BALLET BIJ BAKST die nederlandse katholieken POËTISCH ERFDEEL DER NEDERLANDEN DE LETOSE COURANT KUNSTENAARS IN DE BAN VAN DIAGHILEFF Decor Daphnis et Cbloé Vraag tien ballettomanen de naam te noemen van de grootste man in de wereld van de dans van deze eeuw en negen van hen zullen zeggen: Serge Diaghileff. Het was immers deze ongemeen boeiende persoonlijkheid, die met zijn ideeën en vooral door zijn inspireren de invloed niet alleen voor een totale ver nieuwing van het ballet gezorgd heeft in de betrekkelijk korte tijd dat zijn Ballets Russes bestond, maar hij heeft ook de hand gehad in tientallen balletten, waarvan er vele thans gedanst worden. Het merkwaardige daarbij was dat Diaghileff zelf geen kunstenaar was. Hi] was de inspirator en animator die de grootsten van zijn tijd wist te brengen tot een samenwerking waaruit heerlijke kunst werken ontstonden. Daar waren choreografen bij; componisten als Debussy, Ravel en Stravinsky. En er waren ook de beeldende kunstenaars die decors en kostuums ont wierpen. Een van hen was Leon Bakst, van wiens werk tot 3 maart een tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum wordt gehouden. „De Nederlanders geloven met Karl Kahner. dat de Kerk moet veranderen met deze veranderende wereld, wil ze dezelfde blijven", zo luidt de laatste zin van Desmond Fisher in zijn inleiding of voorwoord op Those Dutch Catholics, Die Nederlandse Katholieken, dat verscheen bjj Geoffrey te Londen, een ver zamelbundel, waaraan verschillende Nederlandse auteurs medewerkten. Het Engels waarin hun artikelen werden vertaald is niet altijd smetteloos en er ataan nogal drukfouten in, speciaal ook wat de namen betreft, maar ondanks deze bezwaren kunnen de Engelsen of een Engels lezend publick in dit boek gewaar worden wat er met die verschrikkelijke Nederlanders of Hollanders, die volgens velen in het buitenland op een schisma aansturen, eigenlijk aan de hand. is. waarachtige hernieuwing kan worden bereikt". Dit lijkt misschien nogal pessimistisch, maar het is dat in de grond waar schijnlijk niet. In ieder geval blijkt er opnieuw uit dat het die Nederlandse katholieken niet te doen is om te scheuren en te vernietigen, maar juist om ten leven te wekken. JOS. PANHUI JSEN Bakst werd in 1867 te Petersburg geboren. Hij heette eigenlijk Ljev S&molovlch Rosenberg, maar het dragen van een joodse naam was niet voordelig in het Rusland van zijn dagen. Bakst was al heel vroeg geïnteresseerd in het theater, waar hjj heime lijk de voorstellingen be zocht om er dan later de decors en kostuums van te kunnen natekenen. De uitspraak van Raliner is paradoxaal, maar ze is juist, althans ten dele juist. Wil de Kerk een levend en levenwek kend verschijnsel zijn of worden of meer worden dan zal ze moeten ver anderen. Doet ze dat niet, dan zal ze verstenen en van geen belang meer zijn, geen wezenlijk belang. Is ze in de vorige eeuwen wel zo geheel levend en levenwekkend geweest als we lang heb ben gedacht, vragen we ons tegenwoor dig af. Na het begin in het klein, aeker niet in alle eeuwen, ze heeft zich soms bepaald te weinig aangetrokken van de nood der kleinen, die Christus haar in het bijzonder had aanbevolen. Dit besef leeft ook in Nederland, maar dat we hier daarom naar een schisma met Rome zouden streven wordt door alle medewerkers aan Those Dutch Catholics ontkend. De gewezen presi dent van Warmond Jan C. Groot wijst daar nadrukkelijk op in het slotartikel waarin hij de verhouding Nederland- Rome nader bekijkt. Meer verbondenheid De hervorming had nooit plaats mogen hebben en nooit plaats hoeven te heb ben. Juist meer verbondenheid in plaats van scheuring wordt door de Neder landse progressieven beoogd volgens Rome heeft daar zoals Henk Suér in zijn bijdrage The Dutch Church Yester- dav, de Nederlandse Kerk Gisteren, laat zien, wel eens aan getwijfeld. Het vond die Nederlandse Kerk calvinis tisch in de tijd zelfs dat die Neder landse Kerk bepaald overdreven naar Rome keek. ultramontaars was in de hoogste graad. Ze was toen ook in haar casuïstische gestrengheid een beetje calvinistisch in de verkeerde zin, maar ze was dat in dit opzicht niet meer dan Rome zeil tot en met kardinaal Ottaviani. Dit laatste vergeet men wel eens. Het was vooral een dreigende en straffende God die de gelovigen zowel ginds als hier werd voorgehouden. Daarin is verandering gekomen ook in Rome. Ondanks de mannen van de oude garde, die het middel angsl- inboezeming nog altijd als het meest efficiënte beschouwen, is men tot het inzicht gekomen dat men andere wegen zal moeten bewandelen wil men een heilzame invloed blijven behouden. Dit wordt helder aangetoond door Miehei van der Plas in zijn artikelen What is going on in the Dutch Church. Wat gebeurt er in de Nederlandse Kerk en in Vatican II and the Dutch Catholics. Het tweede Vaticaans Con cilie en de Nederlandse katholieken. Hij en trouwens ook enkele andere medewerkers wijzen vooral op de grote verandering door het tweede Vaticaans Concilie ingevoerd, namelijk het collegiale bestuur van de Kerk in de toekomst, waar de centrale over macht van de curie gewijzigd is van een heersende tot een dienende taak en waar de synode der bisschoppen met de Paus en onder de Paus over de mondiale vraagstukken zal beslissen na een meerzijdige informatie. Nederlands aandeel Hoe grpot in deze verandering van het tweede Vaticaans Concilie het aandeel van de Nederlandse katholieken is ge weest laten pater Nico van Hees en Joseph J. Poeisz uitkomen in hun bijdragen Everyone's bishop. leder- bisschop, en Gods volk onderweg. God s people on the way. Deze bijdra gen handelen, zoals men ziet over mgr Bekkers zaliger, en ze laten de grote kracht zien die hij op het concilie ver tegenwoordigde. omdat hij ervoor zorgde dat de stof die behandeld ging worden in vertalingen onder de ogen van de vaders kwam zodat ze wisten waarover het ging. Ze laten ook zien hoe hij in Nederland het pastorale werk nieuw maakte en de verhouding tot het volk onderweg herstelde en levend maakte. Henk Suér toont zich in zijn artikel The Dutch Pastoral Council, Het Nederlandse pastorale concilie bijzonder optimistisch over dit Neder landse concilie. Het is nu gehouden Hij bezocht de Keizer lijke Academie. In 1890 leerde hij de schilder Alexander Benois kennen en werd hij opgenomen in een groep van jonge kunstenaars, waar ook de landedelman Diaghi leff deel v$n uitmaakte. In 1900 maakte hij zijn eerste theaterontwerpen voor het Ermitage theater. In 1903 huwde Bakst met de dochter van een en de meningen er omtrent zijn ver- Uit al deze bijdragen, zij het in be knopte vorm, kan de Engels lezende, ook de Nederlander zouden we willen zeggen, die graag een overzicht van de situatie wil hebben, inderdaad zien hoe het in Nederland is toegegaan en nog toegaat en hoe anders dit is dan nogal eens in het buitenland wordt gedacht. Dit boek kan dus zeer ver helderend werken. Het experiment Het meest naar onze mening in de even overzichtelijke als kernachtige bijdrage van dr. Alfred van de Weijer O.F.M. Cap, die The Experiment heet. Hij ziet wat zich in Nederland af speelde en afspeelt inderdaad als een experiment, dat beslist noodzakelijk is, geboden door de tijd en de gewijzigde omstandigheden, maar niettemin een experiment, een poging en als zodanig niet zonder risico. Hij gaat deze poging of deze pogingen op verschillend gebied na, in de liturgie, in de nieuwe wijze van bidden, in het oecumenisch streven, in de proeve van een nieuwe katechismus, in de nieuwe opleiding tot het priesterschap, in de wijzigingen in het kloosterleven, in het opkomen van nieuwe groeperingen als de Koinoniagroep te Utrecht, de Diepgang- groep te Hazerswoude, de Pro Mundi Vitagroep te Nijmegen en andere. Hij toont dat deze experimenten, on danks enkele „wilde" uitlatingen hier en daar, gegrond zijn „op een coheren te theologische visie, ondersteund door instellingen van ter zake deskundigen en begeleid door uitgebreid sociolo gisch onderzoek". Het is degenen die dit experiment of deze experimenten steunen te doen om een levende Kerk. „Er zijn sommigen die dit zien als een noodzakelijk kwaad, dat men zo spoedig mogelijk dient te staken. Zij willen zo spoedig mogelijk voorzien worden van nieuwe ankers, nieuwe structuren, nieuwe godsdien stige gewoontes, misschien zelfs op het pastorale concilie. Er zijn echter an deren die het betreuren zouden in dien het pastorale concilie bijvoor beeld de Kerk opnieuw zou insluiten in onbeweeglijke, vaste structuren en afgewerkte modellen. Zij zijn bereid om gedurende lange tijd al de moeilijk heden onder ogen te zien, de armoede en zelfs de ontluistering van het ex periment, omdat zij denken dat dit de eniRe weg is waarop in Holland een -jaé' Syrische danseres (ballet Cleopatra) Petersburgse edelman. Hij moest daartoe tot het christendom over gaan. Het huwelijk werd geen succes en ook in zijn verdere leven werd ae schilder door tegen slagen getroffen. Bakst zag dat als een straf van Jehova voor zijn af valligheid. Hfl leed diep onder die gedachte en toen in 1905 in Rusland formeel de vrijheid van godsdienst werd afge kondigd, keerde hij terug naar het geloof van zijn voorvaderen. Het jaar daarop opende hij nog met Doboejinski een schilderacademie, waar onder meer Marc Cha gall zijn leerling was, maar weldra werd hem het verblijf in Peters burg ontzegd en kreeg hij het bevel zich in een getto ver' van de stad te gaan vestigen. Bakst koos voor Parijs. De Ballets Russes ln de Franse hoofdstad had Diaghileff al eerder R nssisch e heelde nde kunst en Russische mu ziek geïntroduceerd. In 1909 begon hij er met het Ballets Russes en Bakst werd een van de voornaamste ontwerpers voor het nieuwe ensem ble. Hij verzorgde de aankleding van balletten als Shéhérazade, De Vuurvogel, Le Martyre de Saint Sébastien, Le Dieu Bleu, Thamar, Daphnis et Chloé en Pa- pillons. Hij deed veel meer dan alleen decors en kostuums ontwerpen, want hij trad zelf ook als choreograaf op en zelfs als een ander de choreografie voerde, moest deze geducht re kening houden met Baksts aanwijzingen. Op de tentoonstelling ls ook aanwezig een pot loodtekening van Picas so, voorstellende Mas- sine, Bakst en Diaghi leff, in 1917 te Rome ge maakt. Het onderschrift „A mon ami Bakst, Picasso" geeft die teke ning iets pikants. Het was namelijk zó, dat met de komst van Massine als choreograaf er bij de Ballets Russes een an dere artistieke wind ging waaien. Massine was niet gesteld op De schone prinses (ballet De vuurvogel) Baksts Art Nouveau. Hij introduceerde Pi casso als ontwerper (nog na de jongste oor log hebben we hier Mas sine kunnen zien dansen in El sombrero de tres picos met de originele decors van Picasso) en Bakst heeft toen een aantal jaren niet voor Diaghileff gewerkt. Pas nadat Massine in 1921 vertrokken was, heeft Bakst nog één kolossale opdracht voor de Ballets Russes uitgevoerd: meer dan honderd tekeningen voor La belle au bois dormant (Doornroosje). In 1924 overleed hij te Volwaardige kunstwerken Ontwerpen voor theater, horen die niet eerder thuis in een toneel museum dan in een mu seum voor schone kun- sten De Utrechtse hoogleraar in de theater wetenschap aan de rijks universiteit te Utrecht, die de tentoonstelling op bijzonder kundige wijze heeft ingeleid, stelde de vraag en beantwoordde hen. met- een overtuigend „neen". De ontwerpen van Bakst zijn niet zo maar schetsen voor de aankleding van een bal letvoorstelling, maar 't zijn volkomen volwaar dige kunstwerken. Even goed als men muziek van Debussy, Ravel of Stravinsky, geschreven kleurige tentoonstelling in Haagse Gemeentemuseum voor de Ballets Russes ln een concertzaal kan laten klinken, kan men deze kunst van Bakst ln een museum voor schone kunsten tonen. Men moet naar het Qemeentemuseum gaan om te constateren hoe zeer de Utrechtse hoog leraar het bij het rechte eind heeft. Natuurlijk is het vóór alles een deco ratieve kunst, uitgevoerd in een sublieme Art Nouveaustijl met een ty pische Russische (lees: exotische) inslag. Maar deze tot i» de fijnste de tails uitgewerkte schet- rompelende en toch steeds uiterst fijnzinnige kleurenrijkdom. Van een ongemene dynamiek ook soms, want Bakst dacht in danstermen als hij zijn ontwerpen maakte en hij gaf zijn figuren vaak in een felle beweging weer. Prachtig zijn de decor ontwerpen waarvan de fraaiste voor een goed werk van Munch niet hoeven onder te doen. Ook hoedjes. De tentoonstelling ln 't Gemeentemuseum is niet compleet. Men heeft er in hoofdzaak voor geput uit de collectie van de Galleria Levante, die ze verkreeg uit het bezit van een oude dame in Italië, die vroeger ban den met Bakst heeft ge had. Maar zijn voor naamste balletten zijn toch alle met enkele fraaie stukken vertegen woordigd. Er zijn ook theaterontwerpen, die Bakst voor andere op drachtgevers dan Dia ghileff maakte, onderi meer enkele vroegJ stukken uit het begi® van zijn carrière en ooi voor opera's, toneel erl zelfs een revue. Er zijnr ook „vrije tekeningen' die de moeite waard blijken en men kan zien hoe Bakst ook op een ander gebied werk zaam is geweest, als modeontwerper, name lijk. Onder meer is er een schetsboek vol met dameshoedjes. Jam mer dat u dit kostelijke geval niet even kunt doorbladeren zoals wij mochten doen. Pronk stuk van de collectie om „reliquarische" waarde vooral is een kostuum voor de titelrol ln Le Dieu Bleu, ontworpen door Bakst, dat ge dragen is door de legen darische danser Vaslav Nijinski. Dr. C. C. J. Gleich, conservator de muziekafdeling het museum, verkreeg het uit het bezit va Londense dame. Dr. Von Gleich zorgde voor een interessante vulling: by elke groep ontwerpen staan lesse naartjes, waarop de muziekpartituur van het betreffende ballet ligt. En in de zaal klinkt via een grammofoon de mu ziek van die balletten. Een heeriyke tentoon stelling voor ballet- liefhebbers; voor min naars van de Art Nou veau ook en dat zijn er tegenwoordig heel veel en eigeniyk voor ieder een, die graag puur- mooie dingen wil zien. Vg- „O violetjens zoet. gifte van mün jonkvrouwe! Wie heelt ulier gezaaid? .>let wat vruchtbaren dauwe is de erf besproeid geweest die ulier heeft gebaard?" vroeg Justus de Harduwijn zich af in dc Elegie die afgedrukt staat in een deeltje van het „Poëtisch Erfdeel der Nederlanden", een reeks, uitgegeven door de uitgeverij Heideland te llassell in België, in dc zuidelijke Nederlanden dus. liet werd voorzien van een inleiding van dr. O. Dambre. die erop wijst dat HarduwiJns meest bekende gedichtenreeks „De weeriyke Liefden tol Kozemond" opgebouwd is naar het voorbeeld van de Franse Pleiadedichters. Harduwijn. die het over weerlijke liefden had, heeft natuuriyk evenals verschillende Pleiade dichters ook Goddelijke Lofzangen gemaakt en verschillende uiterst eenvoudige, maar innige Mariaiiederen, als de klacht by het Voor alle Hef Dat gij dus hangt ^genageld Beregend en behageld. Mijn liefste kind! Justus de Harduwijn ls in 1636 overleden, meer dan drie eeuwen geleden, maar zó'n klacht van Maria spreekt nog altijd aan, niet slechts omdat ze zo oprecht gemeend is, maar omdat ze poëtisch zo schitterend is venvezen- lijkt. Let alleen maar eens op de o-klanken en de a-klanken, die het gedicht buiten de be tekenis van de woorden om tot een klacht Het zou jammer zyn, dat het Nederlandse volk in zuid en noord geen deel meer zou hebben aan dit poëtisch erfdeel, dat ons allen is toegevallen, dat we geen oor meer zouden hebben voor Justus de Harduwijn, Pieter Corneliszoon Hooft. Jacobus Revius. waarvan de bloemlezingen in de reeks kenschetsend Der liefde Stille Krachten, Sonnetten en Zangen en In uw Genade Grondeloos werden genoemd. Zij 7.yn alle kundig ingeleid, op het omslag voor zien van een portret van de dichter en een proeve van diens handschrift en tellen om streeks 75 bladzyden. Beter idee In 75 bladzyden kan men niet altyd het voor naamste in een oeuvre vangen of represen teren, maar niet zelden ls dat toch wel het geval en men krijgt ln een reeks als deze op zyn minst een beter Idee van een dichter dan in een zelfs grote bloemlezing van de gehele poëzie van de Nederlanden mogeiyk is. Men hoeft zich ook niet de gehele reeks aan te schaffen. Als men voor een bepaalde dichter geen bijzondere voorkeur heeft, slaat men zo'n deeltje over. al is het wel goed, zo mogeiyk er even kennis van te nemen, men kan na melijk op verrassingen uitkomen. „Vluchtige nimf waarheen zo snel?", dichtte Hooft in het Muiderslot, waar sindsdien zoveel dichters geëerd werden of liever gezegd hy schreef: „Vluchtige nimph waer heen soo snel?" We zien niet in waarom dit gemoder niseerd moest worden door Wim J. Simons, die ook de inleiding op Hoofts Sonnetten en Zangen schreef. Die oude spelling levert voor de lezer van nu gewoonlijk veel minder moeite op dan de inleidingenschrijvers geloven en poëzieliefhebbers of literatuurliefhebbers in het algemeen zijn meestal gebrand op de oorspronkeiyke tekst. Naar onze mening is zelfs in een tekstuitgave als die van het Poëtisch erfdeel der Nederlanden de oertekst te prefereren, zeker als hy maar betrekkelijk weinig afwykt van de huidige. Het ls zelfs zo, dat degene, die geen speciale studie gemaakt heeft, maar die louter uit liefhebbery voor de dichtkunst verzen is gaan lezen, meestal op de oertekst bijzonder gesteld is. In de andere onlangs verschenen deeltjes van het Poëtisch Erfdeel der Nederlanden geldt dit bezwaar niet, omdat ze getrokken zijn uit het dichtwerk van dichters van de laatste tijd. Zij zijn, op een enkele uitzondering na, ook niet van een inleiding voorzien. August van Cauwelaerts De Zielen Rijpen van Verdriet werd ingeleid door dr. G. W. Huygens, Malve en Erica van Richard Minne door Karei Jonck- heere, maar Van Zelfkant tot Overkant van Marcel Beerten. Wankelbaar Evenwicht van Raymond Herreman, Eindstand van Garmt Stuiveling, Stadiën van Maurits Mok en Ach ter een Muur van Licht van J W. Schulte Nordholt zyn alleen bloemlezing. Die bloemlezingen zijn bekwaam gemaakt, zelfs bij Maurits Mok ls ervoor gezorgd dat men deze dichter van lange gedichten episch bezig ziet in een gedicht als Exodus. Het zyn niet allen grote dichters, maar juist daarom komen ze in een bloemlezing als deze. waar het beste van hen werd uitgekozen, op hun voordeligst uit en kan men hun levens visie, hun levensaanvaarding of hun verzet er op zyn sterkst zien, kan men getroffen worden door het sympathieke vers van Herreman, dooi de virtuositeit van Stuiveling, de menselijkheid van Mok en de poging langs poëtische weg met zichzelf in het reine te komen van Schylte Nordholt. Zo eenvoudig mogelijk Schulte Nordholt tracht steeds om zo eenvoudig mogelyk te zijn, om het te zeggen zonder enige ophef, ook als hij gewaagt van grote dingen als de dingen tussen God en mens Zyn vers is niet helemaal een spreekvers, het gaat byna altijd zingen, maar hij blyft toch zoveel moge lijk dicht in de buurt van het gewone spreken VLAAMSE UITGAVE VAN BIJZONDER BELANG bijzonder lief, dat Al; maar het tekent zich af ln de duisternis. We hebben op deze reeks van het Poëtisch Erfdeel der Nederlanden met nadruk willen wijzen om gedichten als dit en die van Justus de Harduwijn, Revius en Hooft die haast ieder een, die wat versgevoelig is, aanspreken en die inderdaad genoten erfdeel van ons allen dien den te zyn. jqs panhuijsen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 6