het is uit met de butterfahrten glorie dagen van duitse koop woede zijn voorbij B. W. Willemse (75): ik zei tegen die priesters: „Laten we maar in het Latijn converseren"... Beheerder van Leidse stationsstalling trakteert klanten op Latijnse spreuken „EEN PRAATJE VAN DE PAUS IS GLASHELDER WATER VOOR ME" DINSDAG 16 JULI 1968 DE LEIDSE COURANT PAGINA 5 (Van een onzer verslaggever Tweede donderdag in juni, Sacramentsdag. Voor de Duitsers een vrije dag. Aan de grenspost Kotten- Oeding staan ze weer in file, op weg naar Holland. Naar Winterswijk, om inkopen te doen? We vragen het aan de chauffeurs, op het rijtje af, terwijl ze, het por tierraampje open, gereed zitten om groene kaart en pas aan de douanemannen te tonen. Een kleine en quête, die bevestigt, wat de (Duitse) vrouw van het grenscafé ons net zei: „Damit ist es afgelopen". Van de vijfentwintig automobilisten, die met vrouw en kroost op weg naar Holland zijn, verklaart er precies een, dat hij inkopen in Winterswijk gaat doen. „Ob es sich lohnt?" Zijn vrouw vindt nog van wel, zelf betwij felt hij het eigenlijk. Twee anderen zeggen, dat ze en passant wel wat levensmiddelen zullen inslaan, maar het gros is alleen maar op „Bummelfahrt". Vanwege de vrije dag, het mooie weer en omdat Holland nu een maal trekt. Even verderop staat een mannetje folders uit te delen van een van de actieve Winterswflkse winkeliers. „Ze vragen allemaal of de winkels heute geöffnet zijn", verklaart hij. Dat hebben de meesten kennelijk niet verwacht en vandaar, dat het toch nog wel een goeie dag kan worden. Hopelijk beter dan zaterdag, meent onze zegisman. „Och, er komen er altijd nog wel wat op zaterdag, maar de gloriedagen zijn toch voorbij". Kohlenpott Winterswijks V.V.V.-man Huisintveld stelt de zaken realistisch. t,Er zullen altijd wel Duitsers blijven komen. Ze zitten daar in het stof van de Kohlenpott, moet u niet vergeten. Hier vinden ze frisse lucht, ze zijn in het buitenland, dat werkt namelijk stimulerend. Ze hebben Winterswijk leren kennen en ze zullen nog wel eens terug komen, maar inderdaad: de tijd, dat je hier dagelijks alleen maar Duits op straat hoorde spreken, ligt achter ons". In 1958, nu tien jaar geleden, is de invasie begonnen. Winterswijk telde toen 74 kruidenierswinkels, waarvan 44 in het centrum. Vorig jaar waren het er 75, dus het totale aantal is door die Duitse kopersvloed nauwelijks gegroeid. Dat ligt ook voor de hand, want in het hele land neemt het aantal middenstandszaken jaarlijks met enkele duizenden af en het zijn vooral de kleine winkeliers, die het loodje leggen. „Die ontwikkeling is door de Duitsers in Winterswijk tien jaar opgehouden", meent de heer Huisintveld. Winkeliers, die het anders al lang hadden moeten opgeven, deden dank zy de vloedgolf van Marken, die onze grens over rolden, de afgelopen tien jaar nog goede zaken. Maar in 1964 kwam al de eerste inzinking. Sindsdien is het prijsverschil tussen daar en hier steeds minder geworden. Op het ogenblik is het vrijwel geiyk. „Die Lebensmittel sind ja manchmal in Deutschland viel goedkoper", zegt de waardin van het grenscafé en dezelfde geluiden klinken achter uit de auto's wanneer wij de inkomende Duitsers vragen of zy op Einkaufs- fahrt zyn. De kwaliteit speelt wel een rol. Som mige artikelen blijft men hier graag kopen. Brood bijvoorbeeld en meel; lang niet iedere Duitser blijkt erg happig te zijn op het unges&uerte grauwe brood, dat hem thuis meestal voorgezet wordt. Ook de verse groente en het zoete Nederlandse gebak biyven in trek. En dan de camping artikelen en de leren kleding, die koopt men ook graag hier. Een zaak verspreidt in het Duits gedrukte fol ders, waarin ,,Wildleder bis groszen Rabatten" aangeprezen wordt. Een semi-permanent gebouw, waarin een „Verse asperges" op z'n Duits. (Een kniesoor die op de juist spel ling letEen normale reclame langs een invalsweg aan de Neder landse grens. supermarkt gezeteld was, verkoopt nu met veel succes kampeerartikelen. Maar niettemin schat burgemeester J. B. Vlam de totale Markenomzetten op nog hooguit veertig procent van die in de haussejaren 19601962. Duitse zaken rekent, hoeveel winkels er onder In vloed van de kopersgolf van over de grens ln de loop van de jaren by go- komen zyn. Zoveel zyn er nu ook alweer verdwenen. „Een stuk of zes, zeven", meent de burgemeester. Dat waren vooral degenen, die te laat be gonnen zyn en verder enkele filiaal bedrijven, die op te zware lasten zaten. Er staan winkels leeg in Winterswijk en er zullen er nog wel een paar bij komen. Maar de heer Huisintveld ge looft niet, dat het zo'n grote vaart zal lopen. De Markenvloedgolf was voor veel winkeliers een welkom extraatje, dat gebruikt is om de zaken te moder niseren. Nu hy ophoudt, hoeft men nog niet direct failliet te gaan, zoals in sommige sensatiebladen gesugge reerd wordt. Winterswijk houdt zyn normale koperspubliek, het zal wel een deel van de Duitsers overhouden (al kopen die nu niet meer alles wat los en vast is, alleen omdat het zo goedkoop was) en verder profiteert het in toe nemende mate van het toerisme. Er zijn goede hotels, diverse boeren hebben zich als pensionhouders op geworpen en er zijn niet minder dan twaalf campings. Niettemin: de gloriedagen zyn voorby. Dat geldt voor Winterswijk, het Venlo van het oosten, maar dat geldt langs de hele Twents-Achterhoekse grens. En er is menig zakenman in de grens plaatsen, die zijn hart vasthoudt, om dat MJn omzet voor het overgrote deel uit Marken bestaat. „Ik draai voor tachtig procent op Duitsers", zegt een lunchroomhouder in Glanerbrug, ,,en die komen de laatste tyd veel minder. Ik hoop nu op het seizoen, maar het zal wel nooit meer worden wat het geweest is, nu we in de E.E.G. zitten. TjaHy heft de handen omhoog. Nog geen wanhoopsgebaar, maar wel een duideiyke uiting van onzekerheid. Souvenirs Aan de grenspost Rammelbeek by Denekamp is in de afgelopen jaren een hele winkelstraat verrezen. Er zijn gelukkig nog meer mensen dan Duitsers langs de weg". Vooral Zweden ziet hy graag komen, „Dat zyn altyd nog mensen, die veel geld uitgeven". Hy schat de omzet in levensmiddelen op tien procent van wat 't geweest is. Zo is het overal, waar de Duitsers kwamen kopen. „Es lohnt sich nicht mehr", zeggen ze. Ze halen nog wel kaas op de markt van Enschede en nemen als ze toch maar weer eens in Holland zyn, nog wel wat groente en fruit mee, maar het massale is er af. Er rijden nog altyd busjes uit het Roergebied („de dlchtstbijzynde kolen- myn is hier maar dertig kilometer vandaan", wijst burgemeester Vlam) naar Winterswyk en naar Buurse, maar het is niet meer dan een fractie van het aantal, dat je er een paar jaar geleden zag. Winterswijk, Buurse, Groot-Enschede, Rammelbeek, dat waren de voor naamste aantrekkingspunten langs de Twents-Achterhoekse grens. In een dorp als Overdinkel, toch vlakby Gronau, zie je nauweiyks Duitse op schriften op de etalages. Wel een ge sloten winkel, die met koeien van letters in het Duits vermeldt, dat de zaak verplaatst is. Maar op de'nieuwe plek geen woordje Duits voor de ra men en vanwege het middaguur biyft rustig de deur op slot. Bungalow In Overdinkel en Glane, in Oldenzaal, Eibergen en Groenlo ligt niemand wakker om het afebbën van de Duitse kopersstroom. In Buurse waarschyn- lijk ook niet. De grenswinkel, tien jaar geleden nog een buurtwinkeltje staan onder andere twee grote super markets annex restaurantbedrijf. De heer G. van Landschoot is eigenaar van een ervan. Hy geeft grif toe, dat de tijd, dat je 3000 kg boter per week kon verkopen, afgelopen is. „Ik doe de levensmiddelen er straks helemaal uit en ga dan alleen nog souvenirs verkopen en natuurlijk rookwaren en chocolaterie. Ook de siyterij biyft be langrijk en daarnaast het restaurant. Daar heb ik zelfs ruimte te weinig". De heer Van Landschoot was altyd voornamelijk op 't toerisme Ingesteld. Twintig jaar geleden is hy begonnen met een snackbar. Daar kwam een winkeltje by en nu hoort een enorm complex hem toe, plus nog de benzine pomp en de verkoopstalletjee aan de overkant. Er stopt een bus vol Engel sen, terug uit Scandinavië. Stuk voor stuk komen ze met delftsblauwe mo lentjes en klompjes, met sigaren en dure bonbons van de toonbank. De baas rekent zelf af, vlot alle soorten 'geld ln guldens omgerekend. Het is weer eventjes hard werken geblazen. Pas als de busklanten Instappen, kan hy ons te woord staan. „Met de Butterfahrten is het voorby, maar er De invasie bij Kotten duurt voort, maar de Markenomzet in de Nederlandse winkels is tot op een tiende teruggelopen. in een boerderij, nu een enorme super markt, waarin je de koeienstallen niet terugvindt, ondervindt evengoed als alle andere de gevolgen van de Euro pese eenwording. Maar de eigenaar hoeft nooit meer koeien te melken. Hy woont een eindje landinwaarts in een fantastische bungalow. Hij is „binnen", net al« die gebroeders in Venlo, die tien jaar geleden naast een paard voor een groentekar liepen en er nu stallen vol renpaarden op nahouden. Net als de Winterswijkse winkelier, die twee jaar geleden al stil kon gaan leven, nadat hy zyn kruidenlerswlnkelltje tot een alomvat tende supermarkt uitgebouwd had. Het deert hem niet, dat een deel van het complex nu al gesloten is. „Als je aan de Duitsers rijk wordt, ben je voorgoed ryk", heet het in die kringen. Maar Je moet er natuurlijk wel op tyd by geweest zyn en je hebt er een aan tal jaren hard voor moeten werken. B. W. WILLEMSE iedere dag andere epreuk In zijn aanstellingsbrief wordt zijn functie omschreven als „be heerder van de Leidse stationsrijwieistalling", maar zelf houdt Willemse het liever op Princeps cuptodiae birotarum. „Ik kan het niet laten", zegt hij verontschuldigend, „ik moet alles in het Latijn vertalen. Dat is mijn tweede natuur geworden. Ik had vorig jaar nog een paar priesters uit Jeruzalem, die twee woorden Duits spraken. Ik zeg: „Dat geeft niks, heren, ik converseer wel in het Latijn met u". Man, dat kost me geen centje pijn. Ik lees de Osservatore Romano even vlot als een Nederlandse krant. En zonder grammatica. Rustig. Ik mag zo af en toe eens een woordje moeten opzoeken, maar dat is ook alles. Een praatje van de Paus is glashelder water voor me, daar draai ik mijn hand niet voor om. Ik heb trouwens 't hele concilie op de voet gevolgd. In het Latijn. Waarom? Omdat het een lekkere, puntige taal is. Je kunt er niet ln zwammen. Overigens heb ik me mateloos zitten ergeren aan dat concilie. _Dat noemen ze vernieuwing. Laat me "niet lachen. Zeg maar rustig vernieling. Ik heb brieven van alle bisschoppen thuis. Noem ze maar op. Van Bekkers, Dode- waard, van Jansen zelfs twee, maar het helpt geen fluit, want ze gaan toch door met afbreken. Alle eeuwige waarheden worden één voor één opge doekt en ze geven er niks voor terug. Als de protestanten eindelijk door heb ben, dat Maria onbevlekt ontvangen is, krijg je uit Rome een seintje, dat je het maar moet vergeten. Waarom moest die Latijnse liturgie zo nodig over boord worden gekieperd. Zo'n uni versele kerktaal was toch zinvol, maar nee hoor, weg d'r mee. Ik ben nou ge dwongen een half uur verder te fiet sen om zondags een kerk in Leiden te vinden, waar ze nog in het Latijn zingen. Goed, de canon gaat in het Ne derlands, maar daar stap ik dan overheen". Fijn leven Princeps Willemse haalt de vierkan te schouders op, zegt: „Laat aanknoeien hoor, het dient mijn tijd toch wel uit. Ik word straks 76 en dan heb je niet veel meer in de melk te brokkelen. Ik heb een fijn leven gehad. Ik heb het nog steeds. Ik geniet, ik ver taal, noem maar op. En overdag zit ik hier op mijn dooie gemak in de fiet senstalling. Niet voor die zes tientjes die mogen ze ook houden. Ik doe het alleen om onder de mensen te zijn. Als ik thuis blijf zitten, ben ik zo vertrok ken. Dan ga je net zo lang zitten knie zen, totdat je geen adem meer over hebt. Dat vind ik zonde. Er is nog een hoop op deze wereld te beleven, jongen. Ik wil gewoon nog effe blijven. Weet je wat trouwens ook de pest Is. Dat je niks kunt meenemen. Daat sta je opeens met al je wetenschap. Met je vertalingen van Tacitus, Virgilius, en Livius. Llvius zou ik trouwens toch niet meenemen, dat is een vervelende langdradige vent. Ze zeggen, dat je ln de hemel allemaal een aureool krijgt. Weet je wel, zo'n cirkeltje, dat die hei ligenbeelden ook hebben. Ik zou er maar niet te erg op hopen. Een aureool voor mij? Mijn neus. Wandelend woordenboek Het vreemde is, dat ik met al mijn kennis geen naam meer kan onthouden. Die man daar bijvoorbeeld. Ik zie hem elke dag, hij stalt hier, maar vraag me niet naar zijn naam. Ik interesseer me er ook niet voor. Je hebt van die ouwe pastoors, die na jaren nog alle nefiee en nichies by hun voornaam aanspre ken. Op zich aardig, maar het hoeft voor mij alleen niet. Toch heb ik een geweldig geheugen. Ik pakte op mijn 64ste voor het eerst weer een Latijnse grammatica. Ik had hem veertig jaar niet meer in mijn handen gehad, maar alles kwam vanzelf weer terug. Dat heb je of dat heb je niet. In het missiehuis van de paters van het Goddelijk Woord noemden ze me al het wandelend woordenboek. Als iemand met een probleem zat zei de prefect: ,,/te ad Guillielum"Ga naar Willemse. begrijp je. Ik deed ook nooit mee aan fietstochten en sportwedstrijden. Ik zei: „Laat my rustig in de tuin op en neer wan delen en woordjes leren". Dat vond Ik vèel zinvoller. Ik had ook het liefst doctor geworden. Doctor in de Godge leerdheid, of in iuribus Rechten bedoel Ik. Het kon me eigenlijk niet verdom men als er maar doctor voor mijn naam kwam. Een kwestie van ijdel- heid. Myn hele familie had dat streven. Er is niks van terecht gekomen omdat ik als weeskind geen vuist kon ma ken. Pecunia olet. Het geld stinkt, me neer. Het had voor mij best mogen stinken, als ik het maar gehad had. In één ruk Nou ben ik reiziger in bloembollen ge worden. Dertig jaar lang. Man, man, hoe kan zoiets beslaan. Willemse met een koffertje vol bollen naar Duitsland. Dat hou je toch niet voor mogelijk. Ik heb het gedaan tot mijn 64ste ver jaardag. Geen dag langer. Ik werd wakker en ik dacht: ,,^o, dat zit er op. Nou ga ik eens doen, waar ik zelf altijd trek ln gehad heb". Dat was Latijn en Grieks. Ik kocht een woor denboekje Duits-Latijns en sloeg me ineens door alle klassieken heen. Noem ze op. De Bello Gallico van Caesar, Homerus, Herodotus. 48 boeken ln één ruk. Ik vond Tacitus de aardigste, om dat hij de enige is, die vertelt, dat er een Christus heeft geleefd. Dat zegt ie in een briefwisseling met Plinius ju nior. Zulke dingen geven de christen Puntige tekst Die leerlingen kreeg ik vanzelf. Er kwam eens een leraar in mijn stalling en die zag, dat ik Latijnse spreuken op een bord schreef. Dat doe ik ge woon voor de gein. Ik vind het een hobby om een puntige Nederlandse tekst in het Latijn te vertalen. Die schrijvers kom ik in mijn bijlessen vanzelf wel tegen. Dit grapje heb ik nou bijvoorbeeld weer gisteren gemaakt. In vijf minu ten. Sunt qui inmedicamentorum atque machinarum officinis humiliter caput mysterio inclinant, quod quldem maius fit quatenus penetrant ad ac- culta „micro atque macro" orbis ter rarum. Dat is toch leuk nietwaar. De vertaling heb ik er klein onder gezet, want niet iedereen, die bij mij zijn fiets stalt, heeft een knobbel voor klas sieke talen, „Er zyn mensen die ln la boratoria en constructiewerkplaatscn het hoofd nederig buigen voor het mysterie, dat alleen maar groter wordt naarmate zij doordringen in de verborgenheden van de macro en mi cro kosmos". Ik vond dat puntig ge noeg om in het Latijn te vertalen. Zo maak ik er drie of vier in de week. Geen oost west thuis best. Dat is een lor. Maar op een opmerking van Mark Twain wil ik wel even een paar mi nuten gaan zitten. Ik h'eb ook de vaderlandse geschiede nis in het Latijn vertaald. Die heb ik naar de koningin gestuurd. Ik kreeg een alleraardigst briefje terug van jonkvrouwe Roëll. Ze schreef wel, dat ik 'n foutje had gemaakt. Ik had ge schreven, dat Juliana 25 jaar koningin was. Dat moest 17 rijn. Ik had gewoon verkeerd afgetrokken. Ik heb net weer een leerling door het eindexamen gesleept. Een meisje uit Leiderdorp, dat drie jaar terug met een mulo-diploma bij me kwam. Ans Ouwenhand, Anna Scaevola noemde ik haar, Anna de linkshandige. Ik heb nog nooit zo'n gewillig slachtoffer ge had. Elke dag kwam ze naar mijn huis, drie jaar lang. Vakanties nam ze niet, vrije dagen vergat ze. Ik heb haar de klassieke talen geleerd door te lezen Bij de eerste les zei ik al: „Quidquid agis prudente agas et respice finem". Begrijpt u? Wat Je doet, doe dat voorzichtig en let op het einde. Op het examen bedoel lk. Ik heb haat- met de neus op de grammatica gedrukt. Qua, Quo. Waarom, waartoe Daar gaat het om. Het eeuwige hoe en waar om. Ze heeft er van gelust. Quotldle refersit lingua latina et graeca. Ik propte haar elke dag vol met Latijn en Grieks. Smakelijk Duits Anna Scaevola gaat nou Slavische ta len studeren. Ik heb zojuist voor haat- een brief aan Kosygin geschreven. In heel smakelijk Duits. Misschien houdt zc er nog een reisje door Rusland aan Ik heb wel tegen haar gezegd: als Je daar in Moskou tegen dc Kerk begint, dan kom lk op hetzelfde moment utt mijn graf en sla ik Je met mijn knoken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 5