steelvrouwe dag een HOUD DE KERSTSTER STRALENDE gastvrijheid achter grimmige muren van Doornenburg kerstnummer 1967 Op cie Doornenburg kan het sprookje werkelijkheid worden. Romantischer trouwfeest dan in een echt middeleeuws kasteel kan een bruidspaar zich moeilijk wensen, maar hoe kom je aan een kasteel, zelfs maar voor de duur van één dag? Bijgaand artikel biedt de sleutel, die al voor de droom van menig bruidje de deur naar de werkelijkheid geopend heeft. Een middeleeuws slot aan de bron van de Linge, gelegen in het oeroude tweestromenland, waar de Rijn zijn wateren in twee richtingen verder stuurt. Wie feest wil vieren, kan het afhuren: een kelder, of desnoods alle zalen, wier aantal boer Derksen, die het kasteel beheert, nog nooit geteld heeft. Zelfs de kerkelijke trouw plechtigheid kan zich binnen de muren van de Doornenburg afspelen. Waar ridders en jonkvrouwen voor het altaar knielden, geven nu mejuffrouw Pietersen en de heer Jansen elkaar het jawoord. Een huwelijk, dat hier begint, is in elk geval op een stevig fundament gegrondvest. En al duurt de gerealiseerde droom maar één dag, zo'n trouwdag blijft je een leven lang bij. Hoog rijst de Doornenburg op uit het vlakke Betuwse land. Eens een onneembare vesting voor vijandige ridders, nu een gastvrij oord voor wie er 'n feestje wil bouwen. In de ridderzaal tronen geen adellijke bewoners meer. Meneer Jansen en juffrouw Pietersen kunnen er (als ze maar betalen) hun bruiloftsmaal laten aanrichten. ONSTANT heeft het geregend, de hele dag, en de avond valt snel. We zijn opgehouden, want we hebben de verkeerde weg ge nomen, langs de rechter Rijn oever. 'n Verlaten land, waar je over hobbelige klinkers geduldig de lussen van de rivier moet volgen, totdat je plotseling aan zijn oever staat. Een poosje wachten, tot er een sleep voorbij gevaren is en dan zwaait de gierpont langzaam op ons af. Hier word je nog door niets an ders dan de kracht van de stroom naar de overkant ge dragen, dank zij een inge nieuze, al eeuwenoude vin ding, die deze lengtekracht zijwaarts verplaatst. „Ge mot toch de pet veur die mense van vroeger afzette", zegt •lotvoogd J. A. Derksen (68). wanneer hij met ons het kasteel rondwandelt. Vla het Over- betuwse Huissen en weer een redelijk moderne verkeersweg hebben we tenslotte nog ln de schemering Doornenburg bereikt. Het blijkt een niet eens zo klein kerkdorp te zijn, met rijen nieuw bouw en een moderne katholieke kerk. De ANWB liet ons niet in de steek. De borden, die de rich ting kasteel Doornenburg wijzen, staan overvloedig. Langs een ver vallen eik, volgens de heer Derksen de oudste boom van Nederland („Ik heb de hele oprij laan nog gekend") kom je bij de burcht aan. Helmteken Eigenlijk twee burchten. Hoog boven het vlakke land torent de massieve voorburcht met drie daken en vier spitsen, waarvan de langste in de wolken lijkt te prikken. Een smal brugje op palen, zo rank als de poten van de windhond, die het helmteken van de vroegere heren van „Dorincburg" vormt, verbindt dit hoofdgebouw met de grote, om muurde voorburcht. Hoog rijzen ook hier de muren uit de gracht op. Twee varkens lopen knorrend onze aankomst te verraden. Ver der ligt alles stil in de verlaten heid van regen en schemering. Wanneer het feest is, staat heel het slot in de gloed van schijn werpers, wat een mooi gezicht moet zijn. Toch kan dat moeilijk indrukwekkender wezen dan de aanblik van de grimmige muren, het stoere poortgebouw in de troosteloze regen. We hebben weinig moeite om ons de ge voelens in te denken van een middeleeuwse reiziger, die achter deze grimmigheid warmte en gastvrijheid verwacht, maar toch voor een minder prettige ont vangst op zijn hoede moet zijn. Dan stappen we zelf de middel eeuwen binnen. Als de klopper gevallen is en het meisje de heer Derksen voor ons haalt, hebben we tijd om rond te kijken. Steekspel Een middeleeuws toernooiveld, al beperkt zich het steekspel nu tot de grilligheid van wat doornige rozen. Rondom steengebouwen, in de beschutting van de dikke muur met resten van een weer gang en enkele torentjes. Al direct na het betreden van de buitenpoort hadden we in een hoek de Gelderse boerderij ge zien, die terecht weggedoken ligt achter de weermuur, want zelfs zo'n oude boerderij lijkt hier een anachronisme. Langs vrijwel een hele lengtezijde van het voorplein staat het gebouw, waarin de heer Derksen en zijn gezin wonen en er de toeristen laven, die in de afgelopen zomer met zo'n achtduizend man de Doornenburg bekeken hebben. Aan de overkant alleen een ver breding in de muur, waarboven de trapgeveltoren, waar men eens de pachttienden inde, en een ver laten eibernest. In de hoek moet, blijkens de fundamenten („er is een kelder gevonden, maar weer dichtgemaakt"), een paar dicht gemetselde rame van een schouw, staan hebben, heeft er ooit m Beter bewaard is, in de andere hoek en aansluitend bij het dienstgebouw, de kleine kapel, waar menig slotfeest zijn begin heeft. De Doornenburg is name lijk niet zonder meer een his torisch monument, hoe indruk wekkend en zuiver het ook de sfeer van de middeleeuwen staat Ie weerspiegelen. De stichting tot behoud van dit kasteel, die de moed heeft opgebracht om het tweemaal achtereen van de grond af te herbouwen, probeert bewust de resten gebouw ge- r niemand gezien. en niet zonder s ook een functie in onze tijd te geven. Wanneer we verzadigd zijn van de historische schoonheid, die het verlaten voorplein ons in het schimmige avondlicht biedt, ïeemt de heer Derksen ons mee naar binnen. Eerst in de kapel. In het portaaltje floept het elek trische licht aan en toont twee bordjes met de prozaïsche op schriften „heren" en „dames". Bij een trouwpartij wordt daar een fluwelen gordijn voor ge schoven, demonstreert de heer Derksen. Dan kan de stoet waar dig de eigenlijke kapel betreden. Een uiterst sobere ruimte met een massief houten altaar, waarop twee bronzen kandelaars. „De parochie hier had voor de meubi lering gezorgd. Deze kandelaars zijn alles, wat er van over is. Vier jaar na de oorlog heb ik ze toevallig in een sloot terug gevonden". Aan de muur een antiek drukwerkje achter glas: „Bidt voor de ziel van Maria Clara von Delwich", de laatste bewoonster van het slot, die in 1847, zesentachtig jaar en ruim drie maanden oud, de ogen sloot. Daarna heeft het kasteel negen tig jaar lang staan te vervallen. „Die bidprent heb ik bij een familielid van me gevonden, is dat niet toevallig?" zegt de heer Derksen. Zijn overgrootvader heeft al op de Doornenburg geboerd, net als hij nu, al wordt hij steeds meer restaurateur. Tenminste 175 jaar hebben er Derksens gewoond in het lange huis, dat heel vroeger een soort kazerne moet zijn ge weest. Het had toen ook nog een verdieping. „Als mijn vader pro testant was geweest, zou ik het nu ook zijn", zegt de heer Derk sen. „Ik ben toevallig katholiek geboren, maar weet u, wat ik zo mooi vind? In deze kapel kun je voor beide kerken trouwen. Lest stonden hier nog een dominee en een pastoor geilek veur 't altaar. Jammer, dat ze met die dingen zo laat komme". Sleutel Uit het hele land zijn hier trouwpartijen. Na de dienst in de kapel wordt er dan feest ge vierd in een van de zalen van de hoofdburcht. De heer Derksen laat ze ons zien. Hij torst een enorme sleutel mee over de smal le brug die de beide burchten verbindt èn die aan het einde kan worden. Na wat gemanipuleer zwaait de zwaar beslagen eiken deur open en staan we in de hal van Grimmig bewaakt het poortgebouw de toegang tot de voorburcht. Maar de „slotvoogd" boer Derksen is graag bereid om feestvierders binnen te laten. Het kon niet anders, of de veelpuntige, lichtend rode kerstster moest een kerstgeschenk bjj uitnemendheid worden. De bloemenwinkels hebben er de laatste weken mee vol gestaan en nu stralen ze op uw vensterbank. De kerstster Is van het geslacht euphorbia, in het Nederlands wolfsmelk, en die naam klinkt een beetje aggressief. Alle leden van dat geslacht bevatten een wit melksap, dat bij som mige soorten vanzelf, bij andere na een verwonding naar buiten komt. Het bijtend sap is niet ongevaarlijk; in het boven-Nijlgebied komt zelfs een soort voor, dat pijlgif levert. Onze kerstster heeft een vredelievender missie. Op het eerste gezicht lijkt het of de rode ster de bloem is, maar bij nadere beschouwing blijkt dat de eigenlijke bloempjes, geel en on aanzienlijk, in het hart van de ster zitten. De rode bladeren zijn zo opvallend, dat ze de kolibri's aantrekken, die zorgen voor de be vruchting. Het verzorgen van deze tropische plant schept problemen. Warmte en vocht zijn levensvoorwaarden en daarom zouden wij hem zetten in een sierpot, die staat in een platte schaal met water, in de warme kamer met volop licht, maar niet in de zon. Het telkens verzetten van de plant is riskant met het oog op beschadigingen. Te droge lucht, maar ook een temperatuur, die bijvoorbeeld 's nacht onder 15 graden Celsius daalt, kan er de de oorzagk van zijn, dat de bladeren afvallen. De kale plant kan ingesneden worden tot op 8 A 10 cm, waarna de snljwondan worden bedekt met sigareas. Nu mag de plant droog blijven staan op een minder lichte plaats, maar wel nog steeds ln de warmte. In april geven we nieuwe aarde (bladaarde, fijne klei en oude koemest), zetten de plant weer in het venster (liefst op het zuiden) en beginnen weer water te geven. Slaat de kerstster aan, dan is geregeld begieten en het geven van kunstmest nodig om de plant weer te laten groeien. Eerlijk gezegd: tussen Januari en april verdwijnen de meeste kaal geworden kerststerren ln de vuilnisbak. het eigenlijke kasteel. Een hal als een huis, met een schouw, waar een open vuur in kan branden. Met wapenstenen en vensternis sen, die de dikte van de muren duidelijk maken. „Weet u wel, waarom ze zulke dikke muren bouwden?". In de tweede wereld oorlog heeft het granaatvuur er nauwelijks vat op gehad en voor een middeleeuwse kanonskogel hadden ze zo dik niet gehoeven. Maar de heer Derksen onthult: „D'r waren toen geen steigers, ze moesten staande op de muur omhoog metselen. Zo hebben ze de zware moerbalken ook mee omhoog gemetseld. Een zo'n balk weegt een ton, moet u weten". Hier kun Je ook zien, waar het woord „vensterbank" van daan komt. Ter weerszijden heeft zo'n vensternis twee echte ban ken, met handbreed dikke zit- planken, om het koude metsel werk niet te voelen. De heer Derksen wijst ons op de ouder wetse bewerking van het eike hout: met de hand gedisseld. De dissel, een soort bijltje, is een voorloper van de schaaf. Recht voor ons uit ligt de ridder zaal. Sober gemeubileerd met houten stoelen, die je werkelijk tot zitten dwingen. Het zestiende- eeuwse stucplafond is tenonder- gegaan toen de Duitsers in maart 1945, vlak voor de bevrijding, het hele gebouw waarvan de eerste restauratie pas in 1941 vol tooid was, in de lucht lieten vliegen. Een foto toont nog wat het voorstelde: Gijsbrecht van Aemstel, die volgens de over levering naar de Doornenburg gevlucht zou zijn na de moord op Floris de Vijfde. (Nog heten schutters- en voetbalclub, even als een café in het dorp „G.V.A." Gijsbrecht van Aemstel). Een schilderij boven een van de vele schouwen in het kasteel, dat een episode uit Gljsbrechts leven voorstelde, „hebben de moffen meegenomen en vergeten terug te brengen". Een zware deur fn een van de wanden lijkt nergens naar toe te Wel verschuifbare eiken balk, die een deur in de vroegere buitenmuur moest vergrendelen. De hoofd burcht is namelijk in twee delen gebouwd. Lichtsleuven in de bin nenmuur tonen nog aan, dat hij eenmaal buitenmuur geweest is. Die nissen blijken dan toch langs een steile, in de muur uitge spaarde, trap te lopen, waarlangs de bedienden spijzen en dranken uit de benedenvertrekken snel naar de ridderzaal konden bren- De trap loopt nog verder omhoog naar de zalen op de verdieping. Daarboven liggen zolders en een wenteltrap voert tenslotte naar het hoogste puntje van de uit kijktoren. Kelders Beneden rijen zich de kelders aan elkaar. Prachtige ruimten voor studentenfeesten. Het Nij meegse studentendispuut de Vijzel heeft al in 1981, toen men nog midden in de tweede restau ratie van de Doornenburg ver keerde, het slot deze nieuwe be stemming gegeven. Nu zijn er soms wel twee tot drie feeste de week. De familie Derksen komt menige zondagmorgen niet voor een uur of zes op bed. „Van de week had ik hier nog een gezelschap van 120 Hongaren. Allemaal mensen, die na de ste wereldoorlog als kinderen in ons land verpleegd waren". Een van de kelderruimten, v de herontdekte put staat, die nog even helder en evenveel water geeft als tijdens middeleeuwse belegeringen, is nu als moderne restaurantkeuken ingericht. Maar met meer trots toont de heer Derksen ons de oude bakkers oven, een ruimte in de n zonder schoorsteen. „Die werd met houtskool verwarmd en al» de broden erin gingen, stopten ze de opening dicht met stenen Ernaast een bijzonderheid, die eenmaal ook tot de verbeelding van bezoekers uit heel andere tijden zal spreken. Een verzak king ln de muur i» open gelaten bewijs voor wie het later niet meer zou willen geloven, dat de Duitsers kasteel twee dagen vóór de bevrijding in de lucht hebben laten vliegen". Inderdaad: in de Doornenburg leven de middeleeuwen niet i der meer voort. Ze zijn er tot tweemaal toe opnieuw tot leven gekomen. De leek ziet nauwelijks wat van de gebouwen en muren oorspronkelijk en reconstructie is. Hij ondergaat slechts de sfeer van dit naar men zegt mooiste kasteel van Neder land. Een sfeer, die zich wonder wel leent voor feest en vrolijk heid. En och, voor wie zich ook maar één schilderij van de mid deleeuwen herinnert, is dat nau welijks een verrassing. De Doornenburg zelf is dat wel. Veertien kilometer voorbij Arn hem markeert hij een stuk mid deleeuwen. Dichtbij de autoweg, maar ook dichtbij het Loose Veer. Die gierpont is een prima voorproefje. ADRIAAN BUTER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 16