Onbekende werken in Nederlands bezit /^Vrv.oC^ Q/bji. en werden verstrooid onder alle volkeren VIJFTIG JAAR GELEDEN GING CLAUDE DEBUSSY VAN ONS HEEN DE LEIDSE COURANT 1968 Rond de jaren van de eerste wereldoorlog werd in Frankrijk een nieuw en heerlijk hoofdstuk van de kunstgeschiedenis geschre ven, dat van de zogenaamde Ecole de Paris. Merkwaardigerwijs waren het hierbij geen Franse kunstenaars die de boventoon voerden, maar een groep van joodse artiesten, die uit verschillende landen naar de Franse hoofd stad waren gekomen. De Rus Chagall was erbij, de Litauer Soutine, de Bulgaar Pascin, de Pool Kisling. En uit Italië kwam Amadeo Modigliani, een van de grootsten van alle maal, tijdens zijn korte leven miskend en thans een der hoogst genoteerden op de internationale kunstmarkt. Modigliani, in 1884 te Livorao geboren uit een oud joods bankiersgeslacht, was rond 1906 naar Parijs gekomen. Hij leed toen reeds aan tuber culose, de ziekte die hem noodlottig zou worden. In Parijs maakte hij zich vele vrienden, maar hij vond er slechts weinig kopers voor zijn schilde rijen, die, als zo vaak bij moderne kunst, schan daal verwekten bij het publiek. Hoewel hij door zijn familie geholpen werd en dus redelijk had Keller vertelt de geschledenli der nabijbelse joden Jeanne Hébuterne. geschilderd op hout. De dichter Jean Cocteau, op triplex getekend met potlood, gewassen en gefixeerd, 1917. kunnen leven, zat hij altijd in geldnood. Dat kwam omdat hij geen redelijk leven verkoos. Hij werd alcoholist, gebruikte hasjiesj en ondermijnde daarmee zijn toch al zwakke gezondheid. In 1917 leerde hij Jeanne Hébuterne kennen, met wie hij enkele jaren van gepassioneerde liefde be leefde en die hem een kind schonk. Maar het einde kwam snel. Op 25 januari overleed hij in het Höpital de la Charité te Parijs- „Cara, cara Italia" wareq znn laatste woqrden. Op de dag van zfi begrafenis' stortte Jeanne Hébuterne zich uitzinnig van leed uit een vijfde verdieping te pletter. Cara Italiageliefd Italië. Modigliani was Partj- tenaar geworden, maar Italiaan gebleven. In zijn schilderijen is een lijn doorgetrokken die her innert aan de groten van de Italiaanse school. Aan Botticelli, misschien nog meer aan Parmigia- nino, de maniërist die zijn vrouwenfiguren een extra-delicaatheid gaf door een lichte verteke ning die de hals langer maakte en het gelaat smaller. Dat delicate is er steeds ook bij Modig liani. Meer dan een tovenaar met kleuren was hij daarbij vooral een meester van de lijnvoering. Hij werkte snel en direct maar was daarnaast heel consciëntieus. Kreeg hij een (zeldzame) portret opdracht dan maakte hij eerst tal van schetsen. Meestal straatarm, greep hij daarvoor naar het eerste het beste materiaal dat hem voor de hand kwam: kartonnen omslagen van schetsboeken, kastplanken, een toevallig beschikbaar stukje De weinige die zich nog in de kunsthandel be- VERRASSENDE COLLECTIE IN CENTRAAL MUSEUM TE UTRECHT vinden moeten stuk voor stuk bedragen opbren gen die Modigliani een rijk leven hadden kunnen bezorgen. De schetsen, er moeten er enorm veel geweest zijn, zullen nagenoeg allemaal zijn „op geruimd". Nagenoeg allemaal, want een dertigtal is zuinig bewaard door een vriendin van de schil der, mej. L. Charpentier, die waarschijnlijk nooit geweten heeft dat ze een vermogen waard waren. Mej. Charpentier werd in haar laatste levensjaren verzorgd en geldelijk ondersteund door mevr. Ribas-Vila. Zij was de moeder van de Spaanse kunsthistoricus prof. Emillo Ribas, in wiens bezit de onbekende Modigliani's in de vijftiger jaren „ontdekt" werden. Uniek Een in Barcelona wonende Nederlandse kunst verzamelaar en zijn vrouw, het echtpaar Welters- van Hattum, konden uit de Rlbascollectie een twintigtal stukken aanko, Ze zijn thans te zien in het Centraal Museum te Utrecht (aan de Malie baan), aangevuld met de drie stukken die het overige Nederlandse particuliere Modiglianibezit uitmaken en het enige stuk, een tekening, uit het openbare Nederlandse kunstbezit, het Frans Hals museum te Haarlem. De heer Welters vertelde ons dat hij sinds 1964 tweeëntwintig schetsen uit de Spaanse collectie verkregen heeft. De Ribas- verzameling is thans, op één stuk na, uitgeput. Het is natuurlijk mogelijk dat ooit nog eens schetsen te voorschijn zullen komen, maar voor lopig lijkt wat thans in Utrecht te zien is, vol komen uniek te zijn. Hoewel iedereen het werk van Modigliani wel kent door reprodukties is het toch een zeldzaam feit om een zo groot aantal ervan bijeen te kun nen zien. De meeste schilderijen bevinden zich namelijk in particuliere collecties en zijn dus moeilijk bereikbaar. Buitenlandse musea bieden ze wèl, maar dan toch nimmer in een dergelijke hoeveelheid. Daar komt nog bi) dat deze schetsen een andere sfeer ademen dan de schilderijen. Ze zijn veel spontaner, veel sneller gedaan, veel liefdevoller ook. Het gebruikte materiaal sprak bij Modigliani mee. Zat er een kwast in het hout, dan Zelfportret, geschilderd op hout, 1919. werd dat de plaats van een oog. Bij een groen omslagkarton werd die kleur bewust gebruikt. Bovendien komt in de schetsen de sterkste kant van Modigliani's genie naar voren, zijn vermogen namelijk om met enkele lijnen zijn model com pleet weer te geven. Het blijkt uit het getourmen teerde zelfportret, uit de ongelooflijk mooie schets van Jean Cocteau, uit een bijzonder sterk liggend naakt en vooral uit de liefdevolle verfij ning 'in het portret van zijn geliefde Jeanne Hébuterne. Hot sterkst blijkt het wellicht uit een naaktstudie op papier, een paar lijnen, werk van enkele seconden wellicht, maar helemaal tekening van een meester. *Het is een merkwaardige collectie. Deze schetsen in potlood of houtskool met wat dunne verf op gewerkt die de houtnerven eronder laat zien en laat meewerken. Een wat weemoedig stemmende collectie ook omdat de maker ervan, tijdens zijn snel opbrandend leven, altijd in geldnood heeft gezeten, terwijl de huidige eigenaars van zijn werken meer uitgeven aan expertises, die het waardevolle van hun bezit moeten bewijzen, dan de schilder ooit voor deze werken heeft kunnen krijgen. Er zijn mensen die zich ergeren aan het feit dat een Rauschenberg wat dan ook in elkaar kan draaien en daar dan honderdduizend gulden voor kan vragen en krijgen. Wij vinden dat min der erg dan dat een hongerige Modigliani bij col lega's verf moest gappen om daarmee de werken te scheppen waarvoor thans tonnen worden neer geteld. De kopers van Rauschenberg zijn mis schien op den duur bekocht, bij de kopers van Modigliani bleek achteraf de kunstenaar bekocht te zijn en dat is veel erger. Tot 5 mei kunt u in het Centraal Museum terecht vg. Werner Keller heeft bet eerst de aandacht van een groter publiek verkregen niet *ijn werk Und der Blbel hat doch Hecht. En de Bijbel heeft toch gelijk, dat sommigen Iets al te populair vonden, maar dat niettemin blijk gaf van be sinning en een uitvoerige ken nisname van de gegevens als mede van 'n benijdenswaar dige vertrouwdheid met het land der joden en der eerste christenen. Palestina. Heeft reeds een tijdje geleden een nleu\< groot populariserend werk uitgegeven over «*en stof die veel minder liekend Is dan de bijbel, die Immers over de hele wereld verspreid haast voor niets te verkrij gen Is, namelijk over de ge schiedenis van de Joden na de bijbelse tijd, de joden In hun verbanning, in Aslë, In Afri ka, in Europa, welhaast over al vervolgd, maar onder de moeilijkste onhandigheden hun moeilijke geloof belijdend en aeker belevend, rich met ongehoorde ijver toeleggend op de bestudering van de schrift en de commentaren op de schrift verzameld In de talmoed, dat wonderlijke ju ridische werk dat van ver halende voorbeelden wemelt. Und würden serstreut unter alle Völker heet Keilers boek. Het verscheen bij Dreumer-Knaur te München. Het is royaal geïllustreerd en de illustraties staan werkelijk in verband met de tekst, wat met dit soort werken niet altijd het geval is. Keiler verstaat de kunst geschiedenis te vertellen. Hij houdt er als gewezen journalist uiteraard van om de be- wogener, dramatischer gebeurtenissen naar voren te halen, maar hij doet dit zonder overdrevenheid. Wat in zijn boek vooral opvalt is de beheerstheid waarmede hij het vaak zeer bewogen en dramatisch al te rijke leven der nabijbelse joden vertelt Juist om die beheerstheid, juist om die voortdurende en succesvolle poging om zo objectief mogelijk te zijn komt de raadselachtigheid van het door Jaweh uitverkoren volk nog sterker Want het is een raadselachtig volk. In die twintig eeuwen na het christen dom even goed als daarvoor en niet alleen omdat het zo duldeloos geleden heeft in de aanhoudende vervolgingen. Keiler begint zijn geschiedenis als het heilige land van joden en christenen in het bezit althans het beheer van Rome is, van Pompelus tot de ver woesting van Jerusalem door Tltus, waarbij de tempel vernietigd werd. De vernietiging van de tempel zette het joodse geestelijk leven een tijd lang stil, maar toen Jochanan ben Sakkai van keizer Vespasianus verlof kreeg om een school te stichten in Jamnia werden de gronden al gelegd voor de latere, bepaald verrassende ontwikke ling. het sanhedrin werd bersteld, de torah werd op een geheel nieuwe wijze bestudeerd en geïnterpreteerd. In de volgende tweehonderd jaar ontstond de misjna, die in de daaropvolgende drie honderd jaar werden opgenomen in de talmoed, die in Babyion speciaal door het werk van Raw Asjies tot stand kwam. Toen was keizer Constantijn al de begunstiger van het christendom geworden en de joden waren reeds over heel Europa, Afrika en Azië ver- De gouden tjjd van dit nieuwe Joden dom wordt meestal de tjjd van het be gin der achtste tot het begin der twaalfde eeuw geacht al nam in die eeuwen de vervolging toe. Keiler schetste de situatie der joden onder de islam, onder de Karolingische en Saksische keizers, hij spreekt over Gerojom ben Juda en de joodse hoge scholen aan de Rijn, maar hij besteedt terecht bijzondere aandacht aan de ontwikkeling in Spanje, waar de staats man Chasdai ibn Sjaproet, Salomon ibn Oeblrol, de schrijver van de Oerbron des Levens, de grote dichter Jehuda Halevi, een geleerde als Wesier Samuel en de arts en filosoof Malmonides zulk oen grote invloed hadden en reeds van de middeleeuwen naar de renaissance verwezen en deze voorbereidden, hopend op een betere, vrijere wereld. Want de middeleeuwen, al viel er de gouden tijd van het nieuwe jodendom in, was tevens een verschrikkelijke tijd, een „inferno". Reeds door hun godsdienst op zich ge nomen vormden de Joden in het vreem de land altijd een gemeenschap op zich en deze afzondering bevorderde uiter aard de lichtgelovigheid van het hen omringende christenvolk, dat in de joden op de eerste plaats godsmoorde naars zagen, en dat gretig beschuldi ging van rituele moord en hostie schending en van vergiftiging van bronnen aannam. Een legende als die van de knaap Hugo van Lincoln, ook in de vertellingen van Kantelberg van Chaucer opgenomen, deed de joden be paald geen goed. Ze hadden het in het westen slecht, speciaal in Spanje dat altijd roomser dan de Paus wou rijn en wil zijn tot op de dag van vandaag toe. Maar ook in centraal Europa was de situatie allesbehalve rooskleurig. De Turken aan het eind der middeleeuwen gaven een beetje respijt, de sultans hadden joodse ministers. Lutiher verdedigde de Joden aanvanke lijk, maar weid al spoedig een van hun felste aanvallers, de nieuwe wereld nam joden op. Keiler bekijkt ook even de kwestie of Columbus joods zou geweest zijn. Uiteraard was Nederland een toe vlucht voor de uit Spanje en Portugal ontweken Joden. In Amsterdam ontwik kelde zich speciaal in de aeetiende en de zeventiende eeuw een bloeiende joodse gemeente. Maar het getto, althans de afgezon derdheid. bleef lx-staan. De pogingen tot verbleking dezer begrenzing tot meer vrijheid begon eerst goed ln de negentiende eeuw. al bleef de emanci patie, onder meer vastgelegd ln het Pruisische Edlkt van 1812 meer een emancipatie op pai»ler. Zelfs de eerste wereldoorlog en het ontataan van de Sovjetrepubliek bracht de Joden niet die vrijheid die z* ver hoopt luidden, ln Rusland bleken de volgelingen van de Jood Marx herhaal delijk antl-semletlseh Over de tweede wereldoorlog en het Derde Rijk is Keiler opvallend sober. Hij laat Leo Baeck in New York ver klaren. dat ..de tijd of het tijdperk der joden ln Duitsland voorgoed voorbij is". Hu geeft op een kaart aan hoeveel joden in de verschillende Europese landen gellkwldeerd werden en hij laat dit ook nog eens ln een lijstje zien. Meer niet. Hij besluit zijn boek met een beschou wing over de nieuwe staat ln het oude vaderland: Israël. ..Wij erkennen nu, dat vele. vele eeu wen", schreef Paus Joannes de drie ëntwintigste, „blindheid onze ogen be dekt hield, zo dat we de schoonheid van iiw uitverkoren volk niet meer zien en de trekken ran ome eerstge boren broer niet meer herkennen kon den. Wij erkennen, dat het Kaïnsteken op ons voorhoofd staat Eeuwenlang heeft Abel in bloed neergelegen, omdat wij uw liefde vergaten. Vergeel ons de vervloeking die we ten onrechte over de joden uitspraken Vergeef ons dat wij u ia hun vlees voor de tweede maal doodden. Want wij wisten niet wat wij deden BIJ Werner Keller kan men gewaar waad en dat er redenen /.Un voor deze boetebede van een Paua die probeerde de dingen ln hun Juiste verhoudingen te alen. JOs panhuijsen (Van muziekredacteur) Het was op 11 december 1904, dat Nederland de première beleefde van Claude Debus sy's „Prélude a l'après-midi d'un faune: te Amsterdam werd deze op die dag ge presenteerd door het Concert gebouworkest. liet geleid door Willem Mengelberg, doeb door de tweede man uit die tijd: Jacob Martin Heuckcroth. die eveneens het werk herhaalde op de woensdag en donderdag daaraanvolgend. Zag het publiek van die da gen in het brengen van deze Prélude, meer dan twaalf jaar na het ontstai n ervan, een daad van betekenis? Mogen we Bottenheim geloven, dan was de ontvangst vrij kalm; ook de reactie in de peis. ge tuige het voorzichtige artikel van J. H. Garms in Nolthe- nius' Weekblad voor Muziek: Dit is een zeer eigenaardig werk; boeiend raw harmoni satie en bepaald geniaal ge ïnstrumenteerd Het is bijzon der rijf van kleur, doch als geheel etaat men er wat vreemd voor en het is spoe dig, evenals caleidoscopisch kleurengedans, uit de her innering verdwenen". Na meer dan zestig jaar kan men uit deze in feite toch welwillend bedoelde kritiek de conclusie trekken, dat de recensent voor deze avant- gardemuziek de juiste luister houding miste. En met hem het grootste gedeelte van het toenmalige auditorium Doch wat wil men? Deze luis terhouding had men de men sen levend in een toon kunstcentrum, waar Mahler. Strauss en Tsjaikovski troef waren, ook nimmei bijge bracht Willem Mengelbergs artistieke preoccupaties lagen immers op geheel andere ter- Deze geregelde concertbezoe kers, ze stonden ten opzichte van dat „caleidoscopisch kleurengvduns" niet slechts onverschillig, maai zelfs vij andig Een ;evoel, dat bleef overheersen, lang bleef over heersen getuige de reacties tien jaar later in het seizoen 1913-1914 We sch ijvon naai aanleiding van het feit, dat Mengelberg toen driemaal achtereen Debussy's Iberia- Suite (1909) had gespeeld „Een bekend bankier en trouw bezoeker van het Con certgebouw" nam dit niet. klauterde in de pen en maak te zich tot tolk van de vele verontwaardigden in Het Handelsblad: ..Kunne', de bezoekers niet ieder verwachten op de con certen muziek te hooren? Moeten bezoekers (bijna uit sluitend leden) zich laten welgevallen, dat in plaats van muziek, wanklanken ten gehoore worden gebracht? Ziehier twee vragen,die ik gaarne aan de leden ter be antwoording zou willen voor leggen. doch wellicht gelukt het mij op deze wijze de aan dacht te trekken van hen, die op dit punt iets i»i te brengen hebben Met den smaak der leden wordt dikwijls geen rekening gehouden, en hoewel wél eens beweerd wordt, dat over smaak met te redeneren valt, zoo is toch bij vorige gelegen heden gebleken, dat compo- i Debu Wat ons linten Uoore is gegevi het ongelooflijke. De drie nummer van dezen compo nist hebben den heerlijken in druk van het door den heer Zimmermann zoo voortreffe lijk me' zoveel klassiek ge voel en zoo vlekkeloos voor gedragen Mende/ssohn-conrert bijna geheel bedorven Ingezonden stuk van een per manente actualiteit: het zou op dit moment ook geschre ven kunnen worden men behoeft slechts de naam van Debussy te vervangen dooi die van Boulez! Voor Debussy in Nederland gold overigens, zou men kun nen zeggen: heden kruisig hem. morgen Hosanna. Want nauwelijks één laai later ver scheen hij persoonlijk te Am sterdam om zijn medewer king te verlenen aan een abonnementsconcert, geleid door Gustave Doret Op een zondagmiddagconcert: de avond tevoren was hij in de reside, tie opgetreden, waai men hem koel en met een beleefdheidsapplaus ont vangen had Hoe anders Am sterdam: minutenlange ova ties dwongen hem herhaalde malen naar het podium terug te keren. En aan de artiesten uitgang stonden na afloop honderden bezoekers te wach ten om hem opnieuw hun hulde te betuigen. Maar eerlijk gezegd: dit is •en van die efemere ver- •eKifnseien, die mets bewe zen omtrent de werkelijke aard van een muziekleven speelde hier niet de zucht tot sensatie medef Feit is en blijft, dat in onze concci tpraktijk Claude De bussy niet de vertrouwdheid kreeg, ten deel gevallen aan meesters als Richard Strauss en Richard Wagner. Ook niet in de periode van de eerste wereldoorlog, waarin men te zeer van Germaanse en Fran se muziek een politieke af faire heeft gemaaktwat de schepper van de „Pelléas" allerminst ten goede gekomen is: men bedenke, dat In dc/.e tijd zowel de pers als de lei dende kringen in ons vader land goeddeels pro-Duits wa ren. En ln de jaren onmid dellijk na 1918 werd dat heus niet beter. Twee prominente publicisten op muzikaal gebied, we be doelen natuurlijk Matthijs Vermeulen en Willem Pifprr. beleden toen hun geloof in de romaanse toonkunst op on gemeen boeiende, doch te vens uiterst aggressieve wijze. IVaf de taak Debussg dikwijls geen goed gedaan heelt. Terecht zegt dan ook Ada van Gllse-Hooyer in haar gerucht makend boek „Pijper contra Van Gilse": „Misschien is zelfs de conclusie gewettigd, dat de Franse tendenzen in de Nederland* mnrtrir tot op de huidige dag heel wat minder opvallend zouden zijn, als er tijdens de eerste wereldoorlog niet dat felle partijkiezen pro en oontre was geweest", ding kan men daurin zekerheid constateren, een stad ale Utrecht, Wat Nederland voor hem gedaan heeft en nagelaten als dirigent werkzaam wa ren, in deze jaren tot een avant-gardistisch Frans cen trum is geworden, dat men om de nieuwe verworvenhe den te leren kennen men niet Wat zo bleef, totdat Pierre Monteux In de hoofdstad ver scheen Aan diens komst was ln de herfst 1922 te Amster dam een Frans festival voor afgegaan, ingeleid door de ge zaghebbende musicoloog en ■hoofdredacteur va.i de Revue Muxicale te Parijs Henry Pru- nléret, waar aan Debussy's oeuvre behoorlijk aandacht werd geschonken, o.m. trad daar de bekende pianiste Marguèrite Long op. Misschien is dit Franse feest aanleiding geweest, dat men te Amsterdam, al lijkt het een toeval, na Karl Mucks heen gaan. een Frans orkestleider als Pierre Monteux beeft aan getrokken. die op donderdag 9 september In h t huls aan dc Van Baerlestraat zijn joyeuze entree maakte met twee Noc turnes van Claude Debussy I En het is Monteux geweest, die daarna de kunst van de grootmeester van het impres sionisme mgt diepe overtui ging heef* bevorderd. In de tails behoeven we niet te tre den, wel mogen en moeten we hier wijzen op de allerbelang rijkste daad door hem gesteld: do opvoeringen van „Pelléas et Melisande". In november I9S7dus niet minder dan een kwart eeuw no de Parijse première! „Het is geen gering compli ment voor het ensemble, dat de Wagnerverenlglng voor deze opvoeringen geëngageerd had. dat Debussy's muziek zo vrij, zo ongehinderd klinken kon Herdenken wil in de eer ste plaats het werk van Mon teux. die voor een sublieme klank van het geheel gezorgd had Men kon zijn leiding zonder enig voorbehoud be wonderen geen Inzet, geen accent bleef beneden de hoogst gespannen verwachtin gen Hier was waarlijk een groot leider van de arbeid, in dienst van «.en groot kunst werk", aldus Willem Pijper. Wat m 1927 gebeurde, dus bijna tien Jaar nadat de grote meester van deze aarde was heengegaan op 25 maart 1918 overleed hU te Parijs. 56 Jaar oud. Tijdens zijn begrafenis vielen dc granaten van de Duitse 42-cm-kanonnen in Frankrijks hoofdstad: laatste stuiptrekkingen van een macht, die hij tot ln hei diepst van zijn ziel verfoeid had.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 7