LEVEND MENS TOT KUNSTWERK GEMAAKT Nijmeegse Colleges - ""m v Robert Rauschenberg OPMERKELIJKE TENTOONSTELLING IN STEDELIJK TE AMSTERDAM DE LEIDSE COURANT belangrijkste kunstenaar sinds 1945 of toch niet zó belangrijk? Robert Rauschenberg was in het begin van de vijftiger jaren in Florence. Een kunst criticus daar suggereerde hem, dat het 't beste zou zijn als hij zijn kunstwerken maar in de Arno zou gooien, hetgeen Rauschenberg prompt deed. Momenteel is van hem in het Stedelijk Museum te Amsterdam een grote tentoonstelling ingericht. We zouden ons kunnen voorstellen, dat sommige bezoekers het helemaal niet zo gek zouden vinden als de gehele collectie in de Amstel verdween, maar het staat wel vast, dat Rauschenberg thans op een dergelijke suggestie niet zou ingaan. Hij zou het ook niet kunnen, want de meeste der getoonde werken zijn geen per soonlijk bezit van hem, maar zijn al lang voor veel en goed geld aangekocht door musea en rijke particuliere verzamelaars. bouwde stoel. Erop: d< Het derde bezoek van Yayol Kusama aan ont land is niet onopgemerkt voorbU- ,'t K;ian", schrUft Eric Kerstiëns In Kentering. ..De door haar in Delft gehouden happening, waar x(j o.a. aeroïst Jan Schoonhoven, beeldhouwer Gust Roman en enkele studenten (be)schilderde <iets dergelüks deed zU op hel Itody Festival op Washington Square in New York), resulteerde In de sluiting van sociëteit „NOVBBJ Jan", die naam maakte door medewerking van musici als Ben Webster. Waldron, Dave Pike. Het beschilderen van de mannen geschiedde In felle kleuren met waterverf: vlakken, vegen. HJnen en cirkels. waarbU de levende me"* kunstwerk werd gemaakt. De studentenmoderator pater M. baron van Höveil tot Westerner SJ. die aanvankelUk het schouwspel met ftnoegen had, sitten bekijken, ontwaarde plotseling ..zedenverwildering". HU Uet de PRO-televisle- ploeg de deur uitzetten. Rauschenberg is in Amsterdam te zien kort na zijn landgenoot Roy Lichtenstein. Er is een opmerkelUk verschil tussen beide Amerikanen. Ook zonder dat men van Lichtensteins werk ondersteboven behoeft te zijn, moet men toch erkennen, dat hi) de geest van onze zestiger jaren perfect weergeeft met z'n tot schreeuwformaat vergrote stripfiguren. Bij Rauschen berg is dit bepaald niet het geval. Zeker niet bij de werken van vóór 1962, die op bepaalde accenten na ook in de tijd van Dada, een halve geleden dus, ontstaan zouden kunnen zijn. In dit verband doet het beetje- vreemd aan-dat'- deze - M^erika^ Jo^ 1964de grate prjjs de schilderkunst kreeg op de Kén na le te Venetië en dat hij in 1965 een honderdtal Franse intellec tuelen werd gekozen als de be langrijkste kunstenaar die sinds 1945 naar voren Is gekomen. Men zou eruit kunnen Eifleiden, dat kunst niet alleen kwestie van snel veranderen, maar k een van snel vergeten is. Natuurlijk is het niet zo, dat men Rauschenberg zonder meer als een verlaten dadaïst moet zien. Hij heeft zijn „combine paintings" ongetwij- d een eigen gezicht, al is bijvoorbeeld i lepeltje in een glas water aan een kettinkje (in Trophy II) echt wel iets dadaïstisch. Waar het bij Rauschen berg om gaat is, naar eigen getuigenis, de werkzaamheid bij het kunst werk niet primair te leggen bij dt kunstenaar, maar bij de kunst beschouwer. Die heeft dan maar zelf te interpreteren wat hij erin zien wil. Bij Rauschenberg is vaak heel veel te Stadsgezichten en stunts Hij is na zijn diensttijd bij de Ameri kaanse marine overigens heel gewoon inen. Na de oorlog eerst op het Kansas City Art Institute, later in Parijs, waar hij portretten en stads gezichten schilderde. Dat conventionele gedoe beviel hem niet. Terug in Amerika ging hij experimenteren. Het vroegste werk op de tentoonstelling uit 1S64, zeefdruk herinnert aan die tijd. Het is ..White numbers" (1948) een ongelooflijk ver velend schilderijtje. Rauschenberg bleef experimenteren. HJj knoeide met aarde, met kastjes vol bizarre dingen (van het soort als er in de Arno ver dwenen) en deed aan „stunta" omzijn naam bekendheid te geven. Eén van die stunts: hU vroeg en kreeg een tekening van William de Kooning, radeerde de voorstelling nauwgezet weg, signeerde het blankgeworden papier en schonk het aan de wereld als „Weggeradeerde tekening van £)e Kooning". Baanbrekend? In die tijd was hij al gezien in artis tieke kringen, dansers en componisten waardeerden zijn werk overigens meer dan beeldende kunstenaars. Toch ging hij snel naam maken. Met zijn „red paintings", namelijk waarin het rood de vooraanstaande plaats innam, die vroeger aan wit en zwart voor behouden was. Die red paintings mondden uit in de latere „combine paintings". Een ervan komt uit het eigen bezit van het Stedelijk, Charlene uit 1964. Het is een bizarre en toch ook boeiende combinatie van action painting, collage, druksels van schilde rijen, onder meer van Van Gogh, een lachspiegel, opengevouwen paraplu en een flikkerend elektrisch lampje. Er is heel- wat op-te zien en dat geldt voor de meeste van de combine paintings, die Rauschenberg doen kennen als een intelligent mens mei veel gevoel voor humor. Een kunstenaar, die geen effect schuwt om te komen waar hi) wil. Ook iemand, die Inderdaad een ruime taak overlaat aan de beschouwer van zijn werken, die zelf mag zien wat h(j zien wil zonder dat hij theoretisch moet na voelen wat Rauschenberg mogelijk ge dacht kan hebben. Men hoeft het daar om bijvoorbeeld niet-eens te zijn met de uitrafelende beschouwingen, die Andrew Forge in de catalogus aan een aantal werken wijdt. Die zijn bepaald wel interessant, maar het is een wijze van zien, die in de geest van Rauschen berg niet voor iedereen hoeft te Ou« bezwaar tegen Forge is, dat hij Rauschenberg zo doodernstig neemt. Veel ernstiger dan sommige „inge bouwde grapjes" in de combines doen vermoeden. Tot die grapjes behoort het veelvuldig inpasseti van kleding stukken, fotoherhalingen en, in „Broadcast", een verborgen luid sprekertje dat beatgeluiden produ ceert. Soms lijkt het gehele werk een grap, zoals in „Wall Street", waar een slurf van textiel als tickertape werkt Sinds 1962 is Rauschenberg op een ander procédé overgegaan: zeefdruk, waarbij hij foto's projecteert in ver schillende kleuren en die dan opvult met olieverf. Bij die foto's zijn er, die telkens terugkeren, de Toiletmakende Venus van Rubens, president Kennedy, Anton van Duinkerken als professor Het nieuwste boek van professor Wil lem Johannes Maria Antonius Assel- bergs heet NUmeegse Colleges en verscheen in de Zwolse reeks van taal- letterkundige studies bU W. E. J. Tjecnk Willink te Zwolle. Men zou de titel als een tegenhanger kunnen zien Brabantse Herinneringen. Naar eigen getuigenis Anton van Dulnker- kens meest geliefde boek. Een tegen banger, een pendant zoals men da .vroeger noemde, heeft overeenkomst»- met het andere stuk. In de twee schilderijen die in een ro mantischer periode Thérèse van Duijl- Schwartze schilderde en die ze verle gden en heden noemde vindt men op beide stukken dezelfde vissersvrouw. °P het terugblikkende schilderij ls die echter jong en vrolijk, welgemoed, op het actuele ls ze, hoewel nog Jong duidelijk ouder geworden, boven haai Jaren, en even duidelijk verdrietig. Et zijn ook verschillen. Niemand zal zich echter vergissen omtrent de maakstei der beide werken, of hij ze in het oor- «pronkelijke of in steendruk ziet, wam r zijn steendrukken van gemaakt. De "erken zijn onmiskenbaar van Thérè se van Duijl-Schwartze. Zo zijn de Nij meegse Colleges en de Brabantse Her inneringen onmiskenbaar van de au teur, die zich soms Asselbergs en soms Van Duinkerken noemt. Men kan in de Brabantse Herinneringen Assel bergs en de professor vinden en in Nijmeegse Colleges Van Duinkerken en de Brabander, zelfs als hij het ovei onderwerpen heeft, die met Braban niets te maken hebben. HU geeft in Brabantse Herinneringen treffende, zij het soms hoffelijk wat geflatteerde portretter Hij geeft in Nijmeegse Colleges portretten, die niet minder hoffelijk ontworpen en uitge voerd zijn, maar die het flatteuze niet zoeken. Betje Wolff Er is het portret van Betje Wolff oj vlerendertigjarige leeftüd. Asselberg probeert hier niet nadrukkelUk te ont aadselen. HU laat alleen zien hoe hel was min of meer var de buitenkan: bekeken. Betje Bekker was getrouwe met een predikant, dertig jaar oudei dan zU zelf. en ze onderhield onder meer vriendschap met twee andere predikanten, Noordkerk, zesendertig jaar ouder en Cornells Loosjes, slecht.- vijftien jaar ouder. Wolff, de „goede, verstandige Wolff", heeft misschien twaalf jaar nodig gehad om zUn vrouw te begrijpen, maar deze jaren in dal opzicht dan ook goed besteed. Hij moet in het begir. geschrokken zU' /an haar moeiltjk te temperen dweep zucht, die zich met boeken en sc{irü vers niet vernoegde. maar bU vlager. oversloeg tot daden van hartstochte- lUke wispelturigheid, zelfs gericht op min of meer malle vriendinnen. Een KJst, de bedde» parachutisten, het Amerikaanse VrU- heidsbeeld. HU bereikt er opmerkelUke effecten mee, maar het is toch te veel een ontleende kunst om hem hierom te kronen tot de baanbrekendste kunste naar van deze tUd. PersoonlUk achten wU die laatste werken minder dan zUn vaak geestiger en meer een eigen per- soonlUkheld tonende combine pain tings. Stoelen achter spiegel Voor deze tentoonstelling in het Ste delijk heeft Rauschenberg een speciaal werk samengesteld. Het ls een vreemd- aantrekkelijk geval: wand van spiege lend plexiglas waarin de beschouwers aanvankelUk alleen zichzelf zien. Tot men geluid gaat maken, gaat praten, lachen of in de handen klappen. Dan gaan achter het glaa lampen opflitsen die door microfoons in werking worden gesteld. Men ziet dan, telkens anders, projecties van stoelen die achter de spiegel zichtbaar worden gemaakt. Dat geeft iets fascinerends, maar het lijkt een beetje op het fascinerende dat ook sommige warenhuisctalages zo tegen de slnterklaastUd kunnen hebben, als ook van alles beweegt on der de vreemdste lichteffecten. Is dat nog kunst? Is alles wat Rauschenberg maakte kunst? Het is een vraag waar de man zelf ongeïnteresseerd aan voor- bU gaat. Omdat kunst voor hem een betrekkelUk begrip is, moet ook de toeschouwer het betrekkelUke van de combinatie kunst-Rauschenberg inzien. Alleen dan kan men bewonderend, verwonderd en geamuseerd deze ten toonstelling gaan /l-n. Een tentoon stelling, die zeker een van de opmer- kelUkste is, die we dit jaar te zien kunnen krUgen. Tot 7 april kunt u ervoor in het Stedelijk terecht. Daar na gaat ze nog naar Keulen en ParUs. Vg. Aanwezig waren naast de reeds ge noemden: ïr. Jan Leering. directeur van het Elndhovense Van Abbe- museum, Livinus van den Bundt, Haags academiedirecteur, Leo Verboon, galeriehouder Zaal Orez, Albert Vogel, galeriehouder Zaal Orez en voor drachtskunstenaar, Hans SonnenberR. galerie Delta, Rotterdam, „This way" Stanley Brown. Jef van Leeuwen, Gerard Verdijk, K. Schippers, Jacob Zekveld, Ad. Peetersc, conservator Stedelijk Museum Amsterdam. Wim Beeren. conservator Stedelijk Museum Amsterdam, VPRO-Westenburg Ze waren er dus inderdaad allen en alleen baron Van Hövell tot Westerflicr werd door het schouwspel geschokt. Als men de foto bekykt van de beide beschil derden kan men zich moeilUk iets rustigers en ongeschokters voorstellen dan Gust Romijn. HU Had zij het wat ongewoon bloot een gemoede lijke studentenmoderator kunnen zijn.' Kentering bevat opmerkelUk goede poëzie, wat ruzie met Wim Zaal en scheppend proza In Raam stelt Lam bert Tegenbosch vast, dat baron Van Hövell tot Westerflier tot de hoge uit zonderingen gaat behoren en hij vraagt zich af of het wel goed is voor de kunst als men er zich niet meer aan ergert. Niet naar kijken „Men komt", meent hij, „ook heel veel over kunst te weten door er niet naar te kijken, door geen boeken te lezen en geen theaters te bezoeken, door alleen maar mensen die dat allemaal iréi doen te observeren. Een opmerkelijk verschil tussen vroeger en nu wordt men dan gewaarde mensen worden niet meer boos om kunst. Wie gooit er nog rotte eieren naar Bruno Maderna of overtollige vruchten naar de troep van Kees van letsel f En dat is het aller avantgardste. Wel zijn er een aantal achterblijvers, die de brievenrubriek tvin het ochtendblad vullen, die doen onder directie van het ochtendblad nog gekwetst. Maar het is met deze lui als wanneer een senator of Kamerlid boos wordt: het is eigenlijk eerder bezorgdheid, bij die brievenschrijvers minder op zijn plaats Steeds minder readies, behalve officiële dan bij bestuurderen. Senatoren ch Kamerleden dienen te spreken te r stuiting van het zedenverval, dat ifi wetgever nu eenmaal q.q. ter harit gaat en dat, althans nog gedurende deze zittingsperiode van 't parlement, geschaad wordt door homofolie, bloot en dronkenschap. Maar om kunst werken boos worden, omdat die als kunst niet goed gedaan zouden zijn, is er niet meer bij. Mogelijk betekent dat ren landelijke stijging van het artistiek peil. Mogelijk een verras sende aanwas van de democratische duiding. Mogelijk ook complete con- formatie van alle artiesten aan de geniale Betje, indien er al een was, heeft dominee Wolff nooit gekend. Ze bestaat alleen voor wie haar Sara Burgerhart of later werk gelezen hebben. Die kans bleef hem ont houden. Het portret, zoals professor Asselbergs blijken laat en zoals men het ont dekken kan in de Lier-, Veld- en Mengelzangen van Elisabeth Wolff kon bU de koperen bruiloft van Adriaan Wolff met Elisabeth Bekker „op de theetafel worder gelegd als een geschenk van de domineesvrouw aan haar „goede, verstandige" man". Treffende portretten vindt men in de NUmeegse Colleges onder meer van Isaac da Costa, die principieel anti katholiek was en dit bleef, maar die in goede verstandhouding leefde met katholieken en var Schaepman. de staatsman en de dichter van Aya Sofia. belachelUk gemaakt door Willem Kloos, omdat in dat gedicht do zuilen van de schitterende oude kerk zingen Zuilen, merkt Asselbergs onder meer op, zingen ook bU Paul Valéry, een dichter, meer gewaardeerd momenteel dan Schaepman Wat Kloos niet zag. is het bestaan van een intellectievi beeldspraak, die belachelUk zUn kar voor wie slechts een visuele of audi tieve kent en toestaat. Oie intellectieve beeldspraak la doo ie grootste dichters gebruikt, evei grote of grotere dichters dan Valér; :elfs. Ze werd ook gebruikt door di lichters van de barok en zo door Vondel, zoals men in het NUmeegs< college Vondel als barokdichter na lezen kan. Asselbergs verwfjat daar lezen, afgebeeld op het naar een van de filologische opstellen van professor L. C. Mlchels, waar deze uiteenzet, „dat voor dichters van de gouden eeuw beeldspraak tot op ze kere hoogte een zaak was van intel lectieve verbeelding en niet steeds van visuele inwendige waarneming". Ze wordt naar onze mening in de tegen woordige dichtkunst en niet altUd ten onrechte weer herhaaldelijk toegepast en ze is vaak meer schijnbaar dan wezenlUk „misplaatst" en „smake loos". In de portretten en om de portretten verstaat Asselbergs het de tU<1 en de tijdgeest duidelijk zij het snel te schetsen. HU doet dat voortreffelUk in De Zuster van de Zon door Poot zo •igentUds verheerlUkt. hij doet het in Ie vergelUklng van de sehrUver var Marlken van Nyieumeghen met d> NUmeegse bouwmeester Herman var BWMIWK die aan zUn gotisch, gevels renaissancebeeldwerk toeliet hU doet het, bulten het portret om, In een beschouwing als de WJbel in dc late middeleeuwen, die toont, dat die late eeuwen. Juist ln betrekking tot de bUbel, heel anders waren als ons lang Is voorgehouden. HQ doet het ook in zUn beschouwing over Het Landschei van dc vierde Marttyn en over Ferguut HU toont zich cjaarbU zeer erudiet volkomen professoraal, maar hfj zo Anton van Duinkerken niet zijn hij zelfs in zUn meest professen ai college niet ook meer dan professoraa was. eigenzinnig menaelUk. geestig en niet slechts onthutsend, al kan hU dal .ok zUn. speel» en tegelijkertijd voor zichtig. Wat de professor niet staven kan. laat hU zien als een pcrsoonlUk' mening, die men delen kan of niet. Heel .leze bundel door kan men de» eigenschappen aantrrffen en zU maken dat men deze colleges met zo'n ver rassing en zo'n genoegen leest Het "'•est tezamen vindt men ze wellicht in het eerste college, de slotrede o| iet drieëntwintigste Nederlandse filo logencongres, gehouden te Nijmegen In 1954. In de Tijdschriften gemene burgerman. Merkwaardig i* het alleszins. Treurig ook, geloof ik". Gelukkig ziet dc overheid, zoals hier geschetst, nog altijd toe dat de erger nis. zelfs onbestaand in de gemene burger, toch tot uiting komt. Zowel Kentering als Komma geven daar weer blijk van. Er wordt nog door de bestuurderen gezorgd voor ons, in zuid en noord „Voor de KRO-radio mag het liedje „Op een mooie pinksterdag" van Annie M. G. Schmidt niet meer gezongen worden". Als men het liedje niet kent. maakt zoiets wel nieuwsgierig. In Komma vertelt Jan Emile Daele, uit gever van het tUdschrlft daele, over het bezoek dat hU kreeg van de Gentse politie. Dat was maandag 2 oktober 1967. „Door dc aard van de bedragen en de medewerkers heerste ln „daele" (het tijdschrift) een klimaat van anti- godsdienstlgheid, -taboe, -militairisme en massificatie, pro zelfexploratie, persoonlijk contact, Individunlisme, een sfeer van vrijheid, eerlijkheid, open hartigheid." Heel oorspronkelUk 1» het dus in deze tUd niet. al denken Daele en de Gentse politie daar misschien anders over. ,Jk werd dus 's morgens vroeg uit mijn bed gehaald", klaagt Daeh„ik ben een avondtype. Ik mocht mi) niet aankleden, maar ik deed het toch, ik slaagde er zelfs in miv enige ogen blikken in mijn werkkamer af te zon deren. Ik mocht de inspecteurs geen vragen stellen. Ik mocht geen nota nemen van alles wat ze stuk voor stuk nakeken en opzij legden om mee te nemen. Vanzelfsprekend mocht ik ook het huis niet verlaten, al had ik die morgen toevallig een nieuwe job. Spe ciaal mijn werkkamer werd grondig uitgekamd, tijdschrift na tijdschrift, blad per blad, brief na brief. Pakken tijdschriften (o.a. Dialoog, Kentering, Kokma, Mep, Morgen, de gele Yang, Revo, het N.V.T.. het Kohier X. La bris, Playboy. Cavalier, Les beaux arts. Bril, Podium, Provo i. kranten. Wffkblgdit^ i gun ronder ,J)e Groene" en ..Vrij Nederlandcollages, foto's (vaiifo. M. Bottequn^en Frans Pams), manuscripten en typoscripten een van Wcverbergh en Marcel Wautrrsl werdei besla op- qeladcn De rechercheurs t liun opdracht keurig en nauwgezet. Zij toonden heel wat belangstelling rn kweten zich ijverig van hun taak. Zij handelden in opdracht van de pro cureur des konmgs te Gent, die op ren if andere aanklacht deze overval had bevolen". In Denemarken, zoals we uit zeer wel ingelichte bron vernamen, werd por nografie vrUgegeven Er werd zeer korte tUd veel verkocht, nu ligt de markt vrijwel stil, plaatwerk daarge laten. Het ls de vraag of de markt zelfs maar een korte tijd heftig be wogen zal zUn, als men het tijdschrift daele geheel vrU geeft. Dit Is niet bedoeld als een kleinering van daele Sommige zaken herstellen zichzelf, het kan wat langer of wat korter duren, tegenwoordig vooral korter, de pro cureur des konings vergist zich als hij meent zo mensen te behoeden voor door hem gevaarlijk geachte lectuur. Die tUd is lang voorbij, als hU al ooit heeft bestaan, de middeleeuwen logen er namelijk ook niet om, laat staan de renaissance. Interessant in Komma ls de beschou wing van René Gysen over Devellngs einde van de roman en men moet vooral niet vergeten in Raam de poëzie van P H H Hawinkels te lezen, het „Nijmeegs liefdeslied" en de „Vier verleldingsgedichten" die de dichter er voor gebruik vrij geeft „Er voerde rond mijn bed een wilde dam el een on beschilderde oorlogsdans uit. Ze -teod dat waarschijnlijk nm hel wachten >p Yayol Kusama wat te korten bergs heeft de wereldliteratuur na gegaan om alles te weten te komen omtrent zjjn twee vogels, die som» niet -•Ikaar vei ward werden, omtrent Ca- landei en Charadriua. <1e eerste oen werkelUk bestaande kuifleeuwerik en de tweede een produkt ynn de ver beelding Het produk' von de verbeelding wa» een vogel des dood» en een vogel des leven». Als hU zUn kopje afwendde, wa* de zieke ten dode opgeschreven. Deed hU dal niet, dar nam hU de ziekte met zich mee In zUn verbeelde vlucht naar de zon en verbrandde die In ha«r stralen Charadrlua werd daarom met de •neester over dood en leven, do ver- rezen-, met Christus vei geleken Maar niet allen deden dat. ituuabroec bU- •oo h e'd Wist dat «Ie Charadrlu». die •ooit h'Mtian heeft In Levttleu* ou ter de onreine dieren gerekend werd :n een onrein dlér kan geen symbool ■oor de Verlosser zUn. Het I». zoal» men ziet, een betrekkelUk jeperkt onderwerp, waarnu-e professor Asselberg» hier spoelt dat Is h.-- oaald niet onprofesnoraal maar hU is ook Van Duinkerken en hU laat al «pelend het menselUk bestaan ln deze bete iwlng over vogel» zo meespelen, lat men er zich mee .«muaerend. door getroffen wordt en wits tot een zekere vee moed gestemd Nijmeegse College» van professor \n»elberg» behoort daardoor tot de beste boeken van Anton van Duin kerken. even geleerd en wU» «I» on gemeen boelend. JOS. PA .VH LI J SEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 7