fons ik puur lansen: boor uit lijfsbehoud in mijn eigen twijfels" mensen wat een. mensen Het spelend gemak, waarmee cabaretier Fons Jansen na acht uur zijn publiek overdondert, blijkt in het grijze ochtendlicht van een decemberdag opeens te zijn verdampt tot de waak zaamheid van een praktizeren- de twijfelaar. Hij zit kaars recht in zijn stemmig pak de witte handen zalvensbereid gevouwen en de peinzende blik voortdurend verleggend naai de aktentas vóór hem op de cafétafel. De geautoriseerde beeldenstormer in de vermom ming van een bedachtzame dagsluiter, die te vroeg uit de startblokken is gegaan. Het is allemaal even wennen. „Weet je", zegt hij, ,.wat ik' me voortdurend al'vraag, ondanks al die geweldige kritieken en hon derdduizenden mensen, die naar me komen kijken? Of zo'n pro gramma nou wel voldoende in houd heeft. Ik ben als de dood, dat het achteraf een lege huls is met een hoop technische foefjes erin. Een moppentapper, die alleen maar affiches plakt. Je hoort het publiek reageren en dan loop je het risico, dat je zo'n lach gaat uitbuiten, dat je tegen je eigen succes gaat leunen. Ik vind. dat een cabaretier voortdurend attent moet onderzoeken. Is die vondst nou wel zo leuk? Of is het mis schien alleen een produkt van je eigen ijdelheid? Je hebt drie jaar alles opgeschreven, wat je hoorde of verzon. Ik heb thuis een kaart systeem met duizenden invallen, op onderwerp gei-angschikt. Alle grappen over muziek bij elkaar, alles over de televisie op één pluk. Ik heb met die televisie nog niks gedaan, maar dat komt nog wel. Ik vind het voorlopig nog een te bekend straatje. Moet je weer be ginnen over Willem Duys en Mies Bouwman. Ze kunnen beter nog wat betijen in de kaartenbak. Hete drang Die voorpret is voor mij misschien nog belangrijker dan de voorstel- ling zelf. Ik ben nu eenmaal van huisuit een schi-iftelijk mannetje, ik schrijf en draag het toevallig ook nog zelf voor. Ik heb nooit de hete drang gevoeld om cabaretier te worden, maar op een gegeven moment ben ik gewoon tussen de schuifdeuren uitgegroeid Ik werkte op Waalheuvel en na een maand voelde je gewoon, dat je hard aan een feessie toe was. Als secretaris van G3 kx-eeg je vragen op tafel, waar je met je eigen stx-eng dogmatische achter land geen raad mee wist. Ik ben een produkt van de paters je- zxiïeten, ik ging op de vrije zater dagmiddag onder leiding van de paters naar het Centraal Station in Amsterdam om verlopen Katholieke Illustraties in trein- coupees te leggen. Daarmee waren we natuux-lijk zwaar in overtre ding. want je mag geen afval in een trein kieperen, maar wij tail- ten het gevaar, omdat we wisten, dat het voor de goede zaak was. Wij waren de Tarcisius van het Centraal Station, die de bood schap van Christus onder de God loochenaars verspreidden. Moet je ie voorstellen: ik zat toen al in de tweede of derde klas hbs. Later is het verrekte makkelijk oip te zeggen: ik ben er toen inge- txaDt. Maar toch vind ik het on- sDortief om achteraf die paters een trap na te geven. Die zaten immers in hetzelfde schuitje als wij en daar komt nog bij, dat ik me op die school gewoon lekker voelde. .Te zat in een duidelijk kader, ie wist tot op de millimeter, waar je moest staan. Dat heeft me in militaire dienst ook altijd aan- getx-okken: als je nou maar achter je voorman bleef, was er geen vuiltje aan de lucht. Je inhaleert jaren achter mekaax de dogmatiek, totdat je op een gegeven moment merkt, dat het allemaal niet meer klopt met je eigen levensex-varing. Dat je je hebt vastgeklampt aan abstracties, waar geen gram vlees aan zat. Bij ons op Waalheuvel stond da kerk al jaren geleden op zijn grondves ten te dreunen, maar hij bleef nog overeind. Elke week kwam er een nieuwe lading soldaten binnen, die gelijk fris van de lever losbx-andde. De kortsluiting was niet van de lucht en als je geen antwoord wist op een vraag, dan was er ook geen pastoor in de buurt, die het verlossende woord sprak, want zijn opleiding dateerde ook van twintig jaar tex-ug. Tenslotte kwa men we terecht bij een handvol specialisten, mensen in de vuur linie, professoren van seminaries, van de universiteit in Nijmegen. Zo werd de alleenzaligmakende theologie met kunst en vliegwerk voor het gewone alledaagse leven weer een beetje aanvaardbaar ge- Hooggestemd proza In die tijd heb ik mijn eigen twijfels ook ferm geattaqueerd. Ik schreef een paar boeken over de liefde, die nou niet'meer te prui men zijn. Ik weet het: de mensen zien me als cabaretier wei-ken en zeggen: „God bewaar me, is dat echt dezelfde vent, die dat hoog gestemde proza heeft afgeschei den". Dan kan ik alleen maar ant- dacht ik. „de leek heeft op d terrein geen bliksem meer te zoe- Ik kom uit een vervormde genex-a- tie, die uit puur lijfsbehoud in zijn eigen twijfels is gaan box-en. Ik stelde een onderzoek in naar di oorsprong van de doodzonde en hoe verder ik gxoef. des te duide lijker werd het, dat we belazerd waren. Ik dacht: ..een zaak, die zo rationeel in elkaar is geschx-oefd. moet ook even rationeel weer uil elkaar kunnen worden geschroefd Thomas spx-eekt met geen woord over de doodzonde en dat klopt de duizend gulden, die je van een vrek gapt, wegen niet zwaardei op Gods weegschaal dan de cent, die je van een weduwe pikt. Je kunt van God niet straffeloos een grutter maken, die voor elk men selijk falen een apart geijkt ge wicht achter de hand heeft. Vermeende zekerheden In lndië ben ik indertijd al bezig geweest met het xelativeren van mijn vermeende zekerheden. Wat wist je als Nederlandse soldaat van lndië? Dat er een vreemd, magisch volkje woonde, dat aan God noch gebod deed. Ze hielden tegen beter weten in vol, dat het hoofd heilig was en dat je nooit op iemands schaduw mocht trap pen. Daar lachte je je dan als christen wild om. Die gekke woorden: „Je moet die boeken indiëx-s. Geloofden nog in geesten, bekijken in de context van die ik heb in die tijd een „Land en tijd. Er werd toen alleen ge- volkerenkunde" geschreven voor sproken over de medische kant van hen. die naar Nederland trokken, de liefde. En over de moraal. Ze „Nederland", stelde ik vast, „is wisten je precies te vertellen, tot een bijzonder vreemd land, dat maal geen hoever het een dagelijkse zonde bevolkt is met witte mensen, die oproeit. Als het opeens dood- aog in een geest geloven. Name- keus. Ik prikte wat kex-kelijke waarheidjes door en verwerkte ze in mijn lezingen. Dat was. geen kwestie van ti-appen, amusement. En dat allemaal een tijdsbestek van nauwelijks z jaar. Ga daar maai* eens aa staan. Wat in 1962 nog op e mezelf zonde we£d. Over de liefde zelf hjjc de Heilige Geest. En op de Kerk is gedevalueerd, dan ben werd met~geen woord gerept, dat r december komt er een bisschop kon je met de biechtvader uit- 0p een paard, die cadeautjes uit- Ik ben nu een- provocatie leek. blijkt in, die tegen de storm wei'k van barmhartigheid te zijn er één is, die zich geweest, de snelheid, knokken. verbaast is gedevalueerd, dan ben het. Bij de eerste openbare DOOP de beugel Voorstelling van De Lachende je kunt er achteraf om lachen Ik heb met die boeken niks anders op 1 april belazeren geprobeerd dan de intermenselijke Dat vinden waarheden weer wat op te poetsen, ze zich wild Op het moment, dat Trimbos bin- Latex, op Waalheuvel hebben nenkwam, ben ik er gelijk mee diezelfde tactiek opgehouden. „Weg wezen Fons" deelt, die je zelf hebt betaald. En Kerk dacht ik zelfs: „Kan ik dat dat hebben in feite ook de hon derdduizenden gedaan, die naar ..De lachende Kerk" en „Hoe meer zielen" zijn komen kijken. Eigenlijk vreemd: een zaal vol die lachen op de wel buiten de beslotenheid enig, daar lachen mijn eigen kring zeggen? Man. het schaamrood steeg me bij voorbaat al naar de wangen". Nu wordt relativeren datzelfde programma gekwalifi- meuseil U1C u ««op gevolgd. We hadden geen andere ceerd als pretentieloos oubollig held^Eerst* kwamen "de "katholie ken, de geëngageerde slachtoffers van het christendom, daarna dook het openbaar schouwburgpubliek op. Dat kwam waarschijnlijk op de kx-itieken af. De protestanten huurden me in het begin alleen voor een uitkoop. Die wilden eerst in groepsverband bekijken, of het wel door de beugel kon. Met de protestantse humor heb ik het overigens heidens moeilijk gehad. Ik wilde in „Hóé meer zielen" nu eenmaal de oecumene bij de kop nemen, maar er was in mijn wijde kennissenkring geen dominee of ouderling, die in staat was wat kerkelijke inside infor mation te geven. Er viel gewoon niks te lachen. Nou komt dat mis- schien. omdat ik zelf katholiek ben opgevoed en de sfeer in andere Kerken niet aanvoel. Uit pure nood heb ik tenslotte maar wat katholieke humor protestants over- gedoopt. Uiteindelijk zat er in dat hele programma nauwelijks 25 procent al dan niet authentieke protestantse humor Dubbele bodem In mijn nieuwe programma heb ik daar geen last meer van, want daar laat ik de Kerk gewoon in het midden. Wim Kan had na „Hoe meer zielen" al tegen me gezegd, dat ik niet in die Kerk zei hij. Dat had ik zelf ook al ont dekt, maar je moet er dan wel rijp voor zijn. Ik ben nu eenmaal geen clown. Die doet. een wekker om zijn pols en zegt, dat het een horloge is. Met zo'n grap kan die man zijn hele leven vooruit, want het publiek verwacht niks meet Bij mij ligt de zaak even anders, ik vind mijn aanwezigheid op het toneel alleen de moeite waard, als ik wat te zeggen heb. Ik houd van humor met een dubbele bodem. Het hoeft voor mij ook niet actueel te zijn. Dat kan ook trouwens moeilijk met mijn wijze van werken, ik heb nu alweer 90 procent van mijn nieuwe pro gramma in de kaartenbak, maai wat het uiteindelijk wordt blijft ook voor mij een verrassing. Zo lang je de vondsten niet geschift en gerangschikt hebt, kun je nog alle kanten uit. IJzeren discipline Maar zover is het nog niet, want eerst moet ik nog diie jaar met „Driemaal Andermaal" de boer op. Dat betekent dat het zwaartepunt van mijn leven voorlopig nog op de avonden ligt. Ik weet het, ik heb succes, ik heb fijne kritieken gehad en ik wil ook best bekennen, dat ik na de première in Den Haag als een vorst een paar dagen op mijn lauweren heb gerust. Maar je moet er verdomd goed voor waken, dat ie van het theater geen magie maakt, dat je niet ademloos gaat leven voor dat applaus. Want op een gegeven moment valt toch weer dat doek en sta je alleen met je twijfels. Laat mij dat suc ces nou maar rustig x-elativeren. Ik voel me er wel bij. Zolang ik drie uur in een auto zit om twee uur te kunnen optreden, is er alle reden om aan andere dingen te denken. Ik zorg wel, dat ik avonds fit het toneel op stap. Cabaret vraagt een ijzeren levensdiscipline en daar heb je je maar aan te houden. Daarom eet ik 's middags om diie uur warm. Alleen, wat dacht je. De rest van mijn gezin hoeft 's avonds niet te zingen. En daar om drink ik nou ook „Seven Up". Ik kan het ook op een zuipen zet ten en denken: „Het zit na die goeie kritieken wel snor, ze lachen toch wel". Maar dat is waanzin. Je moet altijd zorgen, dat je net effe een tikkie meer wakker bent dan je publiek. Goeie tekst Ik doe overdag ook niet veel. Ik schnabbel niet voor de televisie en schrijf geen reclameteksten. Als het een goeie tekst is, houd ik hem toch zelf en als hij slecht is, nemen ze hem niet. Dat is het voordeel, als je laat in dit vak stapt. Jongere artiesten zijn wel gedwongen om wat bij te verdienen, maar ik had alles al op het moment, dat ik begon. Een huis, een vrouw, vier kinderen. Ik ben ook niet bang voor de toe komst. Als straks mocht blijken, dat mijn zilveren jubileum als cabaretier er niet in zit, dan is er altijd nog wel een pen en een 5tuk papier om mee verder te Ik schrijf je wel. als het zover LEO THURING.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 9