tele
JAN THEYS:
„Laat nou een ander
die zeepbel maar
eens wegblazen"
DE LEIDSE COURANT
Chris Connelly houdt van beeldende kunst. Een zeegezicht boven de werkloze schoorsteen Chris aan het werk: met Mia Farrow tijdens opnamen voor Peyton Place.
door het hele huis ligt vloerverwarming en e en antiek beeldje zijn twee stukken uit
zijn nu nog kleine collectie.
Chris met een van de Japanse zwaarden die hij van een Japanse
Peyton-Place-fan kreeg.
Wat Ohris Connelly overkwam is al
B U H I veel jonge en onbekende acteurs en
J I actrices gebeurd en het zal nog velen
V> IfA III na hem passeren. Het grote publiek
I H wist van zijn bestaan niet of nauwe-
bI I I U H lij les af. Totdatde studio-schijn
werpers en t.v.-camera's zich op hem
richtten. Sinds hij de rol van Norman
uit Peyton Place speelt wordt zijn brievenbus overspoeld door fanmail en
krijgt hij talrijke verzoeken om nou 'ns precies te vertellen hoe hij in z'n echte
huis leeft. Dat leven is vrij rustig. Chu'is Connelly houdt niet van fuifjes, houdt
niet van veel mensen om zich heen. Hij is dan ook vaak alleen thuis, leest wat
of luistert samen met zijn vriehdinnetje, een secretaresse, naar muziek. Voo*
vervoer van en naar Peyton Place heeft hij de beschikking over een drie jaar
oude Cadillac. Een werkster is er niet in huis; Chris klopt, veegt en zuigt zelf
en doet ook nog eigenhandig de afwas.
Op het Regis Colege in Denver waar hij na een geslaagde studie aan de
militaire academie van Missouri heen ging, kreeg het toneel hem voor het eerst
in de greep. De rol die hij kreeg paste hem echter niet en toen ging hij maai
de kostuums verzorgen. Op thuisreis van een tripje naar Hawaii besloot hij
eens even in Hollywood te gaan neuzen. Hij kwam in kontakt met Wanda
Hendrix en Rita Hayworth die hem een introductie gaven voor de in Amerika
zeer bekende toneelschool Pasadena.
Na een jaar studie daar maakte hij een prachtig debuut in „Blue Denim",
speelde de jonge monnik en „Becket" en kreeg rollen voor de teevee. Maar
„Peyton Place" pas maakte hem bekend bij het grote publiek.
Als je er geen hulpje of butler op na houdt' moet je alles zelf doen. En als je
afwas bent en de telefoon gaat, dan doe je maar 'ns twee dingen tegelijk
Terwijl Lou van Rees dapper bezig is om
Knokke naar de knoppen te helpen („mijn
Songfestival in 'Scheveningen wordt heel
anders", roept hij opgewekt tegen de pers. En
iedereen maar denken: wat bedoelt ie daar in
vredesnaam mee?) is talentenautomaat Jan
Theys druk bezig zijn muzikaal missiegebied te
verleggen van de Belgische Noordzeekust naar de
veilige oase Hilversum. Zondag dook hij voor het
eerst op in de AVRO-studio, waar hij de woord
spelige Herman Emmink als gulle gastheer verving in „Muzikaal Onthaal'
Tengere Theys deed dat zoals zijn fans van hem gewend zijn. Met eei
vleugje Vlaams, een wolkje Engels en een snuifje Frans. Het oude recep
dus, waarmee hij ook al vijf keer de zoutwatergruwel van Casinobaa
Nellens aan de kook heeft gebracht. Na de laatste keer deelde hij stralen:
mee, dat hij na acht dagen verzwaard zaalarrest in de Belgische goktempe
balen had van alles. Van het festival, van de vals zingende broertji
zusjes, van de gapende meute, die hem na afloop van alle kanten bespronj
voor een handtekening met glimlach.
ZAND
ZOMER
„Ik ga nou eens fijn rielek-
sen", riep hij toen, „sloffen
aan, lui onderuit in een
makkelijke stoel. Geen
krant, geen plaatjes draaien,
misschien een beetje dom
naar de televiisie kijken. Dat
wil i'k dan nog wel opbren
gen. En dan maar weer
proberen Knokke te ver
geten. Die hele zinloze
showtroep, al die zangers,
die niet kunnen zingen uit
mijn kop branden. Dat moet
heerlijk zijn. Versta me
goed. ik vind dat festival
geweldig, maar ik vind acht
dagen meer dan genoeg. Je
kijkt op een gegeven mo
ment om je heen en ziet.
dat iedereen hangt en gaapt.
Dan denk je: hé het wordt
weer hoog tijd, dat de tent
wordt opgebroken".
ft JPwjl
Taptemelk
Theys (zeg maar Jan, say
John, dit Jean, che Giovan
ni, sag mal Johann heeft de
festivals in Knokke overi
gens voornamelijk zwijgénd
uitgezeteh. Hij fungeerde in
die taptemelkweg van ster
ren en dwaallichten immers
als communicatiesatelliet,
die pas na een volle om
wenteling van elke artiest
in actie mocht komen. Dan
begon hij ope.ens weer drif
tig in drie, vier talen tege
lijk te seinen tot grote
vreugde van de hartelijke
leraren van het Rotterdam
se instituut.
„Een glmmickje", geeft hij
nu toe, ,,ik heb het een paar
jaar geleden op een genera
le repetitie voor het eerst
gedaan en toen bleek, dat
het enorm aansloeg. Sindsdien beschouw
ik die hutspot als een soort handels
merk. Je moet er vooral niet te zwaar
aan tillen, want er zijn honderdduizen
den mensen, die hun talen beter spre-
om hun kunsten voor de televisie te
vertonen".
Goeie tekst
These boots are made for walking: de laarzen aande paden in
Ik heb nu ook pas gemerkt, waarom ik
soms moeite heb met mijn teksten. Dat
overkomt me pas, als er over een ar
tiest niks interessants te vertellen is.
Een jongen, die een gouden plaat heeft
gehad of een prijs op een festival, is
een dankbaar objekt voor een presen
tator. Maar ga nou eens in vier talen
zwammen over iemand, die nog niks ge
presteerd heeft. Dan maak je de boel
voor zo'n jongen alleen maar erger.
Neem die Franse ploeg van dit jaar.
Werkelijk: ik kon er niks zinnigs over
kwijt. Ik wist amper, wie ze waren.
Toch moet je voor zulke mensen ook
een goeie tekst bouwen. De presenta
tor brengt immers de schotel binnen
en van hem hangt het af, of een artiest
een goeie entree maakt. Ik kan met een
aankondiging geen zanger tot ster bom
barderen, maar ik kan hem toevallig
wel de mist insturen. Daarom schrijf ik
al mijn teksten ook uit en sleutel er net
zolang aan, totdat ie goed zit. Ik heb
ook nooit kritiek geleverd in Knokke,
want daar was ik niet voor aangeno
men. Dan had ik me als ploegleider
moeten inschrijven. Als ik wat te schel
den heb, doe ik dat wel in een ander
programma. Waarbij ik me dan nog af
vraag, wie ik er een plezier mee doe.
Stel je voor, dat ik eeh bepaalde plaat
afschuwelijk vind en dat in mijn radio
uurtje voor de Belgische radio breeduit
ga zitten vertellen. De consequentie is
dan, dat je die plaat ook nog eens
draait om de mensen te laten horen,
hoe verschrikkelijk ie nou wel is. Dat
komt er dus op neer, dat je je luiste
raars twee keer vermoeit met die rom
mel. Voor mij hoeft het niet.
Ik zal er ook geen traan om laten, als
dat festival in Knokke door Lou van
Rees de mist in wordt gestuurd. Ik zal
hooguit denken: „Het is mooi geweest.
Laat nou een ander die zeepbel maar
eens wegblazen". Ik vind dat festival
van jaar tot jaar een moeilijker op
gaaf worden. Veertien dagen voor
Knokke werd ik al misselijk van het
idee. Dan zag ik me zitten achter die
tafel en met zo'n fijne glimlach zeg
gen: „Goedenavond dames en heren,
bonjour mesdames en messieurs" Als ik
het nou zo bloot hoor, is het toch wel
een krankzinnige handel".
Gevaarlijk medium
Brusselaar Theys is inmiddels alweer
tot de orde van zijn fraai gesalarieerde
dagtaak overgegaan. Veel radiowerk,
//Die
talenhutspot
beschouw
ik
als
mn
handelsmerk
wat reclame, wat film en een
dosis televisie. „Vooral niet te
televisie. Ik ben in Knokke acht dage
achter elkaar met mijn gezicht op I
scherm geweest en dat is eigenlijk
een dodelijke zaak. Ik vind het e
verrekt gevaarlijk medium, het vrj
gezichten. Ze zien je tien keer en
het laatst geeuwen ze van je. Begrii
pelijk: iemand, die elke dag biefs
op zijn bord krijgt, snakt na tien dage
ook naar een bal, gehakt".
Geweldig feest
Toch geloof ik, dat ik Knokke wel
missen. Het is namelijk zo'n geweld:
feest voor iemand, die van toneelspel»
houdt. Ik stond als jongen van zevei
tien al op de planken bij de Broeder
min. Dat was een amateurgroep,
mijn vader in een dolle bui had opgf
richt. Hij was eigenlijk letterzette
maar daar kon hij zijn illusies i
in kwijt. Daarom was het voor hem
zegen, dat hij zoveel vrije tijd had.
Mijn eerste rol was een jonge paté:
fijn de hele avond in een bruine P
over het toneel rondlopen. En daart
heb ik voornamelijk jeune-premiei
rollen gespeeld. Ik deugde er met n#
baby-face eigenlijk niet voor, maar i®
een valse snor en een opgevulde jf
ging het nog best. Ik wilde trouwer
niet anders, want als jeune-premi»1
mocht je de hele. avond de mooist
vrouwen kussen.
Ik heb ook nog een tijdje rondgereisd
met een kindergezelschap. Sneeuwwit;*
en Roodkapje. Het bekende sprookje'
werk. „Maar grootmoeder wat heeft
een grote mond".
Je ziet het: ik was in Knokke volk*
men op mijn plaats".