Robinson
Crusoe:
Explosieve toestand in
Belgische legerleiding
PASHANI,
250 JAAR NA ZIJN
VERSCHIJNING
de predestinatie
zegeviert
BELGISCHE
OPPEROFFICIEREK
REBELLEREN
voorvechter
van arm
Bengalen
ZATERDAG 5 APRIL 1969
Als hij nu had geleefd zou hij onge
twijfeld journalist zijn geworden, deze
Daniel Defoe, die 'in 1660 te Londen
werd geboren als zoon van de slager
Foe, maar zijn vaders naam van een
deftig voorzetsel voorzag, toen hij
meende, dat zijn reputatie wel wat
welluidender vastgelegd mocht wor
den. Toen hij dat noodzakelijk achtte
was hij veertig jaar en een opval
lende persoonlijkheid, niet alleen op
het gebied van de schone letteren,
ofschoon hij toen zijn meesterwerk
Robinson Crusoe nog moest schep
pen.
SCHRIJVER
JOURNALIST
DANIEL
DEFOE
VAN ALLE
MARKTEN
THUIS
Daniel Defoe is de belichaming van het
gezegde, dat een journalist alle kanten
uitkan en dat hij van alle kanten kan
komen. Na een mislukte opleiding tot
presbyteriaans dominee was hij in de
wijnhandel gegaan en vervolgens in de
textiel, hij was de onfortuinlijke be
heerder van een steenfabriek, politiek
pamflettist, dagbladdirecteur, diplo
maat en spion. En ook als schrijver
was hij van alle markten thuis: hij
schreef met evenveel gemak over his
torische en sociaal-economische als over
religieuze en filosofische onderwerpen.
Uitersten, zoals de Hymne aan de
Schandpaal en het Handboek voor de
Volmaakte Gentleman, waren hem
daarbij niet vreemd en hij wist waar
over hij het had: een faillissement en
een politiek schotschrift hadden hem
in de gevangenis en aan de schand
paal doen belanden en vluchtend voor
zijn schuldeisers had hij maandenlang
de dandy uitgehangen in Bristol en an
dere badplaatsen. Hij verdedigde Wil
lem III, de Engelse koning van Hol
landse afkomst, in een uitvoerig ge
dicht tegen de vele rijmelaars, die de
vorst als een buitenlander hekelden, en
tezelfdertijd ontwierp hij in zijn Essay
een stelsel van sociale verzekering te
gen ziekte, ongevallen en werkloosheid.
Elastisch
Defoes geest was elastisch genoeg om
op populaire wijze te verwerken en te
reproduceren, wat hij aan wetenschap
had opgestoken: een ideaal journalist
derhalve. En misschien dat zijn plooi
baar karakter het hem gemakkelijk
zou hebben gemaakt in deze tijd als
columnist aan de kost te komen, want
hij liep zonder enig gewetensbezwaar
conversatieve Tories en in de boezem
van beide partijen gedroeg hij zich vol
gens eenzelfde patroon: vleiend en las
terend, docerend en spionerend. Aan de
zijde van James Scott, de hertog van
Monmouth, rebelleerde hij tegen de ka
tholieke koning Jacobus II, maar ten
gunste van diens dochter koningin
Anna Stuart werkte hij energiek aan
de vereniging van Schotland en Enge
land. Onder koning Willem III fungeer
de Defoe als vorstelijk raadgever, onder
koning George I zuchtte hij in de ge
vangenis. Ook al had hij geen Robin
son Crusoe geschreven, dan zou hij
toch wel in een of andere historische
galerij zijn bijgezet als een man die
waard was in de herinnering der mens
heid voort te leven. Zo bleek bijvoor
beeld zijn Plan of the English Com
merce in het jaar 1859, 130 jaar nadat
het was geschreven, nog altijd een her
druk waard te zijn.
Maar Daniel Defoe is vooral de ge
schiedenis ingegaan als de geestelijke
vader van Robinson Crusoe en daar
mee als de grondlegger van de moder
ne Engelse roman, ofschoon hij ook in
dit opzicht op typisch journalistieke
wijze is te werk gegaan. Om het ver
haal te componeren heeft namelijk niet
zijn fantasie de teugels gevierd, maar
heeft hij nijver gegevens verzameld uit
de reis om de wereld van William Dam
pier, de historie van Ceylon van Ro
bert Knox en uit de avonturen van
Alexander Selkirk, zoals de kapiteins
Rogers en Kook die hebben beschre
ven. De aandachtige lezer kan ze er zo
uit plukken. Zijn kennis van de zee
vaart heeft Defoe aan Dampier ont
leend, de man, die naar waarheid ver
telde wat hij varende van continent tot
continent had beleefd en zelfs kaarten
aan zijn boek had toegevoegd om de
fantasie van de lezer een ruggesteun-
tje te geven. Dampier werd veel gele
zen, in 1717, twee jaar voordat de Ro
binson verscheen, kwam de zesde her
druk van de persen. Alexander Sel
kirk stond model voor Defoes Crusoe
Hij was in het jaar 1704 door zijn ka
pitein Plckring wegens ongehoorzaam
heid op het onbewoonde eiland Juan
Fernandez afgezet, waar hij vier jaar
en vier maanden in de eenzaamheid
doorbracht. Heel Londen vertelde zijn
avonturen door, en Defoe heeft voordat
hij aan zijn fameuze boek begon, me
nig gesprek met Selkirk gevoerd. Ro
bert Knox had negentien jaar als ge
vangene op Ceylon doorgebracht, welis
waar niet in de eenzaamheid, maar
toch in omstandigheden, die het uiter
ste aan improvisatie vergden. Uit zijn
boek heeft Defoe geleerd in welke
volgorde de mens in primitieve omstan
digheden de leefbaarheid van zijn om
geving weet op te voeren: 'n onderko
men bouwen, aan brandstof ziet te ko
men voor licht, geiten vangen, temmen
en fokken. Men vindt bij Robinson
Crusoe eenzelfde escalatie in welvaart
Kring gesloten
Zo kon Daniel Defoe wiens rei
zen buiten Engeland zich tot West-Eu
ropa hadden beperkt, waar hij eens
wijn ging inkopen zijn held de halve
i Robinson Crusoe.
wereld laten doorkruisen zonder aan
geloofwaardigheid in te boeten. Zo kon
hij ook diezelfde held het burgerlijk
ideaal van vrijheid van doen en laten
bij goed eten en drinken en veilig wo
nen laten verwezenlijken. Zo kon hij
hem alle fazen van de homo faber la
ten doorlopen en hem achtereenvolgens
voorstellen als timmerman, metselaar,
jager, landbouwer, veehouder en pot
tenbakker. Een mens. die in zijn bete
re momenten God dankte en die in de
bijbellezing zijn troost vond, om ten
slotte de komst van de slaaf Vrijdag
triomfantelijk te accepteren als het ze
gel op zijn predestinatie. Daarmee was
de kring gesloten: de vlijtig werkende
burger had met Gods hulp alle moei
lijkheden overwonnen, tot en met zijn
evennaaste toe.
Maar Defoe heeft geen plagiaat ge
pleegd. Hij gebruikte de gegevens en
het feitenmateriaal van anderen in een
even nuchter als boeiend verslag, door
spekt met moraliserende en theologi
sche beschouwingen. Er is toch niet he
lemaal een dominee aan hem verloren
gegaan, hoewel 'n verkorte uitgave,
die zich tot het strikte verhaal beperk
te, de grootste oplaag heeft gehad. Op
aandringen van zijn uitgever schreef
hij een vervolg, waarin hij zijn held
opnieuw een bezoek aan zijn eiland liet
brengen en hem vervolgens via India.
China en Rusland naar de huiselijke
haard liet terugkeren. Dit tweede
deel van Robinson Crusoe vond niet
zo'n enthousiast onthaal als het eerste,
waarschijnlijk omdat Robinson zich
hier de rol van zendeling had aange
meten, die de wereld niet alleen be
reizen, maar ook bekeren wilde. Op
nieuw leverde Dampier dankbaar
materiaal voor het verhaal en daar
naast putte Defoe wat China en Rus
land betreft uit de memoires van Le
Comte en de reisverhalen van Ides.
Wit-zwart
Toch was het succes van dit vervolg
groot genoeg om de uitgever te doen
aandringen op nog een derde deel.
Maar nu was de verteller uitgeput: in
zijn „Serious reflections during the life
and surprising adventures of Robin
son Crusoe" trekt hij slechts moralise
rende conclusies uit beide eerste delen
en dan nog wel in een irriterende wit-
zwartverhouding, die de arme heidenen
voorstelt als beheerst door de duivel,
die door de blanke christenen met
meer succes bestreden wordt. Maar de
burgers herkenden zichzelf in de
Daniel Defoe.
Het epos van de nijvere burger, die
met behulp van Gods genade wel
vaart schept, ook al staat hij van alle
mensen verlaten tegenover de barre
natuur, bleek niet voor herhaling vat
baar. Defoe had zijn thema volledig en
deskundig uitgeput. Hij heeft het met
een begrepen. Zijn volgende roman
„Captain Singleton" is de geschiedenis
van 'n succesvol piraat, die zich ge
lukkig bekeert als hij rijk genoeg is ge
worden. En dan grijpt hij naar 't genre
van de schelmenroman met sociale in
slag: Moll Flandres, Colonel Jack,
Roxana. In zijn Dagboek van 't pest
jaar weet hij zijn publiek nog meer te
boeien. Daniel Defoe staat op 't toppunt
van zijn roem en hij weet Gods uit
verkiezing aan zich voltrokken, hij be
schikt over 'n rijke bibliotheek, hij is
omringd door vrienden en hij schrijft.
Totdat het opduiken van een vroeger
schuldeiser voor een drastische om
mekeer zorgde: in panische angst, dat
hij opnieuw in de gevangenis terecht
zou komen, vluchtte Defoe naar Lon
den, waar hij onderdook in de buurt
waar hij geboren was en zijn jeugd
had doorgebracht. Daar stierf hij op 26
april 1731, 71 jaar oud.
En dit jaar is het tweeëneenhalve
eeuw geleden, dat The Life and sur
prising adventures of Robinson Crusoe
of York" verscheen, waarmee de Gode
welgevallige burger zijn intrede deed
in de wereldliteratuur. Door toedoen
van een duizendkunstenaar, die journa
list was.
BRUSSEL In de Boudewynkazerne te Brussel,
waar het hoofdkwartier van het Belgische leger
is gevestigd, werden enkele „illegale" exemplaren
onderschept van slagzinnen die, onder gesloten
militair omslag, circuleerden onder de stafoffi
cieren. ..Vive Weber, Vive Champion", luidde een
van die slogans. Op zichzelf een vrü onbenullig
incidentje, maar het illustreert de diepe malaise
in de Belgische legerleiding die, zo beweren som
migen, thans gevaarlijk dicht een explosieve
situatie benadert.
Kolonel Weber, ex-militair „raadgever" van de
Katangese Tsjombe, heeft in het openbaar het
taalbeleid gelaakt van de Belgische minister van
Defensie, de Vlaamse christen-democraat P. W.
Segers. Hij moest daarvoor een vermaning
incasseren, maar werd terzijde gesprongen door
kolonel Champion, Belgisch verbindingsofficier
bij de N.A.V.O., die in een Franstalige krant het
beleid van de minister op zijn beurt aanvocht. De
stafchef van het Belgisch leger, luitenant-generaal
Vivario, ontnam bij wijze van sanctie kolonel
Champion zijn N.A.V.O.-functie en legde hem
twee weken arrest op. Dit arrest werd echter
verbroken door generaal Donnay, gebruik makend
van een oude prerogatieve, waarover de oudst in
dienstjaren zijnde opperofficier beschikt. Minister
en stafchef moesten die vernedering ondergaan,
doch de escalatie ging verder met het wegzenden
van kolonel Champion naar Belgische tank
eenheden in West-Duitsland. De smeulende
gezagscrisis was meteen voor iedereen duidelijk
geworden.
Het Belgische leger lijdt aan de ziekte, die heel
België schokt, namelijk de Waals-Vlaamse tegen
stelling. Vlaanderen levex-t zestig procent van alle
Belgische dienstplichtigen, maar slechts veertig
procent van de officieren zijn Vlamingen of
tweetaligen. Bij de majoors, kolonels en generaals
is de wanverhouding nog groter. Ze bereikt er
eenvierde, eenvijfde, eenzesde. De Vlaamse open
bare mening noemt deze toestand, wellicht uniek
in de vrije wereld, onduldbaar. Zij neemt het
niet, dat Vlaamse jongelui worden bevolen dooi
officieren die hun taal niet machtig zijn.
Hetzelfde bezwaar woog tot voor enkele jaren
eveneens op de Belgische diplomatie. Daar kon
het probleem zonder grote moeilijkheden worden
weggewerkt, eensdeels door een versnelde
bevorderingsprocedure voor jonge Nederlands
talige diplomaten, anderdeels dank zij het creëren
van een reeks nieuwe diplomatieke posten in pas
onafhankelijk geworden landen en bij de supra
nationale instellingen. In de militaire carrière
verloopt de bevordering volgens een star schema
en het Belgisch leger is allesbehalve expansief.
Van de beloften van de Belgische ministers van
Defensie kon in de praktijk dan ook weinig
terechtkomen. Berekend weid dat. volgens de
huidige formule, het zal aanlopen tot omstreeks
1986 vooraleer er een redelijk evenwicht wordt
bereikt. En zover reikt zelfs het geduld van de
meest gematigde Vlaming niet.
Hoe is dit tekort aan Vlaamse officieren ie
verklaren? Vanaf zijn ontstaan is het Belgische
leger doordrenkt geweest van een exclusief-Franse
mentaliteit. Wilde een Vlaming zich In dat milieu
doen aanvaarden, dan moest hij zijn eigen taal en
tradities prijsgeven. Generaties lang oefende het
leger op de Vlamingen dus veeleer een afstotende
dan een aantrekkende invloed uit. Van lieverlede
is daarin enige verandering gekomen, en thans
studeren aan de koninklijke militaire school iets
meer Vlamingen dan Franssprekenden.
Men kan de Franstalige officieren individueel
niet aansprakelijk stellen voor de traditionele
eenzijdige gerichtheid van het leger Wel kan men
velen onder hen het verwijt maken, dat zij er in
hun carrière nooit toe gekomen zijn grondig
Nederlands te leren. Zou het. hoe dan ook, billijk
zijn de bevorderingskansen van de Franssprekend!
officieren af le remmen ten gunste van hui
Vlaamse collega's om spoedig tot een redeliji
evenwicht te komen?
Minister Segers wil het op een andere wijzi
beproeven. Hij biedt rond vijfhonderd opper-
officieren de gelegenheid om twee jaar vroegei
met pensioen le gaan. Volgens de minister zouder
drie- tot vierhonderd Franssprekende officieren
zijn aanbod willen aanvaarden. Insiders beweren
daarentegen, dat het een mislukking zal worden,
aangezien de betrokkenen niet slecht hun volledig
pensioen wensen, maar meteen hun volledige
wedde opvorderen tijdens de bewuste twee jaar
De minister zelf was bereid hierop in te gaan.
maar in de kabinetsraad spraken de socialisten
hun veto uit. In de grond zijn ze het eens met
het beleid van de christen-democratische minister,
(maar ze waarschuwen voor een gevaarlijke
precedent: de vakbonden zouden ook wel ver
vroegd pensioen met behoud van de volle wedde
kunnen opeisen om jonge werklozen aan een
betrekking te helpen.
Inmiddels vreet de malaise dieper in de Belgische
Minister van Defensie P. W. Segers.
legerleiding. In Brusselse politieke kringen wordt
geloof gehecht aan hardnekkige geruchten als
zouden een aantal die-hards onder de generaals
en de kolonels komplotteren en spelen met de
gedachte aan een militaire staatsgreep. „Om orde
te scheppen in de Belgische warboel, en een eind
te maken aan de machteloosheid van de beroeps
politici.
Het ls uiteraard onmogelijk deze geruchten op
hun ïuistheid te controleren. In ieder geval
bezondigen zulke officieren zich aan dagdromerij.
Want de contesterende Belgen ook de Walen
zijn heus niet rijp voor een dictatuur. En het leger
zou voor die generaals en kolonels een twijfel
achtig operationeel wapen zijn: zonder de mede
werking van de meerderheid van Vlaamse sol
daten, onderofficieren en jonge officieren kunnen
zij niets uitrichten. i„ van gassfi,
DACCRA Moulana Pashani is 86
en zUn gehele politieke leven lang
(waarvan 28 jaar doorgebracht in de
gevangenis) is hij als steeds recht door
zee: ,Jk ben voor de emancipatie van
diegenen die sterven omdat ze geen
medicijnen hebben, omdat ze geen eten
hebben, de ongeletterden en de men
sen die niets hebben waar ze in moei
lijke tUden op terug kunnen vallen. In
betere tijden hadden onze mensen rijst
voor ontbijt, lunch en avondeten. Nu
eten ze maar eenmaal per dag, en er
zal geen vrede in Pakistan zijn voordat
het voedselprobleem ls opgelost".
Pashani, een vriendelijke man met een
witte baard, maakt de indruk iemand
te zijn die zelden geschipperd heeft,
hij heeft gevoel voor humor en ondanks
de toewijding van studenten en partij
functionarissen die in groten getale
naar zijn bamboehut komen, is hij ook
bijzonder informeel.
Addul Hamid Kahn, zoals hij toen
heette, begon zijn politieke loopbaan
op 10-jarige leeftijd door als goede
moslim tegen de Balkanoorlogen te
protesteren. Toen hy in de 20 was, was
hij korte tijd een terrorist. Hij kwam
bij de congrespartij en verliet deze,
net zoals de moslimliga. Beide, vond
hij, waren in handen van de verkeerde
klasse mensen, mensen die nooit iets
zouden doen om de werkelijke pro
blemen van het land op te lossen. In
1949 vormde hij de Awainiliga, maar
verliet deze zeven jaar later en stichtte
de huidige Awanipartij, dat zowel
socialistisch is als, dank zij Ayoebs
buitenlandse politieke betrekkingen,
erin geslaagd is pro-Peking te zijn.
De grote rol, die de nationale Awani
partij gespeeld heeft in de val van
Ayoeb. was in niet geringe mate ook
te danken aan de tactiek van Pashani.
Hij gaat het land rond en Iaat de
menSen zien, hoe ze, alleen al doordat
ze numeriek de overhand hebben, het
gezag kunnen trotseren zonder gestraft
te worden.
Omdat hij geen respect voor de ge
vestigde orde heeft, is hij de laatste
maanden dichter bij de studenten
komen te staan. Als hij spreekt over
de noodzaak van onderdak, voedsel,
gezondheid en onderwijs, weet iedereen
die deze dingen niet heeft en dat
zijn er hier vele duizenden waar hij
het over heeft. Net zoals de studenten,
twijfelt hij aan wat hij het werk van
de bourgeois-democratie noemt. „Pakis
tan weet wat dit is steeds dezelfde
mensen die tegenover elkaar stonden
en in de regering zaten. Ze hebben
ook de corruptie en Ayoebs basis
democratie gehad en dat werkte ook
al niet. Nu moeten we proberen hoe de
democratie van het volk werkt".
Volgens Pashani moet iedereen een
minimumsalaris van 160 roepia per
maand hebben (ongeveer 90 gulden).
Medicijnen, lager onderwijs en onder
dak moeten gratis zijn voor arbeiders
in de steden. Als directe maatregel
moeten er openbare werken komen
voor de werklozen, om hen zodoende
rijst en ongeveer 40 cent per dag te
geven om de meest noodzakelijke dingen
te kunnen kopen. Dit is de enige basis
w aai op een vreedzame toestand ge
bouwd kan worden, zegt hij. „We
vragen om de basisbenodigdheden voor
een minimumbestaan, en toch noemen
de mensen ons communisten".
Pashani kent geen ideologische stel
lingen en schijnt er zich niet van
bewust te zijn dat hij aan het hoofd
van een boerenopstand staat. Hij
■preekt in eenvoudige bewoordingen
over praJctische zaken, en stelt altijd
voedsel «n onderdak boven stemhokjes
en de mensen altijd boven de politiek*
IAN WRKrtfft