MOOI ZIJNEEUWIG IDEAAL
Tienermode hoeft niet ordinair te zijn
1952
1961
1965
1967
DE LBTDSE COURANT
Zoals de vrouwen zijn,
zo Is de mode. Eeuwig
veranderend en toch telkens
van dezelfde principes
uitgaand: de vrouw zo mooi
mogelijk laten lijken.
Hier nog meer dan in het
schoonheidsideaal speelt de
invloed van de man een
voorname rol: zijn niet
alle grote modeontwerpers
mannen? En zijn de mannen
niet op hun best, wanneer
zij de vrouw zo sierlijk
mogelijk aankleden?
Ene Engelse Henri die rond 1500 re
geerde zag zich het liefst, omringd door
vrouwen, die zo gekleed waren
tegen het einde van de achttiende een
hadden de dames zich van de ove
lollige hallast ontdaan en liepen z(|
veel hupser hij, evenals trouwens c
Vrouwen zijn zoals de tradi
tie wil eeuwig veranderend.
Vele dichters bezongen de
schoonheid van de vrouw
door de eeuwen heen, vele
schilders waren op hun best,
wanneer zij een vrouw
schilderden. Vrouwen willen
ook altijd mooi zijn; niet
omdat ze dat zelf zo belang
rijk vinden, maar omdat het
mannelijk deel van de
mensheid zulks apprecieert,
eist, zo men wil. En hoe is
de vrouw dan? Juist, zij legt
zich bij die eis neer. En voelt
zich dan ook nog gevleid,
wanneer haar wordt toege
voegd: „IJdelheid, uw naam
is vrouw".
Tiener- en twenmode dateren pas uit de laatste jaren.
Daarvoor was de categorie 15- tot 25-jarigen een wel
grote, maar voor fabrikanten toch vrij onbelangrijke
groep. Pas toen een kleine groep jongeren begon
eigen revolutionaire ideeën op het gebied van kleding
en kunst naar voren te brengen, en die ideeën binnen
korte tijd een enorme aanhang vonden, werden de
fabrikanten en zakenmensen wakker geschud. Plotse
ling zagen zij een nieuwe, geweldig grote markt voor
hun produkten. En dank zij reclame wisten zij ook
bij de rest van de jongeren een behoefte te kweken.
Maar nu de jeugd weer wat gewend is aan deze om
wenteling is een kleine teruggang merkbaar. In ver
schillende steden moesten boetiekjes al weer na
enkele maanden de felgekleurde deuren sluiten. De
jeugd kwam wel kijken, maar niet kopen. Het super-
hippe gedoe is wel leuk, maar praktisch nauwelijks
verkoopbaar. Bovendien stelt de jeugd zich lang
zamerhand niet meer tevreden met wat voorgeschreven
wordt. Ze gaat zelf eisen stellen, onder andere aan
kwaliteit. De huidige tendens in de tienermode is
gericht op een grotere eenvoud. Wat niet wil zeggen,
dat het zeer eigen tienerkarakter verloren moet gaan.
Deze nieuwe eisen brengen zowel voor de confectio
nairs als voor de inkopers en verkopers nieuwe pro
blemen met zich mee. Een bekende Amsterdamse
ontwerper-confectionair en een Bossche boetiekhouder
geven hieronder hun visie hierop.
EEN heleboel mensen die dach
ten dat ze tienermode konden
brengen door maar zo'n beetje te
rotzooien krijgen nu de terugslag
daarvan te verwerken". Deze uit
spraak van een bekende Amster
damse ontwerper en tienerkle
dingfabrikant tekent de verande
ring. die de laatste tijd duidelijk
merkbaar wordt in de tienermode.
De hippe kleding, die haar aan
trekkingskracht voor de tieners
ontleende aan schelle kleuren en
bizarre, soms nauwelijks draag
bare modellen, is niet meer zo in
tel. Nu de aardigheid van het
nieuwtje eraf is zoekt de jeugd
bet duidelijk meer in wat een
voudiger kleren.
Ze gaat bovendien weer meer en
meer letten op kwaliteit. Jongelui,
die onder invloed van de verhalen
over het succes van de Engelse
boetiekjes zelf in ons land zo'n
modewinkeltje zijn begonnen en
geloofden slecht afgewerkte, soms
niet eens voordelige maar wel
hippe kleren aan de Nederlandse
jongeren kwijt te kunnen, hebben
inmiddels al gemerkt, dat deze
gedachte nu beslist niet meer op
gaat. Dat is ook een van de (be
langrijke) redenen, dat verschil
lende tienerboetiekjes het niet ge
haald hebben. Sommige, veelal in
de grote provinciesteden, moesten
na enkele maanden al weer slui
ten. Vaak speelde ook het tekort
De Amsterdamse tienerconfectio
nair zegt: „Al die boetiekjes zijn
geweldig leuk. Ik zou er meteen
een willen beginnen. Maar ik zou
het alleen aandurven omdat ik zo
veel jaar ervaring heb in de tie
nermode. Bij elk model dat je
maakt moet je meteen denken:
hoe breng je dit in produktie.
Boetiekjes komen de laatste tijd
als paddestoelen uit de grond. Dat
kan nou eenmaal niet blijven du
ren. De meeste boetiekjes worden
verkeerd opgezet. Ik heb een
broer, die met vijftien jaar erva
ring als confectionair een boetiek
is begonnen. Hij heeft zijn hele
organisatie toch opgezet als een
groot concern. Ook de boetiek
mode is immers handelswaar. En
het gaat om je omzet."
Voor ontwerpers en fabrikanten
brengt de tienermode geen erg
grote problemen met zich mee.
Het probleem zit hem meer in de
distributie. Geen enkele mode wis
selt sneller dan de mode voor de
jeugd tussen 15 en 25 jaar. Het is
dan ook voor warenhuizen, grote
modezaken en de zelfstandige
boetieks, die hun collecties niet
speciaal laten maken maar inko
pen, een hele toer om bij te blij
ven. Inkoopafdelingen werden uit
gebreid met mensen, die zich uit
sluitend met de jonge mode bezig
houden. De inkoopdatums worden
steeds meer naar achteren ver
schoven. Bij de dames- en heren
mode worden in het najaar al de
nieuwe lente- en zomercollecties
ingekocht. Bij de tienermode
wachten de inkopers liefst zo lang
mogelijk. Er is natuurlijk een
grens. Die wordt getrokken door
de fabrikanten, die bepalen wan
neer hun kleding geleverd kan
worden. Alleen in tienerkleding
gespecialiseerde fabrikanten zijn
in staat hun collecties even snel
te wisselen als ze te verkopen en
af te leveren.
De ontwerper-fabrikant, met wie
wij in de hoofdstad een gesprek
hadden en die levert aan een
groot aantal belangrijke Neder
landse modehuizen, grootwinkel
bedrijven en zelfstandige modeza
ken in binnen- en buitenland, is
een van die gespecialiseerden.
„Ik maak geen collecties. Ik ben
dagelijks bezig. Dat heb ik altijd
gedaan. Er zyn nu meer fabrikan
ten die helemaal up-to-date wil
len werken. Voor hen is het ver
schrikkelijk moeilijk om stoffen
e.d. te krijgen. Maar voor mij niet.
Ik heb nooit anders gewerkt. On
middellijk na de augustusvakantie
zijn we „winter" gaan doen. En er
is hier geen enkele jurk, die bin
nen veertien dagen niet voor ne
gentig procent verkocht is. Omdat
er zo'n korte tijd ligt tussen de
creatie en de levering is er na
tuurlijk geen tijd om als er
geen behoefte is aan bepaalde mo
dellen die behoefte te creëren.
Om het risico zo klein mogelijk te
houden borduur ik met mijn ont
werpen vaak voort op een model,
ik voel dat het een suc-
In zijn luxueuze werkkamer han
gen de nieuwste herfst- enwinter-
modellen in rekken. Eenvoudige
zwarte en donkerbruine jurkjes,
sommige van fluweel, gegarneerd
met witte jabots en satijnen strik
ken. Er is een duidelijk streven
naar eenvoud merkbaar. „De tie
nermode wisselt wel steeds van
gezicht, maar verandert in wezen
niet, omdat het tenslotte mode
blijft voor een bepaalde leeftijds
categorie.
Er is bij de jeugd wel een veran
dering in smaak te constateren.
Van fel en grof naar gedistin
geerd. Dat is een logische ontwik
keling. De meeste mensen denken
bij tienermode alleen aan mini.
Maar laten we alsjeblieft niet zeg
gen, dat tienermode een „blote-
billen-mode" moet zijn. Mini staat
niet iedereen. Dat hebben we wel
gezien. De meest afschuwelijke fi
guren droegen te korte en te
strakke rokken. Gewoon ordinair.
Ze dachten mini is eenvoudig te
maken. Maar het is juist een hele
kunst een goed passend mini-
jurkje of -rokje te vervaardigen.
Jeugdige mode hoeft beslist niet
ordinair te zijn. Ik hou altijd'het
gezegde „lc i is tnóraf' in gedach
ten. Opvallen door eenvoud. Daar
streef ik naar. Ik heb zelfs gepro
beerd dat bij de op-art-mode in
praktijk te brengen.
Nu is het het model zelf dat de
expressie geeft en niet meer het
wilde dessin of de extravagante
garneringen. Om jonge, moderne
kleren te dragen hoef je geen type
meer te zijn met lange haren en
een bleek smoeltje. Tieners mo
gen ook best sophisticated zjjn!
Het is een goed teken dat die
franje in de tienermode verdwijnt
en dat de essentie weer ligt bij
vakmanschap en specialisme op
het gebied van tienerkleding.
MEER specialisten op het gebied van
tienerkleding is ook de wens van een
populaire Jugenstillboetiek in 's-Hertogen-
bosch. „De industrie", zegt hij, „is niet in
gesteld op snelle modewisselingen. In de
praktijk komt er in ieder geval niets van
terecht. Voor ons is op deze manier eike
inkoop een grote gok. Dat proberen we te
ondervangen door zo gespreid mogelijk te
„Dus geen honderd stuks van elk model.
Als een bepaald type loopt, dan gaan we
daarop door. Voor een boetiekje ligt de
risico-afschrijving wat hoger dan voor een
gewone modezaak. We werken immers met
kleinere series, moeten sneller wisselen en
dat alles toch tegen een redelijke prijs.
Die kleding moet er ook zijn! Daarom zou
ik in de richting willen denken van boetiek-
fabrikanten. die een bepaald genre hele
maal omvatten. Als we bij een bepaald
jurkje gekke kousen willen hebben, dan
moeten ze die kousen erbij kunnen leveren.
Het zou iets moeten worden in de geest
van het Mary Quantconcern, dat alles om
vat van foundations, lingerie, kleding en
schoenen tot cosmetica. Alleen is Mary
Quant nogal duur." De Bossche boetiek
bestaat sinds half april. Het is een zelf-
In de praktijk komt er niets van terecht
standig tienerfiliaal van een bestaand mode
huis. Waarom richtte dit modehuis een
tienerboetiek in?
„Wij meenden dat de jeugdgroep tussen
15 en 25 jaar er prijs op stelt een eigen
type confectie te kopen. De jeugd koopt
gemakkelijker in een eigen, vertrouwde
omgeving. In de boetieksfeer komt de kle
ding nu eenmaal veel beter uit. We brengen
geen schreeuwende kleuren. De provincie-
ieugd en daarmee bedoel ik dan de
jeugd buiten de drie grote steden wil
wel graag een eigen stijl hebben, maar die
moet niet direct schreeuwend of super-
avant-gardistisch zijn. Hun mode moet
vooral draagbaar zijn. Ik koop kleding in
Nederland, Engeland, Amerika, Frankrijk
en Duitsland. Daarnaast hebben we ook
eigen ontwerpers. Een boetiek vergt een
totaal andere aanpak dan een confectiezaak.
Het slagen of mislukken is afhankelijk van
de opzet. Je kunt aan de fabrikanten een
heleboel eisen stellen, maar dat betekent
meestal dat de kleding ook duurder wordt.
Ik zoek naar de middenweg. Daarom heb
ben we twee soorten kleding: kwaliteits-
kleding en modekleding, die goedkoper is,
maar die je maar een paar keer kunt
dragen."
„Je kunt in de ticnermode geen haute-
couture brengen. Tienermode Is heel anders
dan wat Parijs brengt. Ze kunnen weieens
met elkaar overeenkomen, maar in wezen
blijven bet twee aparte zaken."
„Op het ogenblik zijn er betrekkelijk weinig
nieuwe dingen. Wel apart zijn de fluwelen
smokingpakken van Yves Saint Laurent,
die we vertaald hebben en proberen aan
te passen aan de Nederlandse prijs. Er zijn
wel enkele grote verschillen met vroeger.
Nog niet zo heel lang geleden moesten de
jonge meisjes met moeder mee als ze Iets
nieuws moesten hebben. En het was beslist
geen zeldzaamheid als ze iets tegen hun
zin moesten nemen. Nu komen de meisjes
alleen en beschikken over eigen geld. Ik
geloof dat de meeste jongeren een boetiekje
ideaal vinden. Ze zijn volkomen vrij om
rond te kijken en te passen. Zonder dwang.
Dat is belangrijk. Want niemand zegt graag
„nee" En in een gewone zaak moet je
„nee" zeggen, want als je „ja" zegt krijg
je het gevoel dat je het moet kopen. We
werken in onze boetiek ook uitsluitend
met jonge mensen. De jongste verkoopster
is 15, de oudste 22. Het publiek is nogal
gemêleerd, maar wisselt vrijwel niet. De
leeftijd varieert van 15 tot 25 jaar. De
grootste groep is echter die van de 18-,
19-, 20-jarigen."
„Ik ben ervan overtuigd, dat mits je
hem voldoende karakter geeft iedere
boetiek bestaansrecht heeft. Hij moet na
tuurlijk wel aan bepaalde eisen voldoen.
Dan is er altijd een afzetmogelijkheid. De
leeftijdsgroep blijft. Zo is er altijd een
markt om die mensen te bedienen. Maar
je moet wel de soepelheid hebben je aan
te passen en te evolueren met de eisen die
ze stellen. Vandaag is onze boetiek in
Jugenstill ingericht. Er zal zeker een mo
ment komen, dat het publiek een andere
omgeving verlangt. Daar zullen we zeker
aan tegemoet komen."
In Engeland is het schoonheidsideaal altijd wat minder ge
prononceerd geweest dan op het vasteland. Niet alleen na.
maar ook in de zeventiende eeuw
in de negentiende eeuw verschilden de
japonnen niet veel van die van de e«iw
daarvoor. Men zocht bet in da ruohea.
i plat die van het begin van «le twintigste eeuw. Ik1
*en belden schoonheden, die in hun t{jd man nee
in vervoering brachten.