lODE ROZEN VAN ÏERT EN HERMIEN (OSTEN18 UUR VERK PER DAG groeit met „zo maar" „wie niet in mijn rozentuin wil, moet er maar buiten blijven, wandelaars genoeg" De chauffeur van de bus, die met anderhalve man en een paardekop achter zich over dev weg van Enschede naar Usselo hobbelt door <Je grijze wintermorgen, kent geen meneer Timmermans in Usselo. „Nee meneer, ik ken daar eigenlijk nie mand, ik weet niet waar die woont". Hij laat zich inhalen door een rap bestelwagentje op tl'e lange, lange weg; dan heldert er iets op in zijn luoofd en hij zegt: „O, meneer bedoelt Gert en Herrnien?" Tien minuten later laat hij de bus voor meneer stranden bij een wit huis met een menigte spenen beelden eromheen. Op de gevel staat „Can Am- pèr"; aan de andere kant van de weg klimt ver achter onafzienbare velden een rode winterzon door de morgen omhoog. Een paar honderd meter verderop kleumt Usselo grijsbevroren. Er is gwen hond op straat, want wie zoekt er op een winter ochtend om tien uur iets in Usselo In het herbergje, waar vroege handels reizigers zich met een kop koffie ver zoenen met de nieuwe dag klinkt het rinkelen van borden en bestekken uil een achterzaaltje. „Vijf bruiloften in een paar dagen meneer", zegt de kastelein, „het is hier niet zo stil als het lijkt". Of de beroemde dorps genoot leven in de brouwerij brengt.' De kastelein kijkt door het raam mei een gezicht van iemand die veel weet. maar niets los wil laten. „Het gaat wel", zegt hij dan. „Als hij dat avondje nou maar eens gaf hè? Het is hier zo. dat de mensen fijn onder elkaar leven meneer. Wie hier komt is welkom. Het is hier goed wonen. Maar hij heeft dat avondje nog niet gegeven en als hij dat nou maar doet, is alles koek en ei. Een rustige man meneer. Je merkt het niet eens, dat-ie er is. Maar dat avondje, dat zit de mensen dwars hé. En nou heeft-ie vorige ma-and wei een avondje gegeven voor de nieuwe zaak in Almelo, maar hier nog niet. Als hij het nou maar doet is alles in orde". Hij kijkt weer door het raam. De „toppers-smidse" „Con Ampèr" is nog koud, wantt. de olie is op en de slaap om vier, uur in de ochtend pas begonnen regeert nog: in de grote kamer kruipt kleutei Gertje met zijn brandweerauto over de blauwe vloer en 'beduidt ons dat de batterij op is, maar met handkracht gaat het ook. Hier is het dus: de smidse van de muurvaste toppers, maar het vuur is nog uit. In het midden van de kamer een vleugel als een notehouten aambeeld en een kaartje met „Sekrc- tai'at Heintje" erop en dat is het al lerlaatste wat je hier verwachten zou. er liggen vellen muziekpapier inder haast bekrabbeld met een inval en op een papiertje zwerft een getypt tekstje: belangstelling voor de brandweerauto en dendert naar boven. De man die beneden komt, lijkt de arme tweelingbroer van de keurige man op de televisie, de zwarte haren steil omhoog, kousevoeten, een lichtblauw overhemd als een vlag over de broek- rand. Hij is zijn schoenen kwijt. „Hallo. Ik ben Gert Timmerman. Zeg maar Gert". Hij pikt zijn colbertje ergens van een stoelleuning. Voor hem mag de dag beginnen, hij heeft de vaart weer te pakken. Voor Herrnien hoeft het al lemaal nog niet. Ze heeft trouwens de dag al geproefd: om acht uur. toen ze dochtertje Sandra naar school ge holpen had. „Je hebt tóch al zo weinig tijd voor de kinderen", ver klaart ze, terwijl ze een beschuit in partjes snijdt voor Gertje. Senioi neemt zijn eerste hap met chocolade vlokken. Dan gaat de telefoon. Hij meldt zich met enige terughouding, je weet nooit welke gek aan de andere kant zit en dit is ook nog een beetje home sweet home. Aan de andere kant zit een krant. Zijn bordje wegschui vend verklaart hij, dat alles „lekker" gaat en dat Wilmaatje zeker in de show komt. Op de televisie. „Die omkoperij van de arbeidsinspectie? Flauwekul" De man aa i de andere kant is tevre den. Nog voor de tweede hap hagel „De rozen bloeien niet voor niets. Laat het allemaal lekker aantikken, je bent van je publiek. Ze kijken naar je. Elk ogenblik. Ze kletsen over je. En dan denk je soms: „Laat maar, het is wel best, klets maar". Hoe ik het verder vind om bekend te zün? Hardstikke lekker. Ik vind het leuk, dat ik in Rotterdam herkend wordt en In Groningen en noem maar op. En een artiest, die zegt, dat hij het niet leuk vindt, die liegt dat-ie barst. De televisiekritieken, die niet altijd even leuk zijn, nemen hem dat lekkere gevoel niet af. Zo'n man schrijft wat hij er persoonlijk van denkt. Dat is alles. Zün buurman denkt er anders over. En zijn buurvrouw ook. Wie niet in zijn rozentuin wil. moet het zelf weten. Wandelaars genoeg". gaat de telefoon opnieuw. „Jawohi, hier Timmerman Holland. Sie haben kein Klavier?" „Ach wir bringen ein Organist aus Holland mit. Wir haben das noch nie gemacht, aber er wird schön stimmen. In Ordnung. Am Montag. Jawohi. Grüsze". En weer gaat de telefoon. De thee wordt koud en het meisje Helen ruimt de boel maar vast af. Mét het sneetje vlokken, waai pas één hap uit is. Op hetzelfde moment gaat de bel Geestelijk lied is „in" Aan de deur iemand, die zegt, dat hij meneer Timmerman nog wel kent van vroeger en of hij meneer onder vier ogen mag spreken. Dat kan: in de keuken dan maar. En dan aan de deur twee jongelui, waarvan alleen dp hemel weet wat ze willen. Ze willen zingen, zeggen ze tegen het meisje. Vanuit de keuken beduidt Gert Tim merman: „Afpoeieren, een ander keer tje, maar dan netjes tevoren vragen. Je kunt er wel gek van worden als je wilt". Herrnien kent dat: „Zo gaat het elke dag. Rust? Eigenlijk nooit. Tijd voor onszelf? 's Zondags. De zondag is voor ons, dan komt er niemand in. Maar dan is het toch kijkdag met automobilisten, die hier voorbijrijden en naar binnen loeren zo van: „Zie je wel, daar woont-ie nou". Heel af en toe zou ze er wel vanaf willen wezen. Van de show en van de liedjes en van het volk aan de deur. Tijd hebben voor zichzelf en voor de kinderen, maar de roem verplicht en het heeft ook wel zijn mooie kanten. Gert komt met zijn bezoeker de kamer binnen. Een oude schoolkennis van vroeger, die het in het geestelijke lied wil zoeken. Het geestelijk repertoire is „in" en de kennis heeft een goede stem. Hij kan wel eens komen voor zingen. Natuurlijk. Wannéér? Herrnien, wanneer zijn we thuis? Dan en dan, rekent Herrnien uit. Die dag ligt ver weg. „Afgesproken dan en tot ziens". En dan vindt de heer des huizes tijd om zijn schoenen aan te trekken". Zoeken naar talent „Zo gaat het hier nou eenmaal", zegt hij, „elke dag is er wel wat. Komen ze bij me en zeggen: „Meneer Timmer man, ik wil zingen" en dan denk ik: „Jongen als je wist wat je begon, dan ging je nou meteen rechtsomkeert, maar goed, je wil wel eens iets horen en dan moet je wéér zeggen, dat het niks is. Dat is het rotste wat er bestaat tegen de mensen zeggen, dat het niks is. Daar heb ik zelf pijn van. Dat hoef je niet te geloven, maar het is zo. Ik blijf zoeken naar talent, vooral in de provincie, maar lollig is anders. Tegen het succes van de een staat de ellende van honderd anderen". En dan: Her rnien, is mijn overhemd klaar?" Het overhemd is nog niet klaar, maar de strijkplank wordt de kamer binnen „Het - wij waren jong, twee harten dicht bij elkaar ik streelde je haar in de zon' en je denkt, dat daar wel weer ie mee gebeuren kan, zoals met de gr ij? haren en de rode rozen en de stern boven een verre Zuidamerikaanse stad. die allemaal in goud veranderd zijn Het meisje Helen dekt de tafel voor h ontbijt, sleept koffie aan, praat met c olieman, die gekomen is en luimi heen en weer tussen de keuken en i telefoon, die om de drie minuten rin kelt: „Nee, meneer is niet aanwezig Of (als het een heel bekende stem is): „Hij is nog in bed", want het t vier uur in de nacht geworden en mag het dan alsjeblieft. Uit het plafond val len twee bonkende slagen: het signaal uit de slaapkamer voor Gertje, dat de dag beginnen mag. Hij vei'liest alle i.. Gert en Herrnien „gewoon". Zonder schmink, zonder romantiek: heel prozaïsch met kleine Gertje aan het ontbijt, boterhanomen en met vlokken. gezeuld cn Herrnien strijkt het over hemd voor die avond, want het publiek heeft recht op een schoon overhemd. „Ja, vanavond staan we met de show in Helmond. Gaat lekker". De telefoon gaal óók: iemand uftj Dortmund. Piek na de t.v. De post is geweest: het pakje is deze morgen klein. Het valt trouwens wel mee met die fanmail. „Kijk eens, er zijn artiesten, die beweren, dat ze duizend brieven per week krijgen. Ver geet het maar rustig. Ik krijg ze niet. Na een t.v.-show is er wel een piek, maar dat neemt weer gauw af ook". Bedelbrieven? Die zijn er ook. En hij herinnert zich het schrijven van een mevrouw, die zo'n beroerd leven had gehad en aan meneer Timmerman zevenduizend gulden vroeg om happy te wezen. En de twee kinderen aan de deur met een spiksplinternieuwe brom mer onder het achterste en een briefje van moeder, of meneer maar 150.- wilde n.eegeven, want er was een com muniefeestje en daar had ze geen geld voor. „Ze denken, dat het mij op de rug groeit. Ik zou best elke week een keer voor Sinterklaas willen spelen, maar je weet niet waar je aan begint. Man. schei uit. Toen ik dit huisje kocht, dacht ik ook: „Nou ben je, mooi binnen. Fijn huisje. Ik had de hele troep mooi voor mekaar en toen kwam de belasting. Of meneer maar even 120.000.- wilde storten. Daarom heet het ding: „Con Ampèr". Een geintje". Het overhemd is gestreken; zorgzaam gaat het op een hangertje de Bel Air in. die achter het huis staat te kleu- men met in zijn buik de technische toestanden van de show, die acht uur later van de planken in Helmond moet rollen. „We gaan eerst naar Almelo, naar de zaak. Zo is er elke dag wat. 's Maandags zit ik de hele dag in de studio's, de dinsdag is voor de zaak, tenminste wat er van de dinsdag over blijft als je alles gehad hebt. En s woensdags is er weer wat anders. En elke avond is er de show. Vanavond in Helmond, morgen zitten we in Rid derkerk. Overmorgen weer ergens anders. Waar zitten we overmorgen Herrnien? Herrnien zegt, dat 't Scheem- da is. Hup, Scheemda dan". Het grimeerkoffertje gaat in de auto. Gertje onstateert mismoedig, dat het weer over is: „Gaat papa centjes verdie- len?" En Helen belooft tuinbonen te '.uilen kopen. De lach hoort erbij inderweg naar Almelo maken ze zich orgen over opa. Opa ligt ergens in -n ziekenhuis en ze kunnen er niet oen, want de contracten dwingen hen gens anders naar toe. De nieuwe zaak raagt óók tijd. En de kapper vooi lermien vraagt tijd. want in Helmond iceft het publiek recht op „de" Her nien met „het" kapsel. En in de zaal. neeft het publiek recht op Gert Tim merman, mét handtekening en de lach van de televisie. Het hoort erbij, willen de zaken „lekker aantikken". Een mevrouw komt vragen, of meneer ook Heintje verkoopt. Natuurlijk verkoopl meneer Heintje. Sans rancune gaat he* zangertje de loonbank over. Het hoort bij het aantikken. „We hebben ook over een slijterijtje gedacht", zegt hij, „maar h^ fcijn -toch grammofoonplaten gewor den. Als het goed loopt, worden- het vier winkeltjes". „Mag ik ook eens wat doen". Het mag Hij mag zich gerust herinneren, dat hij als gewone muzikant voor het konink lijk paleis gestaan heeft met de klarinet bijna vastgevroren aan de lippen om volksliederen te spelen bij de nieuw jaarsreceptie van het koninklijk huis. Maar hij heeft succes gehad. Geluk" Wat heet geluk? Je moet er verrekte „De" Herrnien met „het" kapsel. hard voor werken". Het is vier uur Herrnien komt van de kapper terug En we realiseren ons, dat hij na die «nr hap met chocoladevlokken niks meer gegeten heeft. Het wordt een haastig* carbonado achter de winkel. Tussen Mozart en Beethoven. En tussen de telefoontjes die blijven komen. En dan moeten ze weg: Helmond is ver en het zou wel eens mistig kunnen zijn ondei- weg. Het weerbericht is niet gunstig. Het succes jaagt op. Hebben we alles? We hebben alles! Bekend zijn? Hardstikke lekker 160 kilometer avondweg en het spits uur liggen voor de Bel Air. Achter het stuur scheldt de stem van de rode rozen en de grijze haren op alles wat de Bel Air voor de wielen zit, „Ik kan alles hebben", zegt de stem van het maanlicht op Barcelona, „maar hier word ik doodnerveus van. Stapelgek. Elke avond word ik stapelgek. En ach ter in de wagen trekken we onze eerste conclusie van deze dag: achter de rode rozen zitten werkdagen van achttien uur. Zonder maaltijden als het moei.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1969 | | pagina 9