bosch
bruegel
HEINRICH
BOLL
de zieke mens in de beeldende kunst
f. m
GESPREK MET
Het is een wit huis langs de
kronkelige Belvédèrestrasse in
Müngersdorf op een goeie tien
kilometer van het Keulse centraal
station. Het huis staat half ver
borgen achter het gebladerte van
een reusachtige boom in de kleine
voortuin. Zo verborgen zelfs dat
je, wanneer je de trappen oploopt
naar de huisdeur toe, de takken
moet wegduwen die tot halfweg
die deur reiken. Binnen is het
heerlijk rustig. Een gezellige woon
kamer met gemakkelijke stoelen.
Rijen boeken langs de muren. Eén
breed raam geeft uitzicht op een
tuin, die ietwat verwilderd ligt
te dromen in deze hete julinamid-
dag. En dan staat plots de huis
heer in de kamer. Een grote man
met een doorgroefd gelaat. Wit
hemd, open kraag. Een stevige
handdruk. En vriendelijke ogen.
Heinrich Böll, successchrijver in
het naoorlogse Duitsland. Beroemd
om zijn knappe romans. Berucht
om zijn scherpe aanklachten. Soms
verguisd door zijn geloofsgenoten,
wat alweer een poosje geleden is.
En gelezen door miljoenen.
REALIST
ONDANKS DE STELLING:
,ER GEBEURT NIETS
DAT ONS NIET AANGAAT"
„Kom, we guaji naar boven, daar kunnen we
rustiger praten". Boven is een klein, wit
werkkamertje. Boeken. Een simpele schrijftafel.
Lijkt bijna een „werkbank". Op die werkbank
worden Bölls aangrijpende verhalen ineen
getimmerd.
Elgenilljk was dit vraaggesprek reeds vorig jaar
gepland geweest. Het zou een gesprek worden
naar aanleiding van Bölls vijftigste verjaardag,
21 december jongstleden. Maar BÖI1 is lang
zwaar ziek geweest. („Ik moet allereerst mijn
correspondentie afwerken. Hopen brieven die
zioh in de lengte van maanden hebben qr-
geètapeld. En dan?.Tjk, schrijven moet ik
ook weer! Natuurlijk! Maar momenteel heb ik
nog geen vaste plannen voor een nieuw thema.
Een toneelstuk misschien. Ik wil het nog eens
proberen, al is een vorig stuk geen meevaller
geworden".).
Hij zegt het alles gewoon, In een licht slepend
Keuls. Een volle stem met eenvoudige woorden.
Geen greintje pretentie bij Duitslands literaire
nummer één. Hij lacht graag. Wie schreef
weer dat Heinrich Böll een somber man was?
Die heeft Böll dan toch nooit zien en horen
lachen.
Hy is geboren te Keulen in de eerste wereld
oorlog, op 21 december 1917. Was een poosje
bediende in een boekhandel, werd dan voor
Arbeidsdienst en nadien voor de Weermacht
opgeroepen. Beleefde de frontversohrlkkingen in
West en Oost en vestigde zich na de oorlog en
een periode van krijgsgevangenschap opnieuw
in zyn geboortestad. In feite stond hij In de
stadsregisters opgetekend als student in Ger
maanse talen. „Maar ik heb noodt die colleges
gevolgd,! Kyk, om een levensmiddelenkaart te
krygen moest men ook een beroep hebben.
Daarom liet ik me als student inschryven!"
Hy zette zich aan het schryven. Een eerste
poging in die richting werd in 1936 niet
gepubliceerd. De oorlog, de ellende en de chaos
na de militaire ineenstorting brachten hem op
literair vlak meer geluk. Met het gevolg, dat
Heinrich Böll nu al byna twintig jaar uit
sluitend van zyn pennevruchten leeft. Maar
schryver geworden dank zy de oorlog?
„Nee, de oorlog bracht alleen maar een bepaald
element voor myn boeken. Zo er geen oorlog
was geweest
Heinrich Böll
Hy denkt even na en zucht. En vervolgt met
zachter stem: „Zo er geen oorlog was geweest
en geea. Hitler j.-ja, dan zouden wij toclv.eeifc,
burgeroorlog hebben gekend. En misschien had
Ik dan wel aan de zijde van de zogenaamde
„roden" gestaan. Dat is natuurlek zuivéf" hypo
thetisch, maar zo voel ik het toch. En in elk
geval zou ik tot schrijven zyn gekomen. Omdat
ik in mezelf voel, dat het zo moet en niet
anders kan".
Duitse Hemingway?
In 1949 verscheen de eerste roman van Heinrich
Böll: „Der Zug war pünktldch". Het was het
eerste in een reeks beklemmende verhalen uit
't naoorlogse Duitsland. Het Duitsland van de
splitsing in Oost en West, van de ouderloze
zwervende kinderen, bunkergezinnen, oude man
nen en vrouwen die krepeerden van honger, de
meisjes die hunlichaam voor chocolade ver
kochten aan de Tommies en de Sammies. Het
was het verhaal van de jonge Duitse front
soldaat die een voorgevoel had van de nade
rende dood en wilde vluchten met een meisje
uit een bordeel. Hij wordt tenslotte door Poolse
partizanen neergeknald.
Dit boek dat dadelijk een byzonder succes
oogstte, zou tevens onmiddellijk de grote lite
raire kracht van Böll openbaren: zyn byzonder
boeiende verteltrant, zyn directe taal, zijn
meeslepende sfeerbeschrijvingen. Later zou men
hem de Duitse Hemingway noemen, omdat
Böll in zijn korte romans en zyn harde taal deed
denken aan de Amerikaanse meester van de
novelle. Maar Hemingway laat meestal vraag
tekens opduiken, wanneer de lezer over het
gevoelsleven ln zijn verhalen begint na te
denken, Böll opent niet de weg voor gissingen,
want zijn gevoelsbeschryvingen, hoe kort soms
ook, zyn helder. De vergelijking met Heming
way sluit echter misschien een grote hoop in.
De hoop dat deze Duitser krijgt wat in 1964
het deel werd van de Amerikaan: de literaire
Nobelprijs.
Na „Der Zugkwamen Bölls verhalen met
de regelmaat van een klok op de lezersmarkt.
nach Spa (in 195(3Wo
Dlè schwarzen 'Sc.ftafe
(in 1951), Nicht nur zur Welhnachtszeit (1951).,
Und sagte kein elnziges Wort (1953), Hg us
ohne Hiiter (1954), Das Örot der früiién Jahre
(1955). En zovele andere verhalen nog.
Van 1953 af verschenen de meeste romans van
Böll in Nederlandse vertaling: Eng is de poort,
Huizen zonder vaders, Het brood van myn
jeugd. Geen alibi voor God, Wie gaat mee
naar Ierland varen?, Biljarten om half tien.
De weggooier, Meningen van een clown. Een
slok aarde. Einde van een dienstreis. En ook
hier is onze iyst niet volledig.
In zyn eerste boeken schonk Heinrich Böll
sublieme pareltjes van wat naoorlogse litera
tuur kan betekenen. Dan kwamen de andere
verhalen, die zich aan de omstandigheden aan
pasten. De oorlog schemerde weg naar de
achtergrond en de „Wohlfahrtsstaat" kwam op
de proppen. En hiermee groeide het volume
van wat zovelen „het levend geweten van de
Duitse Bondsrepubliek" hebben genoemd.
„Om Godswil, nee", weerlegt Böll mei klem„ik
ben helemaal niet dat levende geweten van de
Bondsrepubliek. Dan zou ik reeds lang dood
zijn. Nee, die besvering is in feite een be
f/rijpelijk verkeerd begrijpen van buitenlandse
critici, die de tweede wereldoorlog en de na
weeën hiervan als maatstaf namen. Ik be
schouw unezélf helemaal niet als dat levende
geweten. Wat de zogenaamde protesten in mijn
proza betreft, geloof ik niet dat ik daarin de
enige ben.
iten nodig. Slechts een elementje hier of daar
tl verder de eigen fantasie. Het is een zeer
neerbiedig voorbeeld, al is het niet zo bedoeld:
ïod had toch ook een handvol materie nodig
m de mens te maken. En zo is de oorlog ook
en element geweest in een reeks van verhalen
lie misschien miljoenen malen echt hadden
unnen zijn.
lijk, u zegt dat ik protesteer, dat ik aanklaag
3ok die protesten, die aanklachten spruiten
-oort uit het verhaal. Neem nu „Ansichten
ines Clowns" (Meningen van een clown)
'k wilde onder die titel alleen een liefdes-
resohiedenis schrijven. Hiervoor had ik be-
ioefte aan een bepaald milieu. Het beste milieu
oor mijn verhaal vond ik in het Duitse katho-
'cisme. De dwangedementen, die in dit verhaal
oorkomen, kon lk op ideale manier by myn
3uitse katholieken vinden. In dat milieu was
iet, dat myn liefdesgeschiedenis moest mis-
ukken. Daarin zoekt men dan achteraf het
protest. Zeker, ik heb een wantoestand, een
'bekrompenheid aangeklaagd. Maar dat was
ian toch weer het directe gevolg van een ver
vaal".
Liefde en godsdienst
De „aanklachten", die men leest tegen een
bepaald milieu ln de boeken van Böll hebben
een tyd geleden ook de Duitse katholieke
vereld geschokt. Er kwamen felle katholieke
eacties tegen de geschriften van de katholiek
Böll. Er was zelfs een waarschuwende brief
van de Duitse bisschoppen. Maar dit alles is
verleden tijd en de reacties hebben Böll nooit de
lachtrus' ontnomen!
„Bent u katholiek? Ja? Dan kent u ook wel
onze „Moeder de Kerk". Die opwinding bq
mensen die aich gevizeer-d voelden, is allang
vergeten. Trouwens, het concilie heeft toch
andere wegen aangeduid! Maar die evolutie be
wijst mij, wat myn omgeving betreft, tooh nog
niet alles. Zq is een bewijs voor 't aanpassings
vermogen van de clerus, niet voor zijn vrijheids-
Vorig jaar lazen wij een stuk van Heinrich
Böll over „Een katholiek sohrijver?" In The
Times Literary Supplement met verwijzingen
naar de opvattingen van Graham Greene over
de benaming „katholiek schrijver". Böll meent
dat die benaming onjuist is.
„Men is schrijver en dat is in de literatuur het
voornaamste. Ik geloof dat men tenslotte niet
meer over gelovige of ongelovige auteurs zal
spreken. Zo ben ik er bijvoorbeeld van over
tuigd dat een atheïstisoh au"eur een erg goed
religieus boek kan schrijven".
In een interview met Marcel Reich-Kanicki
heeft Böll ooit gezegd dat twee elementen zijn
boeken bepalen: liefde en godsdienst.
„Ik zou thans niet meer hetzelfde antwoord
geven. Ik zou thans zeggen dat liefde en
godsdienst identiek zyn. Weet u, mij interes
seren toch alleen maar het verhaal, de stijl, de
vormgeving, het tempo waarin dat verhaal zich
afspeelt. Voor my krygt dit alles zelfs een
erotische tint. Een roman, een verhaal betekent
voor my steeds en opnieuw, een verovering, een
bezitten".
Biaf ra
.Heinricji Böll wordt een meesterlijk satirisch
sohrijver genoemd. Maar ook in het satirische
zit weer zijn waarschuwing. Zoals m zijn
jongste roman „Einde van een dienstreis"
waarin de Duitse zelfgenoegzaamheid wordt
gehekeld rond de zaak van een jeepdiefstal ten
nadele van de Bundeswehr. Zo knoopt Böll
telkens opnieuw aan bij een of andere vorm
van actualiteit.
Maar zijn protesten dan? Want tenslotte kan
deze grote, sympathieke man nie>t ontkennen
(en dat wil hij ook niet) dat hy geëngageerd is.
Hij is het tooh, die heeft gezegd „Nichts gibt 's
was uns nicht angeht" (Er gebeurt niets wat
ons niet raakt).
„Ja, dat heb ik gezegd en ik blijf erbij. Maar
dat is een stelregel waarbij men toch realist
moet blijven. Ik bedoel: niets mag ons on
beroerd laten. Denk bijvoorbeeld maar 'ns even
aan Biafra Maar lieve God, wanneer ik
nacht en dag aan de hongerende mensen in
Biafra ga denken, wordt het leven onmogelijk
voor mijIk wil alleen maar zeggen dat ook in
deze gedachten gang liet extreme moet worden
vermeden.
En toch kan ieder van ons iets doen om de
wereld te veranderen, te verbeteren, bedoel ik.
Alleen reeds wanneer ik bijvoorbeeld schrijf,
is er iets in de wereld .veranderd. Ergens doet
dat geschrijf tooh altyd iemand nadenken. Zo
geloof ik, dat de naoorlogse literatuur van vele
auteurs hier in Duitsland wel degelijk iets heeft
veranderd".
GASTON OLAE6
debuutbundel van pé hawinkels
Reeds enkele malen heb
ben we in ons tydschrif-
tenoverzicht gewezen op
de gedichten van Pé Ha
winkels om hun opval
lende oorspronkelijkheid
en hun barok taalge
bruik. Thans zijn twee
reeksen gedichten van
Hawinkels in boekvorm
verschenen bü Ambo te
Utrecht onder de titel
Bosch cn Bruegel, want
deze reeksen zqn ont
staan naar aanleiding
van schilderyen van
twee grote meesters. Er
wordt een beschryving
van hun schilderyen in
gegeven en de afzonder
lijke gedichten hebben
meestal de naam van
een schilderU tot titel.
Toch zou men hoe
nauwkeurig die bescha
vingen ook mogen zyn
onjuist handelen door
in hen vooral beschrU-
ving te zien, een soort
in vers gebracht com
mentaar. Een dergeiyk
commentaar zou als hulp
middel kunnen dienen
tot een beter verstaan
van de schilderijen,
maar, zodra men tot dit
beter verstaan gekomen
is, verder overbodig
worden. Men zou ze, met
andere woorden. niet
meer hoeven te herlezen,
zij hebben dan hun
dienstbetoon verricht.
POEZIE VAN
BESLISTE
OORSPRONKELIJKHEID
Inderdaad kan men door de verzen
van Hawihkels tot een beter begrip
van het werk van Bosch en Bruegel
gebracht worden, maar de gedichten
doen meer dan dat, ze hebben een
autochtoon eigen leven, door de schil
derijen in taal over te brengen hebben
ze naastlcfë'wereld van Bosch en Brue
gel een eigen wereld geschapen, die dé
w.ereld van de poëzie is, verbonden
niet alleeiï niet de verbeeftdïrigèn iiït' de
vyftiende en zestiende eeuw, maar ook
met onze tijd in bepaalde zin met
iedere tijd en met het leven en zijn
van nu, van ons en uiteraard van Pé
Hawinkels in het bijzonder. Men kan
dit wellicht het bést nagaan als men
in de eerste reeks, de reeks van Bosch üitgeadi
het fragment over de zee, die Bosch
schilderde, leest:
Pé Hawinkels
heid trachtte het hele bestaan van we
reld en mens, geestelijk, stoffelijk, te
ontspannen, te verklaren, te verduide
lijken in vorm en kleur te vertast-,
baren, in zijn glorie en zijn afschuwe
lijkheid. in zijn soms etherische, soms
inderdaad gruwelijke pracht. Het ken
merk van het werk van Jeroen Bosch
is zijn ongelooflijke Verscheidenheid en
veelheid, zijn schittering in de meest
fantastische, maar altijd werkelijkheid
geworden details. En deze rijkheid, deze
overdaad vindt men in de taal van Ha
winkels weer, die ook glinstert en ver
rast door der-details, deze overdaad,
vindt men in het vers weerspiegeld ip
de grillige sprongen van, de gedachte
en de vele verbintenissen gevangen in
het wisselend beeld.
lm°r diéi
wereld geseheiden houden van de
e, blauwige verten, van waar d
Hybridisch het labiele midden bewaren
rijpe luwate
Van lucht en hemel, houdt een handvol
Buikige burchten zich op en de wacht.
Bewaken, hoogoprijzende instanties, de aai
Van wat zich rondom hen, mitsgaders
Op de voorgrond, het immanente
vloed, lijkt hij
>ordoe
afspeel
met dreigend
Riteit is onbepert
Waardiger ook, d
Dit is beschrijving, dit treft een ken
merk van Jeroen Bosch, maar het is
tevens iets anders, het is eigen taal,
eigen poëzie, eigen leven.
Het hele bestaan
In die eerste reeks gedichten gaat men
steeds beter ontwaren hoe groot Bosch
inderdaad was, hoe hij in zijn tijd, in
zijn visioen en zijn realiteitsgetrouw-
Op soortgelijke wijze wordt in de taal
van Hawinkels het eigene in het werk
van Bruegel gespiegeld, dat ook vi-
sonair kan zijn, maar dat aardser,
directer, vaak ook rustiger aan doel
dan het werk van Bosch in De thuis
komst van de jagers bijvoorbeeld of in
de Val van Icarus.
Andere kijk
De later geboren Bruegel heeft een
andere kijk op wereld en mens dan
Bosch, al zijn er talrijke overeenkom
sten en al heeft hij niet minder oog
voor de glorie van de wereld en de
wreedheid van het leven en de mens.
Hij kan ook gruwelijk zijn, maar hij
bereikt eveneens een sereniteit, met
weer geheel andere accenten dan de
minder aards gebonden, spirituelere
van Bosch.
En die éne vogel? Die ekster?
i oogjes kijken nas
op het dak, de
Tot voor kort was er In onze taal geen
werk over de zieke mens ln de beel
dende kunst. Vreemd efgenlUk want ln
een wat ruime opvatting bekeken is het
een onderwerp dat talloze malen op
schilderyen, tekeningen cn beelden
terugkomt. Men denke slechts aan dc
vele bil bel se schilderijen waarop gene
zing van zieken voorkomt, terwijl ook
het beroep van geneesheer en vroed
vrouw, benevens de activiteiten van
kwakzalvers tul van malen onderwer
pen voor kunstenaars leverden. Een
leemte dus, waar een eind aan is ge
maakt door een werk van dr. J. A. van
Dongen: „De zieke taicns in de beel
dende kunst".
Dl'. Van Dongen schreef zijn boek op
verzoek van Mycofarm te Delft (Ned.
Gist. en Spiritusfabriek). Het was dus
bestemd al6 een plezierig geschenk voor
artsen e.d. Sindsdien Ls echter gebleken
dat er een ruimere belangstelling voor
bestond en het boek ls thans ook in de
boekhandel verkrijgbaar. Het bevat niet
minder dan tweehonderd afbeeldingen,
verdeeld over een aantal onderwerpen.
De tekst van dr. Van Dongen ls
meestal terzake, zy het erg aan de droge
kant, terwijl de oorspronkelijke bestem
ming, voor vakgenoten dus. duidelijk
toiykt uit een teveel aan medische vak
termen die voor een leek niet altyd
duidelijk zyn.
Ben lacune in het werk van dr. Van
Dongen ls dat hy bU bepaalde schilde
rijen de dubbelzinnige betekenis niet
heeft onderkend die eraail ten grond
slag lag. Het ls de auteur nauwelijks
kwalqk te nemen want literatuur over
het verband tussen schilderkunst en
zinnebeelden was er al evenmin als
over het onderwerp waarover hijzelf
te schrijven kreeg. Deze leemte is
thans schitterend aangevuld door een
uitgave van Openbóar Kunstbezit (uit
sluitend verkrijgbaar voor abonnees
..Zinne- en minnebeelden in de schi'
VOOR EERSTE MAAL
ONDERWERP VAN
NEDERLANDS BOEK
derkunst van de zeventiende eeuw
Auteur is drs. E. de Jongh, die hier
mee een bijzonder belangwekkend werk
heeft geleverd dat ook voor de kunst
minnende leek prettig is om te lezen
terwyi door noten en verwijzingen hel
boek ook wetensehappeiyk van waar
de is.
Drs. De Jongh is de emblematalitera
tuur nagegaan. Deze was vooral in de
zeventiende en achttiende eeuw zeei
geliefd. Ze bestond, zoals by Roemer
Vlseohers „Sdnnepoppen", udt 'n reeks
prentjes, voorzien van opschriften en
rijmpjes, die aangaven hoe een be
paalde afbeelding „gelezen" kon wor
den als symbool voor iets anders. Zo
waren twee pauwen een huwelijks-
symbool, een drinkbeker tussen wijn
kan en waterpot stelde matigheid voor
Sommige voorstellingen zijn vanzelf
sprekend; een Amorfiguurtje heeft met
liefde te maken, maar dut oor
beeld een spinneweb dat óók heeft, zal
menigeen niet geweten hebben.
De gevolgen der liefde werden door
onze zeventiende-eeuwers ook vaak
uitgebeeld, 'n Schuchter kykend meisje
dat bezocht wordt door een dokter die
ernstig de inhoud van een urinaal be
studeert, wil, vooral als er óók nog een
Amor is afgebeeld, zeggen dat het kind
een misstap heeft begaan die niet zon
der gevolgen zal blijven. Het is dus
niet alleen maar een constateren van
„liefdespijn" zoals dr. Van Dongen in
zijn boek vermoedde.
De kopster
Een ander voorbeeld: in „De zieke
mens in de beeldende kunst" komt „De
kopster" van Quirijn Brekelenkam
voor, een schilderij dat te vinden is
in het Haagse Maurltshuis. De auteui
plaatst er enkele zakelijke mededelin
gen bij over het in onbruik geraakte
„koppen", een methode, waarbij bloed
aan een lichaamsdeel werd onttrok
ken. Drs. De Jongh gaat veel dlepei
op hetzelfde schilderij in. Hij ver
klaart hoe destijds jonge meisjes naar
een kopster gingen om te weten te
komen over hun kansen in de liefde
en over de mogelijkheden van zwan
gerschap. Hij haalt een zeventiende-
c-euwse dichter aan:
En laat in 't bloei dan kljcJeen,
Of haere Mlnnaer weer Sal komen, o
mijn Heer Gaet strljcken
Op de tafel achter de kopster sta;
een mand met komkommers, die hei
innert aan een spreekwoord:
zijn van maagdenai
En dan weten we dat er heel Wat me
schuilt in dit schilderij dan allei
maar een medisch onderwerp. „Zinni
en minnebeelden in de schilderkun
van de zeventiende eeuw" werd vooi
Ireffehjk uitgegeven met tal van al
beeldingen, waaronder veel in kleui
Een boek om vaak te raadplegen. Me
leert er tal van schilderyen met an
dere ogen door zien.
Tg
Quirijn Gerritsz. Brekelenkam
De kopster
•okkelhout, dc snoeiende boer,
de Introverte kerken,
ïrmaehtige bergwand, vaarten
De jagers zijn thuis. Dan is
er evenwicht op aarde.
Ook dit is beschrijving en zeer cor
recte beschrijving, maar het heeft een
eigen leven, los van het schilderij. Het
is natuurlijk zo, dat men de bundel
Bosch en Bruegel beter verstaat als
men de schilderijen van Bosch en
Bruegel kent. Strikt noodzakelijk lijkt
ons dat echter niet. Men kan de verzen
van Hawinkels ook lezen zonder deze
kennis en ze voor een groot gedeelte
toch volgen, lijkt ons.
Ze zijn, evenals het werk naar aan
leiding waarvan ze ontstonden, ge
heimzinnig en reëel, reëel tot op het
vulgaire, het komische en het ironische
toe. Ze bezitten de hardheid van de
werkelijkheidsvisie, die niets verdoe
zelt en niets ontgaat en ze belijden
in die hardheid toch een bewonderen
de verrassing om het leven, dat zo
veelzijdig, zo grandioos en zo afstote
lijk kan zijn, dat is als het is.
Strikt persoonlijk
Het vers van Hawinkels is een strikt
persoonlijk vers, hy leunt in zyn poëzie
tegen geen voorgangers, hoe groot en
indrukwekkend ook, aan; hij is er
zichzelf in. In deze oorspronkelijke
taal kan hij zich soms te veel laten
gaan. Zijn vers, dunkt ons, zal op de
duur concieser worden, al willen we
daarbij dadelijk opmerken, dat het
reeds herhaaldelijk treffend concies is.
Het is met geen ander vers, dat op
het ogenblik in ons land geschreven
wordt, te vergelijken. Het is niet ge-
makkelijk, maar ook niet hermetisch
en het boeit voor de goede verstaan
ders van het begin tot het eind.
'OS PANHU1JSEN