LEVEND MENS TOT
KUNSTWERK GEMAAKT
Nijmeegse Colleges
- ""m v
Robert
Rauschenberg
OPMERKELIJKE TENTOONSTELLING IN STEDELIJK TE AMSTERDAM
DE LEIDSE COURANT
belangrijkste kunstenaar sinds 1945
of toch niet zó belangrijk?
Robert Rauschenberg was in het begin van
de vijftiger jaren in Florence. Een kunst
criticus daar suggereerde hem, dat het 't beste
zou zijn als hij zijn kunstwerken maar in de
Arno zou gooien, hetgeen Rauschenberg
prompt deed. Momenteel is van hem in het
Stedelijk Museum te Amsterdam een grote
tentoonstelling ingericht. We zouden ons
kunnen voorstellen, dat sommige bezoekers
het helemaal niet zo gek zouden vinden als
de gehele collectie in de Amstel verdween,
maar het staat wel vast, dat Rauschenberg
thans op een dergelijke suggestie niet zou
ingaan. Hij zou het ook niet kunnen, want de
meeste der getoonde werken zijn geen per
soonlijk bezit van hem, maar zijn al lang
voor veel en goed geld aangekocht door
musea en rijke particuliere verzamelaars.
bouwde stoel. Erop: d<
Het derde bezoek van Yayol Kusama aan ont land is niet onopgemerkt voorbU-
,'t K;ian", schrUft Eric Kerstiëns In Kentering. ..De door haar in Delft gehouden
happening, waar x(j o.a. aeroïst Jan Schoonhoven, beeldhouwer Gust Roman en
enkele studenten (be)schilderde <iets dergelüks deed zU op hel Itody Festival op
Washington Square in New York), resulteerde In de sluiting van sociëteit „NOVBBJ
Jan", die naam maakte door medewerking van musici als Ben Webster.
Waldron, Dave Pike. Het beschilderen van de mannen geschiedde In felle kleuren
met waterverf: vlakken, vegen. HJnen en cirkels. waarbU de levende me"*
kunstwerk werd gemaakt. De studentenmoderator pater M. baron van Höveil
tot Westerner SJ. die aanvankelUk het schouwspel met ftnoegen had, sitten
bekijken, ontwaarde plotseling ..zedenverwildering". HU Uet de PRO-televisle-
ploeg de deur uitzetten.
Rauschenberg is in Amsterdam te
zien kort na zijn landgenoot Roy
Lichtenstein. Er is een opmerkelUk
verschil tussen beide Amerikanen. Ook
zonder dat men van Lichtensteins
werk ondersteboven behoeft te zijn,
moet men toch erkennen, dat hi) de
geest van onze zestiger jaren perfect
weergeeft met z'n tot schreeuwformaat
vergrote stripfiguren. Bij Rauschen
berg is dit bepaald niet het geval.
Zeker niet bij de werken van vóór
1962, die op bepaalde accenten na ook
in de tijd van Dada, een halve
geleden dus, ontstaan zouden
kunnen zijn. In dit verband doet het
beetje- vreemd aan-dat'- deze -
M^erika^ Jo^ 1964de grate prjjs
de schilderkunst kreeg op de
Kén na le te Venetië en dat hij in 1965
een honderdtal Franse intellec
tuelen werd gekozen als de be
langrijkste kunstenaar die sinds 1945
naar voren Is gekomen. Men zou eruit
kunnen Eifleiden, dat kunst niet alleen
kwestie van snel veranderen, maar
k een van snel vergeten is.
Natuurlijk is het niet zo, dat men
Rauschenberg zonder meer als een
verlaten dadaïst moet zien. Hij heeft
zijn „combine paintings" ongetwij-
d een eigen gezicht, al is bijvoorbeeld
i lepeltje in een glas water aan een
kettinkje (in Trophy II) echt wel iets
dadaïstisch. Waar het bij Rauschen
berg om gaat is, naar eigen getuigenis,
de werkzaamheid bij het kunst
werk niet primair te leggen bij dt
kunstenaar, maar bij de kunst
beschouwer. Die heeft dan maar zelf
te interpreteren wat hij erin zien wil.
Bij Rauschenberg is vaak heel veel te
Stadsgezichten en stunts
Hij is na zijn diensttijd bij de Ameri
kaanse marine overigens heel gewoon
inen. Na de oorlog eerst op het
Kansas City Art Institute, later in
Parijs, waar hij portretten en stads
gezichten schilderde. Dat conventionele
gedoe beviel hem niet. Terug in
Amerika ging hij experimenteren. Het
vroegste werk op de tentoonstelling
uit 1S64, zeefdruk
herinnert aan die tijd. Het is ..White
numbers" (1948) een ongelooflijk ver
velend schilderijtje. Rauschenberg
bleef experimenteren. HJj knoeide met
aarde, met kastjes vol bizarre dingen
(van het soort als er in de Arno ver
dwenen) en deed aan „stunta" omzijn
naam bekendheid te geven. Eén van
die stunts: hU vroeg en kreeg een
tekening van William de Kooning,
radeerde de voorstelling nauwgezet
weg, signeerde het blankgeworden
papier en schonk het aan de wereld
als „Weggeradeerde tekening van £)e
Kooning".
Baanbrekend?
In die tijd was hij al gezien in artis
tieke kringen, dansers en componisten
waardeerden zijn werk overigens meer
dan beeldende kunstenaars. Toch ging
hij snel naam maken. Met zijn „red
paintings", namelijk waarin het rood
de vooraanstaande plaats innam, die
vroeger aan wit en zwart voor
behouden was. Die red paintings
mondden uit in de latere „combine
paintings". Een ervan komt uit het
eigen bezit van het Stedelijk, Charlene
uit 1964. Het is een bizarre en toch
ook boeiende combinatie van action
painting, collage, druksels van schilde
rijen, onder meer van Van Gogh, een
lachspiegel, opengevouwen paraplu en
een flikkerend elektrisch lampje. Er is
heel- wat op-te zien en dat geldt voor
de meeste van de combine paintings,
die Rauschenberg doen kennen als een
intelligent mens mei veel gevoel voor
humor. Een kunstenaar, die geen effect
schuwt om te komen waar hi) wil. Ook
iemand, die Inderdaad een ruime taak
overlaat aan de beschouwer van zijn
werken, die zelf mag zien wat h(j zien
wil zonder dat hij theoretisch moet na
voelen wat Rauschenberg mogelijk ge
dacht kan hebben. Men hoeft het daar
om bijvoorbeeld niet-eens te zijn met
de uitrafelende beschouwingen, die
Andrew Forge in de catalogus aan een
aantal werken wijdt. Die zijn bepaald
wel interessant, maar het is een wijze
van zien, die in de geest van Rauschen
berg niet voor iedereen hoeft te
Ou« bezwaar tegen Forge is, dat hij
Rauschenberg zo doodernstig neemt.
Veel ernstiger dan sommige „inge
bouwde grapjes" in de combines doen
vermoeden. Tot die grapjes behoort
het veelvuldig inpasseti van kleding
stukken, fotoherhalingen en, in
„Broadcast", een verborgen luid
sprekertje dat beatgeluiden produ
ceert. Soms lijkt het gehele werk een
grap, zoals in „Wall Street", waar een
slurf van textiel als tickertape werkt
Sinds 1962 is Rauschenberg op een
ander procédé overgegaan: zeefdruk,
waarbij hij foto's projecteert in ver
schillende kleuren en die dan opvult
met olieverf. Bij die foto's zijn er, die
telkens terugkeren, de Toiletmakende
Venus van Rubens, president Kennedy,
Anton van Duinkerken als professor
Het nieuwste boek van professor Wil
lem Johannes Maria Antonius Assel-
bergs heet NUmeegse Colleges en
verscheen in de Zwolse reeks van taal-
letterkundige studies bU W. E. J.
Tjecnk Willink te Zwolle. Men zou de
titel als een tegenhanger kunnen zien
Brabantse Herinneringen. Naar
eigen getuigenis Anton van Dulnker-
kens meest geliefde boek. Een tegen
banger, een pendant zoals men da
.vroeger noemde, heeft overeenkomst»-
met het andere stuk.
In de twee schilderijen die in een ro
mantischer periode Thérèse van Duijl-
Schwartze schilderde en die ze verle
gden en heden noemde vindt men op
beide stukken dezelfde vissersvrouw.
°P het terugblikkende schilderij ls die
echter jong en vrolijk, welgemoed, op
het actuele ls ze, hoewel nog Jong
duidelijk ouder geworden, boven haai
Jaren, en even duidelijk verdrietig. Et
zijn ook verschillen. Niemand zal zich
echter vergissen omtrent de maakstei
der beide werken, of hij ze in het oor-
«pronkelijke of in steendruk ziet, wam
r zijn steendrukken van gemaakt. De
"erken zijn onmiskenbaar van Thérè
se van Duijl-Schwartze. Zo zijn de Nij
meegse Colleges en de Brabantse Her
inneringen onmiskenbaar van de au
teur, die zich soms Asselbergs en soms
Van Duinkerken noemt. Men kan in
de Brabantse Herinneringen Assel
bergs en de professor vinden en in
Nijmeegse Colleges Van Duinkerken
en de Brabander, zelfs als hij het ovei
onderwerpen heeft, die met Braban
niets te maken hebben.
HU geeft in Brabantse Herinneringen
treffende, zij het soms hoffelijk wat
geflatteerde portretter Hij geeft in
Nijmeegse Colleges portretten, die niet
minder hoffelijk ontworpen en uitge
voerd zijn, maar die het flatteuze niet
zoeken.
Betje Wolff
Er is het portret van Betje Wolff oj
vlerendertigjarige leeftüd. Asselberg
probeert hier niet nadrukkelUk te ont
aadselen. HU laat alleen zien hoe hel
was min of meer var de buitenkan:
bekeken. Betje Bekker was getrouwe
met een predikant, dertig jaar oudei
dan zU zelf. en ze onderhield onder
meer vriendschap met twee andere
predikanten, Noordkerk, zesendertig
jaar ouder en Cornells Loosjes, slecht.-
vijftien jaar ouder. Wolff, de „goede,
verstandige Wolff", heeft misschien
twaalf jaar nodig gehad om zUn vrouw
te begrijpen, maar deze jaren in dal
opzicht dan ook goed besteed. Hij
moet in het begir. geschrokken zU'
/an haar moeiltjk te temperen dweep
zucht, die zich met boeken en sc{irü
vers niet vernoegde. maar bU vlager.
oversloeg tot daden van hartstochte-
lUke wispelturigheid, zelfs gericht op
min of meer malle vriendinnen. Een
KJst, de bedde»
parachutisten, het Amerikaanse VrU-
heidsbeeld. HU bereikt er opmerkelUke
effecten mee, maar het is toch te veel
een ontleende kunst om hem hierom te
kronen tot de baanbrekendste kunste
naar van deze tUd. PersoonlUk achten
wU die laatste werken minder dan zUn
vaak geestiger en meer een eigen per-
soonlUkheld tonende combine pain
tings.
Stoelen achter spiegel
Voor deze tentoonstelling in het Ste
delijk heeft Rauschenberg een speciaal
werk samengesteld. Het ls een vreemd-
aantrekkelijk geval: wand van spiege
lend plexiglas waarin de beschouwers
aanvankelUk alleen zichzelf zien. Tot
men geluid gaat maken, gaat praten,
lachen of in de handen klappen. Dan
gaan achter het glaa lampen opflitsen
die door microfoons in werking worden
gesteld. Men ziet dan, telkens anders,
projecties van stoelen die achter de
spiegel zichtbaar worden gemaakt.
Dat geeft iets fascinerends, maar het
lijkt een beetje op het fascinerende dat
ook sommige warenhuisctalages zo
tegen de slnterklaastUd kunnen
hebben, als ook van alles beweegt on
der de vreemdste lichteffecten. Is dat
nog kunst? Is alles wat Rauschenberg
maakte kunst? Het is een vraag waar
de man zelf ongeïnteresseerd aan voor-
bU gaat. Omdat kunst voor hem een
betrekkelUk begrip is, moet ook de
toeschouwer het betrekkelUke van de
combinatie kunst-Rauschenberg inzien.
Alleen dan kan men bewonderend,
verwonderd en geamuseerd deze ten
toonstelling gaan /l-n. Een tentoon
stelling, die zeker een van de opmer-
kelUkste is, die we dit jaar te zien
kunnen krUgen. Tot 7 april kunt u
ervoor in het Stedelijk terecht. Daar
na gaat ze nog naar Keulen en ParUs.
Vg.
Aanwezig waren naast de reeds ge
noemden: ïr. Jan Leering. directeur
van het Elndhovense Van Abbe-
museum, Livinus van den Bundt,
Haags academiedirecteur, Leo Verboon,
galeriehouder Zaal Orez, Albert Vogel,
galeriehouder Zaal Orez en voor
drachtskunstenaar, Hans SonnenberR.
galerie Delta, Rotterdam, „This way"
Stanley Brown. Jef van Leeuwen,
Gerard Verdijk, K. Schippers, Jacob
Zekveld, Ad. Peetersc, conservator
Stedelijk Museum Amsterdam. Wim
Beeren. conservator Stedelijk Museum
Amsterdam, VPRO-Westenburg Ze
waren er dus inderdaad allen en alleen
baron Van Hövell tot Westerflicr werd
door het schouwspel geschokt. Als men
de foto bekykt van de beide beschil
derden kan men zich moeilUk iets
rustigers en ongeschokters voorstellen
dan Gust Romijn. HU Had zij het
wat ongewoon bloot een gemoede
lijke studentenmoderator kunnen zijn.'
Kentering bevat opmerkelUk goede
poëzie, wat ruzie met Wim Zaal en
scheppend proza In Raam stelt Lam
bert Tegenbosch vast, dat baron Van
Hövell tot Westerflier tot de hoge uit
zonderingen gaat behoren en hij vraagt
zich af of het wel goed is voor de
kunst als men er zich niet meer aan
ergert.
Niet naar kijken
„Men komt", meent hij, „ook heel veel
over kunst te weten door er niet naar
te kijken, door geen boeken te lezen en
geen theaters te bezoeken, door alleen
maar mensen die dat allemaal iréi
doen te observeren. Een opmerkelijk
verschil tussen vroeger en nu wordt
men dan gewaarde mensen worden
niet meer boos om kunst. Wie gooit
er nog rotte eieren naar Bruno
Maderna of overtollige vruchten naar
de troep van Kees van letsel f En dat
is het aller avantgardste. Wel zijn er
een aantal achterblijvers, die de
brievenrubriek tvin het ochtendblad
vullen, die doen onder directie van het
ochtendblad nog gekwetst. Maar het is
met deze lui als wanneer een senator
of Kamerlid boos wordt: het is
eigenlijk eerder bezorgdheid, bij die
brievenschrijvers minder op zijn plaats
Steeds minder readies,
behalve officiële
dan bij bestuurderen. Senatoren ch
Kamerleden dienen te spreken te r
stuiting van het zedenverval, dat ifi
wetgever nu eenmaal q.q. ter harit
gaat en dat, althans nog gedurende
deze zittingsperiode van 't parlement,
geschaad wordt door homofolie, bloot
en dronkenschap. Maar om kunst
werken boos worden, omdat die als
kunst niet goed gedaan zouden zijn,
is er niet meer bij. Mogelijk betekent
dat ren landelijke stijging van het
artistiek peil. Mogelijk een verras
sende aanwas van de democratische
duiding. Mogelijk ook complete con-
formatie van alle artiesten aan de
geniale Betje, indien er al een was,
heeft dominee Wolff nooit gekend. Ze
bestaat alleen voor wie haar Sara
Burgerhart of later werk gelezen
hebben. Die kans bleef hem ont
houden.
Het portret, zoals professor Asselbergs
blijken laat en zoals men het ont
dekken kan in de Lier-, Veld- en
Mengelzangen van Elisabeth Wolff
kon bU de koperen bruiloft van
Adriaan Wolff met Elisabeth Bekker
„op de theetafel worder gelegd als een
geschenk van de domineesvrouw aan
haar „goede, verstandige" man".
Treffende portretten vindt men in de
NUmeegse Colleges onder meer van
Isaac da Costa, die principieel anti
katholiek was en dit bleef, maar die
in goede verstandhouding leefde met
katholieken en var Schaepman. de
staatsman en de dichter van Aya
Sofia. belachelUk gemaakt door Willem
Kloos, omdat in dat gedicht do zuilen
van de schitterende oude kerk zingen
Zuilen, merkt Asselbergs onder meer
op, zingen ook bU Paul Valéry, een
dichter, meer gewaardeerd momenteel
dan Schaepman Wat Kloos niet zag.
is het bestaan van een intellectievi
beeldspraak, die belachelUk zUn kar
voor wie slechts een visuele of audi
tieve kent en toestaat.
Oie intellectieve beeldspraak la doo
ie grootste dichters gebruikt, evei
grote of grotere dichters dan Valér;
:elfs. Ze werd ook gebruikt door di
lichters van de barok en zo door
Vondel, zoals men in het NUmeegs<
college Vondel als barokdichter na
lezen kan. Asselbergs verwfjat daar
lezen, afgebeeld op het
naar een van de filologische opstellen
van professor L. C. Mlchels, waar deze
uiteenzet, „dat voor dichters van de
gouden eeuw beeldspraak tot op ze
kere hoogte een zaak was van intel
lectieve verbeelding en niet steeds van
visuele inwendige waarneming". Ze
wordt naar onze mening in de tegen
woordige dichtkunst en niet altUd ten
onrechte weer herhaaldelijk toegepast
en ze is vaak meer schijnbaar dan
wezenlUk „misplaatst" en „smake
loos".
In de portretten en om de portretten
verstaat Asselbergs het de tU<1 en de
tijdgeest duidelijk zij het snel te
schetsen. HU doet dat voortreffelUk
in De Zuster van de Zon door Poot zo
•igentUds verheerlUkt. hij doet het in
Ie vergelUklng van de sehrUver var
Marlken van Nyieumeghen met d>
NUmeegse bouwmeester Herman var
BWMIWK die aan zUn gotisch,
gevels renaissancebeeldwerk toeliet
hU doet het, bulten het portret om, In
een beschouwing als de WJbel in dc
late middeleeuwen, die toont, dat die
late eeuwen. Juist ln betrekking tot de
bUbel, heel anders waren als ons lang
Is voorgehouden. HQ doet het ook in
zUn beschouwing over Het Landschei
van dc vierde Marttyn en over Ferguut
HU toont zich cjaarbU zeer erudiet
volkomen professoraal, maar hfj zo
Anton van Duinkerken niet zijn
hij zelfs in zUn meest professen ai
college niet ook meer dan professoraa
was. eigenzinnig menaelUk. geestig en
niet slechts onthutsend, al kan hU dal
.ok zUn. speel» en tegelijkertijd voor
zichtig. Wat de professor niet staven
kan. laat hU zien als een pcrsoonlUk'
mening, die men delen kan of niet.
Heel .leze bundel door kan men de»
eigenschappen aantrrffen en zU maken
dat men deze colleges met zo'n ver
rassing en zo'n genoegen leest Het
"'•est tezamen vindt men ze wellicht
in het eerste college, de slotrede o|
iet drieëntwintigste Nederlandse filo
logencongres, gehouden te Nijmegen
In 1954.
In de Tijdschriften
gemene burgerman. Merkwaardig i*
het alleszins. Treurig ook, geloof ik".
Gelukkig ziet dc overheid, zoals hier
geschetst, nog altijd toe dat de erger
nis. zelfs onbestaand in de gemene
burger, toch tot uiting komt. Zowel
Kentering als Komma geven daar weer
blijk van.
Er wordt nog door de bestuurderen
gezorgd voor ons, in zuid en noord
„Voor de KRO-radio mag het liedje
„Op een mooie pinksterdag" van Annie
M. G. Schmidt niet meer gezongen
worden". Als men het liedje niet kent.
maakt zoiets wel nieuwsgierig. In
Komma vertelt Jan Emile Daele, uit
gever van het tUdschrlft daele, over
het bezoek dat hU kreeg van de Gentse
politie. Dat was maandag 2 oktober
1967. „Door dc aard van de bedragen
en de medewerkers heerste ln „daele"
(het tijdschrift) een klimaat van anti-
godsdienstlgheid, -taboe, -militairisme
en massificatie, pro zelfexploratie,
persoonlijk contact, Individunlisme, een
sfeer van vrijheid, eerlijkheid, open
hartigheid." Heel oorspronkelUk 1» het
dus in deze tUd niet. al denken Daele
en de Gentse politie daar misschien
anders over.
,Jk werd dus 's morgens vroeg uit
mijn bed gehaald", klaagt Daeh„ik
ben een avondtype. Ik mocht mi) niet
aankleden, maar ik deed het toch, ik
slaagde er zelfs in miv enige ogen
blikken in mijn werkkamer af te zon
deren. Ik mocht de inspecteurs geen
vragen stellen. Ik mocht geen nota
nemen van alles wat ze stuk voor stuk
nakeken en opzij legden om mee te
nemen. Vanzelfsprekend mocht ik ook
het huis niet verlaten, al had ik die
morgen toevallig een nieuwe job. Spe
ciaal mijn werkkamer werd grondig
uitgekamd, tijdschrift na tijdschrift,
blad per blad, brief na brief. Pakken
tijdschriften (o.a. Dialoog, Kentering,
Kokma, Mep, Morgen, de gele Yang,
Revo, het N.V.T.. het Kohier X. La
bris, Playboy. Cavalier, Les beaux
arts. Bril, Podium, Provo i. kranten.
Wffkblgdit^ i gun ronder ,J)e Groene"
en ..Vrij Nederlandcollages, foto's
(vaiifo. M. Bottequn^en Frans Pams),
manuscripten en typoscripten een
van Wcverbergh en Marcel Wautrrsl
werdei
besla
op-
qeladcn De rechercheurs t
liun opdracht keurig en nauwgezet. Zij
toonden heel wat belangstelling rn
kweten zich ijverig van hun taak. Zij
handelden in opdracht van de pro
cureur des konmgs te Gent, die op ren
if andere aanklacht deze overval had
bevolen".
In Denemarken, zoals we uit zeer wel
ingelichte bron vernamen, werd por
nografie vrUgegeven Er werd zeer
korte tUd veel verkocht, nu ligt de
markt vrijwel stil, plaatwerk daarge
laten. Het ls de vraag of de markt
zelfs maar een korte tijd heftig be
wogen zal zUn, als men het tijdschrift
daele geheel vrU geeft. Dit Is niet
bedoeld als een kleinering van daele
Sommige zaken herstellen zichzelf, het
kan wat langer of wat korter duren,
tegenwoordig vooral korter, de pro
cureur des konings vergist zich als hij
meent zo mensen te behoeden voor
door hem gevaarlijk geachte lectuur.
Die tUd is lang voorbij, als hU al ooit
heeft bestaan, de middeleeuwen logen
er namelijk ook niet om, laat staan de
renaissance.
Interessant in Komma ls de beschou
wing van René Gysen over Devellngs
einde van de roman en men moet
vooral niet vergeten in Raam de poëzie
van P H H Hawinkels te lezen, het
„Nijmeegs liefdeslied" en de „Vier
verleldingsgedichten" die de dichter
er voor gebruik vrij geeft „Er voerde
rond mijn bed een wilde dam el een on
beschilderde oorlogsdans uit. Ze
-teod dat waarschijnlijk nm hel wachten
>p Yayol Kusama wat te korten
bergs heeft de wereldliteratuur na
gegaan om alles te weten te komen
omtrent zjjn twee vogels, die som» niet
-•Ikaar vei ward werden, omtrent Ca-
landei en Charadriua. <1e eerste oen
werkelUk bestaande kuifleeuwerik en
de tweede een produkt ynn de ver
beelding
Het produk' von de verbeelding wa»
een vogel des dood» en een vogel des
leven». Als hU zUn kopje afwendde,
wa* de zieke ten dode opgeschreven.
Deed hU dal niet, dar nam hU de
ziekte met zich mee In zUn verbeelde
vlucht naar de zon en verbrandde die
In ha«r stralen
Charadrlua werd daarom met de
•neester over dood en leven, do ver-
rezen-, met Christus vei geleken Maar
niet allen deden dat. ituuabroec bU-
•oo h e'd Wist dat «Ie Charadrlu». die
•ooit h'Mtian heeft In Levttleu* ou
ter de onreine dieren gerekend werd
:n een onrein dlér kan geen symbool
■oor de Verlosser zUn.
Het I». zoal» men ziet, een betrekkelUk
jeperkt onderwerp, waarnu-e professor
Asselberg» hier spoelt dat Is h.--
oaald niet onprofesnoraal maar hU
is ook Van Duinkerken en hU laat al
«pelend het menselUk bestaan ln deze
bete iwlng over vogel» zo meespelen,
lat men er zich mee .«muaerend. door
getroffen wordt en wits tot een zekere
vee moed gestemd
Nijmeegse College» van professor
\n»elberg» behoort daardoor tot de
beste boeken van Anton van Duin
kerken. even geleerd en wU» «I» on
gemeen boelend.
JOS. PA .VH LI J SEN