Als je alle
ellende
van Engelanc
bij elkaar
optelt,
dan ben
je pas waar
HAWORTH
beg,nt
TROMPETGESCHAL BOVEN HET KERKHOF
kerstnummer 1967
De heuveltop, waar Emily Brontë de inspiratie opdeed voor haar bestseller „De Woeste Hoogte" is na 120 jaar
nauwelijks veranderd. Het landschap is leeg en adembenemend grauw, alleen de boerderij is tot een ruïne
vervallen.
EGEN twaal
ven wordt het licht in de bar van
„De Zwarte Stier" tot aan de
grens van het duister getemperd
achter de houtblokken van het
namaak open haardvuur sterft de
rode gloed, alleen boven de tap
kast brandt nu nog de guirlande
van gekleurde fietslaimpjes, die
Bül veertien jaar geleden heeft
opgehangen om het wanhopig
bewijs te leveren, dat drinken in
difc deei van Engeland een.piees-
terlijk feest is. Zelf staat hij
tussen rijn glimmende flessen als
de man van een ballentent: drie
worpen voor een sixpence. Het is
hoogste Brontëti jd, heren.
Zijn stem kfldnlot gronderig, ala hij ver
telt over de acht wandborden, die op
een avond één voor één van hun
richels sprongen en op de vloer ln dui
zend scherven vielen. „Niemand was
op dat moment in de buurt, de gang
was leeg, de eetzaal donker. Toch
hoorden we duidelijk voetstappen. Acht
keer. Van achter uit de gang. En dan
viel er weer een bord. Voor zoiets
moet toch een verklaring zdjn. Er
moet een veiMaring zijn".
Hij haalt de hendel van de bierpomp
omlaag, het schuim stuift in de zilve
ren pullen. De gasten kijken zwijgend
toe, Doris, zijn vrouw gaat langs de
tafels en zet er kaarsen op, die de
lamlbriizering volscbilderen met ner
veuze schaduwen.
„Wie logeert in kamer drie?", vraagt
hij glimlachend, „Ik bedoel de laatste
kamer rechts in de gang".
Hij had die uitleg achterwege kun
nen laten, want ik wist het. Ik heb en
kele uren geleden mijn koffer tussen
de twee pompeuze bedden gezet en
naar de verlepte bloemen op het groe
ne behang gekeken. Waren het made
lieven of chrysanten? Tegen één van
de wanden staan twee kasten, waar
van er één krakend voorover kwam,
toen ik de deur open wilde doen. Even
later probeerde ik het weer; de deur
week geen centimeter, maar wel viel
de linker zijwand met een luide klap
tegen de wasbak. Het is een donkere
kamer met één klein raam, waarach
ter meteen het kerkhof begint. Ik hoef
me slechts licht voorover te buigen
om de eerste zerk aan te raken. Daar
onder ligt volgens de half vergane
tekst de 43-jarige Kenneth Moore, die
in 1367 aan vliegende tering is berwe-
r met kamer drie t
Zeg op,
de hand?
Bill beft zijn glas, zegt dan dromerig:
„Wat ik vertel is de waarheid. Ik
zweer' Tiet. Er is geen wöord, geen
komma van gelogen. In kamer drie lo
geerde een vrouw uit Amerika. Een
doodnormaal mens. Niks bijzonders
aan. Toch deed ze geen oog dicht, ze
zei steeds: „Ik heb net 't gevoel, alsof
er iemand op me zilt te wachten in
die kamer". Op een morgen kwam ze
beneden om te vertellen, dat ze de he
le nacht had zitten praten met een
vrouw. Een tengere, oude vrouw, die
een wijde japon droeg uit de tijd van
koningin Victoria. Ik had op dat mo
ment geen oude vrouw in huis. Die
Amerikaanse was. de enige gast. Dat
is de waarheid".
Loco-burgemeester Boocock knikt,
zuigt voorzichtig aan zijn pijp, neemt
een slok bier. ,,Dit is inderdaad een
vreemd land", zegt hij, „Ik kan me
herinneren, dat ik op een dag appels
ging stelen. Ik zal toen veertien, vijf
tien jaar geweest zijn. Die boom stond
bij een verlaten landhuis, in de buurt
van de moerassen. Het was er grieze
lig stil, we durfden eigenlijk niet over
de muur te klimmen, maar we wilden
toch ook die appels. Toen we eindelijk
in de tuin stonden, hoorden we opeens
voetstappen. Ze kwamen uit de rich
ting van het huis. We hoorden het grint
knerpen. Maar we zagen niemand.
Niemand".
Hij grijpt het schild van zijn ambtske
ten, dat onder zijn vlezig hoofd glin
stert als een katteoog. Naast hem luis
tert een knaapje van papier-maché
ademloos toe; onder zijn groene, korte
broek bladeren zijn benen, op zijn uit
gestoken handen staat een doos met
daarop „voor de blinden". Om de vas
te klanten van Bill niet in het onzekere
te laten over zijn verheven bedoelin
gen, heeft de schilder ook nog het licht
uit zijn ogen gepenseeld.
„Wie logeert in kamer vier?".
Bill kijkt de kring rond, schenkt de
glazen nog eens vol. In kamer vier
had een gast zijn bril 's nachts in het
zeepbakje gedaan. De volgende mor
gen stond het bakje tot aan de rand
toe vol met water. ,.Eh..<.d&t terwijl
zijn deur op slot was, zijn ramen
dicht waren. Wat ik vertel is de
Nagedachtenis
van gezusters
Brontë wordt
in ere gehouden
waarhend. Wat zou het voor zin heb
ben om te liegen?" Een herfstavond
dn Haworth: de keien in de hoofdstad
kruipen, glimmend van het zweet, naar
de top van de heuvel. De kloof tussen
de huizen is bochtig en nauw: een
drooggevallen bedding van een zout-
waterstroom, die de gevels tot tranens
toe heeft gebeten. Op het plein vóór de
kerk van Sint-Michael en Alle Heili
gen hokt een handvol huizen kouwelijk
bij elkaar; alleen achter het raam
van Arthur Hardley brandt op dit uur
nog licht. Verkommerd eist ruif, dat
over zijn slordige handel lekt. Hardley
beheert het postkantoor van Haworth
In een met tralies afgeschermde
hoek, waarachter zijn grootvader ook
al de zegeltjes telde en drijft daar
naast bedachtzaam een boekwinkel,
waarin hij de nagedachtenis van de
gezusters Brontë met slim midden-
standsinstinct in ere houdt. In z'n eta
lage hebben vlakgum en Shakespeare
de ereplaatsen afgestaan aan Jane
Eyre, Woeste Hoogte en handige boe
kenleggers met de portretten van
Oharfotte, Emily en Anne. De boeken
leggers komen in de prijs van één
vijfentwintig en zijn met de hand ge
maakt. De boeken heeft hij niet gele
zen. Sorry, te romantisch, te drama
tisch. Te dik ook.
De kerk van Sint-Michaël en Alle Heiligen in het mistige Haworth is in
het dorp het enige gebouw van allure: hier preekte de steile Patrick
Brontë tot zijn laatste ademtocht, hier ligt hij ook te midden van vrouw
en kinderen begraven. Het kerkschip is kort na zijn dood gesloopt, maar
de toren is blijven staan. Een dode vinger in het mistige moerasland van
Yorkshire.
Wassende stroom
Met gestileerde verbazing slaat hij
van achter zijn toonbank de pelgrims
gade, die tussen april en september in
Haworth aanspoelen. Het is een steeds
wassende stroom van zwijgende bur
gers veel Amerikanen, veel Fran
sen. sinds kort ook Japanners - -
die bij hem een gids of boekelegger
kopen en dan aan de overkant haastig
een Brontëlikeurtje achteroverslaan.
Vandaar sjokken ze langs de kerk
naar de oude pastorie, waar de Bron-
tës hun laatste, vaalgrijze dagen heb
ben gesleten. Links van de ingang ligt
de eetkamer, waar Emily op 19 de
cember 1848 op de sofa stierf. De gids
maakt u er wel op attent, dat de sofa.
die u daat rechts ziet staan, niet de
oorspronkelijke is. Het spijt haar,
maar het is ook alweer zolang gele-
Achter het raam ligt'de smalle tuin.
die aan twee zijden ingesloten is door
het kerkhof. De groen uitgeslagen zer
ken zijn schots en scheef als kruiend
ijs tot aan de heg gedreven, verse
herfstbladeren liggen er bovenop: con
fetti voor een heksensabbat. Tussen
de bomen zweven slierten mist als on
beschreven ballonnen in een groteske
cartoon. Arthur Hardley wipt behendig
van de ene zerk op de andere en ver
telt met smaak over zijn bizarre voor
vaderen. Daar, vlak bij de kerkmuur,
Ilgrt een man, die vier keer getrouwd
is geweest. Hij was de schande van
Haworth en elke keer, als ze het graf
openden voor de volgende vrouw, hoor
den doodgravers duidelijk 'n klage
lijk gejammer uit de loutl opatijgen. Ze
hebben er later ook nog de dominee
bijgehaald, maar die hoorde niets,
omdat hij geplaagd werd door een
hardnekkige doofheid.
Op een avond werd Haworth ook op
geschrikt door trompetgeschal, dat uit
de mistbanken boven het kerkhof
kwam. Het leek, alsof alle engelen
naar beneden waren gekomen om het
dorp te waarschuwen voor het nade
rend oordeel. Arthur Hardley gelooft
er niet in. ,,Ons dorp heeft het laatste
oordeel al achter de rug", zegt hij, ,,U
kunt het met uw eigen ogen zien. Het
ds bijzonder slecht uitgepakt".
De officiële gids van Keighley doet
geen moeite meer om de huiveringwek
kende somberheid van de streek met
de toeristische mantel der liefde te be
dekken. Over Haworth, sinds tiental
len jaren een onderdeel van Keighley,
meldt pagina 31 steunend: „Zonder de
glamour van de gezusters Brontë zou
de streek rondom Haworth gekarakte
riseerd kunnen worden met de adjec
tieven vaalbleek, grauw, grimmig en
ongastvrij. Zelfs het nlooiste zomer
weer kan de drukkende sfeer in dit
rijk van moeraSseh niet verlichten".
De oude Terry Batt is het daar volle
dig mee eens. Hij komt elke dag twee
keer naar de drenkplaats in de Zwar
te Stier en hijst zich op de kruk in de
Drijvend op het
internationale succes
van de eindeloze
televisieserie van de
Forsyte Saga
heeft de B.B.C.
in Engeland weer een
greep gedaan in de rij
van Britse bestsellers.
Ditmaal werd het „De
Woeste Hoogte", Emily
Brontes onheilzwangere
registratie van een
getergde Noordengelse
familie, die na de bijbel
het meest gelezen boek
op dit ondermaanse is.
Meesterbewerker
Hugh Leonard trok
met een staf van
honderden medewerkers
naar de moerassen rond
Haworth en legde het
120 jaar oude drama
in duizenden meters
celluloid vast.
De serie wordt sinds
kort in Engeland
vertoond en heeft
hetzelfde succes als
de Forsyte Saga.
Momenteel wordt er
ook onderhandeld
om deze hartige
romantische brok op
de Nederlandse beeld
buizen te krijgen.
Een onzer verslaggevers
trok in het voetspoor
van Leonard naar het
land der Brontës,
waar de spookverhalen
nog alle ruimte krijgen
in de mist.
Het verslag van zijn
pelgrimage bieden wij
u hierbij aan.
Een herfstdag in Haworth, dorp van de Brontës: de keien in de hoofd
straat kruipen, glimmend van het zweet, naar de top van de heuvel. De
kloof tussen de huizen is bochtig en nauw, „Een verschrikkelijk dorp",
zegt Terry Batt.
gaat vooruit naar de eetzaal en wijst
hem aan. Een bruine stoel met spijlen.
„Zo zijn er nog twaalf", zegt hij,
„twaalf precies dezelfde stoelen, waar
Branwell in gezeten moet hebben. Ik
maak me daar allang niet meer druk
over. Het is toch maar een grap. Ik
heb ook pas het raam dicht laten ma
ken, waar Branwell doorheen sprong.
Het hele dorp stond op zijn achterste
benen. Ze hadden me het liefst willen
lynchen, maar wie had dan hun bier
in moeten schenken?"
Grafzerken onder het raam
Hij kijtot me verontschuldigend aan.
Hert is duidelijk, dat de familie Brontë
hem hoog zit. Achter zijn blozend ho-
recahoofd rijzen de grafzerken op, die
in de loop der jaren tot vlak onder het
raam van de bar zijn opgerukt. In
datzelfde huiveringwekkende decor
schreef Emily met precieuze letters
haar „Woeste Hoogte", elke dag een
paar bladzijden, totdat ze uitgeput
was en hijgend op de sofa moest gaan
liggen. In het begin ging ze nog vaak
naar de moerassen, later zat ze in de
tuin met de sohrijfplank op haar knie-
en: „Men kan nagaan hoe krachtig
de noordenwind is, die over de rand
waait, aan de buitensporig kromme
De pastorie, waarin de familie Brontë leefde en stierf, wordt aan drie kanten ingesloten door het dorpskerkhof.
Honderd en twintig jaar na de dood van Charlotte en Emily komen er nog steeds mensen op bezoek in dit
smakeloze huis, dat sinds enkele tientallen jaren als miniatuurmuseum dienst doet.
rechterhoek. Dat is sinds mensenheu
genis zijn vaste plaats, die hem door
de andere lokale schimmen nauwelijks
wordt misgund. Hij drinkt 'n draught,
hij drinkt er nog één, laat zich een
derde keer inschenken en gaat dan
naar huis met het hoofdschuddend
manuaal van een geslagen hond.
„Dit is een verschrikkelijk dorp",
zegt hij ernstig, „als je alle ellende
van Engeland bij elkaar optelt, dan
ben je pas, waar Haworth begint. Als
het niet regent, dan mist het. Als het
niet mist, dan stormt het. Als er geen
wind is, ligt de sneeuw een meter
hoog. Ik woon hier nou zo'n 65 jaar.
maar een echte mooie dag heb ik zel
den meegemaakt. En toch heb ik nooit
serieus geprobeerd om hier weg te ko
men. Je kankert je hele leven, je ver
vloekt de doden op het kerkhof, maar
je blijft toch, waar je bent. Je komt
van Haworth en je houdt ervan om
geslagen te worden, om tot aan je
strot in de moeraslucht te zitten. Per
slot van rekening kunnen ze je toch
niks maken, want je hebt altijd je dro
men nog. Ik zit hier achter mijn bier
en ik stel me voor, hoe het in Spanje
is. Ik maak het altijd mooier dan het
in werkelijkheid kan zijn. Ik ben al
geweest".
Ook hij heeft de boeken van de Brontë
niet gelezen. „En toch moet er wat
bijzonders aan die meisjes zijn ge
weest", geeft hij toe. „Er zijn dit jaar
82.000 mensen in het museum geweest.
Die doen dat toch ook niet voor niks.
Na de bijbel zijn Jane Eyre en de
Woeste Hoogte de meest gelezen boe
ken. Miljoenen mensen hebben die
dingen gekocht. Dat ls toch gek, niet
waar? Als je mij nou vraagt: Terry,
wat waren het nou voor meisjes", dan
zeg ik: doodgewone ouwe vrijsters,
die hun tijd in een ouwe pastorie za
ten te vergrieipen. Je moet die gezich
ten eens bekijken. Je reinste perka
ment. Alleen die broer wist, wat leven
was. Die wilde er wel uit, maar hij
had gewoon de kracht niet om zich
los te scheuren. Vergeet effe niet, dat
ze allemaal met de dood in hun schoe
nen liepen. Ze waren nauwelijks in
Haworth aangekomen, of hun moeder
stierf al. Ze was toen net 38 jaar. Vier
jaar later waren Maria en Elizabeth
aan de beurt. Ze gingen er aan als
ratten. Daar blijf je niet koud onder.
De zusters zijn gevlucht in dagdro
men, ze konden de grauwe werkelijk
heid niet meer aan. Branwell heeft
het op een zuipen gezet. Hij was se
cretaris van de vrijmetselaarsloge in
Haworth, hij zat hder elke dag in de
eetzaal te zwetsen en te drinken. Als
zijn vader binnenkwam, trok de waard
aan een bel en dan sprong Branwell
uit het raam en rende over het kerk
hof naar huis. Later heeft hij zijn lijf
ook nog volgegooid met verdovende
middelen. Hij zag het leven tussen
zijn magere vingers doorglippen, de
stakkerd dacht, dat hij het met kunst
en vliegwerk vast zou kunnen houden.
Maar in feite heeft hij zichzelf lang
zaam vernietigd. Misschien vind ik
hem daarom ds meest sympathieks
van het stel".
Bill heeft tussen het tappen door mee
geluisterd en vraagt, of ik de stoel wil
zien, waar Branwell altijd in zat. Hij
vorm van een paar armetierige den
nen aan het einde van het huis, en aan
een rij schrale doornstruiken, die alle
hun armen in één richting uitstaken
alsof ze om een aalmoes van de zon
smeekten".
De sohrijfplank ligt nu in het mu
seum. Naast de kinderjurken, die ze
droeg. De kettingen, de miniatuurdag-
boeken, die ze met haar zuster Char
lotte volkrabbelde. Behulpzaam ver
telt de gids, dat de staande klok, die
vader Brontë 's avonds altijd opwond
niet dezelfde is als de klok, die nu in
een nis, halverwege de trap, staat. Ze
kan het ook niet helpen, dat de naza
ten zo slordig zijn omgesprongen met
de schamele bezittingen van de we
reldberoemde zusters. Om wat terug
te doen, vertelt ze omstandig, in welke
kamers de dood de familieleden heeft
achterhaald. „Hier stierf Charlotte.
Wilt u zo goed zijn om niet op die
stoel te gaan zitten. Die is daar niet
voor". In de kamer, waar vader Bron
të en zijn zoon Branwell hun laatste
uren volmaakten, is sinds kort het
pistool verdwenen, waarmee dominee
Brontë elke ochtend tweemaal in de
richting van de kerk vuurde. Op deze
onthutsende wijze probeerde hij schot
in het kerkbezo'ek te brengen. „Een
bezoeker van het museum", zegt de
gids, „heeft het pistool per ongeluk
meegenomen".
Steeds verse bloemen
Het is doodstil in de kamers, waar de
Brontës zich in eindeloze afzondering
vertrouwd hebben gemaakt met hun
dodelijke vlucht uit Haworth. In de keu
ken liggen de messen en vorken
klaar voor de maaltijd, in de studeer
kamer ligt een krant van 7 juni 1861,
de dag, waarop de 84-jarige dominee
Brontë, kluizenaar tegen wil en dank
met zijn laatste adem ookde kaars
van zijn dynastie uitblies. Hem was 't
twijfelachtig voorrecht beschoren om
zijn vrouw en vijf kinderen één voor
één naar de kerk van de H. Michael
en alle heiligen te brengen. Emily en
Charlotte liggen dicht bij het hoofdal
taar, alsof ze zich wiillen koesteren aan
het warme licht van de kaarsen. Altijd
staan er verse bloemen op de koperen
gedenkplaat met hun namen. Kostbare
boeketten en kleine ruikers van hei,
aangedragen door bewonderaars. Emi
ly stierf trots en hooghartig. Zij wei
gerde dokterslhulp en nam de dood niet
serieus, Anne, de godsvruchtige, werd
achterhaald in de badplaats Scarbo
rough, waar ze van een slopende tuber
culose hoopte te genezen, Charlotte
stierf, nauwelijks een jaar, nadat ze
getrouwd was met Arthur Beel Nioholls
dip uit Ierland naai; Haworth was ge-
Na de bijbel
zijn
Jane Eire
en
Woeste Hoogte
meest gelezen
boeken
komen om vader Brontë bij zijn kerke
lijke plichten te assisteren. Haar laat
ste woorden waren: „Oh God, ik ga
niet dood. Zeg me, dat ilk niet dood ga.
Hij wil ons niet scheiden. Niet op dit
moment. We zijn zo gelukkig geweest".
Honderd en twintig jaar later komen
er nog steeds mensen op bezoek in de
oude pastorie naast het kerkhof. Ze ko
pen bij Arthur Hardley een boeken
legger en drinken aan de overkant een
Brontëlikeur. Als de mist de sporen
niet heeft uitgewist, dwalen, ze over de
hei naar de ruïne van de Woeste
Hoogte waar de duivelse held Heatcliff
in 1847 door de dagdromende Emily is
achtergelaten. Het decor is sindsdien
weinig veranderd. Nog steeds stijgt uit
de moerassen van Cillingworth en Brow
de wanhoop naar de dichtgeslibde he
mel. Nog steeds trilt de haat tussen de
grijze huizen.
In die godverlatenheid zoeken tien
duizenden naar een aanknopingspunt
met het talent van drie dominees
dochters, die hun doffe razernij in
vijf bestsellers hebben uitge
schreeuwd.
„Het is allemaal .vergeefse moeite",
zegt Terx-y Batt, „er zijn tientallen
boeken over de Brontës geschreven,
maar het zijn allemaal gissingen. De
waarheid hebben ze meegenomen in
hun graf". In de donkere bar van de
Zwarte Stier geven de gasten de moed
niet op. Voor de zoveelste keer wor
stelen ze zich door de 216 dichtbedruk
te pagina's van de Woeste Hoogte
naar het einde, dat nauwelijks een op
lossing betekent: „Ik zocht en ont
dekte al gauw de drie grafstenen op
de helling bij de hei: de middelste
grijs en half begraven in hei: die van
Edgar Linton daarmee alleen ovei--
eenstemmend door het gras en mos
dat langzaam naar de voet toe groei
de, die van Heathcliff nog kaal. Ik
bleef er wat toeven onder de vriende
lijke hemel; keek naar de motten die
tussen de hei en de wilde hyacinten
fladderden, luisterde naar het zachte
windje, dat door het gras ademde en
verwonderde mij erover hoe iemand
ooit kon denken, dat zij die in die stil
le aarde rustten, onrustig zouden sla
pen". De gasten van de Zwarte Stier
behoeven niet eens het hotel te verla
ten om te achterhalen, waar Emily
Brontë de Inspiratie voor deze regels
heeft gevonden.
Achter het raam ligt een helling bij
de hei, overwoekerd met grafstenen.
Alleen de namen verschillen. „Wat
zoeken die mensen hier in vredes
naam?", vraagt Bill geprikkeld. Ach
ter hem in de bar staan de tulpen van
plastic in volle bloei.