„KAAL MET EEN KUIFJE" JOHANNA BOTTEMA VOORBIJE TIJD! „MET HET POTLOOD IN DE HAND GEBOREN' Fabelachtige routine opgedaan in dierentuinen en op boerderijen ZATERDAG 22 FEBRUARI IMP Nederlands bekendste dier- tekenares Onder vrolijk hondegeblaf van de levenslustige dwergpoedel worden we in het decoratieve, glasrijke huis van het echtpaar Schwarzschild-Bottema door de vrouw des huizes verwelkomd. Met Johanna Bottema - de onder haar meisjesnaam bekende tekenares- schilderes-illustratrice - genieten wij van het wijde uitzicht over de natuurschone omgeving rond de Sloterplas. De schilderes Johanna Botte ma in haar Amsterdamse ate lier aan 't werk aan een meis jesportret. Als wij in haar boordevolle atelier met bewondering kijken naar haar subtiele penseeltekeningen, wekken verscheidene van deze scheppingen de indruk in slechts weinige minu ten meteen r&ék op papier te zijn gezet. Johanna Bottema, die zich vooral in dierentekeningen en por tretten specialiseerde, k&n in luttele ogenblikken zo'n fijngevoelige teke ning maken. Laten wij daaruit echter niet concluderen dat haar succes zon der moeite wordt verkregen, dat haar werk zo gemakkelijk zou zijn: on telbare uren van studie gingen eraan vooraf vöór deze dierenliefhebster haar kunst zo perfect leerde be heersen. Uren die nóg altijd blijge- moed worden aangevuld, want uitge studeerd raakt onze gastvrouw KRITISCHE VADER Johanna Bottema, wier wieg in Laren stond maar die in Katwijk opgroeide, werd als het ware met het potlood in de hand geboren. Haar vader is immers de bekende illu strator-schilder Tjeerd Bottema. „Ik heb er nooit over gepuzzeld in welke richting ik fnijn opleiding moest zoeken", verklaart mevrouw Bottema, die op de lagere school al veel tekentalent toonde en die op 15-jarige leeftijd al regelmatig in de Wassenaarse en de Haagse dieren tuin haar studie-objecten vond. Na de mulo ging ze naar de academie voor beeldende kunsten in Den Haag. Na het examen m.o.-tekenen volg de ze nog enkele schilder- en beeld houwlessen op de academie. „Ik kreeg op de academie mijn opleiding, maar ik heb toch ook heel veel van mijn vader geleerd, zoals het illustreren", vertelt onze gast vrouw. „Mijn vader nog steeds zeer actief was altyd erg kritisch. Hij vond mijn werk niet zo gauw mooi. Als kind meende ik wel eens dat ik zóiets prachtigs had gemaakt dat er beslist een lijstje omheen moest. Al les wat ik van hem te horen kreeg was: het is wel aardig." VOORSTUDIES Na haar academiejaren ging Jo hanna met een map vol tekeningen naar verschillende uitgevers en kreeg meteen opdrachten voor illustraties. Ze was 20 jaar toen zij met het il lustreren van kinder- en schoolboeken begon. Vele verhalen heeft zij met haar dierentekeningen verlevendigd, vele kinderen heeft zij op dez,e wijze met dieren laten kennismaken en voor dieren ingenomen. Het was in een tijd dat een tekening goed, exact, dui delijk moest zijn. Dat dwingt tot heel veel voorstudies, tot het volkomen beheersen van de materie: het men selijke figuur, de dieren, het per spectief-tekenen. De moderne teken stijl, met soms gedeformeerde figu ren, ligt haar niet. Uit ervaring weet onze gastvrouw dat kinderen „ouder wetse" plaatjes meestal leuker en vertrouwder vinden. „Opmerkingen van kinderen zijn heel interessant, vooral omdat zij op volkomen andere dingen letten dan wij", vindt mevrouw Bottema, wier man (apotheker) bijzonder geinteres- seerd .is in haar werk. „Kinderen kijken met een verrassende scherp te.." Om exact te kunnen tekenen „fotografisch" is heus niet nodig heeft Johanna uren en uren doorge bracht in dierentuinen, want vooral de dieren boeiden haar; dat is in haar werk terug te vinden! Toen zij na 1945 naar Amsterdam verhuisde verlegde zij haar studieterrein naar Artis, maar ook tekende zü wel die ren op boerderyen of haar eigen poes en later haar poedel voor het door haar geïllustreerde boekje „Op de boerderij" bracht zij vele dagen door op verschillende Friese boerderijen om toch vooral authen- thiek te kunnen tekenen. Wie veel naar de natuur tekent kan dat ten slotte uit zijn hoofd, zodat Johanna Bottema nu in haar atelier haar opdrachten kan uitwer ken. Niettemin heeft onze gastvrouw nog altijd een doorlopende kaart voor Artis. Zij doet niets liever dan dèór tekenen, al moet dat soms in groot gedrang geschieden. Opmerkingen als „Die juffrouw komt vast voor subsidie in aanmerking" laat zij maar langs zich heen gaan... Aanvankelijk trok mevrouw Bot tema vooral met haar schetsboeken naar de dierentuin, uitsluitend dus om de dierfiguren beter te leren be heersen. Langzamerhand is zij ander materiaal gaan zoeken en vond zij de „penseeltekeningen", welke zij met penseel en waterverf op papier zet en die zij geen aquarellen zou willen noemen. Met een door haar zelf ontworpen en .op het blad van een chocolade-verkoopster uit de bioscoop geinspireerd tekenbord om haar hals loopt Johanna Bottema de dieren ach terna en langs hun kooien. ZELFKRITIEK Wat gaat er-een papier doorheen! Uiteraard bewéégt een dier; staat er één streepje op het papier, dan is het dier soms al weer verdwenen en moet een nieuw velletje worden gepakt. Vooral omdat Johanna Bottema van jonge dieren houdt gebeurt dat nogal eens. Krijgt zij opdracht een hond. een poes. een paard te tekenen, dan is dèt dier enige tijd haar studie- De levensechtheid van de dierfiguren heeft Johanna Bot- tema's boek ,J)e boerderij" tot één der beroemdste kinderboe ken gemaakt. Oneindig veel studie heeft Johanna Bottema gemaakt. De mappen in haar atelier zijn vol met tekeningen. Toch is dat nog maar een klein ge deelte van al haar werk. Zeer veel ging de prullenmand in:zij is bijzon der kritisch. Achter haar bureau ge zeten selecteert zy en stapels teke ningen verdwenen. OOK PORTRETTEN „Voor portretten staan de mensen echt niet in de rij, maar toch heb ik er regelmatig werk mee', vertelt de kunstenares, terwijl wij de door haar geschilderde portretten van haar ouders bewonderen. „Kinderen zijn enig, maar moeilijker dan vol wassenen om te schilderen. Het leuke bij kipderen is dat zij helemaal niet poseren; tegelijk is dat juist erg moeilijk. Ik werk altijd met een zeer positieve tekening erbij, waarvan ik praktisch nooit meer afwijk. Meestal lukt een portret in vier zittingen; als ik de mensen ken soms in drie. Is iemand me helemaal vreemd, dan ga ik eerst eens wat praten en een dag lang krabbels maken vóór ik een definitieve tekening opzet." BASISCOLLECTIE Langzamerhand heeft onze gast vrouw ondanks de prullenmand een basiscolectie, welke zij af en toe aanvult en waaruit zij ook verkoopt. Uit die basiscollectie stelt zy haar one-(wo)man-exposties samen, welke zij o.a. in Amsterdam, Den Haag, Laren en Hengelo hield. Onlangs ex poseerde zy zelfs een maand ln Parys In de Galerie Louise Eskens. Me vrouw Bottema maakt voor haar ex posities een selectie uit haar werk van jaren en kiest by voorkeur niet de meest recente studies, waarvan zy nog onvoldoende afstand heeft genomen. Zy zoekt een aantal werk stukken byeen dat een mooi afge rond geheel vormt. In haar atelier heeft zij juist zo'n geheel bijeengebracht; we krijgen een ware vernissage: schatige vogeltjes, frêle hertjes, pittige paarden. Maar deze kunstenares beheerst met even veel „gemak" katachtige tygers, vervaarlijke leeuwen, varkens, koelen en eenden. Alle dieren krijgen bij haar Het spreekt vanzelf dat Johanna Bottema tijdens haar exposities ook werkstukken verkoopt. De prijs be paalt zij zelf; zij probeert die in het redelijke te houden, al is zy er wel van overtuigd dat zy die eenmaal vastgestelde prys ook echt voor haar werk moet hebben. Het maakt voor haar geen enkel verschil dat zy niet om den brode werkt: onder de markt werken doet zij niet. Wil zy iets ca deau geven, dan doet zy dat even wel zonder aarzelen! ONVERMOEID Typerend voor onze sympathieke gastvrouw is haar opmerking dat zy er zich niet aan kan storen of haar werk vermoeiend is en stóórt zich er dan ook niet aan! zy werkt hard omdat zy dat graag doet, niet om dat het móet. Zulke mensen zijn dik- wyis de ijverigste werkers! Met ge voelig penseel zal zy biyven door werken, een open oog vragend voor de vreugde en de schoonheid van al wat leeft! MONIQUE FLOOR band springen of onfatsoenlijk voorkomen, maar verantwoord en met bezieling vervaardigd. Iedere tijd heeft haar eigen mode en de kapper moet dan als een waar psycholoog optreden en ad viseren tussen oudere en jongere generatie." Het kappersvak, met name het herenvak heeft vele jaren in de verdrukking gezeten. Daar zijn een aantal redenen voor aan te wijzen, maar wellicht is het ook zo dat de herenkapper de hand in eigen boezem moet steken. Alle tech nische vooruitgang ten spijt berust zijn vak nog steeds op handwerk. Het gereedschap mag dan met tondeuse, föhn en droogkap enige uitbreiding hebben ondergaan, de elektrische, geheel auto matische „zelfknipper" verscheen tot op heden niet op de markt en zal er wel nooit verschijnen ook! Wel beweegt het herenvak zich meer en meer op het artistieke vlak en het is sterk modisch geworden. De „recht-toe-recht-aan"- knippers die om den brode in de kortst mogelijke tijd zoveel mogelijk heren van het overtollige haar afhelpen, gaan tot een uitstervend ras be horen. De man die thans een kapsalon betreedt stelt eisen aan het haar en dus aan de coiffeur die, om hieraan tegemoet te komen, zijn vak tot in de puntjes moet beheersen. Een 'vakverstaander' zal zijn tarieven hiernaar kunnen richten en zijn cliënten zullen dit volledig accepteren, omdat zij weten, indachtig een oud gezegde, dat ze „waar krijgen voor hun geld". Deze en vele andere zaken in het herenvak liggen het bestuur van de Ned. Kath. Kapperspatroonsbond, afd. Leiden zeer na aan het hart. In het bijzonder de voor zitter de heer Ernest Langezaal kan er uren lang over praten. Vooral de salariëring is volgens hem lang niet zoals ze zijn moet. De heer Langezaal: „De prijzen bij de herenkappers liggen veelal te laag, ook het kindertarief.Neem nu eens die kapperszaak waar de bediende in een uur tyds drie volwassenen knipte tegen zyn patroon drie kinderen. Is het niet gek dat die bediende in één uur meer ver diende dan zijn baas terwyi de arbeidsprestatie in t i j d hetzelfde was..." „Trouwens de herenkappers hebben zélf veelal te lage prijzen berekend en daardoor is het publiek nooit ge wend geweest hem naar behoren te honoreren." Er zijn vele zaken die Ernest Langezaal van 't hart moeten: „De'lange werktijden, vaak de klok rond... niet alle uren is de salon bezet! Er is aan gewerkt om dc zgn. „stille uurtjes" op te vangen, men heeft de af- sp'raakmethode gepropageerd. Maar ook het maken van afspraken heeft deze onrendabiliteit niet verdreven. Sinds 1961 zijn er in Nederland zo'n kleine honderd herenkapperszaken pér jaar verdwenen. Ook in Leiden. „Ja, waren er niet teveel?" vraagt Ernest Langezaal zich nu af. Hij antwoordt zichzelf: „Ik geloof dat het een gezonde sanering is. Ik zie het nu weer niet zo somber in dat er straks geen herenkappers meer zullen zijn. Na elf jaar ervaring in het afdelingswerk blijkt dat de herenkapper die niet aktief deelneemt aan het afdelingswerk en de technische clubs snel achterloopt. Deze „eenling-eilandbewoner" zal er op een gegeven moment mee moeten stoppen..." De technische clubs ln het dames- en herenvak trai nen iedere veertien dagen in de grote zaal van het Verenigingsgebouw te Oegstgeest. Een trainingscursus die dit seizoen geheel is volgeboekt. De afdeling Leiden van de Ned. Kappers Patr. Bond telt 78 leden die af komstig zyn uit maar liefst een dertigtal gemeenten uit de omgeving. „Om by te biy'ven in het vak" komt men vaak van heinde en verre naar Oegstgeest. Het Verenigingsgebouw is ideaal om er rustig en in een •riendelijke sfeer te kunnen „modelleren". Met grote belangstelling ziet men daar enkele tien- allen kappers!sters) óók eikaars verrichtingen gade- daan. De afdeLing Leiden is lid van Technisch Artis tieke Sectie van de landelijke Bond. Vorig jaar is men toegetreden tot de T.A.S. welke haar leden voorziet van voortreffeiyke dokumentatie op vaktechnisch en laarmodegebied. Xydens zo'n trainingsavond troffen wy de sekretaris le heer J. C. M. Duyndam (Noordwyk) aan. Hij was van mening dat een goede kapper tegen woordig een echte kunstenaar is en maakte een ver- 'eiyking met beeldhouwen „alleen met dit verschil dat en beeldhouwer iets vervaardigd dat biyvend is. Wat le kapper ontwerpt is niet van blyvende aard. „Even knippen," constateert Duyndam, „hoort nen nog zelden in de salon. Termen welke men hans bezigt zijn 'even bijwerken', 'fatsoeneren', modelleren'. Ik vind dat de dames- en heren kapper een opvoedende taak hebben voor de ouderen om begrip te kweken voor de haardracht van de jeugd! Kapsels mogen niet erg uit de Ook Duyndam heeft zyn mening over de tarieven: „Een kapper met een matig tot zeer matig vakman schap kan niet zoveel in rekening brengen als hij die met regelmaat de vaktechnieken bijhoudt en uitdraagt. In het algemeen kun je stellen dat de laatste jaren de kapper heel anders bekeken wordt dan in het verleden en dat we gelukkig niet meer onder de reinigingsdienst gerangschikt worden." Duyndam konstateerde onze verbazing. „Ja, zoals u weet trad de kapper in de gryze oudheid ook op als chirurgijn, als een halve dokter of noem het kwak zalver. Daar zy'n eeuwen mee heengegaan maar wel licht weet de oudere generatie onder ons zich nog te herinneren dat het kappervak werd gerangschikt onder „reinigingsdienst". Je kunt wel nagaan hoe ze toen over een „kapper" dachten. Het is toch alleszins redeiyk dat een kapper een ambachtsman is. Ja en dan moet hij natuurlijk wel verder kyken dan zijn neus lang is en niet staan te werken als een menseiyke automaat- die tussen vier muren zyn indertyd verworven techniek staat te smoren!" De trainer van de technische club afd. herenvak is de heer P. Kruizlnga, eigenaar van een aantal kap salons in Amsterdam. Hij is van mening dat er een tariefcorrectie moet komen „maar dan moet de kapper er tegenover stellen dat zijn werk aan de eisen voldoet." De laatste tien k vijftien jaar is er in het herenvak sprake van een modische ontwikkeling. De tijd van „kaal met een kuifje" is voorby! Dat moet de kapper leren inzien en dat hij daar oog voor heeft bewijst wel de grote deelname aan de technische clubs zoals wij dit hier ervaren. De kapper moet leren zijn bezoeker in een redelijke tijd goed te behandelen! In de aanvang van de training zijn er altyd wel die goed vakwerk leveren maar er te lang over doen. Het is zaak de tyd tot normale proporties terug te brengen en toch hetzelfde werk te biyven leveren anders zou men in dit vak geen boterham kunnen verdienen..." Zo spant de N.K.K.B., afd. Leiden zich in haar leden op een hoog peil te brengen wat het kappersvak be treft. Naast de technische clubs doet zij dit door het organiseren van excursies en ontmoetingsavonden waar ook maatschappeiyke problemen de volle belangstel ling krijgen. Een van de hoogtepunten van het afde lingswerk is de „jaarviering" waarop de voorzitter de heer Langezaal de „jaarrede" spreekt, doorspekt met talrijke behartenswaardige opmerkingen. De belang stelling voor dit kappersgebeuren is byzonder groot, het is een waar feest! „Tevredenheid" en „medemenselijkheid" zijn woorden waar het bestuur een diepe inhoud aan toekent. Het is een samen met elkaar „optrek ken" en niet van „elkaar vliegen afvangen", zoals het vaak het geval is elders in het land. Het „mens zijn voor elkaar" achte het Leidae afdelingsbestuur het allerbelangrijkste. A. KOOH

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 11