AFSCHEID VAN DE HAVENARBEIDER Slachtoffer van „containeritis' Verbaas u niet over kangoeroes op zee! ,Wij strijden tegen achterlijke, door en door onzindelijke werkwoordspelling' DE LEIDSE COURANT Laadbruggen en zuigers hebben de mens tot een dwerg gemaakt De Idemitsu Maru, liefst 209.000 ton, in volle ROTTERDAM/ANTWERPEN Volgens de geleerden moeten we afscheid nemen van de havenarbeider zoals we hem kennen: zwetend op de kade of in de buik van het schip, goed voor gevaarlijk en soms ongezond werk. altijd solidair met zijn maats ruwe bolster, blanke pit. De havenarbeider van morgen zal een technicus zijn. een meneer achter knoppen. En het aantal havenarbeiders zal geringer worden: van de naar schatting 50.000 echte dokwerkers in de Beneluxhavens (Rotterdam, Antwerpen, Amsterdam en Gent) blijft volgens sommigen maar de helft overDe geleerden baseren hun „voorspellingen" op de veranderingen in de transporttechniek. Zij aarzelen niet om de ontwikkelingen ingrijpender nog dan de omschakeling ln de eerste plaats is er de inzet van steeds grotere schepen voor het ver voer van massagoederen: minerale P oliën, graan, ertsen, kolen en mest stoffen. In 1953 nam Aristoteles Onas- sis de eerste tanker van 45.000 ton in dienst. In een moeilijk toegankelijke haven als Antwerpen, waar de vaar geulen toentertijd slechts voor 35.000- tonners geschikt waren, maakte men zich geen zorgen. Deze ..supertankers" zouden uitzonderingen blijven, zo dacht In Amsterdam, ook diep landinwaarts gelegen, zag men de toekomst al even onbekommerd tegemoet. In 1957 nog verklaarde de voorzitter van de ver eniging De Amsterdamse Haven, drs. H. J. W. Brouwer: „Die 100.000-ton- ners zullen vooralsnog even schaars zijn als hun gelijktallige zusters uit de staatsloterij". Maar nog geen tien jaar later, op 5 september 1966, liep in Japan de Ide mitsu Maru van stapel, een mammoet tanker van 209 000 ton. Op de werven wordt nu gebouwd aan 225.000-tonners voor 500.000.- tot 800.000-ton-sehepen voor 500 000 tot 800.000 ton-schepen waarvoor de Noordzee niet diep genoeg zal zijn Grotere schepen worden niet alleen in de tankvaart, maar ook bij het ver voer van droog massagoed ingezet. Van de ertsen die in de eerste drie maanden van vorig jaar in Rotterdam aangevoerd werden, kwam 14,4 pro cent in schepen van 68.000 ton bin nen, terwijl volgens ir. F. Posthuma van het Rotterdamse havenbedrijf in 1965 in het geheel geen ertsen met schepen van die omvang binnenkwa men. Het Gangesberg Concern heeft inmiddels al een ertscarrier van 100.000 ton besteld. Het is duidelijk dat die grotere sche pen gevolgen hebben voor de reders, de havengebruikers en de havenbeheer ders, maar wat heeft de havenarbei der daarmee te maken? In zfln boek ..Afscheid van de havenarbeider" (op het einde van vorig jaar verschenen bjj Ambo in Utrecht, uitstekend relaas over de Antwerpse haven tussen 1944 en 1966) schrijft prof. dr. Karei van Isacker: „Bij de stortgoederen gers hebben de mens tot een dwerg •gemaakt die zich plooien moet naar een mechanisch tempo. Hier merkt men duidelijk hoe de oude havenwereld aan het verdwijnen is". Niet alleen de veranderingen in het vervoer van massagoederen hebben de Europese havens min of meer verrast, maar ook de jongste ontwikkelingen in het transport van stukgoed: de con- tainerisatie. Daaronder wordt het ver voer van stukgoed (volgens sommige experts straks ook dat van hoogwaar dig massagoed) verstaan in gestan daardiseerde laadkisten van 15 tot 30 ton, blinkende containers met bijvoor beeld de letters Sea-Land erop. De containerisatie (sommigen spreken van „containeritis") zal een einde ma ken aan de traditionele havenarbeid, zoals men die, „palletisering" en het gebruik van heftrucks ten spijt, in onze havens nog kan zien. Van de bijna 20 miljoen ton stukgoed die jaarlijks in Rotterdam behandeld worden (in Ant werpen ruim 18 miljoen ton, in Am sterdam ruim 4 miljoen), wordt nog maar 4 procent per container aan- en afgevoerd, maar we staan pas aan het De directeur van het vervoersweten- schappelijk instituut, drs. H. J. Noort- man, en de lector voor transporttech niek in Delft, ir. G. C. Meeuse, ver wachten dat in 1980 niet minder dan 70 procent van het stukgoed (in Rot terdam dan 30 miljoen ton per jaar) per container zal worden vervoerd. Voor de behandeling ervan zou slechts de helft van het aantal arbeiders van thans nodig zijn. De nieuwe transporttechnieken scha kelen de tussenbehandeling van het stukgoed in de haven, en dus de haven arbeiders, grotendeels uit. Bij het „roll- on-roll-off"-transport brengen trekkers opleggers met tanks, koelkamers of stukgoedcontainers in de uitvoerhaven in de buik van het schip. In de invoer haven staan weer trekkers klaar om de opleggers naar de plaats van be stemming te brengen. Bij het containervervoer verpakt de af zender de lading in de container, die dan per auto, per spoor, per schip en straks wellicht ook per vliegtuig naar de zeehaven gebracht wordt. Met een containerkraan die 300 ton stukgoed per uur kan verwerken (driemaal zo veel als een ploeg havenarbeiders op een 8-urige werkdag!) worden de con tainers in en op het wachtende schip getild. Na de zeereis verloopt het proces in de aanvoerhaven in omge keerde richting. Een techniek waarop nog gestudeerd wordt, ls het LASH-systeem (Ligh ters Aboard SHip). Zeeschepen zou den voor duwvaart geschikte binnen vaartschepen kunnen opnemen, die met containers geladen zijn. In de invoer havens zouden deze lichters uit de buik van het zeeschip kunnen varen en in duwkonvooien naar hun plaats van bestemming kunnen gaan. In Ne derland worden dit soort zeeschepen al „kangoeroeschepen" genoemd. Waarom steeds grotere schepen voor het vervoer van massagoederen en spe ciale containerschepen voor het trans port van stukgoed? Economische mo tieven geven de doorslag: het gaat om zo laag mogelijke transportkosten. Schepen die stukgoed vervoeren liggen soms 180 van de 365 vaardagen per jaar stil vanwege de traditionele moei zame laad- en losmethoden. Alleen varende schepen brengende reders geld in het laatje en daaroln proberen zij het stilliggen tot het uiterste te be perken. De container is het antwoord op hun kostenprobleem. De laadklst is al meer dan tien jaar in gebruik in de Ameri kaanse kustvaart. In Europa werden de mogelijkheden ervan niet gezien en in elk geval sterk onderschat. Daarin kwam pas verandering, toen in 1966 de eerste Amerikaanse containersche pen in Rotterdam. Antwerpen en Am sterdam afmeerden. Plotseling kregen reders, verladers, vervoerders en havenbeheerders de „containeritis". De Nederlandse reders kwamen al gauw tot de ontdekking dat hun maatschappijen afzonderlijk te klein waren om het geld op tafel te leggen dat nodig is om ln het inter continentale containervervoer een par tij te kunnen meeblazen. Vorig jaar hebben zes Europese rede rijen (drie Zweedse, één Nederlandse, één Franse en één Engelse) samen de Atlantic Container Line opgericht Zij leggen 360 miljoen gulden op tafel voor de bouw van containerschepen, die overigens ook voor „roll-on-roll- off'-transport en lading op pallets ge schikt zijn. In de vaart z(jn nu de At lantic Span, de Atlantic Song. de Atlan tic Star en de Atlantic Saga, elk met een draagvermogen van 14.000 ton. Met schepen alleen is men er echter niet. Bedoelde Europese rederscombi natie zal in 1970 ook nog zo'n 240 miljoen gulden gestopt hebben in con tainers en havenultrusting. Een ge wone container kost circa 6000 gulden. De Amerikaanse maatschappij Sea- Land beschikt in totaal over 19.000 containers! De enorme behoefte aan kapitaal leidt ook tot concentraties in de op scheep vaart en transport gespecialiseerde containcrvervo' heerst de machine: laadbruggen en zul- leggers worden door trekkers langs de achtersteven i i het schip. De laadkisten worden met „roll-on- roll-offtransport" gebruikt wordt. Containers op bet bovendek en op de tw» buiten gereden. containerkranen aan boord gebracht i vandaan gehaald. De bankwereld. Dat is ook de achtergrond van de fusie die vorige week werd aangekondigd door drie Nederlandse 8cheepsbanken. De overslagbedrijven zitten in hetzelf de schuitje als de reders. Ook zij moe ten zich aan de nieuwe transporttech nieken aanpassen. Zij moeten de appa ratuur aanschaffen om de container schepen zo snel mogeiyk te laden en te lossen, want hun klanten, de reders, voelen er niets voor om hun dure sche pen langer dan strikt noodzakelijk la stil te laten liggen. Zo hebben vorig jaar zes Rotterdamse overslagbedrijven en de Nederlandse Spoorwegen samen de N.V. Europe Container Terminus opgericht, een on derneming, die samen met de Holland Amerika HJn de containerterm inal in de Prinses Margriethaven exploiteert. Momenteel hebben zij ln de terminal, die nog niet voltooid is. oen kleine 30 miljoen gulden geïnvesteerd. De contnlnerifatie heeft ook gevolgen voor degenen die landinwaarts vervoer verzorgen: spoorwegen, vervoerders per auto en de binnenscheepvaart ZIJ zul len moeten zorgen voor een snelle aan- en afvoer van de laadkisten tussen de zeehavens en het achterland. De me rendeels kleine vervoerbedrijven en de binnenschippers lijken nog onvoldoen de op de nieuwe ontwikkeling Inge speeld. maar de spoorwegen zitten niet stil. Samen met de Belgische, Westdultae, Franse, Engelse, Italiaanse en Zwit serse spoorwegen hebben de Nederland, se de maatschappij „Intercontainer" opgericht. De N.S. is ook een samen werking aangegaan met de Amerikaan se „Integration Container Service". In september van het vorig Jaar vertrok de eerste speciale containertrein. de „Terrft", van Rotterdam naar Milaan. Het containervervoer is nog nieuw en de geleerden zitten nog met een hele boel vraagtekens. Zo vraagt men zich af welk deel van het containertransport aan het wegvervoer zal toevallen. Sommigen zeggen 75 procent, terwijl de spoorwegen 20 en de binnenscheep vaart 5 procent zullen krijgen. Onzeker is de toekomst ook voor de havenbeheerders Niet alleen probCffU zij hun havens voor zo groot mogelijke schepen bereikbaar te maken en te houden, maarRotterdam, Antwer- vaart. Zullen de reders echter hun graantje meepikken van de container vaart. Zuil ende reders echter hun dure schepen op elke reis In drie zo dicht bij elkaar gelegen Europese dis tributiecentra laten afmeren? T(Jd om de kat uit de boom te kijken is er niet: de havenbeheerders moeten nu al be slissen of zij een nieuwe, op container vervoer ingerichte haven zullen aanleg gen of niet. Voor de containerschepen zijn de hui dige Btukgoedhavens niet diep genoeg. Er moeten nieuwe haven komen met goede aansluitingen op het wegen- en spoorwegnet. Men zal wegens de snelle laad. en lostechnleken kunnen vol staan met veel minder kadelengtc, maar er zullen ln verband met de expeditie en de opslag van containers en rollend materieel wel grote terreinen nodig zijn. Dat betekent dat een deel van de enorme Investeringen die in de laatste jaren ln havens, kades, kranen en loodsen gedaan zijn, verloren is. Som- mlgen voonpstai dal Ml ai» in New York, havens gedempt zullen wor. Tenslotte zijn er de havenarbeiders, 12.000 in Antwerpen en ruim lfl.OOÓ In Rotterdam. Ook zfl zullen de gevolgen van de containerisatie ondervinden, dat staat vast. Sommigen hebben nog enige hoop dat er niet die massale ontslagen zullen vallen alB pessimisten voorspel len. en misschien hebben zij wel gelijk. Ook de containers zullen gepakt en ge lost moeten worden, redeneren zit. Ze wijzen erop dat er maar weinig filtert»* ken zijn die een lading stukgoed van 20 ton en méér naar een afnemer te verzenden hebben. ZIJ vernachten dat ln het binnenland reusachtige ompak- centra Ingericht zullen worden, waar de havenarbeiders van nu de contai ners zullen Inpakken en uitpakken. Niemand weet precies hoe het zal gaan. Vast staat In ieder geval dat het ambachtelijk karakter van de haven arbeid totaal zal veranderen. Voor de Antwerpse polderboer die nog in 1947 met paard en kar naar de haven kwam als er geen werk op het land was. Is in de moderne, gemechaniseerde haven geen plaats meer „De havenarbeider wordt een techni cus" zegt de Rotterdamse stuwadoor F Swarttouw „In de containerhaven die nu aan het groeien Is. zal de dokker hélemaal hebben afgedaan", meent prof. dr. Karei van Isacker. Veel tijd om eraan te wennen la er niet. De overschakeling van zeilvaart op stoomvaart heeft een eeuw geduurd, maar tegenwoordig gaat alles sneller, véél sneller. Het wordt een abrupt afscheid, dat van de havenarbeider. „C, Q, X en V I missen ais I BeHtSJ missen als kiespijn" (Van een onzer verslaggevers ALKMAAR „Ik verklaar hierbij dat onderwijzers die bereid zijn nóg vele ja ren door te gaan met het trachten aan te leren van onze volslagen achterlijke, door en door onzindelijke werkwoord spelling. op 'n bepaald gebied volledig zijn ingeslapen". Deze noodkreet wordt de Nederlandse onderwijswet 'd voorgehou den door de heer J. Berits, directeur van de Vereniging voor A'etcnschappeleke Spelling. „Ik ben bereid", zo vervolgde een ar tikel van de heer Berits in enkele on derwijstijdschriften, „deze laatste bewe ring waar te komen maken in een debat, waarvan ik uiteraard hoop dat het zin- 'Wijk zal zijn. Elke uitnodiging tot zo'n debat wordt door mij in principe aan vaard". Het stukje kwam in elk van de onderwijstijdschriften Correspondentie blad De christelijke onderwijzer, Het ka tholieke schoolblad en Het schoolblad, respectievelijk een protestants, een ka tholiek en een neutraal blad. Geen debat, maar wel een gesprek ging onze verslaggever aan met de voor zitter van de Vereniging voor Weten- schappeleke Spelling, 's Avonds kwam een telefoontje van de heer Berits: „Er schijnt iets via de radio over de spelling te zijn gezegd". Inderdaad kon onze nieuwsdienst een telexbericht met de volgende inhoud verschaffen: mi- nisier prof. dr. G. H. Veringa (KVP) heeft bij de begrotingsbehandeling van zijn departement in de Eerste Kamer meegedeeld, dat op korte termijn het wetsontwerp te verwachten ls, waarbij de spelling van de Nederlandse taal wordt geregeld. Goed nieuws dus voor de vereniging, die zich sinds 3 januari 1963 naar ini tiatief van dr. P. C. Paardekooper beijvert voor een wetenschappelijk taal gebruik, dat wil zeggen voor een conse quente (konsekwente) spelling. Een „vóór-spelling van de toekomst" is door dr. Paardekooper vastgelegd in een bro chure, „Wendier tegen wetenschap". Het .eerste woord van de titel is een eigen vinding, en heeft betrekking op het feit dat men aan een spelling went. De vereniging acht het overbodig om voor begrippen, die slechts op één ma nier kunnen worden uitgesproken, ver schillende schrijfwijzen te hanteren. In 1954 kwam de spelling op de hel ling. Het beruchte groene boekje „De woordenlijst van de Nederlandse taal" verscheen toen, een uitgave van een Nederlands-Belgische commissie met prof. C. B. van Haeringen (voorz.) en prof. Blanquart. De commissie sprak zijn voorkeur uit voor een conservatieve spelling. „In feite gebeurde er toen niets. Op de scholen en in de meeste kranten bleef de voorkeurspelling in gebruik; ln dit opzicht kun je de Nederlandse pers inderdaad als conservatief aanmerken. Maar je kunt het ook een teken van so lidariteit noemen. Eén ding is zeker, namelijk dat door deze voorkeurspelling de onzekerheid is ontstaan. Vooral bij 't onderwijs zitten we dan oik met de moeilijkheden, en vanuit die hoek is dan ook tegen de toestand geprotesteerd. De onderwijsbladen hebben dan ook enig* tijd uit een soort protest een eigen konsefcwent fonetiese spelling ge bruikt", aldus de heer Berits. De minister van Onderwijs kwam met de belofte, dat er iets zou gebeuren. Maar er gebeurde niets, althans niet van ministeriële zijde. Derhalve riep dr. Paardekooper door middel van een be richtje in de pers belangstellenden op, naar een bepaald Brabants café te ko men, teneinde daar te komen tot de op richting van een nieuwe vereniging voor vereenvoudiging van de spelling. Deze Vereniging voor Wctenschappelekc Spel ling telt na vijf jaar reeds zo'n duizend „Waar we vooral mee te kampen heb ben", zegt de voorzitter, „is dat men bang is dat we iets aan de taal willen veranderen. Maar dat is niet waar, want wat je wilt meedelen blijft bij een consequente spelling, immers hetzelfde? Dan is er nog het argument: het staat zo g«-k. Maar het blijkt dan dat men gemakkelijk went aan een gezonde, ge saneerde spelling" „Ook de c en de q kunnen we missen als kiespijn evenals de x en de y. Waarmee niet gezegd is, dat we met 22 letters toe zouden kunnen. Bij een ideale situatie zouden we 40 letters nodig heb ben, want bijvoorbeeld de en de zijn verschillende klanken, evenals de en de Nu zijn we overigens helemaal niet van mening dat je die wetenschap pelijke spelling morgen zou kunnen in voeren, maar we zijn er wel van over tuigd, dat je met enkele veranderingen de spelling veel bruikbaarder, veel effi ciënter zou kunnen maken. Nogmaals: aan de taal willen we dus helemaal niets veranderen, al worden wc daarvan vaak beschuldigd". ..Op de lagere school worden wekelijks ontzettend veel lesuren verdaan aan spellingsonderwijs, die beter zouden kun nen worden besteed. Er bestaat een dis sertatie „De tragedie der werkwoords vormen", en die term tragedie is alles behalve overdreven. Niet alleen ver knoeit men tijd. maar bovendien is het resultaat van die uren bijzonder gering. Ik durf zelfs de stelling aan, dal er nie mand is die de werkwoorden altijd goed schrijft. De Vereniging voor Weten- schappeleke Spelling (secretariaat: J. A. L. Vaemcwijck, Boswegel 8, Oost- Vlaanderen) heeft er bij de minister op aangedrongen de in 1963 Ingestelde com missie Pée-Wesscllng, die vorig jaar zijn rapport uitbracht, een nieuwe op dracht te geven en daarin onder andere de „ei"-„ij"-kwestie en dc „au"-„ou"- kwestie aan te vatten", aldus de heer Berits. Met groeiend ongeduld wacht men nu op het aangekondigde wetsont werp. Het wordt wel tijd, want de hui dige spellingswet dateert van 1947.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 9