„Als er niet heel snel iets gebeurt, trekken we IP| met z'n allen het dorp binnen' j BEWONERS ZEISTER WOONWAGENKAMP NEMEN HET NIET LANGER Duitsers opnieuw in Hotel de Beauharnais ZATERDAG 27 JANUARI 1968 De kampbewoner* 1 modder, die de eigenlijk ls er grr _j winter In de iOf dagelijks (Van een onzer verslaggevers) Over het woonwagenkamp Zeist, ingeklemd tussen de Amersfoortseweg en het vliegveld Soesterberg, ligt een laagje poedersneeuw. De sneeuw is net gevallen en nog onberoerd. Het witte tapijt bedekt alles wat zwart, smerig en vervallen is. Het kamp ziet er schoon, bijna steriel uit; alleen een wirwar van elektriciteitskabels, hoog in de lucht, verstoort het beeld. Maar de sneeuw bedriegt, wie een stap buiten het hoofdpad zet, waagt zich in een verraderlijk moeras. Een dun laagje ijs en wat suikersneeuw camoufleren een modderpoel, waarin de kampbewoners zich slechts met lieslaarzen wagen. Feilloos weten ze in de witte vlakte de paden te liggen waar onder het ijs het water nog niet zo hoog staat. Een vreemde loopt het risico tot zijn knieën in de brei te zakken. De kampbewoners zijn kwaad en teleurgesteld. Kwaad over de hemel schreiende toestand, waarin het kamp verkeert. „De gemeente laat ons ln de steek. Zoek het zelf maar uit, heeft wethouder Scheps gezegd", vertellen ie. Woedend hebben de kamp- tewoners de televisie gebeld. Teleur- mgesteld zijn ze nu, omdat de uit- R zending zo weinig effect sortee'rde. t Ze hadden zich voorgesteld, dat er op stel en sprong de volgende dag al len waren gekomen om de toiletten te verbeteren, verharde paden aan te leggen, een schoon washok te bouwen; dat er mensen waren ge komen, die met wat technische in grepen het kamp een beetje leefbaar zouden maken. Maar die ver wachtingen waren te hoog gespannen. Er zqn berustende kampbewoners („Volgende week zijn er besprekingen tussen mensen van het ministerie en de burgemeester; dan zal er wel iets gaan gebeuren"), maar er zijn an deren, die de woede in hun zwervers- hartan langzaam voelen veranderen in haat tegen het Zeist, dat links en rechts van het kamp in kapitale villa's en buitenhulzen woont. Midden in Zeist! Er zijn mensen, die er al niets meer voor voelen weer een gesprek aan te vragen met de plaatselijke overheid. Zij neigen tot daadwerkelijk protest. Het ziet ernaar uit, dat zij, als er binnenkort niets wordt gedaan, hun plannen ook zullen gaan uitvoeren. Mevrouw Zwakhoven „Ik heb drie kinderen; ais ze buiten willen spelen, neem ik ze aan de hand, anders krijg ik dagelijks kuipen vol wasgoed" treedt voor ons op als woordvoerdster van de militante stroming onder de kampbewoners. „Als er volgende week, na die bespreking, nog niets voor ons is gedaan, dan zetten we alles wat maar rijden kan voor de woonwagens en dan trekken we met z'n allen Zeist binnen. We laten ons niet wegjagen, door niemand. We zoeken gewoon een plekje op midden in Zeist, dat wij mooi vinden om op te staan en daar zullen we blijven, daar krijgt geen politieagent ons weg". De toestand, waarin het kamp ver keert, is erbarmelijk. In de bewuste televisie-uitzending is dit genoeg tot uitdrukking gebracht, maar de kamp bewoners verdringen zich nog steeds om iedere journalist, die het kamp binnenwandelt, rond te leiden langs alles wat „schrijnend" is. Dan blijkt, dat er niets „een beetje erg is, waar eens iets aan gedaan zou moeten worden", maar dat er in feite geen enkele voorziening is, die door nor maal levende mensen als de gewoonste zaak van de wereld wordt beschouwd. Voor de vierhonderd kampbewoners zijn er vier toiletten, die het al jaren geleden opgegeven hebben. „De gemeente zegt, dat we niets nieuws krijgen, omdat we alles toch direct zouden vernielen, maar dit is toch geen vernieling. Die wc's stromen over; wat wil je als ze door vier honderd mensen moeten worden ge bruikt". Dat gebruik dateert alweer van lang geleden. Iedereen mijdt de toiletten. Vele woonwagenbewoners hebben een zelfgekocht chemisch tollet in hun wagen staan, of gebruiken er één «amen met andere families. „En dit zijn dan de lichtkasten, meneer", zegt dezelfde man, even verderop en wijst naar een paar wrakke kisten, die net door i worden dichtgetimmerd kinderen, anders krijgen ze een dood8chok" Om elke wagen van «troom te kunnen voorzien, hebben handige kampbewoners zelf maar enkele lichtpunten aangelegd van waaruit een spinneweb van kabels naar de wagens is geweven. „Dit is nu het mooie kamp van het rijke Zeist. Wilt u nog even het washok zien, meneer, waar je asem wordt afge sneden als je binnenkomt?" Het was hok is een ex-paardestal, die nu dient vier toiletten voor vierhonderd mensen om er groente en kleding te wassen. De verandering is in de praktijk alleen bij een naamsverandering gebleven. Een paardestal met twee waterkranen, óók weer goed voor vierhonderd mensen". De mannen van het kamp zijn over dag op stap, kooplui, die met tapijten en dekens van huis tot huls gaan, uitzwerven over heel Nederland; auto slopers, verder marktkooplieden, die een standplaats hebben op alle markten in de omtrek. Maar de vrouwen zitten de gehele dag in de rotzooi. Het zijn vooral de vrouwen, die het meest de behoefte voelen dezelfde dingen te kunnen doen, die iedere huisvrouw doet. „Als het regent, moet je een boot huren. U komt eigenlijk op een rot moment; het ziet er met die sneeuw nu netjes uit. Wij moeten hier altijd op laarzen lopen, zelfs op de paden. Op schoenen lopen, zoals in de stad, dat kunnen we niet". Dat is maar een kleine wens, die één van de vrouwen koestert. Als Iedere moeder zien ze de kinderen graag buiten spelen, maar hoewel ze middenin de natuur wonen, houden ze de kinderen angstvallig achter slot en grendel, bang dat deze in het moeras, waarin de wagens dreigen weg te rotten, allerlei ziekten zouden oplopen. Permanente modderpoel „We kopen ons arm aan ontsmettings dochter van drie op de arm het kamp rondwandelt. „Het kind moet toch frisse lucht krijgen en ik durf haar niet hier alleen los te laten" Er heeft zich alle mannen zijn weer ver dwenen een groepje vrouwen rond mij verzameld. „Wij lijken misschien achter bij andere vrouwen, maar dat is helemaal niet zo. W(j hebben net zo goed als alle vrouwen in de stad een wasmachine, een stofzuiger en een centrifuge. We hebben ze nodig óók, maar we kunnen ze hier niet ge bruiken, dat is veel te gevaarlijk. Als het erg nat weer is, durven we een voudig niet met een wasmachine te werken; dan moeten we naar een wasserette. En hier is het nog niet droog geweest. Het blijft altijd een modderpoel, ook al schijnt de zon". „Onze kinderen zijn toch niet minder dan alle andere", klaagt een vrouw, „ze hebben toch allemaal recht op een goed bestaan? Zoveel vragen we toch niet; wij hebben uiteindelijk niets en jullie hebben alles". Bakker met lieslaarzen De enige vreemden, die het kamp regelmatig bezoeken, zijn behalve de pastoor van de Soesterbergse pa rochie, de leveranciers. Mensen, die al tientallen jaren het kamp dagelijks van levenswaar voorzien, die het kamp hebben zien uitgroeien van een klein kamp met stenen bestrating, waar dertig wagens konden staan, tot een standplaats voor ruim 120 wagens. De voorzieningen zijn echter praktisch dezelfde gebleven. Melkboer Vos uit Soesterberg doet elke middag zijn ronde door het kamp. „Zeker vier keer in de week kom ik met mijn wagen vast te zitten. Je kan deze mensen toch niet in de steek laten?" Dat is ook het geval met de bakker, die elke middag een oud pak aantrekt en zijn lieslaarzen aansjort voordat hij het woonwagenkamp binnentrekt. „Ik heb in Soesterberg tweehonderd klanten en dat zijn er heel wat, die ik binnen vier uur heb bezocht. Over het kamp alleen doe ik óók vier uur". Dit zijn slechts enkele reacties van de mensen, die gedwongen worden onder erbarmelijke omstandigheden te wo nen, te leven en kinderen groot te brengen. Het is als je door het kamp springt, van droge plek naar droge plek, een wonder, dat deze mensen niet eerder en feller hebben gerea geerd op de nalatigheid van de samen leving, die zich de tuinstad Zeist noemt. De mensen van het woonwagenkamp vereenzelvigen al het kwaad, dat hen op dit gebied wordt aangedaan, met de personen van de burgemeester, mr. A. P. Korthals Altes, van wie zjj niet genoeg krijgen meesmuilend te zeggen: „Wat is hij afgegaan op de televisie" en de wethouder J. H. Scheps (P.v.cLA.), die zij een „mooi- weer-socialist" noemen. Met deze auto riteiten zijn ze herhaaldelijk echter zonder resultaat ln contact geweest. Veel beloofd De ervaring van M. van Reken („Ik ben minstens vijfmaal namens ons allen bij de burgemeester geweest"): „Hij heeft elke keer, dat we een onderhoud hadden, ontzettend veel be loofd, maar nooit iets gedaan. Dat is toch zo" tegen anderen „niet waar, jongens? Zeven weken geleden heeft die man nog beloofd we hebben toen niet om een onderhoud gevraagd, hij ontbood ons dat vóór de winter noodmaatregelen zouden worden getroffen. Alle wethouders waren erbij, vraag het maar aan de andere jongens hier. We wilden eerst niet eens gaan, maar ach zelden ze hier, laten we er toch maar heengaan uit beleefdheid. Het Is tenslotte onze burgemeester. Maar in die zeven weken is er nooit iets gedaan. Toen zijn we naar Scheps gegaan om daar over te klagen, maar die man praatte er mooi omheen. Gaan jullie maar naar Amersfoort, zei hij. En dat hebben we geprobeerd. Een van ons heeft het regionale kamp in Amers foort gebeld en gevraagd of we daar mochten staan, niet met één of twee wagens, maar met z'n allen. Ze schrokken zich dood in Amersfoort. Ze zitten daar ook al overvol en daar zouden wij nog eens met vierhonderd man bijkomen. Nu zitten we hier dus nog steeds, zonder dat er iets is ge daan. Ze willen ons kwijt in Zeist; een woonwagenkamp past hier niet". De mensen uit het kamp vinden wel, dat het niet allemaal in de haak is de Zeister burgervader en z(jn wet houder al het kwaad in de schoenen te schuiven, maar het is voor hen bij het kwaad worden wel erg gemakkelijk. Alles is meer een opiniekwestie dan een beleidskwestie, leggen enkele wel bespraakte kampbewoners mij uit. „Het is heel Zeist, dat de burgemees ter in deze richting stouwt. Wij horen hier niet, vinden ze, daar komt het op neer". Weerzin Het woonwagenkamp is in Zeist vreemd gesitueerd. Het ligt net binnen de grenzen van Huis ter Helde, dat bij Zeist oehoort, maar ligt dichter bij Soesterberg, dat weer onder de ge meente Soest ressorteert. De bewoners van het kamp Zeist zijn dan ook prak tisch helemaal op Soesterberg aan gewezen. Daar doen ze de dagelijkse boodschappen en daar gaan de kin deren op de Tltus Brandsmaschool. De kampbewoners z(jn voor bijna negentig procent katholiek. Ook daarin voelen zij ieta schuilen, dat de weerzin van Zeist heeft opgewekt. Wat de gemeente Zeist betreft ligt de enige verontschuldiging voor de nalatigheid, een woord, dat zelfs door functionarissen van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk wordt gebruikt, in de ligging van het kamp. waardoor de gemeente zich aansprakelijk moet voelen voor mensen, die ln Zeist eigenlijk econo- (Van t correspondent Lucas Kleijn) PARIJS Op 3 februari zal de Duitse ambas sade in Parijs haar intrek nemen in een historisch gebouw: Hotel de Beauharnais in Rue de Lille, dat zij in het begin van de tweede wereldoorlog op last van de regering Daladier beeft moeten ontruimen. De rekening, die de Westduitse regering voor de restau ratie van het gebouw en van de inventaris inbegrepen krijgt, bedraagt niet minder dan twintig miljoen Mark. Toen wijlen Konrad Adenauer in 1961 in Parijs was, maakte hij van de betere verhouding tussen Frankrijk en Duitsland gebruik om De Gaulle voor te stellen de Duitse ambassade weer te laten ver huizen naar het oude gebouw aan de Rue de Lille. waaraan voor Duitsland zoveel historische herinne ringen waren verbonden. De Gaulle stemde dadelijk toe, wat bjj gemakkelijk kon doen, want het offer kostte Frankrijk niets. De Duitsers hadden er toen nog geen idee van, wat de restauratie zou gaan kosten. Na de bevrijding hadden de Fransen naast het am bassadegebouw een gloednieuw pand neergezet, waar het hoofdkantoor van het Centre National de la Recherche Scientlfique was ondergebracht. Daar door was het Hotel de Beauharnais in de verdruk king en verzakking gekomen. Vloeren en plafonds waren scheef getrokken, kostbare fresco's bijna onherstelbaar beschadigd, in veel i ten scheuren en kostbare goud gegalonneerde gor dijnen hingen als vodden voor de ramen. De staat van verval was zo erg, dat men zich afvroeg, of het maar niet beter was alles af te breken en een splinternieuw gebouw uit de grond te doen herrijzen. Maar daar wilde monumentenzorg niet van weten, want het gebouw stond sedert 1951 op de lijst van historische monumenten. De Duitsers mochten weer naar hun oude ambassade, maar de restauratie bleef onder toezicht van de Beaux Arts en zonder toestemming van deze dienst mocht bij wijze van spreken geen spjjker uit de muren worden getrok ken. Het gebouw moest in precies dezelfde staat wor den afgeleverd als anderhalve eeuw geleden. Twee jaar lang hadden de Westduitse bondspresident en Adenauer ervoor nodig om het Duitse parlement er van te overtuigen de gevraagde kredieten toe te staan. En toen het zo ver was, namen de Duitsers de beste Franse architecten, muurschilders en an- tiquitair8 in de arm om aan de moeilijke restauratie te beginnen. Aan de bouw van het huis is in het begin van de achttiende eeuw begonnen. Voor de Franse revo lutie woonden er hertogen, graven en markiezen. Men beweert maar dat ls een legende dat Marie Antoinette in de tuin haar hond „Coco" moet hebben begraven. In I8O3 kwam het gebouw in het bezit van Eugène de Beauharnais, die er tot grote woede van Napoleon anderhalf miljoen goudfran- ken in stak om er een weelderig verblijf van te ma ken. Uit die tijd stammen de marmeren badkamers, Turkse salons, bibliotheken en boudoirs. Napoleon zelf pn-fereerde voor zijn verblijf de Tuilerieen, waar hij zijn gevolg beter onder de ogen had. Ko ningin Hortensia en Jérome hebben er daarentegen vaak gelogeerd. Na Waterloo kw?m het gebouw voor een appel en een ei in hunden van de legatie van Pruisen en na 1871 in het bezit van de Duitse am bassade. Na de bevrijding in '44 nam de Franse regering het gebouw als bezit van de vijand in be slag en wees het toe aan de culturele afdeling van het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken, waar men zo verstandig was een deel van het kostbare meubilair over te brengen naar de Quai d'Orsay. Tonnen cement z(jn ln de grond gestort om verdere verzakking tegen te houden. Honderdduizenden franken zijn besteed om de nieuwe ambassade ook weer bewoonbaar te maken door luchtverversing, centrale verwarming, keukens, badkamers, liften en een grote eetzaal voor speciale ontvangsten. Nu de restauratie voltooid la, staat het gebouw er weer ln zijn oude glorie. De inwijding zal op 3 februari geschieden door president Lübkc Vanzelfsprekend is De Gaulle eregast. mlsch niets te zoeken hebben. Maar dat geldt in feite voor praktisch alle w oonwagen kampen. Er zjjn in Zeist overigens ook nog mensen, die zich begaan voelen met het lot van de kampbewoners. Door sommigen wordt er. nu het Brandpunt team het oud zeer weer heeft op gerakeld, geprotesteerd tegen de houding van het gemeentebestuur, dat zich al Jaren verschuilt achter de woorden: „Laten we even wachten tot het regionale kamp er ligt". „Burgemeester wist 't" Woensdagmiddag om kwart voor één diende dr. W. F. van der Helm, huls arts in Huls ter Heide, voor de radio de Zeister burgemeester van repliek. In een uitzending van „Echo" ver telde de hulsarts, die onder zijn pa tiënten bewoners van het kamp telt, dat de burgemeester ln tegenstelling tot wat deze in Brandpunt verklaarde, gewetfen moet hebben hoe de toestand in het kamp is. Met andere artsen heeft dr. Van der Helm om deze reden een protestbrief aan burgemeester Korthals Altes gezonden. Over het uitstellen van maatregelen in afwachting van de aanleg van een regionaal kamp, zei de arts te ge loven, dat de erbarmelijke toestand in het kamp ai bestond voordat men wist wat het woord „regionaal kamp" betekent. „De burgemeester heeft In zoverre gelijk als h(j zegt, dal hij van niets weet en dan bedoelt hij zwart op wit een officieel schrijven". Schoorvoetende medewerking Er zijn nog meer mensen in Zeist, die zich op een positieve manier schamen voor het woonwagenkamp en die ook daadwerkelijk Iets doen om het lot van de kampbewoners te verbeteren. BIJ het Sociaal Charitatief Centrum te Zeist leven plannen om op korte ter mijn tot actie over te gaan. „WIJ wachten niet meer op de gemeente", verzekert de voorzitter van het Cen trum, dra. L. M. J. Nyst, „we gaan nu bekijken wat er minimaal moet komen en wat daarvan de kosten zullen zijn. Onze gedachten gaan bijvoorbeeld uit naar een paar douches, behoorlijke toiletten, wat meer kranen en dat soort dingen". Het Charitatief Cen trum Is van plan de grondstoffen te kopen en het werk te laten uitvoeren door vrijwilligers, de Bouworde bij voorbeeld. Dat kan op vrij korte termijn ge schieden. Het Charitatief Centrum wil echter méér. Al vijf, zes Jaar is het bezig samen met het schoolbestuur van de Tltus Brandsmaschool te Soesterberg in het kamp een lagere annex kleuterschool te bouwen. In wezen ls alles al ln kannen en kruiken, maar het Zeister gemeentebestuur staat de uitvoering van de plannen ln de weg. Alle vergunningen van het rijk tot en met de urgentieverklaring zijn afgekomen, maar de gemeente werkt slechts schoorvoetend mee. „Ze hebben daar elke keer Iets anders", verduidelijkt de heer Nyst. „De ene keer ls de gehuurde grond weer niet goed en moet de school op eigen grond gebouwd worden, de andere keer wordt een barakkenschool afgewezen en moet er een gemakkelijk ver plaatsbare school op „pontons" komen, een plan waar de inspecteur van het kampscholenonderwjjs zich sterk tegen verzet". Het toekomstige schoolhoofd vouwt tekeningen voor zich uit van zijn ldeaalschool, die slechts enkele tien duizenden guldens meer kost dan het gemeentelijke „pontonontwerp". Zijn droomkampachool kan met een een voudige ingreep omgetoverd worden tot ©en gemeenschapsruimte, waar de kampbewoners 's avonds kunnen ver toeven. Voorlopig liggen alle plannen b() het gemeentebestuur, dat nog steeds geen besluit heeft genomen. „Ze blijven maar om de hete brei heen draalen", zegt de heer Senders, „maar dat moet je niet B. en W. alleen in dt, schoenen schuiven; daar schuilt de mentaliteit van de gehele Zeister be volking achter. Als er een zwembad moet komen, is ledereen enthousiast, maar als er een kampschool gebouwd moet worden, zetten een heleboel mensen stekels op". Gemeentelijke autonomie De kampbewoners hebben alle hoop gevestigd op de besprekingen, die volgende week tussen ambtenaren van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk van de ge meente Zeist en Gedeputeerde Staten van Utrecht zullen worden gevoerd. In Den Haag hoor je over de te ver wachten uitslag een weinig optimis tisch geluld. „Zeist is laten we het voorzichtig zeggen zeer weiger achtig. Het Is zonder meer In gebreke gebleven, maar het ministerie heeft geen middelen om ln te grijpen; het ls een kwestie van gemeentelijke auto nomie", verklaarde een functionaris van het ministerie van Cultuur, Re creatie en Maatschappelijk Werk. Ni «'uw jaar wrede Het gemeentebestuur van Zeist heeft na de uitzending in Brandpunt niet meer gereageerd. In zijn nieuwjaars rede, die hij deze weck uitsprak, zei burgemeester mr. A. P. Korthals Altes, over het woonwagenkamp slechts het volgende: „In 1966 zei ik In mijn nieuwjaarsrede dat verbetering van het woonwagenkamp noodzakelijk was. Thans zullen, nu de woonwagenwet is aangenomen, de in overleg met Gedepu teerde Staten en vertegenwoordigers van het departement van CRM opge stelde plannen wel snel door u worden uangenomen. Dat hierop door de kampbewoners met ongeduld wordt gewacht hebt u dezer dagen wel kunnen constateren". Men verwachtte op het Zcistcrgcmeen- tehuis, dat binnen zeer korte tijd, wan neer eenmaal besloten ls ln deze ge meente een regionaal kamp aan te leggen, er noodvoorzieningen zullen worden getroffen. „We hebben afgewacht" Over de reportage van het Brundpunt- team toonde men zich zeer gebelgd. ..Het belangrijkste argument, dut de burgemeester naar voren bracht hebben ze eruit geknipt. Journalisten blijken dat rustig te kunnen verzwijgen om de sensatie niet te laten wegvallen. De burgemeester heeft toen ge/ugd dat het kamp oorspronkelijk Ingericht was voor twintig wagens en dat er hier ook hele maal geen behoefte bestond om het kamp uit te breiden. De oude woon- wugenwet guf echter geen maximum aan. Er kwamen steeds meer mensen naar Zeist, 't schijnt hier aantrekkelijk voor ze tc ztjn Ik weet niet of u woonwagenmensen kent. Nu, die doeo nogal eens een beroep op Sociale Zaken. Uit het grote aantal lieden dat hier nu staat blijkt wel. dat het beroep op ons weinige malen tevergeefs is geweest". Over het uitblijven van maatregelen, desnoods ln de vorm van voorbereiden de werkzaamheden ln het kader van het regionale kamp, verklaarde men op het gemeentehuis, dat men de wet geving had afgewacht. „Een regionaal kamp kost anderhalf miljoen. Als het rijk zegt we betalen negentig procent is het voor ons goed. Maar nu we niets doen zijn we de pier Maar niemand heeft ooit iet* gezegd over wat onze sociale dienst allemaal voor de kamp bewoners doet".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1968 | | pagina 11