WIM VAN ROOY: DE COMPUTER WINT HET NOOIT VAN HET BOEK „GUILDENSTERN IS EEN HEIDENS MOEILIJK MANNETJE' DE LEIDSE COURANT DEN HAAG Op de première van „Rozencrantz en Guildenstern zijn dood" steek ik Eric van Ingen op een gegeven moment met zijn eigen dolk overhoop. Dat is een scene, die dertig, veertig keer gerepeteerd is en theoretisch kan er dus niks mis gaan. Dat roept mijn eigen moeder ook. Die zegt altijd „toneelspelen is geen kunst. Het is allemaal afgesproken werk". Ik sta voor Eric, pak zijn dolk af en merk, dat de schede er nog omheen zit. Waarschijnlijk een kwestie van te hard trekken. Dat heb ik vaker. Ik doe alles intens, hevig. Als ik tekst krijg, die geschreeuwd moet worden, dan ga ik tot het bittere einde. Dan heb ik na het laatste woord geen lucht meer over. Je hebt mensen, die zeg gen, dat een acteur altijd een reserve moet overhouden, dat hij een stuk van zijn eigen emotie moet weglaten. Het kan zijn, maar het past alleen niet in mijn karakter. Ik moet spanning voelen, ik wil mijn energie ontladen en zodra ik gevoelens ga wegmoffelen, zak ik door de grond. Dat had ik vroeger ook bij het amateur toneel. Ik speelde de bozerik in Kinde ren van ons volk en moest op een ge geven moment druipnat binnenkomen Dat stond in de tekst. Het regende buiten. Ik zorgde dus. dat er een emmer ijskoud water achter de coulissen stond en voordat ik opging, gooide ik die over me heen. Dat was voor mij een dood normale zaak. Ik vind niks te gek. Als er in een stuk geslagen wordt, moet je het ook goed doen Je hoeft elkaar niet af te tuigen, maar je moet die klap wel voelen. Dan pas kun je naturel reageren. In Van de brug af gezien komt een vechtpartij voor. waar bij ik een paar flinke stompen in mijn maag krijg Twintig keer zorg je. dat je ze goed incasseert, maar op een avond sta ik te dicht bij en bezorgt Ko van Dijk me drie gekneusde ribben. Daar kan Ko ook niks aan doen; als hij aan de andere kant geslagen had. was er niks gebeurd, maar toevallig had ik in een voetbalwedstrijd linies een op donder gehad, waar ik net van opge knapt was. Ik heb er met Rosencrantz aardig wat last van gehad, ik lig een paar keer op de grond en moet dan overeind springen. Nou vergeet het maai-; op de eerste repetities kwam ik geen tien centimeter van de grond. i Tten ik die dolk eindelijk uit de schede I 'ad en op de keel van Eric zette, zag r rt, dat de punt helemaal krom was. Nou moest dat ding na afloop van de scene weer terug in die koker en ik heb dus onder het spelen net zo lang staan buigen, totdat hij weer recht was. Ik geloof niet, dat het publiek er iets van gemerkt heeft. Dat was de tweede avond anders: toen ik de dolk greej vloog de schede over het voetlicht de zaal in. Ik zag. dat ie ergens op de tiende rij terécht kwam. Die mensen weten nou in elk geval, dat 't echt was. Zigeunerstuk Na afloop realiseer je je pas, wat er eigenlijk gebeurd is. Je bent tien jaar geleden bij de Haagse Comedie geko men. Een jongen uit een Brabants dorp. Een kerk. één straat en wat boerderijen. Dat was alles. Cultureel stelde 't geen bliksem voor. Je had Snip en Snap en voor de rest zorgde de Sonse Gemengde Toneelvereniging. Ik herinner me. dat ik in een zigeunerstuk de rol van een kleine boef speelde. Ik moest vijf be drijven lang op de grond spuwen. Dat deed je-dan met volle overgave. Eén keer in het jaar ging ik naar grootmoeder in Boxtel. Als je naar Boxtel reisde, ging je de wereld in. Daar was de kermis, daar was de Ark, waar Sneeuwwitje van Walt Disney gedraaid werd. Mensen, dat was een belevenis. Ik had op mijn zevende al- een circus achter in de tuin. Circus Wimpelton. Die naam was een uitvinding van de dienstmeid. Ik was de spreekstalmeester', ik was de clown, ik jongleerde. „Dat heeft ie van oom Harry", zeiden ze in de familie, „als ie komiek doet. is h$t net Hany" Oom Harry zat bij het onderwijs en was in Brabant een veel gevraagde ceremoniemeester. Hij maak te de verzen zelf en droeg ze ook nog voor. Het was een uitgemaakte zaak. iat ik alles van oom Harry en niks van vader had Vader had een bakkerij in de hoofd straat. Ome Pietje uit Son. Dat was hy. Toen de geallieerden ons doip naderden, stuurde hij ons weg en bleef alleen achter om op de bakkerij te letten. Hij heeft de E>.gelsen nog net gezien. Ze zaten aan de overkant van de straat uit te rusten en toen hij het gordijn opzij schoof en juichend riep: „Daar heb je ze, de Tommy's", werd hij dwars door zijn hoofd geschoten. Even later stormden de Engelsen zijn kamer binnen en toen ze hoorden, wie het gordijn opzij had geschoven, haalden ze hun schouders op en zeiden ze: „Sorry". Dat was alles. Later ben ik me pas goed voor hem gaan interesseren. Ik moest weten, wat het voor een vent was geweest. Ze zei den. dat ik toch op Pietje leek. dat ik njn karakter had. Ik had hem gewoon nodig om mezelf te leren kennen. Zak piepers Ik was op dat moment al 23. Ik had bij een textielfirma gewerkt; de hele dag patroontjes van bloemen overteke- nen. die je dan niet inleverde, want door de Koreaanse oorlog zat de klad in de textiel en niemand zat op onze patronen te wachten. Als je nou maar net deed. of je werkte, was er geen vuiltje aan de lucht. De volgende dag begon je gewoon weer aan diezelfde tekening. Later heb ik in de aardappelhandel van mijn tweede vader gezeten. Die had een cafeetje bij het kanaal gekocht en stuurde mij naar Zeeland om vijf ton piepers te laden, die ik in Eindhoven bij de groenteboeren moest verkopen. Ander-half jaar heb ik onder zakken met 50 kilo aardappelen gelopen en daarom kostte het me ook geen enkele moeite, toen ik in Marat een monnik moest spelen, die met een loodzware bank op zijn rug briesend over het toneel stampt. Als je in de aardappelen hebt gezeten, ben je wel wat anders gewend. KO VAN DIJK BEZORGDE ME DRIE GEKNEUSDE RIBBEN. ALS JE SLAAT IN EEN STUK MOET JE HET OOK GOED DOEN Ik wilde zelf aan het toneel, ik leek immers op oonr Harry, nraar moeder vond het te link. „Het zijn allemaal verdachte wezens zei ze en dat. hield ze vol tot mijn achttiende. Toen had oom Harry haar zover, dat ik naar de toneel school in Amsterdam mocht. Ik zou een kamer krijgen bij een tante in het Gooi. zodat ik niet in de verdorven stad hoef de te wonen Ik vond het allemaal best. Ik kwain bij Pos, die op dat moment directeur van de toneelschool was en die had aan twee zinnen voldoende. Ik hoefde niet eens meer toelatingsexamen te doen. „Probeert u het eens in Maas tricht". zei hij. „U spreekt meer Vlaams dan Nederlands". Dat was voor mij wel genoeg. Ik had het nou geprobeerd, ik hoefde me niet later voor mijn kop te slaan, omdat ik mijn kansen verspeeld had. Toen ik 23 was, had ik nog niets bereikt. Ik was vaandrig en ik had een rijbewijs. Dat was alles. En zaterdags en zondags na de hoogmis regisseerde ik de Sonse Ge mengde Toneelvereniging. Ik schilderde ook de décors en maakte de affiches. Ik was de gek, die alles deed. Aan het beroepstoneel dacht ik allang niet meer. Ik had mij?. illusies verbrand en be graven. Voor mij hoefde het allemaal niet meer. Clandestien Juffrouw Kupers heeft het ouwe vuur weer opgerakeld. Ze gaf Nederlandse les op het. lyceum in Eindhoven en bij een reünie zag ze me weer eens toneel spelen. Ik was er eigenlijk clandestien, omdat ik maar drie jaar h.b.s. had. maar Kupers stond er op, dat ik toch meedeed. Diezelfde week ben ik langs d'r huis gegaan. Ik had een baantje als vertegenwoordiger in tabaksartikelen en zorgde, dat ik 's woensdags om vier uur met mijn rayon klaar was. Kupers vroeg, of ik nog steeds beroepsacteur wilde worden en toen ik ja zei, ried ze me aan om het in Maastricht te pro- De eerste keer droeg ik ten sprookje van Bomans voor, maar na een paar zinnen vonden ze het al genoeg. Ik hoorde er nog wel van, riepen ze. Ik heb dagen lang met een dichte strot op die brief zitten wachten, want die zou immers over mijn toekomst beslis sen. Tabak of toneel. Ik zie de postbode nog komen, we zaten in de stal. omdat het café ge schilderd werd. Die brief ken ik nog letter voor letter uit mijn hoofd. Hierbij mag ik u meedelen, dat de juryEr stond in. dat ik herexamen mocht doen. De tweede keer had ik de tekst, die als een ratel afliep. Ik dacht in de trein; „Wie me nou nog stopt, is een held en inderdaad lieten ze me tot het einde doorgaan. De mensen, die in de jury zaten, hadden tegenover me in de trein- coupe gezeten. Karei Rijken en Willem Tollenaar. Misschien hebben ze me daarom laten slagen. Willem, daar ga je wegingsleer: in een zwembroek moest Ik voorover buigen en met mijn armen zwaaien. Terwijl ik naar de grond keek en die handen op en neer zag gaan dacht ik steeds: „Willem, daar ga je dan toch". In diezelfde tijd wilde ik meer over vader weten. Ik ben de hele familie afgereisd, maar het enige, wat ze zeiden was: „Hij was ene goeie mens". Ieder een had wel een leuk verhaal over Pietje, want over de doden ga je geen kwaads vertellen. Maar ik had er de pest in. Ik wilde weten, hoe Pietje echt was geweest. Ik kon me gewoon niet voorstellen, dat die man geen klle- rige buien had gehad Voor het eindexamen heb ik tien rollen gespeeld. Cees Kooien was mijn klcder. want ik deed immers om de haverklap een andere broek aan en dat moest in Maastricht onder mannen worden uit gevochten. Na afloop kreeg ik twee aan biedingen. één van Ton Lutz en één van Jan Teullngs. Ik voelde zelf het meest voor Theater, omdat ik me tot hun sfeertje aangetrokken voeldv De dag erna kwam er een expressebrlef uit Den Haag. Ida Wasserman had in de Jury van het eindexamen gezeten en waarschijnlijk met Steenbergen ge praat. In het zuiden riep iedereen, dat het een stijf, deftig gezelschap was en daarom heb ik mijn zondags pak aan getrokken. Ik herinner me nog die blik van Cees Laseur tijdens dat eerste ge sprek. Hij keek alleen naar mijn schoe nen en sokken. Je zag hem denken: ..Wat moet die boerenjongen in vredes naam bij ons doen?". Typische trekjes Tien jaar later sta je in diezelfde schouwburg als Guildenstern op het toneel. Ik ben nou 35 en dat is voor „IK HEB HET VAN OOM HARRY, DE KOMIEK OP IEDERE BRUILOFT ZEGGEN ZE IN DE FAMILIE een schaatser zo ongeveer hel einde, maar voor een toneelspeler het begin. Ik moet nog door tot mijn 65e en daarom hoeft, het voor mij niet zo pijl snel te gaan. Toen ik pas bij het toneel zat. had ik dat wel. Je zag om je heen jongens, die even oud waren als jij, als kometen omhoog komen. Dan dacht je: ..Waarom zij wel en ik niet?" Er zijn ook momenten geweest, dat ik dacht: „Ik red het niet". Over die eerste tijd bij de Haagse Comedie heb ik een schrift volgeschreven, waarin ik alle ervaringen en emoties heb genoteerd» Dat heb ik toen gedaan voor de Jongens Wlm van Rooy. 35 Jaar. kwam tien Jaar geleden van de toneelschool te Maastricht bij de Haagse Comedie. Na een groot aantal kleinere rollen o.m. In „Eindsprint", Othello" en in later jaren „Professor Bernardl" en „Marat-Sade". kreeg hij zijn grote kans In „Hendrik IV". Dit seizoen leverde hem behalve een assistent-regie naast Joris Diets voor Pirandello's „Zo is het of zo lUkt het" belangrUke rollen op in Millers „Van de brug af gezien" en als Guildenstern In „Rosenoranls en Guildenstern zijn dood", waar bijgaand Interview over gaat. Wlm van Rooy, geboren In het Brabantse dorpje Son, is getrouwd met Barbara Hoffman, die hU bU de hoorspelkern leerde kennen, en heeft een dochtertje. Enige weken geleden werd Wlm van Rooy door een dom ongeluk uitge schakeld en kwam ..Rosen- crants" automatisch in het slop terecht. Inmiddels Is hij weer zover hersteld, dat hy zijn glansrol als Guildenstern op 25 februari weer kan opnemen. i hoofd- of een bUrol heeft. Voor vier die na mij zouden komen. Dan wisten ze tenminste, waar ze aan toe waren. Nu denk ik: „Wat hebben ze eraan?" Want iedereen reageert anders. Ik kan bij collega's zitten en me vol komen geïsoleerd voelen. Dat is geen onwil, maar een kwestie van instelling, Als je mij op straat ziet lopen, kim je denken, dat lk op het kantoor van een verzekeringsfirma zit. Ik heb ook niet die typische trekjes van een artiest: liet. moet bij mij thuis opgeruimd zijn, ik houd niet van rommel. Ik kan ook niet nachten lang over vage onderwer pen zwetsen en tegen de barkeeper zeggen: „Piet. schrijf maar even op de lat". Ik kan nou weer op mijn gemak zitten dubben over de vraag, of we een gaskachel zullen nemen of een olie- haard. Ik maak mijn tafel zelf en schil der de keuken in mijn vrije uren. Wat lk wel wil is mijn vak zo goed mogelijk doen Toneelspelen heeft lang een ge heimzinnig en romantisch waas gehad en daar putten de actrices en acteurs de lef uit om apart te zijn. Ze waren onbereikbaar, onschendbaar. De acteur van 1968 is een man. die ge woon hard werkt zoals een ander. Mis schien is het mijn fout. dat ik tegen elke rol. die ik moet spelen te veel ener gie gooi. dat ik er alle6 uit wil halen. Het ls immers modern om Je emoties in te houden, om volkomen Je zelf te zijn. Het klinkt aardig, maar wie ben lk zelf? Ik heb een zieltje met misschien tachtig snaren en de vraag is, welke snaar moet gaan trillen. De woedesnaar, de sexy- snaar? Zeg het maar. Ik vind het een grandioze ijdelheid om te veronderstel len, dat je zelf interessant genoeg bent om een avond te boelen. Voor mij moet een acteur altUd zijn lichaam en zijn geest dienstbaar maken aan zijn rol om hem acceptabel te maken. Bij een aoteur ls er een voortduren de strijd gaande tussen zijn zelfvertrou- i Rooy 0 al" Rosencrantz: „Een heidens moeilijk mannetje" en Cees Kooien: „HU is in het stuk de Willy Walden". NEW YORK (A.P.). Ondanks alle concurrentie van nieuwe media behoren de boekenuitge- verijen in de V.S. al meer dan tien jaar tot de snelst groeiende industrieën. In die periode is het aantal titels dat elk jaar wordt uitgegeven verdrievoudigd van ongeveer 10.000 tot 30.000. De verkoopwaarde is gestegen van 750 miljoen dollar tot meer dan twee miljard per jaar. De uitgevers zeggen goede redenen te hebben om te beweren dat de uit spraak „boek contra computer" fout is. Deze twee informatiebronnen kunnen elkaar uitstekend aanvullen, omdat zij verschillende functies hebben. Ook moeten zij aan geheel verschillende eisen voldoen. De kostenfactor beslist tenslotte welk medium in aanmerking komt. Het komt er allemaal op neer wat er gevraagd wordt en wat iemand kan betalen. Boeken zijn het best geschikt voor het leveren van grote brokken informatie aan betrekkelijk grote aantallen men sen over een lange periode. Voor velen is het boek een goedkope en compacte bron van gegevens. Computers zijn het best in het sorte ren van betrekkelijk gelimiteerde hoe veelheden informatie uit een grote massa gegevens. Het resultaat wordt snel geleverd, maar is slechts voor een paar mensen beschikbaar. De uitgevers, van wie er vele zake lijke belangen hebben bij verschillende technologische media, zien het elektro nische systeem aldus: computers zijn er voor de snelheid. Zij geven een formidabele tijdsbesparing bij het zoe ken naar researchmateriaal uit enorme hoeveelheden. Zij doen het in seconden. Maar de elektronische machines heb ben ook hun beperkingen. De compu ter kan alleen maar leveren wat een mens erin heeft gestopt. Dat is dik wijls een lang en (daardoor) duur proces. Ook ls dc mens nodig om die opgeborgen informatie te voorschijn te brengen. Een „zwaar geladen" computer levert meer dan nodig is. Of, zoals een uit wen en zijn zelfoverschatting. Het gaat er om. dat Je de gren6 vindt, waar je vakmanschap ophoudt en waar Je ge woon een Ijdeltuit wordt, die zijn pu bliek met een maniertje Inpalmt. Even moet je ophouden. Berg tekst Op die rol van Guildenstern lk we ken zitten zweten Het was ook de eer ste keer. dat ik de schuifdeuren dicht heb gedaan, omdat ik alleen wilde zijn Tk heb uren aan mijn bureau gezeten om me door die berg tekst te worstelen. Zin vtmr zin, er waren woorden bij. die ik niet eens begreep Ik wist bij God niet. wat er stond. Voordat ik met de figuur van Guildenstern zelf begon, moest lk eerst die tekst in mijn kop hebben. Dat is mijn ongeluk. Ik kan niet zoals anderen spelen met een tekst, die lk niet heb. Eerst moet ik die golfslag van woorden door mijn hoofd horen, ik moet bij de eerste repetitie al de grote lijn te pakken hebben. Later komen dan wel de nuances. Als Je een portret maakt, begin Je tooh ook niet met één enkel oog. maar met een stel grove lijnen, waarin Je de uiteindelijke totaliteit ul kunt herkennen. Voor mij ls dat de tekst. Guildenstern is een heidens moeilijk mannetje. Hij probeert op alles een ant woord te geren, hij wil alles begrijpen, alles aanvoelen. Daardoor wordt hij op den duur arrogant en vervelend. Cees Kooien heeft daar geen last van. die speelt Rosencrantz, een beetje domme man. die er weinig van begrijpt. Hij is in het stuk de Willg Walden. De pest in BIJ de meeste rollen heb ik de ziel gauw te pakken. Ie vlug zelfs, maar Rosen crantz bleef tot twee weken vóór de premiere een vage figuur Ik voelde me net die Chinees, die een haan moet te kenen en na een half jaar nog niet klaar la Als zijn opdrachtgever op een gegeven moment in het atelier komt en vraagt, hoe het zit. pakt die Chinees een vel papier en een potlood en maakt achter mekaar een pracht haan. Als die ander dan vraagt waarom het zo lang moest duren, doet- hij een kast open. waar duizend half of driekwart afgemaakte tekeningen van hanen lig gen. Iets dergelijks heb lk met Guilden stern ook gehad. Je kunt zoTi man op alle mogelijke manieren benaderen, maar het ls de kunst om op het goeie moment de Juiste Interpretatie te vin den. Dat Ls dan geen Wlm van Rooy meer maar 100 procent Ouildenstern Daarom schreeuwde ik ook zo onwijs, loen die dolk In de schede bleef zitten Neem het Guildenstern maar eens kwa lijk. „Die man had gewoon de pest in." LEO THURING gever zei: „Computers hebben geen verstand, zij spuwen ulles uit". Het menselijk oordeel is dus nodig bij het Iaden cn ontladen van een computer- brein. Vandaag de dag is dit nog een moeilijke factor Verder kunnen computers geen grote hoeveelheid kopieën maken. Als cr honderden of duizenden exemplaren van zekere gegevens nodig zijn, is het boter om het origineel van de com puter te nemen, tv laten zetten en er hoeken van te drukken. De computer techniek kan gebruikt worden om de zetmachines te laten werken. Tech nisch ls het uitvoerbaar otn dc gehele tekst van een dik boek met een com puter te zetten, maar economisch is dit niet. Globaal gesproken zijn de „algemene" boeken, zoals romans, biografieën, essays, commentaren, kookboeken, to neelstukken, reis- en avonturenboeken geen voedsel voor de computer. Het drukken van deze boeken is goedkoper dan de Inhoud elektronisch op te slaan cn er weer uit tc halen. Daarom zal „GEHEELONTHOUDER" HEEFT ZEER GROTE BEPERKINGEN het boek. wat er ook gaat getwirx. voortbestaan. In ons tijdperk Is de computer een waardevol werktuig voor het wetenschappelijk onderzoek, in do technologie, in bedrijven cn bij het onderwijs. Het maken van gedichten liederen, romans er toneelstukken daarmee weet de machine geen raad. Last staan dat de computer eens een goede mop vertelt,...

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 7