De werkdag Margraten de lawaaierige wereld van de slechthorende ZATERDAG 2 NOVEMBER WC Toen hij dertig was, groef hij de grafkuilen in de vochtige Limburgse klei. Zuiver uitgespitte rustplaatsen voor duizenden Amerikaanse soldaten. Nu knipt de 53-jarige Josef van Wissen het groene gras bij tussen de marmeren kruisen. Over twee jaar viert hij zijn 25-jarig dienstjubileum. Een zilveren herinnering aan de oorlog. Misschien klinkt het wat hard, zoals het er nu staat. Maar ik weet eigenlijk niet hoe ik het met meer gevoel voor de doden moet zeggen. De in Margraten wonende Josef van Wissen verdient aan de Nederlands-Ameri kaanse militaire begraafplaats in zijn woonoord zijn dagelijks brood. Of mag je daar niet aan denken op een kerk hof? Van Wissen dankt aan de ge sneuvelden zijn wekelijks loon. En niet alleen hij. Ze zijn met z'n tweeën twintigen. Er zijn er maar een paar die Engels kunnen SDreken. Allemaal sDreken ze een Limburgs dialect. Ze wonen in.. Margraten, in Gulpen, in Vaals, in Maastricht. Maar als ze het gras maaien tussen de grafkruisen, spreken ze niet. Ik weet niet of dat uit piëteit of uit concentratie is. Ze kennen gewoon de vijfdaagse werkweek van vijfenveertig uur. Om acht uur 's morgens beginnen; om vijf uur 's middags weer naar huis. Tussen tien voor tien en tien over tien tijd voor een kopje koffie; van half één tot één uur middagpauze. Het is een complete ploeg, die tweeën twintig man. Er zitten nogal wat boerenjongens tussen, maar ook een vaktuinier, een schilder, een timmer man, een mechanicien-monteur. Josef van Wissen mag zich de nestor noemen, nu pas geleden twee mensen met pensioen zijn gegaan. „Nog twee jaar", zegt hij me, „dan heb ik mijn jubileum". Verder niks. De militaire begraafplaats Margraten heeft een naam hoog te houden. Die van: zeer schoon, goed onderhouden kerkhof. Die naam wordt voortdurend opge poetst; een stofje krijgt niet eens de kans een besmettende poging te wagen. Je zou bijna van „militaire degelijkheid" willen spreken, als dat niet zo oneerbiedig zou klinken. Ik merk het meteen al. Als ik het kantoor bij het kerkhof binnenstap ten behoeve van dit verhaal, bekijken de twee Amerikanen, die de dagelijkse leiding hebben, me erg argwanend. Ze denken zichtbaar aan het bezoek, dat 130 Amerikaanse familieleden van gesneuvelde soldaten over enkele weken massaal komen brengen en zij vermoeden een verband tussen die komende gebeurtenis en mijn verhaal over de kerkhof arbeiders. De een zegt: „Nee, we kunnen u niet toestaan over de werkzaamheden hier een stukje te schrijven". De ander zegt: ,,U moet niet denken, dat er hier alleen nü hard gewerkt wordt m verband met dat bezoek. Het werk gaat het hele jaar door, zomer en Het moet niet alleen nü prima in orde zijn, dat moet altijd. Dagelijks komen mensen de graven bezoeken, niet alleen over enkele weken". De een zegt: „Als u dat benadrukt, kunt u van mij uw gang gaan". De ander zegt: „Zouden we niet ev.ep toestemming vragen aairiPkrijs?" De een zegt: „Nee, waafbiVi? Als hij ons dat belooft, is het zo wel in orde". Ik krijg Maastrichtenaar Bemelmans begraafplaatsgids in vaste dienst, administratief manusje van alles mee in mijn voetspoor. Het regent. Maar het verstoort de werkzaamheden niet. In groepjes van drie, schuin achter elkaar, laten de mannen zich mee voeren door him gemotoriseerde gras machine, lange rechte strepen gras scherend. We lopen langzaam achter hen aan. De daarnet afgesneden gras topjes plakken aan de schoenen. Bemelmans zegt mij: „Het gras wordt tweemaal per week gemaaid, het moet goed kort blijven, twee vingers dik, niet hoger". Het is makkelijk gezegd: tweemaal per week. Maar als je weet, dat de totale oppervlakte van de begraafplaats meer dan zesentwintig hectare beslaat en dat negentig pro cent daarvan gezond gras is, is het een opgave om tweemaal per week de zenuwen van te krijgen. Op het militaire kerkhof gaat alles in ..het groot. ï^ijn voortuintje is, (ej* Madurodam bij. Neem de doornhaag' om het kerkhof heen; die móet natuurlijk ook bijgehouden worden. „Jawel", zegt Bemelmans eenvoudig, spelend met de routine, „Die heg moet steeds glad zijn» met scherpe hoeken, helemaal recht". De arbeiders hebben er machines voor, maar het bltfft steeds een wandelingetje van zo'n zes kilometer, want zó lang is die doorn- En dan praat ik nog niet over het heggetje rond het monument. „Dat mag niet geknipt worden, dat moet rond zijn van boven, dat is nou een maal zo, dat heeft de architect toen uitgemaakt", zegt Bemelmans. En dus staat iedere week een arbeider over die heg gebogen en plukt er met zijn vingers de lichtgroene uitschieters tussen uit. In vroegere eeuwen zouden dat de uitgekiende werkzaamheden voor zwij gende monniken zijn geweest. Nu zijn het Limburgse huisvaders die het doen, al is de sfeer toch wel een beetje geheiligd. Zij mokken niet, het is hun Berojelmans zegt: „Ze doen hun werk gesmeerd en met plezier. Hun boter- hkmtnen eten ze in een schuurtje bij de magazijnen en opberghokken. Een tijdje geleden zou er een kleine kantine komen, maar dat is niet doorgegaan. De arbeiders zagen er niks in, ze hadden er helemaal geen behoefte aan, zeiden ze". Het zijn niet alleen de grasvelden, de heg en het heggetje die hun wekelijkse beurt moeten krijgen. Er is binnen de zesentwintig hectare vreselijk veel te doen dat hun workweek tot een stevig gevulde maakt, Bemelmans somt het netjes op. „De grond rond de tientallen rodo dendrons moet steeds los gehouden worden. We hebben krokussen, nar cissen, allerlei bloemen, zeker wel twintigduizend stuks, die verzorgd moeten worden. Boombladeren moeten worden weg- geharkt, bomen gesnoeid en gespoten. Hoeveel bomen denkt u dat we hier hebben?" Een honderd, sohat ik. „Honderd? Ja, en de rest", zegt hij triomfantelijk, „wel zeven soorten, fruitbomen, Japanse .UeiSftbomen^ eiken, esdoorns, hulstbomen, noem maar op. Dan moeten rotte plekken in het gras vernieuwd worden, de gras machines en tondeuses steeds goed worden onderhouden". Maar daarmee houdt het echt niet op. Want naast de bloemen, de planten, de bomen en het gras, staan er 8301 grafstenen van Italiaans Lasamarmer, is er een torenmonument dertig meter hoog van Engelse Portland steen, is er een ruim „erepleln" ont worpen uit diezelfde Portlandsteen, Is er een bronzen beeldengroep voor de toren, verheffen zich links en rechts twee lange muren met daarin 1722 gebeitelde en met bronsverf Ingevulde namen van vermisten. Het moet allemaal onderhouden worden. Ge schuurd, gepoetst, gewassen, geverfd. „Er is één ding wat de mensen niet zo graag doen", zegt Bemelmans optimis tisch. „Ziet u die machtig grote land kaart in het museum, met bronzen pijlen, rode lljne massa's gebeitelde en geschilderde tekst? Het schoon houden en jaarlijks bijwerken daarvan, Is niet zo'n leuk karwei, dat ls erg ingespannen werk en zeer tijdrovend". Buiten in de regen houdt Iemand de waterslang op zijn grasmachine. De grassprieten springen eraf. Onder een afdak broeit de koemest vermengd met bladeren en gras, wachtend oni straks als strooisel op de grasvelden terecht te komen. Josef van Wissen denkt aan zijn jubileum. HARRO COUMANS AMSTERDAM „Ik ken voorbeelden van kinderen, die een hoog intelligentiequo tiënt hebben, maar toch op een b.l.o.- school terecht zijn gekomen. Hun gehoor bleek slecht te zijn. Daardoor was het stuk gelopen met de keilnisoverdracht. Er was taalachterstand ontstaan. In zulke omstandigheden wordt gemakkelijk ge dacht: het kind is debiel. Je zou eigenlijk geen enkel kind op een b.l.o.-school mogen doen, voordat het een grondig gehoor- onderzoek heeft ondergaan met medewer king of onder supervisie van een audio- logisch centrum." Reden voor het gesprek met Antonius Petrus Josina Maria van den Horst (44), die deze stelling poneert, is het feit, dat hij onlangs is gepromoveerd op een proefschrift, getiteld: „Horen en taal. een vergelijkend onderzoek bij normaal- en slechthorende kinde ren van vijf en zeven jaar". Hij is zelf slechthorend. Zijn handicap heeft hem, nadat hij eindexamen had ge daan aan 't Onze Lieve Vrouwenlyceum in Breda, verhinderd, arts te worden, zoals hij wilde. „Het was vlak na de oorlog. Je kunt je dat nu niet voorstellen, maar er wa ren nog geen gehoorapparaten. Dat ik van de colleges niet veel verstond, was niet erg ik schreef later de dic taten over. Maar tijdens mijn practi cum in Amsterdam liep het mis. Ik moest naar hartkloppen luisteren, met de stethoscoop werken. Ik hoorde niets. Zelfs toen ze de geluiden versterkten, hoorde ik niets. Dat betekende het einde. Ik zag in, dat ik verkeerd geko zen had. Ik ben toen verder gegaan in psychologie". Als psycholoog dus houdt de jonge doc tor (op de voordeur van zijn Amster damse flat staat nog, dat hij psych. drs. is) zich bezig met het slechtho rende kind. Op welke manier? Hij pro beert het praatgraag, maar nogal luk raak formulerend uit te leggen. „Kijk: je hoort niet alleen met je oren, maar met je hele persoonlijkheid, vanuit je hele menszijn. Je hoort met je vroege re ervaringen. Men realiseert zich dat zo niet, maar iedereen praat, zoals hij hoort. Ik ken eten kind, dat eens boos tegen zijn vader zei: waarom moet ik van jullie altijd muis zeggen (sterke nadruk op de s); jullie zelf zeggen al tijd mui. Da's toch gek, zoiets? Als psycholoog wil ik niet alleen weten, hoe groot het gehoor verlies is ten op zichte van de zuivere tonen of het verlies optreedt in het hoge toongebied of in het lage of gelijkelijk bij alle fre quenties ik wil ook met behulp van proeven aan de weet komen, of het slechthorende kind de diverse omge vingsgeluiden kan horen en herkennen Dr. A. van der Horst fluisterproefjes of het uilroepen hoort en zelf kan ge bruiken. Welke zin hebben geluiden voor mij, waar sta ik? dat zijn be langrijke vragen. Daarom heb ik be paalde proefjes ingevoerd om dal uit te vinden. Ik noem het psycho-audiolo- gisch onderzoek". Bescheiden Als hij het verkleinwoord „proefjes" gebruikt, is hij te bescheiden. Althans volgens zijn vrouw. Als hij even weg is om zijn testmateriaal te «halen, zegt ze vlug: „Voor die proeven heeft hij 790 plaatjes zelf ontworpen en gete kend. Hel is een heidens karwei ge weest, om tot een selectie van bruik- De 128 pagina's van zijn proefschrift zijn de neerslag vdn jarenlang moei zaam vergelijkend testwerk. Belang rijkste conclusie, die veel te denken geeft: „Men mag constateren, dat over de gehele lijn van ons onderzoek de zevenjarige slechthorenden meer dan twee jaar achterstand hebben op de normaalhorenden van dezelfde leeftijd. Soms is het verschil van dien aard, dat de achterstand zelfs aanmerkelijk groter moet zijn". Hij zegt: „Als je met die psycho-audiologische proefjes bezig bent. ontdek je, dat kinderen vaak minder goed de geluiden thuis brengen dan de omgeving vermoedt". Wijst op vier plaatjes, respectievelijk een fiets voorstellende, een conducteur, die op een fluitje blaast, een kerkto ren en een autobus. Zegt: „Terwijl ik het kind deze plaatjes toon, komt er uit de taperecorder het geluid van een fietsbel. Dan vraag ik: bij welk plaat je hoort dit geluid? Als je nou ziet, dat zelfs van de 60 normaalhorende kin deren, allemaal met ongeveer hetzelf de gemiddelde IQ, nog elf de fluitende conducteur aanwijzen, als je met een fietsbel rinkelt, dan geeft het je toch wel te denken. In hoeverre beleven ze hun omgeving.de wereld? Ik heb er geen verklaring voor. En als het een slechthorend kind betreft, wat hoort het dan allemaal niet? Dat wil ik als psycholoog weten. Ik wil meer weten, dan het audiogram aangeeft Ik wil weten: maar is het nou zo? Ik wil bijvoorbeeld weten, hoe de gehoor- herinnering is bij het slechthorende kind. Als ik daar eenmaal achter ben. kan ik beginnen, het kind geluidsbe- wust te maken. Dan kan het van jongs af aan, zoals ook noodzaketijk is, een aangepgste opvoeding krijgen en hoeft het niet bij normaalhorende leeftijdgenoten achter te raken. Dan kan het leren, geluiden te onderschei den en te herkennen, waardoor zijn wereld groter wordt door muren en deuren heen breekt. Bij doven is het in zeker opzicht veel makkelijker. Die horen niets of bijna niets, klaar uit. Maar tussen doofheid en normaal ho ren ligt een enorm breed terrein met allerlei gradaties van hardhorigheid. Hoeveel mensen het in Nederland be treft? Nou, de schatting is 300.000, maar het is nooit systematisch onder- Het zal ook moeilijk systematisch te onderzoeken zijn, als je dr. Van den Horst hoort praten. Met name hebben veel ouders simpelweg niet door, dat hun kind slechthorend is. Hij zegt: „Als hun kind niet luistert, denken ze, dat het verdiept is In zijn spel, of dat het ongehoorzaam is of doodgewoon Oostindisch doof. Die indruk wordt Met behulp van dit soort zelf bedachte en getekende plaatjes kan dr. Van den Horst nagaan, in hoeverre kinderen bepaalde geluiden onder scheiden en herkennen. Terwijl het kind ze bekijkt produceert een band recorder het gerinkel van een fietsbel. Het kind wordt gevraagd het plaatje aan te wijzen, waarbij het betrokken geluid hoort. In totaal heeft Van den Horst 790 van dit soort testjes bedacht. versterkt door het feit, dut het kind wél luistert, als ze met stemverheffing hun bevel of verbod herhalen. Ze reu- liseren zich niet, daf het kind hen dan hoort, louter omdat ze schreeuwen". Zijn vrouw: „Hel kan ook niet goed zijn voor de psychische ontwikkeling van een kind, als het alleen maar on geduldig tegen zich hoort schreeuwen. En daar blijft het natuurlijk niet bij. Als pa eindelijk vanachter zijn krantje opstaat, omdat dat geduvel nou nog niet afgelopen is, zal hij er wel een oorvijg bij verkopen ook..". Van dei- Horst zelf: „Inderdaad, de hele affec tieve ontwikkeling van zo'n kind kan gevaar Jopen. Dat is punt twee, waarin ik geïnteresseerd ben. Gehoorapparaten Gehoorapparaten? „Het is niet zoals met een bril", zegt Van den Horst. „Een gehoorapparaat revalideert niet zoals een bril dat doet. Soms heeft het helemaal geen voordeel. Ik heb dal bij mijn tests gemerkt. De slechthoren den gebruikten tijdens de proefjes hun boortoestel. Dat. was iets nieuws, maar ik vind het logisch. Als je wilt weten, hoe iemand met een kunstbeen kan lo pen, schroef je dat been toch ook niet af? Welnu: ondanks hel feit, dat de kinderen hun gehoorapparaten ge bruikten, zag je toch nog een hellend vlak naar voren komen., bleven de normaalhorenden en slechthorenden in scherp gescheiden groepen uit elkaar vallen. Het gehoorapparaat is daarom niet het alleen zaligmakende antwoord. Het kun best zijn, dat het kind er lip- lezen bij moet leren, wil het niet ach terop raken. Dat is, wat ik wil: in de kortst mogelijke tijd een inventarisatie opmaken van de mogelijkheden van het kind. zodat de pedagoog directer en efficiënter met zijn opvoedende taak kan beginnen. Is er bijvoorbeeld ondanks het gebruik van een gehoor apparaat toch achterstand ontstaan in de taalontwikkeling, dan komt dat er tijdens mijn tests uit en kan men zich op school daarop gaan toespitsen. Ik FLUISTERPROEFJES VAN AMSTERDAMSE PSYCHOLOOG ben nu een test aan het ontwikkelen, waarmee lk al bij babietjes het gehoor kan onderzoeken. Het werkt met beer tjes, die verschijnen en verdwijnen en met geluiden uit luidsprekers in de vier verschillende hoeken van een ta fel. Daarom noem ik hem de kieke- boetest. Dat is een ander punt. Als lk van een baby ontdek, dat hij slechtho rend ls, moeten de ouders goed wor den voorgelicht. Zij moeten weten, wgt gehoorverlies Is en hoe ze het op i veel tijd". het Gebrekkig Het is duidelijk, dat bij een dus danig gecompliceerde materie de fluis terproef jes van de schoolarts slechts een eerste, gebrekkige indicatie kun- nen-opleveren. Dat vindt dr. Van den Horst dan ook. Vandaar zijn onder zoek, zijn proefschrift, zijn werk aan het audiologisch centrum van Amster dam. Hij vindt nog meer, Het gaat buiten het gespreksthema om, maar als we zijdelings even over politiek komen te praten, wil hij het toch wel kwijt. „Ik ben voor elke partij", zegt hij, „die zich inzet voor de ge handicapten voor de zaak, waar voor ik mijn leven inzet. Neem het probleem van de overvolle universi teiten. Het kan de 'gehandicapten min der kansen Reven. Als er plaatsen aan studenten vergeven worden, kan allicht de gedachte opkomen: ach, bl) mui niet, wal hebben we leted aan een kreupele of een dove man? Ik vind, dat men juist voor gehandi capten plaatsen moet openhouden. Men moet voorkomen, dat welke groep dan ook het gevoel krijgt: we worden achtergesteld. Vroeger kon Je alleen studeren, als je pa geld had. Dat is voorbij Iedereen krijgt tegen woordig gelijke kansen. Die moeten er ook zijn voor de gehandicapten. Hoeveel plaatsen er voor hen gere serveerd moeten blijven, moet dan maar percentueel worden uitgere kend. Ik zou het fout vinden, als de gehandicapten op dit punt op de twee de plaats zouden komen". Op de drempel een verzoek. „Er blijkt enorm veel belangstelling voor mijn proefschrift te zijn. De mensen bellen me op om te zeggen, dat ze er in de boekhandel naur gevraagd hebben, maar dat het er niet is. Dat komt omdat Wolters-Noordhoff, die het uit geeft. wat vertraging heeft opgelo pen, ik geloof in de boekbinderij. Maai h«-' komt er zeker. Misschien kunt u dat even laten weten?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 13