EERST WILDE IK CONFERENCIER WORDEN,
TOEN DIT, TOEN DAT EN NU SCHRIJF IK
IK SCHRIJF ALS EEN SLAK OP EEN EILAND
zwerver-schrijver hans werner:
1
het
beest
met
de
achternaam
sini van iterson:
DINSDAG 29 OKTOBER 1968
De hoofdfiguur uit Hans Werners „mo
dern sprookje voor kinderen tot tien
jaar" is een jongen met een zilveren
fluit, getooid met de fraai alllterende
naam Mattijs Mooimuziek. Die naam
is geen speels' verzinsel van de door
de Cyperse zon intens gebronsde
schrijver, die zelfs bij het frissige Hol
landse najaarsweer nog met open
kraag loopt als koesterde hij zich aan
de stralen van het rond de Levant zo
welig (ver)-schijnende hemellichaam,
maar van diens grootvader. Die had
namelijk een onderwijzer die gewa
pend met een gewone huis- tuin- en
keukenfluit muziekles gaf. De man
dweepte zo met zijn instrument en zijn
muziek dat hij in het dorp alras de
naam Jan Mooimuziek verwierf. Nu,
jaren later komt Jan Mooimuzieks
naam weer tot leven in het al genoem
de sprookje, dat bekroond is als een van
de twee beste kinderboeken van het
jaar.
De humor die er in die naam schuilt
en in de vele andere namen in het boek
komt ook tijdens een gesprek met
de schrijver vaak om het hoekje kij
ken. Werner lacht veel en graag, houdt
van woordspelingen en understate
ments en observeert zijn medemensen
met een ironiserend welbehagen. De
bekroonde schrijver „je kunt me beter
zwerver noemen" heeft al eerder „Per
ezel door Griekenland" gereden en als
„Onze man in Damascus" van zich
doen spreken. Zijn derde bundel reis
(zwervers)-verhalen is juist dezer da
gen van de pers gekomen.
Zwerver-schrijver
Werner: Ik heb altijd voorkeur voor
humor gehad, op welke manier dan
ook gebracht. Toen ik op school zat
wilde ik met alle geweld conferencier
worden. Ik had dat wel eens gedaan op
schoolavonden en zo, maar ik ben ach
teraf toe', blij dat ik het niet geworden
ben. Ik heb een hekel aan herhalen en
om nu een jaar achtereen hetzelfde
programma te brengen.... nee. Daarom
ben ik ook een zwerver, weet je". Wie
Werners curriculum vitae nagaat, zal
''al^deHvereld*"
raan gewaagd;
i het werk zijn Ollus
i'antrekke^Uk^"
veel plezier aan dit prettig
muzikale land heet Koning
Op de Galmgracht hangt
moeten toegeven dat deze schrijver nu
niet direct een man is die jaren achter
een hetzelfde kan blijven doen. In de
jaren voor hij ging schrijven was hij
onder meer centralist bij de Ameri
kaanse luchtmacht op Soesterberg, La
dingklerk bij de KNSM, verkoper van
hoestbondons, reisbureau-employé, (Il
legaal) Engels docent in Athene,
schoonmaker in een brouwerij en nog
wat. Hij bracht een deel van zijn 36 ja
ren door in een kibboets en zat drie
maanden onder de grond in een koper
mijn van Tinna bij Ellat. Wie verre
reizen doet kan veel verhalen", zegt
Werner zelf, „maar hij moet wel op
passen dat hij niet gaat ouweh....".
Kenmerk van Werners schrijftrant is
dat hij, juist zoals Paulus Griek met de
Grieken, jood met de joden en na
zijn verhuizing van Cyprus straks
ook Turk met de Turken wordt. Hij
schrijft zijn verhalen vanuit 't gezichts
punt van de bewoner van het land
waarin hij op dat moment woont en
werkt. Zonder evenwel zich zozeer met
hen te vereenzelvigen dat hij de objec
tiviteit verliest of het ironiserende te
loor te laten gaan. „Kijk", zegt hij,
„dat is een van de redenen waarom ik
Carmiggelt zo bewonder. Die laat de
mannen en vrouwen in zijn verhalen
door zijn stijl tot leven komen. En als je
hem leest, krijg je niet de indruk,
dat hij ze „gemaakt" heeft. Dat heeft-
ie natuux-lijk wel, maar ze leiden een
eigen bestaan. Het is zogezegd „uit het
leven gegrepen".
Werner houdt daarom erg van Ameri
kaanse auteurs als Singer en van jood
se schrijvers". Ze houden zich bezig met
de concrete wereld. Als je Ionesco of
Albee leest krijg je vaak 't idee dat er
niet veel vitaliteit inzit. Bij joodse
schrijvers wel. Die zijn daar door de
traditie van het jodendom heel sterk
Plasticine in de oren
„Hoe ik schrijf? Elke morgen van acht
tot een achter de schrijftafel en dan
maar worstelen. Elke morgen zo'n 1000
tot 1500 worden tikken. Weer tikken,
weer overtikken en dan als klap op de
vuurpijl een foutloos manuscript inleve
ren. De hoeken van mijn werkkamer
liggen vol proppen waarop foute zinnen
staan, met doorhalingen etcetera. En
dan heb ik ook nog last van afleidende
geluiden. Eerst heb ik met wattenprop-
pen in mijn oren gezeten, maar nu heb
er wat anders op gevonden: plasticine,
waar mijn kinderen mee spelen. Sluit
lekker af. Maar ik kan nu wel weer
schrijven in een Grieks café, waar ge
zongen wordt, met glazen gerinkeld en
zovoorts. Maar het loeien van een koe
in de wei bij Herpt. waar Mattijs
Mooimuziek is gemaakt, kan me wel
weer afleiden. Ik moet een zekere stil
te om me heen hebben. Maar zo ge
luidsdicht en antiseptisch als Simenon
z'n Maigrets geboren laat worden,
hoeft van mij nou ook weer niet. Zo
heeft iedereen z'n eigen methode. Je
weet toch dat Schiller een paar rotten
de zoete appeltjes in zijn schrijftafel had
liggen? Dat gaf hem inspiratie. En de
grote filosoof Kant kreeg zijn grootste
geniale invallen op het toilet...
Werner woont (nog) op Cyprus. Er zijn
daar niet veel Nederlanders. Er zijn er
een paar die zich bezig houden met
bebossingen irrigatie en daarmee heb
je 't gehad". Hij woont daar met vrouw
en kinderen een meisje van een half
jaar en een zoontje, Marcus, van drie
jaar. „Ik heb hem genoemd naar een
boek dat „Marcus Napoleon" heet. En
't gekke is dat hij precies op dat jonge
tje gaat lijken ook. Lekker -ioordrijver-
tje, dat ons hele gezinnetje de wet gaat
voorschrijven. Dat Marcus op Marcus
Napoleon gaat lijken is niet zo gek,
want je hebt ze tenslotte allebei ge
maakt natuurlijk... Hij heeft zo van die
buien waarin hij met veel ablomp aan
kondigt dat-ie een andere vader gaat
zoeken. Mijn vrouw en ik spelen dat
helemaal mee. Ik vraag: Wat voor va
der wil je dan hebben? Meestal zegt-
ie: Net als de vader van m'n vriendje
Bobek. Nou, dan gaan alle kleren in
een koffertje en gaan we 'm naar zijn
nieuwe vader brengen. Maar voordat-
ie op de hoek van de straat is, hangt
er al een behoorlijke huilbui in de luch
Lopen we dan nog even verder dan
geeft-ie alarm...
Paus helpt schrijver
Bijna vanzelfsprekend belandt liet ge
sprek op de demonstraties in Amster
dam. „Waanzin", zegt Hans Werner.
„Denk Je dat iemand zich er iets van
aantrekt? Welnee. Die actie precedent?
Kunnen ze net zo goed besluiten: We
gaan de Paus afzetten of De Gaulle zijn
ontslag geven. Maar ik moet natuurlijk
wel toegeven, dat de Nederlanders be
halve bemoeizucht ook nog veel belang
stelling hebben voor de rost van de we
reld. Inzamelingen voor Turkije, Perzië,
Biafra. Dat kan bijna nergens zo op
de wereld als in dit land.
De wereld is toch een grote komedie?
vraagt hij. Iedereen maakt een hele
hoop komedie, ministers, staatslieden,
kerkelijke functionarissen, alleen kin
deren niet. Zij blijven zichzelf. Mattija
Mooimuziek ook".
Leo Vandermeel
VERRUKKELIJK
KINDERGROOTBOEK
VAN
ANNIE M. G. SCHMIDT
een verrukkelijk boek voor kin
deren verschenen bij De Arbeiderspers:
„Het beest met de achternaam". Een
waaraan men onmiddellijk de
schrijfster herkent: Annie M. G.
Schmidt. Zowel wat omvang (400
bladzijden) als inhoud betreft is het
soort grootboek geworden van het-
oktober t/m 9 november gehouden. Ze
".v.ri'sttïrsïïtt
te exemplear ven hun collectie. Om
een reeds „ingevuld" boek kopen. I
m de bekroonde kinderboeken van dit
geen Annie M. G. Schmidt voor de
jeugd heeft geschreven. Wim Adema,
een kenner van het werk van de
veelzijdige en onuitputtelijk lijkende
schrijfster, heeft de keuze gemaakt
van de bijna zeventig verhalen en
verzen, die in het boek zijn opgeno
men. Adema heeft „geen herdruk van
een herdruk van een herdruk" willen
samenstellen, zoals hij zelf zegt,
„maar bewust gezocht naar weinig
of in het geheel niet bekende ver
halen en verzen". Dat zal niet ge
makkelijk zijn geweest en hij is er
ook niet helemaal in geslaagd. Uit
Annie Schmidts voorlaatste grote
boek „Heksen en zo...." bijvoorbeeld
is meer dan de helft van de vijftien
verhalen overgenomen in het nieuwe
boek. Maar wie zal het Adema kwa
lijk nemen, want wie zal uit die
gezellig-griezelige verhalen er èèn
aanwijzen dat geen herdruk waard
is? Zeker geen kind; het bezit van
het vorige boek vormt geen beletsel
voor de aanschaf van het nieuwe.
Bovendien: het boek bevat ook twee
nog niet eerder gepubliceerde strips
van Annie Schmidt: „De heerlijkste
5 december in 574 jaar" en „Tante
Patent" (een vriendelijke dame, die
het liefst maar heel gewoon zou wil
len doen, maar die ongelukkigerwijs
een Batavier te logeren krijgt).
„Het beest met de achternaam", (het
boek is genoemd naar een van de
eerste verhalen die Annie Schmidt
voor de jeugd heeft geschreven) geeft
bladzij na bladzij blijk van het uit
zonderlijk en oorspronkelijk talent
van de schrijfster. Van haar tref
zeker taalgebruik, haar klankrijke,
vaak malle en onverwachte namen
en uitroepen, die een kind bijzonder
aanspreken en die drie jaar geleden
de jury voor de Staatsprijs voor het
Kinderboek er toe bracht haar de
onderscheiding toe te kennen.
Met eenvoudige, klare woorden weet
zij een enorme zeggingskracht in haar
taal te leggen. Ter illustratie de eer
ste twee zinnen van het vers „De
professo.- en Jolijtje":
„Er was eens een professor. Hij was
knap hoor, daar niet van, maar 't
Het boek is overvloedig geïllustreerd
met tekeningen van Wim Bijmoer.
Jenny Dalenoord, Fiep Westendorp en
Carl Hollander. „Het beest met de
achternaam" verdient een ereplaats
in de boekenkast van elk kind. Wie
het vóór 15 december koopt betaalt
er vier gulden minder voor.
peter en de torenklok
„Peter en de torenklok" van Clemens
Parma is een goed bewijs van het feit
dat de tijd van „het is maar voor een
kind" voorgoed achter ons lijkt te lig
gen. Het is 'n leuk verhaaltje dat door
de tekenares Johanna Seugler in een
fijn Jasje is gestoken, meer een zon
dagse jas. De platen die zij maakte en
waarop vaak veel voor de kinderen
valt te zien, zijn in prachtige kleuren
uitgevoerd op een niet al te kinderach
tig formaat. Deze platen vooral zorgen
ervoor dat dit een in alle opzichten ge-
geslaagd kinderboek mag worden ge
noemd,
(Uitg. Nijgh en Van Ditmar).
thomas en
zijn voetbalvaders
Het zal je maar gebeuren, dat Je als
klein wecsjongetje geadopteerd wordt
door het Braziliaans'' nationale elftal,
Pele inbegrepen, en dat door jouw toe
doen dit elftal nog de wereldkampioen
schappen wint ook. Dat overkomt Tho
mas in „Thomas en zijn voetbalva
ders" van Clemens Parma, uitgegeven
bij Nljgh en Van Ditmar te Den Haag
waar men kennelijk attent op de des
kundigheid Jan Cottaar om de verta
ling heeft gevraagd. Een niet dik, wel
groot boek, vol machtige gekleuide
platen van Felix Gora, Een met milde
humor verwoorde dagdroom van alle
kleine jongens, die het bij hen best zal
doen als ze niet al te groot zijn om
zich te kunnen vereenzelvigen met
Thomas en niet te klein om le weten
wie Pele is.
„Ik ben een echte schrijfslak", zegt Sini
van Iterson, „het duurt bij mij mins
tens twee jaar voor ik een boek afheb.
Maar dat komt ook doordat schrijven
nu niet direct een levensbehoefte van
me is. Het is echt een hobby". Mevrouw
Van Iterson (gehuwd, vier kinderen)
lachte bescheiden. Ze is kennelijk nog
niet bekomen van de golf van publici
teit die er boven haar hoofd is losge
barsten sinds zij met haar eveneens
in het buitenland wonende collega Hans
Werner de Kinderboekenweekpriijs I960
kreeg toegekend. Speciaal voor de uit
reiking van die prijs is zij vanuit de
Colombiaanse hoofdstad Bogota naar
Nederland gekomen. „Wel leuk om hier
weer eens te zijn, maar ik heb 't er wel
druk mee. Mijn lijd is mijn tijd niet,
maar die van mijn uitgever". Vandaar
dat dit gesprek moet plaatsvinden op
een voor de doorsnee-journalist onmo
gelijk vroeg uur: half negen 's morgens
„Ik hoop niet dat u dat erg vindt", had
zij door de telefoon gezegd, „maar mijn
agenda staat vol met litteraire afspra
ken. En als u nou vroeg komt, kan ik
u er misschien nog even tussenplakken"
in de ruime kamer van het huis van
een Wassenaarse vriendin, waar zij voor
haar verblijf in Nederland een comfor
tabel onderdak gevonden heeft, praat de
schrijfster honderduit over het land
waar zij nu al tien jaar woont en dat
ook de achtergrond vormt voor haar be
kroonde boek De Adjudant: Colombia.
Zij heeft het leren kennen door reizen
met haar echtgenoot die als civiel-inge-
nieur in de hoofdstad Bogota werkt,
door haar tochten naar de haciendas
en door haar contacten met Colom-
bianen. Bescheiden als zij is, verzwijgt
/.ij dat deze contacten voor een fors
deel liggen op 't gebied van 't sociale
werk onder de melaatsen.
Zij houdt van het land, dat blijkt dui
delijk uit haar verhalen, ze houdt er
van zo als ze van Curacao heeft gehou
den en waar ook haar eerste boek
„Schaduw over Chocamata" zich af
speelt Ook weer tegen de achtergrond
md. De 'iciil
Kcnilrlllng i
r i° "J d e rvo n d e'n
:olomblaan»r welgrtti
i-rfi hij al meer ell.
rderlandrr die de mli
Pulga k rijgt de kan-, i n le
iel daar niet b|J bluft."'
naakt, ipreekt eigenlijk
icblen niciellljkheder
van het leven op het eiland. „Het decor
van mijn boeken is een waar decor,
mijn verhalen spelen zich af tegen een
authentieke achtergrond, de zeden, ge
woonten, de gedachten en het wezen
van het land. Daarom zijn ze ook zo
nauw met dat land verbonden".
Naastenliefde
Voor en tijdens het bezoek van de
Paus aan Bogota, is er en niet alleen
in Nederland nogal wat geschreven
over het leven in Colombia, en over de
tegenstelling tussen arm en rijk daai
U woont er zelf. Merkt u veel van die
tegenstellingen?
„Toen de Paus er was, was ik met va
kantie. Maar ik heb van vrienden ge
hoord dat de sfeer in Bogota heel an
ders was, veel prettiger. De Colombiaan
is nogal gereserveerd, maar dat was
bij het pauselijk bezoek helemaal niet
zo. De mensen waren vriendelijker,
opener, er hing een sfeer van (zoekt
even naar een woord) van., naasten
liefde, dat was 't. Het is nu allemaal
wat teruggetrokken, maar toch is er Iets
van blijven hangen. Tja, u moet niet
vergeten dat Colombia zeker geen wei-
welvaartsstaat Is, het is wel een mooi
land. En net zoals je dat hier hebt, Is
er daar ook die trek naar de stad, naar
Bogota. En dat zijn natuurlijk allemaal
ongeschoolde mensen. Onze Industrie
kan dat niet bijbenen, ze komen zo maar
op de bonnefooi naar de hoofdstad
ta* aondee geld, zonder werk. En dan
kri jg je natuurlijk dat ze zich rond Bo-
bota een onderkomen bouwen. U moet
weten dat wij een jong land zijn. West-
Europa heeft er al zo'n driehonderd jaar
beschavingsgeschiedenis, moderne be
schavingsgeschiedenis, opzitten. Wij zijn
nog maar zo'n 150 jaar oud. Maar de
laatste zestig jaar is er heel veel ver
beterd. Het sociale bewustzijn wordt
eindelijk wakker. En ei wordt bijzon
der goed werk gedaan door de Incora,
het collectieve instituut voor landher
vorming. Daar wordt het land verdeeld,
kredieten beschikbaar gesteld en land
bouwvoorlichting aan de boeren gege
ven. We gaan hard vooruit de laatste
tijd, dat wel.
U zegt steeds wij. Bent u nog Neder
landse. of bent u genaturaliseerd?
„We zijn en blijven Nederlanders. We
zijn geen emigranten die bij hun ver
trek zeggen: Ik hoop dat lk de laatste
wilg gezien heb. Maar ik, mijn man en
kinderen zijn erg met het land verbon
den, we houden ervan, we voelen ons
er thuis".
Contact kwijt
U schrijft ook in het Spaans.'
„Uitsluitend in het Nederlands. Om in
een vreemde taal te schrijven moet je
die zo goed beheersen, dat durf ik echt
niet aan. Hoewel.... je Nederlandse
woordenschat gaat daar niet vooruit.
Ik mis het contact met de Nederlandse
literatuur wel erg. Boeken en tijdschif-
ten laten opsturen, dat koet bergen
geld. Daar wil ik hiet echt niemand
mee lastig vallen. Ik heb boven een ka
mer vol boeken liggen, die ik graag
allemaal mee zou willen nemen, maar
ik weet niet of dat me wel zal lukken.
We zullen zien. Je moet jezelf wel voe
den met levende taal. Dat dat niet
meer zo goed kan zit me wel een beel
je dwars. Niet dat ik er nu bleek en
naar van wordt, maar 't is wel Jam-
Hoe schrijft u?
„Ik zei 't al als een slak. Ik tik 't eerst,
alles achter elkaar door, goed of fout
Dan ga ik corrigeren, wat een verdui
veld moeilijk karwei is, want ik kan
er soms zelf geen wijs meer uit wor
den. Dan nog een keer overtikken en
daarna nog een keer „ln 't net En
als ik schrijf, schrijf Ik op een eiland.
Dat moet toch wel? Er zijn daar geen
schrijvers om mee van gedachten te
wisselen.
Dat gedachtenwlsselen gebeurt wel
met de Colombianen. Door haar belang
stelling voor de mens legt mevr. Van
Iterson nogal gemakkelijk contact met
de wat stugge Colombianen. Ze leeft
mee met hun zeden, gewoonten en leert
hun spraakgebruik „Dat specifieke Co
lombiaan* probeer ik in mijn boeken
vast te houden, ik probeer het zo let-»
terlljk mogelijk te vertalen. Ik weet dat
't soma minder-fraai Nederlands is
maar 't draagt wel bij tot 'o authentto-
ke sfeer!