de officiersoplei- ,Aan een hiërarchisch systeem zoals de krijgsmacht dat kent, kleven wel nadelen, maar ik geloof dat het juist .op dit punt een groot voordeel be tekent. De betrekkelijk grotere vrijheid burgerdocenten kan een voort durend zelfonderzoek in de weg staan. n hiërarchie kan dat niet. Daar moet gepraat, gerapporteerd en ver antwoording afgelegd worden. De zwakke plekken worden zo sneller ontdekt". Hoe staat u tegenover de wetenschap pelijke uitbouw van de officiersoplei ding? „Zeer positief natuurlyk. Het is immers noodzakelyk in deze tijd. Een moeilijk heid is wel dat je wetenschappelijk goed gevormde mensen moet afleveren, die tevens bekwame militaire leiders zyn. Ik bedoel: je moet wel zorgen dat de goede roos schiet. Een man kan nog zo pienter zyn in zijn studie vak, hij moet ook voor de troep een goed officier zyn". meer a-militair. Ik zou het wel jammer komen in een toestand zoals die voor 1940 bestond. Het gebroken geweertje. Ik zou het betreuren als zou blijken dat we na de harde lessen van '40'45 nog niet verder gekomen zyn. Ik be grijp ook niet dat de jonge mensen, die ageren tegen de krijgsmacht, niet meer begrip hebben voor de ver worvenheden die wij hier in het Westen in elk geval toch hebben. Het is met behulp van de moderne communicatie middelen toch niet zo moeilijk ver gelijkingen te maken. Bovendien: de krygsmacht is geen wereld op zichzelf. Zy behoort ge ïntegreerd te zijn in het volk. Het volk wil de krijgsmacht Welnu, als men haar wil, moet men ook zorgen dat het een goed functionerende en adequate krygsmacht is. Men zegt vaak tegen mij: „Wat kosten jullie ons een hoop geld". Dan ant woord ik altijd: „Daarvoor moet je niet bij mij zijn, maar bij je Kamerlid. Wy doen gewoon zo goed mogelijk wat er van ons verwacht wordt. Ik geef toe dat het wel eens moeilijk is. Ik vraag me wel eens af: zou ik mijn zoon kunnen of mogen aanraden om officier te worden? En ook wat mezelf betreft denk ik wel eens: heeft het allemaal wel zin wat ik doe? Ik geloof, dat het antwoord op deze vraag bevestigend mag luiden, maar militair zyn betekent soms ook ondankbaarheid oogsten". PARADES In diverse plaatsen wordt dit Jaar op koninginnedag geen parade gehouden. De officiële reden is bezuiniging, maar er is de laatste 'jaren ook veel actie gevoerd tegen de militaire parade. Hoe denkt u over parades? „Als de bevolking geen prijs stelt op parades dan moeten wij haar die ook niet opdringen. Per slot van rekening zijn parades bedoeld om het volk te tonen: dit zijn uw strijdkrachten en dat doen ze. Voor de militairen zijn die parades niet zo leuk. Dus voor ons eigen plezier hoeven we het niet te doen. Van de andere kant echter vind ik ook dat een parade als huldeblyk aan de koningin zijn waarde heeft". „Ja, maar wel te weinig naar mijn zin. Er is weinig tijd voor. Op Gilze-Rijen zou het straks misschien weer kunnen maar daar zyn alleen Fokkers S-ll beschikbaar. Die vliegtuigjes vind ik niet zo interessant. Je kunt er geen procedures mee doen. Geen blind- vliegen, geen door radar gecontroleerde landingen en al dat soort dingen. Kortom: die vliegtuigen laten je geen problemen meer om op te lossen en om zomaar wat in de lucht te hangen zonder meer, dat bedoel ik niet als ik praat over vliegen". WIM KOCK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 19