Geen rust in Kerk voor crisis is uitgewerkt Op de kansel zit je buiten de verwaaiing, je kunt beter zien welke bok je schiet Prof dr. Herman Fiolet in jongste boek ZATERDAG 22 FEBRUARI 1969 ROTTERDAM De God-is-dood-crisis mag niet worden onderschat. Zij is voor het christendom een bedreiging en een kans tegelijkertijd. Zij zal al leen overwonnen worden, wanneer men haar in haar uiterste consequen ties verwerkt. Dit is de mening van prof. dr. Herman Fiolet in zijn zojuist verschenen boek Vreemde Verleidng (Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam). „Het is struisvogelpolitiek, aldus Fio let, om zich met 'n aantal geestverwan ten te nestelen in 'n nog rustige hoek van de oase en daar de terugkeer van de oude zekerheden af te wachten. De ze criss is radicaal, omdat zij niet een zoeken naar nieuwe waarheden, naar een nieuw belijden en in nieuwe kerke lijke structuren is, maar een revolutie in het kerk-zijn en het christen-zijn zelf. En er zal geen rust in de kerk komen, voordat zij in al haar gelovi gen de uiterste consequenties van deze revolutie heeft verwerkt". Fiolet laat in zijn boek zien, dat de op gang zijnde revolutie kansen biedt op een herontdekking van de echte bijbel se boodschap. Hij is ervan overtuigd, dat deze boodschap, door de bijbel in een Semitische gedaante gebracht, on der invloed van het Griekse denken tot in de kern is verwrongen. Wat oor spronkelijk als een menselijk-religieu- ze eenheid was, werd door Aristote lische denkers uiteengelegd in natuur en bovennatuur, lichaam en ziel, aar de en hemel, scheidingen, die het chris tendom bijna fataal zijn geworden. Slechts een terugkeer tot de oorspron kelijke boodschap, van haar Griekswijs- gerige aangroeisels ontdaan, zal het christendom uit de impasse, waarin het geraakt is, bevrijden. Dat onze tijd daartoe dwingt is tegelijk een pijnlij ke crisis en een zegen. Joodse synthese Fiolet heeft bij nauwkeurige lezing van heel de Schrift, met name van het Ou de Testament, ontdekt, dat de jood zeer vertrouwd was met wat wij de secularisatiegedachte noemen,zonder daardoor hier gaat het de schrijver uiteindelijk om iets van zijn reli- gieusiteit te verliezen. „De blijvende betekenis van het Oude Testament is, dat de religieuze houding geheel gesi tueerd ligt in de aardse werkelijkheid". Idealen als afsterven aan het lichame lijke, vluchten uit het aardse, leven voor het hiernamaals, kende de gelo vige jood niet. Hij ontmoette God in het leven van alle dag. Hij probeerde Hem te dienen door als mens uit de verf te komen en de wereld bewoon baar te maken. Hij kreeg zijn loon in de vorm van een aan den lijve erva ren geluk. Zoals Adem met God wan delde in het paradijs, zo liep de ge lovige Jood met God op in het leven van alledag. Wat de hedendaagse chri sten zo moeizaam zoekt, religieus zijn midden in de wereld, God dienen in het vervullen van zijn aardse op dracht, was voor de oud-testementi- sche gelovige eten en drinken. Bij hem is de oplossing van onze God-is-dood- problematiek na enig zoeken te vinden. Ook de kerk van de eerste eeuwen was vertrouwd met het seculiere denken. Voor de christenen van het eerste uur was de mens Jezus Christus, in wie Gods goedheid in mensengedaante ver scheen, de oorzaak en het doel, het be gin en het einde van de schepping. Hun geloof in Hem gaf hun een nieu we visie op hun bestaan, op heel de schepping en haar geschiedenis. Het maakte de wereld voor hen transpa rant. Zij hoefden de wereld niet te ver laten, zij hoefden alleen de wereld van binnenuit te doorlichten en haar steeds meer onder invloed van Christus te brengen. Zoals Christus in zijn mense lijk bestaan zijn goddelijk leven had beleefd door te eten, te drinken en te slapen, door goed te zijn voor de mensen en de lasten van het bestaan te dragen zo moest de christen zijn leven van alle dag geleven als een sa menzijn met God. Breuk Deze synthese van profaan en reli gieus leven is door de invasie van het Griekse denken in het christendom grondig verstoord. „Heel dit (Griekse) denken", aldus Fiolet, „wordt be heerst door een oppositie van stof en geest, van /lichaam en ziel, van de we reld van de zintuigelijke ervaring en de wereld van het denken, en, christe lijk doorgedacht, van natuur en bo vennatuur, van menselijke vrijheid en genade, van schepping en verbond, van algemene en bijzondere openbaring". De Grieks-christelijke denkers zijn er de schuld van, dat God als een vreem- OUDE KADERS VERDUISTEREN DE BIJBELSE BOODSCHAP de werkelijkheid boven en buiten de ze wereld kwam te staan, dat hij ge- localiseerd werd in de hemel, dat zijn dienst gezien werd als een verachting van het aardse en het eeuwige geluk in de hemel als het eigenlijke bestaan', waarvoor de aardse balling zich in dit tranendal verdriet en ellende moest ge troosten. Wat aanvankelijk een religieus door dachte eenheid vormde, viel uiteen in twee segmenten, een werelds en een religieus segment. De God, die het christendom aan 't Griekse denken ont leende, is ten dode opgeschreven. Hij is als het er op aankomt een afgod, die het in een primitieve cultuur nog wel kan uithouden maar die in een ontwikkelde werel steeds meer ter rein verliest .„Radicaler dan de gods mannen van het Oude Testament" al dus Fiolet, „heeft in onze tijd het atheïsme de afgodshoogten van de christenen gesloopt. De kerk als bank voor aardse bedrijfs-, ongevallen- en levensverzekeringen is failliet. Haastig heeft de ongelovige mens achter de christenen aangelopen om alle plaat sen, waar dezen God nog in onze we reld meenden te kunnen aanwijzen, te ontmaskeren als gebrek aan weten schappelijke kennis, tekort aan tech niek, falen van maatschappelijke orde- Dit proces is niet tegen te houden. De doorbraak van het nieuwe mens- en wereldbeeld dwingt ons het ten einde toe te volgen. Wie dit beeld in zich op neemt, moet wel „atheïstisch" worden bij een confrontatie met de God, die het Grieks-christelijke denken zich ge schapen heeft. Dit brengt hem in een radicale crisis. Tegelijk echter geeft het hem de kans om de echte God van de bijbel opnieuw te ontdekken: de God van het Verbond, die het menselijk be staan binnentreedt, dit van binnenuit doorlicht, zich in dit bestaan laat ont moeten en zich alleen de eredienst van het authentiek mens-zijn laat be wijzen. Levende God Door de God-is-dood-crisis heen terug naar het getuigenis van de bijbel: zie daar de kern van Fiolets jongste boek. Hij zegt het tot alle christenen, onge acht de Kerk waartoe ze behoren: in 't licht van de God-is-dood-crisis zijn de kerkscheidingen nauwelijks nog van enig belang. Hij laat aan de hand van 't Oude en Nieuwe Testament zien, wat de bijbel te zeggen heeft over schep ping en verbond, over zonde en verlos sing, over verrijzenis en eindvoltooiing. Hij neemt de lezer mee in 'n moeizaam denkproces, dat alle aangroeisels van van het Grieks-dualistischedenken van deze leerstukken af probeert te krabben. Schepping is dan niet een daad van God die aan het Verbond voorafgaat maar een in de geschiede nis voortgezette daad die met het Ver bond samenvalt. Zonderval is de on trouw aan 't Verbond, waaraan alle mensen zich indivdiueel en collectief vanaf 't eerste begin schuldig maken. Verlossing is de geleidelijke bevrijding van al het geschapene uit de frustra tie, die de mens door zijn ontrouw ver oorzaakt. En de eindvoltooiing is de bekroning van de geschiedenis der mensheid, die na veel vallen en opstaan na moeizaam pogen en mislukken en weer pogen en mislukken en weer po gen, tenslotte door Christus in God zijn oorspronkelijke eenheid terugvindt. Wie Fiolet op deze weg die we hier alleen schetsmatig kunnen aangeven volgt, krijgt gaandeweg een verrassen de kijk op grote problemen, die het nieuwe mens- en wereldbeeld aan de clfristeri Stelt:'op de menselijke arbeid, op gebed en cultus, op de onsterfelijk heid. Met name wat hij over dit laat ste geheim van ons geloof zegt, is in hoge mate bevrijdend en boeiend. Vol gens Fiolet reikt de verbondstrouw van God over de grens van de biologische dood heen. Wie zich aan Christus over geeft, wie probeert in navolging van Christus een authentiek mens te zijn, blijft leven ook al is hij biologisch ge storven. En wie biologisch leeft maar fundamenteel ontrouw is aan het ver bond, is als mens reeds gestorven. De bijbel noemt hem „levend dood". Dr. Herman Fiolet, studiesecretaris van de Willibrordvereniging Rijk boek Het is onmogelijk alle facetten van dit rijke boek in een bespreking te laten schitteren. Volstaan wij met aan te ge ven, wat wij als zijn bijzondere ver dienste beschouwen. Fiolet weet waar te maken, dat de God van de bijbel leeft, ook en heel speciaal voor hem, xie voor hem, die door de God-is-dood- crisis heen is gegaan. Hij laat duidelijk zien, dat die God niet een mysterieus substraat is van de kosmos zoals door oppervlakkige nieuwlichters wel eens wordt gesuggereerd maar een Persoon, *n Ander, 'n Iemand die een verbond met ons sluit, die als God-met ons in ons midden is komen wonen, het levende tegenover van ons geloof, onze liefde en onze hoop. Deze volop per soonlijke God ontmoeten we niet buiten1 de wereld ên buiten het leven maar in het hart van ons menselijk bestaan. En zo wordt het voor een christen mo gelijk tegelijk volop seculier en volop godsdienstig te zijn: het een ligt be sloten in het ander. Fiolet ontleent deze gedachte voor een groot deel aan Teilhard de Chardin, hoewel hij op onderdelen van diens geesteskind 'n niet zuinige kritiek uit oefent. Deze denker heeft bij alle fou ten, die hij in zijn enthousiasme maak te, aan het christendom zijn oorspron kelijke waarde als religieuze bestaans verheldering hergeven, speciaal voor de men» van deze tijd. Misschien komt dit nergens treffender tot uiting dan in het gebed dat hij in 1918 bad als pries terbrancardier aan het front en dat door Fiolet geciteerd wordt O Heer, daar ik, uw priester, vandaag geen brood, geen wijn en geen altaar heb, strek ik mijn handen uit over ge heel de wereld en neem haar onmete- lelijke grootheid tot materie van mijn offer. Die onmetelijke kring der din gen, is hij niet de definitieve hostie, die Gij wilt omvormen? Die bruisen de smeltkroes, waarin de activiteit van alle levende en kosmische wezens ziedt en versmelt, is zij niet de smar telijke beker, die Gij wilt heiligen? Dat dus vandaag en morgen en immer, zo lang die omvorming niet voltooid is, het goddelijk woord herhaald moge wordenr dit is Mijn lichaam". dr. Alfred van de Wetje*. Regisseur-acteur-jager Jan Teulings: ARNHEM Jan Teulings zou in z(jn paspoort met een gerust geweten drie beroepen kunnen (laten) neerschrijven: acteur, regisseur, jager. Want alle drie bezigheden oefent hij uit met dezelfde rust en dezelfde hartstocht. Als acteur is hij vooral bij de t.v.-kijkers (Ne derlandse en Belgische) bekend als commissaris Maigret, als regisseur is hij momenteel druk doende bij de toneelgroep Theater, als jager probeert hij zich een dag per week vrij te maken om zich met jachthond en jachtgeweer te recreëren in een 1600 hectare groot bos bij Garderen op de Veluwe. Drie kamers Bij de regie van ..Little Boxes", in het repetitielokaal van „Theater" in de Arnhemse Rijnstraat, heeft Jan Teulings zijn colbert uitgetrokken. Hij bestudeert het manuscript, ge- ■apend met een halve bril a la premier De Jong. „Een hels moeilijke regie, omdat het stuk speelt In drie kamers, eigenlijk twee met een keuken. Twee kamers met een gang ertussen en de keuken op de tweede verdieping. Moeilijk om dat allemaal in de hand te houden i alles op elkaar te laten aan sluiten". Zijn regieaanwijzingen, hij is nog met de ineenzetting bezig (het woord mise-en-scène vermijdt hij angstvallig), zijn rustig en bedaard. Af en toe geeft hij zelf al spelend een m aanwijzing. Zijn assistent Jan Jan leulings in net Speulder- en Spriei derbos, met aan de voeten i'n jachthond noteert gaan en staan van de Tjoepela. spelers nauwgezet op een plat- tegrondje; voor elke pagina tekst één. „Het tweede deel van „Little Boxes" als voor lopige vertaling heb ik ge kozen: Blijf zitten waar je zit gaat over twee lesbische meisjes, die samen op een flat wonen. Op een gegeven dag komen beide ouderparen op bezoek en de meisjes stellen alles in het werk om hun relatie te verbergen. Ze duiken een café in en slaan een wer- een heel tragisch stuk, ondanks gaat Jan Teulings in zijn super- keloze acteur aan de haak die alle komische noten die erin snelle Caravelle over de Veluwe dat bewuste weekend moet op- zitten" Van Arnhem naar Garderen. treden als de verloofde van een Daar ligt z.jn 1600 hec- van hen. Dat geeft natuurlijk UltSteltende dekking tare groot jachtterrein dat allerlei complicaties. Eigenlijk Als de repetitie is afgelopen hij met negen andere jagers Jan Teulings tijdens de regie van „Little Boxes" bij de Toneelgroep Theater in Arnhem. Op de achtergrond vJ.n.r. Josephine van Gas teren, Sjoukje Hooymaayer, Fenneken Fockema Andreae en Trees van der Donk. gepacht heeft van Staatsbos beheer. Zij jagen op grof wild (herten, reeën en varkens) en klein wild (hazen, konijnen, korhanen, patrijzen en fazan ten). ,.Maar met de jacht cip kleinwild gaat het de laatste tijd niet zo best; het bos groeit dicht en de dieren krijgen dus een uitstekende dekking". Een maand geleden heeft Jan Teulings zijn eerste hert ge schoten. Met gepaste trots laat hij de hoektanden van het dier zien. „Leuke dingen voor man chetknopen of iets dergelijks". Ziin jachtopzichter komt hem vertellen dat hij ergens een roedel herten weet te staan, van welke er nodig een paar moeten worden afgeschoten. „Nee" zegt Jan Teuljngs, „vandaag niet. Ik ben te moe en niet zeker van mijn schot. En om nou een dier ziek te schieten, daar voel ik niets voor. Tenslotte werk je met kogels en dan neem je De jager gaat als hij maar even kans ziet naar zijn jachtterrein. ,.Ik heb er mijn hond zitten en er staat ook een caravan, waar ik. als het te druk is in de jachthut, kan overnachten". Dat moet ook wel, want in het seizoen moet de jager er al om vijf uur 's morgens uit. Dan gaan we de hoogzit of de kansels in, omdat je vandaar- uit selectief kunt schieten. En je zit buiten de verwaaiing, je kunt beter gadeslaan welke bok je schiet". Zijn liefhebberij kost Jan Teulings zo ongeveer 1500 tot 1800 gulden per jaar. „Dat is dan de pacht, het salaris van de Jachtopziener, je kogels of hagel enzovoorts. We krijgen er een deel van terug doordat we het wild verkopen aan een poe lier in Apeldoorn". Jan Teulings is buiten dit alles ook nog huisvader. „Ik heb een heerlijk huis in Amstelveen, tegen de rand van het Amster damse Bos En alles wat déar zit: hazen, konijnen enzovoorts komt vooral in de winter mijn tuin in. Maar dóórop mag je natuurlijk niet schieten. LEO VANDERMDBï,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 13