KUNNEN DE ARBEIDERS ZICHZELF BEVRIJDEN? rym JAPAN DRIJFT LIEVER HANDEL Japanse en Australische rol in Aziës verdediging na '71 Proefschrift over Tito's experiment RMM1 iutJH 0p de grens tussen Utopia en werkelijkheid BHr SL fHÏ "Wjffi a 5J NA VERTREK VAN ENCELAND EN VS ZATERDAG 7 DECEMBER 1968 Utopia bestaat niet. Sinds Thomas More zijn er telkens weer idealisten opgestaan die met een plan voor een betere wereld kwamen, die 'n soort aards paradijs wilden stich ten. Maar er is allemaal niets van terecht gekomen. De mens is niet teruggekeerd tot de natuur, zoals Rousseau het wilde; niemand ge looft nog in de theorieën van de Franse socialisten uit de negen tiende eeuw; tal van experimenten zijn mislukt, ondanks goede bedoe lingen, ondanks een grootse opzet. Men heeft ook Karl Marx wel een uto pist genoemd en wanneer men de so cialistische werkelijkheid in Oost-Eu ropa beziet, moet men inderdaad wel tot de conclusie komen, dat er van de marxistische visie weinig terecht ge komen is. De uitbuiting waartegen Marx fulmineerde geschiedt daar dan wel niet meer door individuen, maar de staat en de partij heeft hun taak overgenomen. De grote socialistische mensengemeenschap wordt doorgaans beheerst door bureaucraten, carrière makers, ideologische stijfkoppen en dictatoren. Het lot van degenen, die pogen de communistische gedachte met een de mocratisch erfgoed te verenigen, is de afgelopen maanden in Tsjecho-Slowa- kije op een tragische wijze duidelijk geworden. Avant-gardisten Idealisten behoeven echter niet altijd schipbreuk te lijden, soms staan zij zo dicht op de grens tussen Utopia en werkelijkheid, dat zij iets van hun ide alen kunnen bereiken en dat zij er tot ieders verbazing in slagen toch zoiets als een beter wereldje tot stand te brengen. Tot dit soort succesvolle gelukszoekers behoren ongetwijfeld de Joego-Slaven, die nu al achttien jaar lang een expe riment uitvoeren dat wel eens van doorslaggevende betekenis zou kunnen zijn voor de oplossing van het aloude probleem van kapitaal en arbeid. Het is een marxistisch experiment, maar het dogma is er zo ver aan voorbijge lopen, dat bijvoorbeeld de huidige di recteur van de Volkskrant, drs. Cop- pes, toen hij nog vakbondsfunctionaris was van het NKV, de Joego-Slavische arbeidsverhoudingen ten voorbeeld stelde aan de Nederlandse. En nu, anno 1968, kan men inderdaad niets zinnigs meer over bijvoorbeeld medezeggenschap te berde brengen, wanneer men niet ook iets weet over dit Joego-Slavische experiment, dat men onder het trefwoord „arbeiders raad" kan onderbrengen. Hoe dat Joe go-Slavische systeem echter in elkaar zit weet geen mens. Begrippen als zelfbestuur, volledige democratisering op alle niveaus, beslissende inspraak van de arbeiders, zijn allemaal tame lijk vaag. En zelfs met een meer dan gemiddelde belangstelling voor dit ex periment is men nauwelijks in staat de draagwijdte ervan te overzien, laat staan de historische groei en ontwik keling. Dr. M. Broekmeyer heeft zich na een studie in de rechten en in de Slavische talen ruim tien jaar lang in dit Joego- Slavische experiment verdiept. Hij heeft er een proefschrift over geschre ven, dat enig in zijn soort genoemd de partij te bevinden en zelfs na de van Rankovic, is het zet helemaal gebroken. De bond van Joego-Slavische communisten wil weliswaar officeel slechts een avant-garde zijn, maar de krachten die alles voor het zeggen willen hebben m zijn nog te groot. Daarom ook con- 1 stateèrt Broekmeyer: „Een ontwikkeld systeem van arbeidersbestuur is op I den duur onverenigbaar met een par- L tij die in feite de dienst wil blijven m uitmaken". Arbeidersstaat Rentabiliteit is echter niet het door- slaggevende argument bij het Joego- .v3 Slavische experiment. Er moet natuur- en veel mogelijk. Ook in Joego-Slavië be- V staat een gerechtvaardigd verlangen naar welvaart. Het experiment van en dat wordt in Broekmeyers boek dui delijk, waar hij zijn langdurige waar nemingen op en rond de fabriek Na tron in het Bosnische plaatsje Maglaj beschrijft. af d MM Een vergadering van een van de eerste arbeidersraden in 1949. kan worden, want noch in Joego-Sla- vië, noch elders bestaat er zo'n dege lijk handboek over dit Joego-Slavisch experiment. Tegen de vervreemding Broekmeyer heeft zijn boek de onder titel gegeven: „Een hoofdstuk uit de bevrijding van de arbeid" en hij knoopt hiermee aan bij een stuk mar xistische wensdroom: de mens te be vrijden van de vervreemding. Volgens de Joego-Slaven is dit in de zogenaam de socialistische landen niet gelukt. Volgens Broekmeyer lukt dit ook in de Westerse wereld niet: „Alle bescher mende maatregelen, alle sociale voor zieningen en heel het moderne perso neelsbeleid hebben tittel noch jota kun nen veranderen aan het feit, dat de arbeider een loonarbeider is gebleven". In zijn dissertatie behandelt hij de ge schiedenis van het Joego-Slavische ant woord in de periode 19501966, een antwoord dat de socialistische demo cratie wil stellen tegenover de socia listische bureaucratie. De Joego-Slavi sche marxisten willen het beginsel van het afsterven van de staat in praktijk brengen en hebben de arbei ders in dit proces een hoofdrol toebe- Broekmeyer verheelt niet aan welke zijde hij staat, maar zijn „vooringeno menheid" betekent absoluut niet dat hij ook niet de donkere bladzijden uit de moderne Joego-Slavische socia le geschiedenis schrijft. Integendeel, hij wijst er voortdurend op hoe dit experiment telkens weer een kwestie yaa vallen en opstaan is, hoe de ar beiders zich aanvankelijk zelfs weren, hoe de vakbonden vaak negatief rea geren en de partijmensen af het proces trachten af te om te buigen. Bevrijding Het ontstaan van de arbeidersraden was eigenlijk een logische consequen tie van de ontworsteling aan de Rus sische invloed in 1948. De breuk tus sen Tito en Stalin had immers niet zo zeer militaire, maar wel een sterke economische terugslag tot gevolg. Bo vendien had de drie jaar lang geprak- tizeerde planeconomie in Joego-Slavië evenzeer gefaald als in de rest van Oost-Europa, waar men dit echter niet wenste in te zien. De Joego-Slaven gaven het wel toe en Edvard Kardelj, naast Tito nog steeds de grote man in Joego-Slavië, lanceer de in het jaar van de breuk met Mos kou het idee van de arbeidersraden. Burgers en arbeiders zouden in de toekomst direct bij de besluitvorming betrokken moeten worden. Aanvankelijk had dit nog niet veel te betekenen. Bij de benoeming van de directeur van een onderneming had bijvoorbeeld de arbeidersraad nog niets in te brengen. Dit zou trouwens ook onredelijk geweest zijn, want het ont wikkelingspeil van de Joego-Slavische arbeiders die kort tevoren nog agrariërs waren was bijzon der laag. Men kon eenvoudigweg niet verwachten, dat in de eerste ja ren een effectief zelfbestuur uit de grond gestampt zou kunnen worden. Pas in 1958, na bijna tien jaar expe rimenteren, dat wil zeggen ook blunde ren, werd de positie van de arbeiders raad sterk. Er kon voortaan zelf be slist worden over de verdeling van het inkomen van de onderneming. De top functionarissen uit het bedrijf bleven zich echter ook na 1958 nog verzetten tegen te veel inspraak van de arbei ders. Zij kregen daarbij steun van een oude partij garde die met lede ogen moest toezien hoe haar invloed steeds meer slonk, en dat kennelijk met goed vinden van de hoogste leiders als Tito en Kardelj. Hervormingen In 1962 kwam het tot een regelrechte crisis. De orthodoxen schenen gelijk te krijgen, want het bleek herhaalde lijk dat er verkeerd was geïnvesteerd dat de loonverschillen toch nog groot waren en dat de prijzen schrikbarend bleven stijgen. Bovendien groeide de industriële produktie niet zodanig als men op grond van de prognose had verwacht. Het gezonde verstand begon echter te zegevieren, aldus Broekmeyer, en men keerde niet terug naar de planecono mie. Schoonheidsfouten werden verbe terd, de directeur werd voortaan be noemd door de arbeidersraad, in con claaf overigens met de commissie van het volkscomité uit het district waar het bedrijf zich bevond. In 1965 kwam de tweede revolutie, waarbij de strijd tussen de planeco nomen en de zelfbestuurders in het voordeel van de laatsten werd beslist. De economie werd op de vraag van de markt afgestemd en rentabiliteit werd het slagwoord dat op alle bijeen komsten van de arbeidersraden uiten treuren werd herhaald. Die overwinning van het zelfbestuur was echter nog maar principieel en de strijd achter de schermen is nog steeds niet uitgestreden. De tegenstanders bleken zich vooral in de De diepere betekenis van het Joego- Slavische zelfbestuur wordt door Broek meyer in zijn conclusie aldus gefor muleerd. „Voor het eerst in de geschie denis is een aanvaard, permanent en organisatorisch samenhangend kader gevormd dat de werkende mensen in derdaad de mogelijkheid biedt zelf te beslissen onder welke omstandigheden zij zullen werken en leven, nu en la ter". En de schrijver voegt daar in een tweede conclusie aan toe: „Het Zuid- Slavische systeem van arbeidersbe- stuur bevordert de vervaging van het onderscheid tussen hoofd- en handar beid, tussen besturen en produceren, tussen leiders en uitvoerders. Het heft de oude arbeidsverdeling op en tast de interne leidingstructuur van de klassieke onderneming aan". Broekmeyer trekt uit zijn studie nog zeven andere conclusies die elk de zwakke zijden van de Joego-Slavische praktijk belichten. Die negatieve pun ten betreffen echter alle de ondergra ving van het systeem, het verraad aan de visie, zo men dat wil. Voorbeeld Ook Broekmeyer beweert niet, dat het Joego-Slavische systeem zonder meer naar een land als Nederland zou moe ten worden overgeplant. In gesprekken met tal van Joego-Slaven heeft schrij ver dezes trouwens ook herhaaldelijk te horen gekregen, dat men ginds het zelfbestuur van de arbeidende bevol king niet als de enige weg tot zalig heid beschouwt. Maar het is wel een zeer concrete weg, die op zijn minst als voorbeeld kan dienen. Men kan dan ook nauwelijks aan Broekmeyers opmerkingen voorbijgaan wanneer hij al in de inleiding van zijn proefschrift Dr. M. J. Broekmeyer beidersbestuur van de ondernemingen is naar mijn overtuiging de eerste ge slaagde poging metterdaad de positie van de werkende mens zodanig te veranderen, dat zijn kwaliteiten als redelijk mens zich in de produktde kun nen openbaren en niet alleen maar in de sfeer van het eigen gezin en de al of niet zinvolle hobby". In feite gaat het dan in Joego-Sla vië ook niet om een economisch, dooh om een sociologisch experiment. Dat dit facet in Broekmeyers proefschrift niet helemaal aan bod komt, mag men hem niet verwijten. Hij pretendeert ook geen socioloog te zijn, hoewel hij ook op dit gebied een verbluffend scherpe blik blijkt te hebben. Men kan daarom ook van harte de conclusie van zijn inleiding onder schrijven: „Het is de vurige wens van de schrijver dat dit boek gelezen zal worden door de arbeider die zichzelf een oordeel pleegt te vormen, door het lid van de ondernemingsraad, door de vakbondsman. Hij hoopt dat de Ne derlandse arbeiders zich hun positie in het produktieschap en in de maat schappij mede door zijn werk beter bewust zullen worden. Meer kan de wetenschap niet doen. Minder zou hij niet mogen doen. De bevrijding van de arbeid in concre te moet en kan slechts het werk van de arbeidersklasse zelf zijn". Waarbij alleen nog vergeten is, dat dit boek ook de ondernemers van harte aanbe volen moet worden. L. VAN VLIJMEN. Dr. M. J. Broekmeyer, De arbeiders raad in Zuid-Slavië. Een hoofdstuk uit de bevrijding vaii de arbeid. Ültg. J. A. Boom en zoon, Meppel. SINGAPORE De verdediging van ruim een miljard mensen in 21 niet-communis tische landen van Azië tegen de aggressie van een kleine 800 miljoen communisten in ditzelfde werelddeel komt binnen af zienbare tijd op losse schroeven te staan, nu zowel Engeland als Amerika hebben' besloten het overgrote deel van hun mili taire belangen in Azië in de eerstkomende jaren prijs te geven. Teleurgesteld door de scherpe kritiek uit prak tisch elke windstreek, die hun militaire inmen ging in het Vietnamese conflict vooral het afgelopen jaar heeft uitgelokt, zoeken de Ame rikanen naar een oplossing die het mogelijk moet maken hun ruim 400.000 man in Zuid- Vietnam Ingezette troepen weliswaar geleidelijk maar toch definitief uit dat land terug te trek ken. Na 1970 verwachten tot een scherp oordeel bevoegde buitenlandse diplomaten in Azië een even geleidelijke als definitieve prijsgave van Amerikaanse militaire steunpunten in Thailand, Pakistan en de Philippijnen: alles tezamen nog eens 100.000 man troepen en militaire deskun digen. Zelfs met achterlating van de zevende Amerikaanse vloot in Oost-Azië houdt Amerika dan op een invloedrijke militaire rol te spelen in dit door felle twisten geteisterde continent. Ook de Britse militaire aanwezigheid in Azië is een aflopende zaak. Zelfs bij een stembus uitslag ten gunste van de conservatieven in april 1971 achten diplomatieke waarnemers de kans gering dat een nieuwe Britse regering de geldmiddelen kan vinden om de belofte van de conservatieven gestand te doen: het handhaven van 30.000 militairen in Singapore en Maleisië. Met het terughalen van deze troepen wordt En- gelands militaire aanwezigheid in Azië gere duceerd tot de 10-000 met pijn en moeite in Hongkong gehandhaafde Ghurka-soldaten plus een vage belofte voor een „mobiele brigade" vanuit Europa: uit het oogpunt van strategie en logistiek een moeilijk haalbare kaart. Na de oplossing van het Vietnamese conflict de halsstarrige houding van Saigon om te on derhandelen in aanwezigheid van vertegen woordigers van het Nationaal Bevrijdingsfront geeft weinig hoop op een spoedig einde zijn er nog genoeg latente brandhaarden over om grote zorg te baren. Staatslieden uit verschei dene Zuidoost-Aziatische landen, waaronder Maleisië, hebben openlijk verklaard gedurende het komende defensdevaouüm niet in staat te zijn hun land met succes tegen rode aggressie te beschermen. Handen vrij Zij zien het aangekondigde Noordkoreaanse voornemen om in 1969 opnieuw Zuid-Korea binnen te vallen als een door Peking en Mos kou geïnspireerde „test case": om te beproe ven waar ach de zwakste stee in de verdedi ging van de niet-communistische landen be- Behalve met deze dreiging houdt men algemeen rekening met de mogelijkheid, dat de oplossing van het Vietnamees geschil Peking de handen vrij geeft om subversieve acties in omringende landen als Laos, Cambodja, Burma, Thailand, Maleisië en Singapore intensiever te steunen dan voorheen. In Laos zal dat weinig moeite geven: dit land is de afgelopen twee jaar al voor tweederde vrijwel geruisloos in commu nistische handen gevallen. Leidende rol Alleen al vanwege het feit dat verscheidene grote landen in Azië, waaronder India, Indo nesië en Thailand, absoluut geen heil zien in defensie-afspraken, maken de nu bestaande re gionale verdedigingsstelsels geen enkele kans om in de loop der jaren verder te worden uit gebouwd. De belangrijkste onder deze organi saties is de SEATO, de Zuidoost-Aziatische ver dragsorganisatie, gemeenlijk door Aziaten aan geduid als een „White Men's Show". De ver dragspa rtners Amerika en Engeland hebben te kennen gegeven hun rol als „politieman" in Azië te willen beëindigen. Frankrijks aandeel in de SEATO heeft prak tisch opgehouden te bestaan. Van de drie Azia tische partners wordt alleen Thailand voor „vol" aangezien. De Philippijnse houding getuige het geschil om Sabah acht men te onevenwichtig, terwijl Pakistan binnen niet al te lange tijd wel uit de organisatie zal treden. Pakistan, dat zoekt naar een „eervolle rege ling" van het Kasjmirgeschil met India, heeft zich vastgelegd op een „vriendschap voor het leven" met Rood China. De Sovjet-Unie en de Chinese volksrepubliek steunen Pakistan mili tair en dringen steeds sterker aan op de ont ruiming van de Amerikaanse elektronische luisterpost in Pesjawar, waar nu 700 Ameri kanen de hoogst moderne apparatuur bedienen. Lucratief De loop van de gebeurtenissen heeft menige diplomatieke waarnemer in Azië gestaafd in zjjn overtuiging dat Australië en Japan als het ware gedwongen zullen worden om in de jaren zeventig een leidende rol in de verdediging van het vrUe Azië te spelen. De huidige Japanse grondwet verbiedt een Ja pans militair potentieel buiten de landsgrenzen. Als het aan de 100 miljoen Japanners zou lig gen, dan zouden zij het liefst tot in lengte van jaren voortgaan met het uitbouwen van hun produktie-apparaat dit land is na Amerika en Rusland het derde belangrijkste industrie land ter wereld en hun levendige handel op het buitenland. In deze handel heeft Japan zich de faam verworven met praktisch elk land ter wereld tot zaken te kunnen komen, onver schillig welke ideologie er opgeld doet. Om een voorbeeld te noemen: terwijl Zuid-Korea, de Philippijnen, Australië, Nieuw-Zeeland en Thailand (alle lid van de ASPAC, de sterk anti-communistisch consultatieve raad van Aziatische ministers van Buitenlandse Zaken) manschappen hebben gezonden voor de oorlog in Vietnam, heeft ASPAC-lid Japan zich be perkt tot de lucratieve toelevering van produk- ten aan de Amerikaanse strijdkrachten aldaar. Grondwet En daarmee in de afgelopen jaren een export cijfer naar Zuid-Vietnam bereikt ter grootte van ruim twee miljard gulden per jaar. Japan doet grote Investeringen in andere lan den van Azië en biedt verscheidene landen op grootscheepse wijze economische steun. Het grootste deel van deze hulp gaat naar Indo nesië: dit jaar 400 miljoen gulden, voor 1969 zelfs 600 miljoen gulden. Indonesië is dit jaar deze Japanse hulp gaan beschouwen als een verplichting en dreigt met allerlei economische sancties als de toegezegde hulp niet tot de laat ste cent wordt nagekomen. Al zit Indonesië allerminst verlegen om Ja panse militaire steun, buurlanden als Maleisië wijzen die niet zonder meer van de hand. Het is bovendien tekenend dat Britse officiële woordvoerders dit jaar bij herhaling hebben aangedrongen op Japans deelneming aan een gezamenlijke defensie-inspanning. Een wijzi ging van de Japanse grondwet, die dit mogelij.-, moet maken, wordt dao ook vrjj algemeen het komende jaar of in 1970 verwacht. De ver kiezingen hebben een overwinning te zien ge geven van premier Eisakoe Sato. Diens rechter hand, Takeo Miki deed ook een gooi naar deze post. De kansen' van Miki, die nauwere banden met de communistische wereld voorstaat, wer den niet hoog aangeslagen. Japans handel op het communisische blok is nog geen 15 procent van de handel op Amerika. Maar de Japanners trachten hun buitenlandse handel en politiek van elkaar gescheiden te houden. Voornaamste inzet van de verkiezingen worden daarom be langen van binnenlandse aard. Ook Australië, het werelddeel dat zich na 1971 afgesneden voelt van de „moederstreng" met Engeland, zal, naar het oordeel van doorgewin terde waaraemere, een groter aandeel in de verdediging ven Azië op zich moeten nemen. Evenals Japan heeft Australië nauwe handels betrekkingen met praktisch elk land in dit deel van de wereld. Deze handelsbetrekkingen gaan hand in hand met politieke doeleinden, al staat Australië bepaald niet te dringen om de lei dende defensierol op ach te nemen, die van dit land wordt verlangd. Enkele duizenden Australische manschappen zijn nu gelegerd in het garnizoen Terendak in West-Malelsië en op een iets noordelijker gelegen luchtmachtbasis. Daarnaast varen twee torpedojagers in de wateren rondom Singapore en Maleisië. Een kleine operationele eenheid van de Australische luchtmacht bevindt zich in Singapore. De Australische regering zal de luchtmachteen heden in Maleisië en Singapore ook na 1971 handhaven, nu Maleisië en Singapore hebben besloten het door de Engelsen daar opgebouwde uiterst moderne radarsysteem tegen aanvallen vanuit de lucht gezamenlijk in beheer te nemen. Het op de vliegbasis Butterworth (Maleisië) gestationeerde Australische eskader Sabre gevechtsvliegtuigen blijft eveneens gehand haafd, al zal het mettertijd vervangen worden door vliegtuigen van het. Franse type Mirage. Eenzelfde eskader vliegtuigen zal Australië af wisselend op Butterworth en in Singapore sta tioneren. Ook de zeemachteenheden blijven voorlopig gehandhaafd, al is daarover nog geen toezegging gedaan. Men verwacht dat Australië levens zal besluiten niet alleen de in Maleisië gelegerde onderdelen van de landstrijdkrachten na 1971 te handhaven, maar deze ook in aantal te vergroten. Voor wat betreft de grote en be langrijke Britse vlootbasis in Singapore achten waarnemers het geenszins uitgesloten, dat Ja pan daarin mettertijd medezeggenschap krijgt. Sovjet-positie Nu nog duidelijk op dc achtergrond in Azië. slaat Rusland de ontwikkelingen met grote aandacht gade. Defensie-experts menen dat de Sovjet-Unie in de niet al te verre toekomst een beduidend aantal oorlogsschepen in de Indische Oceaan zal laten patrouilleren. De Russische positie in Zuidoost-Azië is ondanks het Tsje chische avontuur verstevigd door het aankno pen van diplomatieke banden met Maleisië en Singapore. Volgend jaar zullen naar ieders ver wachting Moskou en Manilla overgaan tot het uitwisselen van ambassadeurs, waarmee Rus- lands positie opnieuw wordt verstevigd ten na dele van Peking, dat de zegeningen van Mao's heilstaat zoekt te exporteren. FRANK DE JONO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 11