hermans tegen hermans
<erstnummer 1967
TELEVISIEPRELUDE
OP TOON-HOOGTE
,Wij kregen
de hemel
niet cadeau,
de wafels van
de kokosmat
zaten in je vel
NAAST ME LIGT DE EEUWIGHEID OP EEN TAFELTJE
Vanaroml om 9 uur luidt de bel voor de volgende televisieronde: Toon tegen
Toon. Hermans is er bij voorbaat niet helemaal gelukkig mee: ,,Je hoort van
hoteliers en caféhouders, dat ze hun zaken sluiten omdat er toch geen beginnen
aan is. Bij de uitzending van mijn vorige show waren de straten leeg. Daarom
heb fk nou voorgesteld om de show gewoon op een dag in de week uit te zenden,
zodat ^maar weinig mensen benadeeld zouden worden. Ik vind het afschuwelijk
om Iemand op die manier te hinderen. Het is immers niks bijzonders, niks
enorms. Gewoon een show van één man. Als het nou een geweldige gebeur
tenis was, zou ik het me kunnen voorstellen. Maar dat je een heel land lam
kunt leggen met een paar grollen en grappen, vind ik een lugubere gedachte".
OON thuis in Het Kuis aan de
ilrwolf ligt verstijfd onder zijn
r1 èh sneeuw stuiven over de kale, ver
laten boafe vard. Vanmiddag heeft hij weer twee
"jj^ct, „dat gaat bij mij vanzelf, dat
p tegen. Eén heeft een heel gek
l!t dat zien, gaat dat zien, in een
bakken ze prachtige mannen
van zand en even verderop makeii ze vrouwen
van kant. En dan het refrein: dit is de wereld
van gimmicks en humbug, dit is de tijd van de
shock, wie nog mikt op het schone, het hele ge
wone, die schiet een bok".
Toon in Hilton-Amsterdam: suite voor één dol
komische heer. Vijfentachtig gulden, inclusief een
sober ontbijt. Hij ontvangt zijn gasten bij het raam
in de bar en drinkt ondertussen de crispe conversatie
van de Amerikaanse dames verderop als grenadine in.
„Diezelfde Tony Bennett", zegt hij, „die hier in
Amsterdam als de ster van het Grand Gala genadeloos
afging, heb ik zien optreden in New York. Vijftig
minuten aan één stuk. De ene explosie na de andere.
Ik was er kapot van. Na afloop ging ik met mijn zoon
Maurice naar het hotel terug en tegelijk zeiden we:
„Hermans hoeft niet meer". Zover waren we al op
dat moment.
Stel je voor: een zaal in Waldorf Astoria. Judy
Garland op de eerste rij en daarvóór een geweldig
orkest. Er gaan tien muzikanten weg, er komen er
tien terug, er wordt wat gedanst, je ziet 24 nieuwe
muzikanten verschijnen en dan opeens barst de bom.
Dan staat ie er, die ontzettende man met zijn rare
snuit en zijn veel te grote neus. Strikje los, jasje uit,
zo stort hij zich in de carrousel. IJij spuwt je uit, hij
lacht je toe, hij neemt je in zijn armen en dat allemaal
zonder te kwetsen, zonder oerspits te doen of super-
clever te zijn. Het enige, wat hij deed was een wolk
van liefde over zijn gasten blazen. Dat was het ^nige.
We zijn weggegaan als hele stille kinderen, die
Sinterklaas voor het eerst hebben gezien. En we hebben
ons afgevraagd, hoe komt het, dat een enorme vent
als Bennett in Amsterdam niet uit de verf kwam?
Als hij toen niet alle kleppen heeft opengezet, dan is
hij een slechte artiest. Maar ik houd het erop, dat hij
bij ons geen kans heeft gekregen. Een wijnstruik groeit
ook alleen maar, als hij een bepaalde hoeveelheid zon
licht krijgt. En dat is toevallig niet op de Veluwe.
in mijn Amerikaanse show: Ik heb dertig Jaar in
Amsterdam gewoond, ik heb in al die tijd maar één
keer een man op klompen gezien. Dat was een
Amerikaanse toerist".
Gevulde koek
Gouden eieren
Weet je, wat het ook is met die Amerikanen? Ze
hebben een geweldige start, ze beginnen de dag heel
anders dan wij. Wij moeten eerst koffie, wij hebben
dat ritme van „lukt het vandaag niet, dan lukt het
morgen". „Een gevulde koek erbij meneer Hermans?".
„Dan ben je aan je show bezig. Als je een Nederlander
naast een willekeurige Amerikaan legt een ober,
een journalist, een conducteur dan merk je pas het
verschil. Wij houden van knus, wij gaan prat op onze
gemoedelijkheid en daarom doen we alles laconiek,
apathisch, op het slome af. Kijk nou naar de start van
een Amerikaan. Die is veel feller, die springt er gelijk
bovenop. Hap. Hij weet gewoon, dat hij zich waar
moet maken in een zo kort mogelijke tijd. Ze kennen
daar toevallig de kracht van de meteoor.
Ik vind het een doodnormale zaak, dat de jeugd
die Hollandse gezapigheid beu is. Dat ze die stijve
hark op de televisie niet meer pruimen. Een Hollander
durft alleen zijn mond open te doen, als hij elk woord
heeft overwogen, als hij overtuigd is van elke zin,
die hij gaat zeggen. Van Gogh schilderde ons volk,
zoals het is. Een volk van zwijgende, stugge aardappel
eters, dat godvrezend met zijn molentjes loopt en al
eeuwen zeurt over zijn bollen. Nou vind ik een toeris
tische exploitatie van bloemen al geen geweldige
trouvaille, maar daar komt nog bij, dat die krengen
zegge en schrijve vier dagen bloeien. Dat ze er toch
mee leuren, komt gewoon, omdat er zo veel zijn. Ik
▼oor mij zie liever twee bloemen, die niet geregisseerd'
uit een struik komen, maar toevallig verkoop je daar
geen land mee.
Wat de jeugd nu doet is rebelleren tegen de Holland
se gezapigheid. Het is de geboorte van een nieuw
willen nou eindelijk ook eens wat flair,
i hadden wij het dertig, Veertig jaar geleden
ook niet geaccepteerd, als we maar vergelijkings
materiaal hadden gehad. Nu zie je elke dag op de
televisie, hoe andere mensen denken, hoe ze zich
bewegen. Wij kregen eens in de drie jaar een missiona
ris, die in het patronaat zijn lichtbeelden vertoonde.
En ondertussen maakten we in het buitenland reclame
met onze gezellige boertjes op klompen. Ik zeg het ook
Die film van mijn Amerikaanse show hebben ze
gedraaid in het vaticaan van de showbusiness. Dat is
een building in New York, waar zo'n 400 agenten als
maar gouden eieren uitbroeden. Daar zit je dan in een
zaaltje met veertig leren clubfauteuils en alle kardina
len om je heen. Een verschrikkelijke ervaring. In de
lift had Shapiro nog tegen me gezegd: „Mr. Hermans,
dit is het moment van de waarheid". Shapiro is de
paus, die stuurt je rustig, naar huis, als het hem niet
bevalt. De avond ervoor had ik Bennett gezien in
Waldorf Astoria en na afloop had Michael tegen me
gezegd: „I like your show better Toon". Ik vond het
een fijne uitspraak, want Michael is niet op zijn
achterhoofd gevallen. Hij is een Amerikaanse jongen,
hij heeft een vrouw, die ook wat in de showbusiness
heeft gedaan.
Ik zit in dat zaaltje met alle big shots, die gewoon
effe komen kijken, of er een goeie belegging in die
jongen uit Holland zit. Het wordt half donker en ik
zie mezelf meer dan levensgroot op het scherm. Dat
had ik nog nooit gezien. Krankzinnig. Het is net, of
er een vreemde vent staat. Ik vond, dat hij het niet
eens onaardig deed.
Na een paar minuten voel ik het sfeertje om me
heen behaaglijker worden. Het werd opeens een paar
graden warmer. Ik hoorde Shapiro naast me in het
donker zeggen: „I don't believe it". Hij had alleen mijn
Nederlandse show gezien.
Na afloop komt de operateur naar me toe. Zo'n man
in hemdsmouwen en met bretellen. „You are the guy
in this country", schreeuwt hij, „you make it".
Shapiro heeft gelijk een felicitatietelegram naar mijn
vrouw in Zandvoort gestuurd. Het enige, waar ik zelf
na die voorstelling van overtuigd was, dat was van het
feit, dat ik mijn vak versta. Daar stond gewoon een
man, die wist, wat showbusiness is. Naar dat ene
moment heb ik geleefd. Ik heb bewust de typisch
Nederlandse cabaretstijl vermeden. De stijl van het
kleine liedje over het krijtje van de meester in
Wormerveer. Ik zocht naar onderwerpen, die robuuster,
universeler waren, omdat ik toevallig het uiterlijk en
de impact van een performer heb. Daar doe je zelf
niks aan. Dat heb je of dat heb je niet.
Grove steek
Ik heb één keer een kerstverhaal
geschreven. Dat was vorig jaar.
Neen, geen wonderlijke geschie
denis over een vader, die na een
losse levenswandel weer terug
keert. Het was een kleine droom,
waarin ik zelf een tocht naar de
stal van Bethlehem maak. Op een
gegeven moment zie ik in de verte
de herders, maar als ik dichterbij
kom, herken ik pas de gezichten.
Het zijn Cruyffie en Sjakie Swart.
Net op het moment, dat ik de stal
binnen wil gaan, hoor ik Cruyffie
tegen Swart zeggen: ,,Hé, ga jij
eens aan het kindje vragen, of we
zondag met tweeéén kunnen
Die sfeer van Limburg vind je terug in mijn werk. in
mijn show. Als je me met de anderen vergelijkt, dan
maakt Wim Kan een borduurwerkje. En Sonneveld
frivolité. Ik brei met de grove steek. Zij serveren een
kopje thee met een koekje. Ik bier.
Als Limburg een eigen televisie had, dan zou er op de
buis wat worden afgelachen. Ik zie het al vóór me: één
geweldige cavalcade van spontane invallen. Allemaal
mensen, die elkaar niet helemaal serieus nemen.
Zo is de Amerikaanse televisie op zijn best ook. Dat is
net het café van tante Leen, waar iedereen vrijblijvend
binnensloft. Of het nou de burgemeester van New York
zelf is of een kerel van de reiniging, ze gaan allemaal
ontspannen zitten en maken wat gein. Iedereen maakt
grappen over zichzelf, over zijn werk. Kr wordt onge
looflijk gelachen op de Amerikaanse televisie en zo
gauw ze zichzelf serieus nemen, dan gaan ze af. Dan
maken ze zich onsterfelijk belachelijk.
Je hebt in Amerika ook de ruimte om te leven. Zelfs
in New York. Als je hier een café binnenstapt, dan
kijken de mensen naar elkaar. Een Amerikaan weet
na een uur nog niet, wie er al die tijd naast hem heeft
gezeten Dat werkt bevrijdend. Ik bén met een
Amerikaans schip naar New York gegaan en met de
France teruggekomen. Op de France had je het weer.
Mensje kijken, bekritiseren. Een Amerikaan ziet je
een flater slaan en haalt zijn schouders op. „Dont
care", roept hij, „je bent op je bek gevallen. And
Hoogstanden
Wat me wel heeft geholpen is het feit, dat ik Lim
burger ben. Een Limburger wordt vaak beschouwd als
een onvolwaardige Hollander en dat klopt ook wel. Bij
ons heeft het calvinisme gewoon minder hard toege
slagen dan boven de rivieren. De lol is er nog sponta
ner, het plezier heeft bredere grenzen. Het is een
kwestie van mentaliteit, van gretigheid. De eerste keer,
dat ik met Siegel in Limburg was, kon hij niet een»
geloven, dat het een «tuk van Nederland was. Dat kwam
door de manier, waarop de mensen zich bewogen,
waarop ze lachten en spraken. Siegel heeft mijn show
vertaald, hij dacht, dat hij ons land zo langzamerhand
kende. We '/.alen op het Vrijthof in Maastricht en hij
zei maar steeds: „Maar Toon, dit heeft niks met Hol
land te maken". Ik-kon hem niet eens ongelijk geven.
Weet je, waardoor de humor van een Limburger ook
bepaald wordt? Door zijn geloof. Voor hem is het
mysterie een realiteit, waar hij rekening mee houdt.
Als je gelooft in de eeuwigheid, dan zie je de potsier
lijkheden van het leven op aarde misschien eerder. Je
ontdekt de karikaturen, de protserigheid, al die
opgeblazen hoogstanden. Als je jezelf doodserieus
neemt, als je die ene mens voortdurend in het centrum
van het mysterie zet, dan durf je jezelf niet meer aan
te pakken.
Alles, wat ik doe, zie ik duidelijk als niks. Ik zit
op die aarde en ik moet mijn tijd volmaken. En dat
probeer je dan zo goed mogelijk te doen. Maar naast
me ligt de eeuwigheid. Het is een boek op het bijzet
tafeltje, dat ik geen dag uit het oog verlies. Zoiets
beïnvloedt je denkwereld, de dingen, waar je mee
bezig bent.
Ik kom uit een processieland, uit een streek, waar
Onze Lieve Heer door de korenvelden werd gedragen.
De misdienaars voorop met de wierookvaten, God onder
de baldakijn. Zo trokken ze over de heuvels. Ik hoorde
het dichterbij komen. Altijd in de winter, altijd sneeuw
de het. Het sneeuwde vroeger veel meer dan nu. De
misdienaar had een rooie toog aan, zo komt hij ten
minste uit mijn herinnering. En daarachter liep de
pastoor uf de kapelaan met het heilig oliesel. „Boe
geit heer nou weet nao low?", vroeg mijn grootmoeder
dan. En grootvader antwoordde. „Naur Sjeng Mulder,
Mioedei. Die al maonde kraank is". „Heer geef zijn ziel
de eeuwige rust. En het eeuwige licht verlichte hem.
Dat hij ruste in vrede". Sjeng Mulder was op dat
moment nog lang niet dood en hel zat er dik in, dut
hij hel op zijn sloffen zou halen, maar grootvader nam
hel z
lJlastie krih
Akkoord, die tijd ls voorbij. Zelfs voor Limburg De
lamp uit mijn jeugd met zijn 34.UUU kristallen is ullang
vervangen door een t l.-buis. Je houdt dat niet tegen,
liet kribbetje is niet meer van goud. maar van plastic,
daar heb je rekening mee te houden. Goud zegt me
persoonlijk meer, maar ik kan me voorstellen, dat er
nu anders over gedacht wordt. Een bisschop met een
mijter op loopt ook opeens voor gek. Alles is relatief,
alles ls rijp voor de ontluistering. De kroonluchters en
de barokke schilderingen passen niet meer in deze tijd
en daarom worden ze gesloopt. Als God de mensen
meer /.egt. wanneer hij maar in een plastic krib ligt.
dan ia liet onzinnig, om vast té houden uan dat goud.
Ik vind het alleen griezelig, als lk die muu op de
preekstoel hoor zeggen, dat ook liet evangelie uit de tijd
is. Dan denk lk: „Zijn we misschien niet bezig orn met
de ballast ook de essentie o\tfv boord Ie kieperen?"
Ik heb glsleren in mijn dagboek wat gemijmerd over
het bidden. Ik vind bidden een mirakel, bidden ls een
geweldige kunst, die je niet kunt voorbereiden. Het
is een kwestie van inspiratie, de atmosfeer ia bepalend
Ilc heb geschreven: „Vandaag zal lk niet kunnen
bidden. Ik kan het trouwens nooit, omdat het acht
uur ia of omdat de paasklokken luiden. Misschien lukt
het morgenochtend wel, als ik In bad zit".
Wat we nou met zijn allen doen ls het wegknippen
'van de franje. We beweren ook, dat een kerk over
bodig is, maar dat lijkt me een gevaarlijke bewering.
Ala lid bent van een dub, dan wil je elkaar op
rijn tijd ook eens zien en daar heb Je het verenigirlgs-
gebouw voor. Een politieke partij zonder vergadering
valt ook binnen de kortste keren in puin. Het enige,
wat we ontdekt hebben is, dat die kerk niet het alleen
zaligmakend perceel is. Over vijftig jaar zal pas
blijken, of we goed gegokt hebben. Of we God inder
daad makkelijker kunnen vinden zonder die klingelende
bellen en de mijters en de wierookvaten Wie weet
zullen onze kinderen dan zeggen: „Do vorige genei alle
beert ons lelijk de das omgedaan".
Misschien hecht Ik zoveel waaide aan sfeer, omda!
lk er ln mijn werk ook niet buiten kan. Een theater
overschiet, ls een kille fabriek, waur Je als artiest een
verloren spel speelt. De magie van liet theater staat of
valt met de bedwelming. Je lokt het publiek in de
branding van de sfeer en als Je ze eenmaal daar hebt,
dan ben jezelf niet meer de belangrijkste. Dan gebeuren
er dingen buiten je om. Dingen, die niemand kun
verklaren, ook ik niet. De sfeer werkt als LSD, hel
scheurt de mensen los van him stoelen.
Religie heeft ook te maken met atmosfeer. Ik kan
een kerk binnen komen, een witte kerk met witte
wanden Een kruis voorin. Opeens voel ik me prettig,
opeens weet ik, dat ik met God kan praten. Toen ik
naar Amerika ging, werd er zondags op het schip een
mis gelezen in een zaaltje. Die pater stond eerst in
zijn bretellen aan liet altaar en verkleedde zich. waar
iedereen bij zat. Hij had voor mij in zijn bretellen de
mis mogen lezen. Met dut ding aan leek hel veel minder
echt.
keus uit Het ene Jaar werd je enorm gepakt dom
Allerzielen Dat kcikhof met al die witte anjers. Dat
grijze weer, die biddende mensen. Maar ik herinner
me ook, dal ik in mei de grote wei achter het huis
inging Het gras stond dan hoog en je had de
margrieten maar voor het oprapen. Elk jaar bepaalde
moeder, wie het meialtaar mocht maken en als de
keus op jou was gevallen, dan wist je niet, of Je er nou
blij mee moesl zijn of niet. Ik ging ook vaak het
korenveld in, omdat daar zulke geweldige roole en
blauwe bloemen stonden.
Mei armen vol kwam je thuis en dan begon het feest.
Je pakte lege gistklslje* en bonbondozen en boven op
de toren kwam het nuaimandje van moeder, want dut
was rond en daar stond de madonna zo mooi op.
Als je klaar was, kwam moeder en die zei: „Zoe sjoen
hub lech 'I noch noels gezeen". Dat zei ze elk jaar, maar
dat deed aan je lints niks af.
En daarna was het bidden geblazen. De hele rozen
krans op Je knieën, totdat de wafels van de kokosmat
in je vel zaten. Neen, wij kregen de hemel niet cadeau".
Gouden aureool
Tientullen feesten
En vertel mij eens, wat Kerstmis ls zonder sfeer?
We gingen in Sillard altijd naar de b&gijntje», want
die hadden een kindje van was en dat leek net echt.
Er stonden enorme beelden omheen, maar die zag je
nauwelijks.
Thuis hadden we een grot, die we maakten van grijs
papier. In tien minuten was le klaar, je maakte enorme
proppen en trok die weer uit elkaar. Dat vond je als
jongen geweldig.
Toch was Kerstmis voor ons niet het hoogtepunt
van het jaar. Wij hadden de beschikking over tien
tallen feesten en daar maakte je op je dooie gemak een
Een glimlach waait langs zijn king-sl/.emond. Toon
in Hilton. Toon in Zandvoort. Straks op Broadway.
De showmachine loopt al, de agenten berekenen koorts
achtig hun kansen, de kardinalen hebben zich ln
conclaaf teruggetrokken 0111 de mammon een nieuw,
gouden aureool van waardevaste dollar» te govon.
„Het 1* net een trein, die onder stoom staat", zegt
'loon, „In februari begint hij langzaam Ie rollen, fierst
ln de provincie, dan in de wat grotere sleden. Daarna
wordt pas besloten, of hij door mag rijden naar
New York. De schrik slaat me wel eens om mijn hart,
als ik lees, welke grote produktics zonder meer de mist
ingaan. Net Is David Merrick nog gestopt met een
musical. Hij was er mee on the road, maar het ding
sloeg niet aan. Vijfhonderdduizend dollar naar de
knoppen".
Naast hem op het bijzettafeltje ligt nog steeda
de eeuwigheid. Het i* een hele troost voor een
jongen uit processieland, die weet, dat hij de
hemel van Broadway niet cadeau krijgt.
i