Achelse kluis Trappisten richten oog op de toekomst ongebanderolleerd naar kerstnummer 1967 „Achelse kluis", wijst het bordje aan. Het staat onopvallend laag bij de grond. Wie niet zoekt zal het niet vinden. De weg slingert door bruin Brabants land, een laatste restje voor de hier denkbeeldige grens met België en daar treft men toch nog twee verloren douaniers. Er is geen mens te bekennen verder, zeker niet degenen, die zij kennelijk op het waakzame oog hebben. „Als u niet verder gaat dan de kluis, mag u wel doorgaan. Nog iets aan te geven?" Dat is er niet. Wat zou je hebben aan te geven als je op bezoek gaat in een trappistenabdij? Goed, er is eens iemand geweest, die een hoe veelheid boterhammen met spek meebracht, om dat hij vreesde niet voldoende te eten te krijgen. Maar wie die en andere vrezen niet heeft, laat de luxe thuis en mag ongebanderolleerd naar binnen. Voor de rest ia er stilte. Het rimpelloze oppervlak daarvan wordt danig in beweging gebracht wanneer men aan een ijzeren handvat trekt, dat aan de gevel zit. Een bel als die van een draaimolen begint te lulden. Veel te hard, zo dadelijk zal 'een forse reactie volgen van verstoorde inwonenden, maar het enig effect is het verschijnen van de portier. De rust zelve. Hij is in de abdij grotere klokken gewend. Binnen is de rust weer rimpelloos. In deze tijd van het jaar zijn de talrijke zomergasten verre. Ze zijn nu elders vlijtig bezig de spanningen en de neuroses op te doen, die zij in het komend seizoen hier weer zullen proberen kwijt te raken. Een aardleiding met omgekeerde werking, een ontlading van beneden naar boven. De geschiedenis van Martha en Maria in krachtig versterkte proporties. De een bekommerd om vele zaken, de ander alleen maar kijkend en luisterend, maar niettemin het beste deel verkozen hebbend, 'n evangelische raad, die men „buiten" kennelijk in de leven bepaalt, 121 jaar al in Achel, een schakel in de keten, die begint in grijze tijden, bijna van den beginne af. Dat grijze ligt als een sluier over het leven van de monniken, ondoorzichtiger gemaakt nog door de beslotenheid waarin het zich afspeelt en helemaal ondoordringbaar voor het oog, dat niet over de röntgenstralen beschikt, die de kern blootleggen. „Godservaring" Een groep beschouwende monniken heeft het de bisschoppensynode te Rome in september nog laten weten in een wat deftig klinkende boodschap „Van de ene kant is 't contemplatieve leven in onze kloosters niets anders dan normaal christelijk leven, maar dan christelijk leven ln omstandigheden, die de „Godservaring" bevorderen. Men kan spreken van een specialisatie van de godsverhoudingen, die ons in staat stellen op dit terrein te getuigen. Van de andere kanthet is geen vluchten van de wereld of weglopen van zijn broeders, als de contemplatief zich terugtrekt uit de wereld; hij blijft immers met heel zfln wezen geworteld in de grond van zijn herkomst, waarvan hij de schatten heeft meegekregen en waarvan hij de noden en verwachtingen tracht mee op te nemen. Het ls integendeel, om zich dieper te bezinnen bij de goddelijke bron, waaruit alle krachten, die de wereld voortstuwen, hun oorsprong vinden en om in dit licht de grootse toekomst van de mens te verstaan". Gaande door de lange gangen van het gastenverblijf stoot men dan op de kok, die zegt dat het hem wel goed uitkomt, dat het niet zo druk met gasten is, omdat hy nog bakken moet voor de communiteit vanwege Kerstmis. En dat illustreert dan op zijn manier de woorden uit de boodschap van de monniken, dat de contemplatief „immers met heel zijn wezen geworteld blijft in de grond van zijn herkomst". Het zich dieper bezinnen by de goddelijke bron houdt blijkbaar geenszins ln het moeiteloos ontstijgen uit de aardse werkelijkheid. Wel betekent het blijkbaar het zich in eenvoud daarin bewegen, het relativeren van de eigen persoon en het daarmee gepaard gaande verliezen van wat de een pretenties en de ander capsones zal noemen. Levensopgave Althans zo ervaart men dat in de ontmoetingen, die men te hooi en te gras heeft, maar niet daarom hebben de monniken voor het contemplatieve leven gekozen. Pater Amandus Bussels, mij van hogerhand toegewezen als gids door gebouw en geest van de abdij, zegt het aldus „De^apntemplatieven hebben., de taak de ïlturgische eredienst dalgelijks bijzonder te vieren, namens de gehele kerkgemeenschap. z(] zljh' dë vrijgestelden, wier levensopgave het is God te beschouwen en te loven om Hemzelf. zy doen dit ook in bewogenheid met het lot en de moeilijkheden van hun medemensen, bij een deel waarvan zy zich ook aansluiten by hun 'liturgievieringen 's zondags in één grote hymne van het godsvolk aan de Vader. Als u dan vraagt naar de sociale taak van de monniken dan ls dat voor alles een kerkelijk-sociale taak, hoewel dienstbetoon aan de medemens ook niet wordt verwaarloosd, zoals kan blijken Uit het openstellen van hun kerk en gastenhuis voor bezinning". Pater Amandus, grys, behulp- en minzaam en even actief als contemplatief, levert onbewust zelf de bewyzen voor die byzondere viering van de eredienst door geregeld zich te excuseren. Hij is een van de zestig paters en broeders van de communiteit „for whom the bell tolls" vele malen per dag. De bezoeker ontgaat het nachtofficie, omdat de natuur hem om kwart over vier in een contemplatie van geheel andere orde heeft gedompeld, maar voor de rest van de dag is hij er oorgetuige van, dat de klok de communiteit herhaaldeiyk ter kerke roept de lauden, de hoogmis, de terts en de sext, de nonen, de vespers eü tot slot de completen, die inderdaad de dag om negen uur vol maken, gevuld als hij nog meer is met arbeid, lezing, meditatie, gebed, de maaltijden ook nog en wat verder aan de orde komt. Arbeid op het land ls er nauwelijks of niet meer by. „Vroeger", zegt pater Amandus, „kon je een hele lij monniken naar het veld zien gaan. Mechanisatie Dat heeft geen zin meer. Het werk is nu zo gemechaniseerd, dat één broeder by wijze van spreken de zestig tot zeventig hectare voor zyn rekening neemt. En verder zyn er arbeiders voor de zeven- tot achthonderd varkens en de zeventig tot tachtig melkkoeien. We hebben ér trouwens de mensen niet meer voor". De oudere paters kunnen nog even in de sfeer van het agrarisch bedrijf blijven wanneer zij de aardappelen schillen voor de communiteit, zy het niet de een miljoen kilo, waaruit de oogst dit jaar te overvloedig bestond. De abdy kan verder draaien op Inkomsten uit een kleine industrie van (boen)was- en poetsprodukten, geleid door een leek, de boekhouding verzorgd door de paters. Er is de laatste jaren veel veranderd. Het trappistenleven van nu verschilt veel van dat van tien jaar geleden. Bezoek van familie is vrij, de correspondentie wordt niet meer geopend en de scherpste kanten van het monnikenleven zyn bygevyid. Dat ls aanpassing, maar nog geen vernieuwing, die verder gaat en niets meer of minder vraagt dan dit: „Met Schakel in de keten, beginnend in grijze tijden behoud van de eigen aard van elke instelling moeten we de oude, rijke tradities vernieuwen en die zodanig aanpassen aan de huidige noodwendigheden van de zielen, dat onze kloosters als het ware levende centra worden tot opvoeding van het christenvolk". Binnen de orde ls men al enkele jaren ernstig bezig met het overleg. Meermalen zijn er samenkomsten geweest van de acht abten en twee abdissen van de evenzovele abdijen in het Nederlandse taalgebied, er zyn theologische studiedagen geweest voor een aantal monniken en in juli van dit jaar nog hebben negenentwintig jongeren uit 't Nederlandse taalgebied in het Belgische Westmalle hun eigen tweedaagse bijeenkomst gehad, waarby zy zich konden bezinnen op hun situatie. Maar de breedste en diepste bezinning binnen de orde is ongetwyfeld veroorzaakt door de voorbereiding op 't generaal kapittel, dit jaar in mei in het moederhuis te Citeaux bij Dijon in Frankrijk gehouden. Ieder lid van de orde kon aan die voorbereiding meewerken. Aan allen was een vrageniyst voorgelegd, handelend over zaken als gebed, koor, armoede, versterving, bestuur en wat men zelf verder ook maar te berde zou willen brengen. Van de vyfhonderd religieuzen uit de tien Nederlandstalige eisterclënzerabd ij en acht voor monniken en twee voor monialen verleenden er driehonderd hun medewerking. Hun antwoorden le verden niet minder dan 725 gestencilde vellen op, samen gevend een zo niet volledig dan toch in elk geval een zeer rijk geschakeerd beeld van het denken binnen het Nederlandstalige deel van Stilzwijgen Als de achterban van alle vijfen zeventig oversten, die in generaal ka pittel bijeen waren, dezelfde grondig heid hebben nagestreefd, dan konden zy beslagen ten ijs komen. In elk geval is men gekomen tot. een beleidslijn, die voor de toekomst van de orde van verstrekkende betekenis kan zyn. Tot verwondering van de trappisten en on getwijfeld ook een beetje tot hun teleurstelling heeft alleen de van ondergeschikt belang zynde bepaling over het stilzwygen de kranten kunnen halen. Dat de eeuwige zwyger mocht spreken, was kenneiyk spectaculair. Inderdaad was de zwygpllcht een strenge regel, maar zo eeuwig zweeg de zwijger toch. ook weer niet. Ook binnen de abdyen werd het leven ingewikkelder en kwam men met de gebarentaal niet meer toe by het groeiend aantal noodzakeiyke con tacten ter regeling van alles en nog wat. De oplossing daarvoor waren spreekpermlssies door de oversten, maar het aantal nam dusdanig toe, dat het generaal kapittel besloot een proef te nemen met een algemene spreek- ftfmiMO, ta die eta, dat man elkaar zonder meer noodzakeiyke medede lingen kon doen, met uitzondering van de tijd tussen negen uur 's avonds en zeven uur 's ochtends en voor die plaatsen waar de gehele gemeenschap pleegt samen te komen. Daar moet men zich van tekens blijven bedienen, hoewel schrijven ook nog wel eens helpen wil. Uiteraard is het zwygen geen doel op zich. Het is er om wille van de stilte, die nodig is, zoals Benedictus het zegt „om waarlijk God te zoeken" Volwassen Wat in de proef van het generaal kapittel van werkeiyk belang is, is dat de verantwoordeiykheid voor het in acht nemen van de regel van het zwygen nu by de monnik wordt gelegd. Hy wordt als het ware als volwassen beschouwd nu. De geest komt naar voren, de wet treedt wat terug. In de top van de orde vraagt; men zich af of de vele wetten en observanties wel zo effectief werken. Men heeft by het generaal kapittel in mei in principe besloten de proef eens op de som te nemen en de wetten en observanties eens wat kritisch te gaan bekyken op hun effect naar het ideaal de mon niken helpen om in volledige uitbloei van zichzelf een ideale christen gemeenschap te vormen, geheel gericht naar de dienst van God. Dat houdt ruimte voor voorzichtige proef nemingen in in de richting van minder strakke eenvormigheid, matiger zyn by het regelen van het dageiyks leven, meer ruimte voor individueel leven en verzachting van de ascese. Het gaat by deze proefnemingen niet ofn dwang, maar om een uitnodiging en wil een abt tot een experiment komen, dan zal hij de instemming van tweederde van de monniken moeten hebben. Dat alles is misschien wel een afwijken van de traditie, maar geen loslaten van de geest van de Heilige Benedictus, die in zyn regel de abten de vrijheid laat de zaken anders te regelen dan de regel voorschrijft. de visie van pater V. Walgrave O.P., die hy onlangs voor de communiteit heeft ontvouwd. Hy ziet wel nieuwe uitzichten voor het beschouwelijk leven, zyn argument is interessant. „De huidige generatie met haar hori-4 zontaal open en dialogale houding", zo zegt hij volgens het verslag, „staat in vele opzichten dichter bij het patris- tische mensentype dan het type uit de moderne tijden". En onder die moderne tijden wordt dan verstaan de periode beginnend by het jaar 1400 en eindigend by het jaar 1960. Dat wettigt de vraag of vele elementen uit het monastieke kader, dat in grote lijnen afkomstig is uit de patristische pe riode, niet opnieuw sprekend zullen zyn voor de huidige mens. Het ant woord kan ja zyn, mits de open ont- MONASTIEKE LEVEN BOEIEND GENOEG VOOR JONGE MENSEN vangende houding, die nu op het men selijke vlak aanwezig is, zich zal door zetten op religieus vlak. En er is nog wat het leefpatroon van de kloosters wordt nog sterk .bepaald door de spi ritualiteit van genoemde moderne pe riode, De jonge mens voelt zich daar door echter niet meer aangesproken. Het grote gevaar is, dat de jonge men sen 't gehele monastieke leefpatroon als zodanig gaan zien en de kans is niet denkbeeldig, dat men door deze indruk niet heenkomt en zo het hele monas tieke milieu als „afgedaan" be schouwt. Dat zou spijtig zyn, zegt pater Walgrave, want het monastieke leefkader bevat veel elementen, die beantwoorden aan de diepe behoeften van de huidige generatie, zoals het gemeenschappeiyk gebed, het gezamen lijk geesteiyk groepsgesprek en de bybellezing. Volkstaal De gedachtengang schynt wel parallel te lopen met die van het generaal kapittel en zyn uitnodiging tot voor zichtige vernieuwing, die in Nederland overigens voor die tyd al aansprak, getuige by voorbeeld de werkgroep van de verschillende abdijen voor da liturgie in de volkstaal, ook voor wat het koorgebed betreft en die al op meer dan een gebied geleid heeft tot het gebruik van Nederlandse teksten. Trouwens, het concilie heeft de kloosterorden gevraagd over twee of drie jaar met een meer definitieve stellingname ten opzichte van de ver nieuwingen te komen. Te snel, zeggen sommigen. Te laat, zeggen anderen en zelfs zijn er trappisten gewèest, die menen, dat de vernieuwing niet meer haalbaar is. Dat heeft tot uittredingen geleid en/of tot enkele experimenten binnen of buiten de orde. Mag de abdy, die in 1946 is gebouwd voor 150 bewoners, momenteel te groot zijn voor de zestig paters en broeders, het gastenverblijf, teken van durende belangstelling, komt door het jaar aardig aan zijn trek. Men biyft naar Achel komen, hetzij als religieus, hetzy als leek. Jongeren En de jongeren ontbreken geenszins onder de belangstellenden. Vorig jaar kwamen, ter voorbereiding op Kerst mis, zestig Nederlandse militairen uit Eindhoven een oecumenische gebeds oefening houden. De legerpredikant las het kerstevangelie voor en hield de predikatie. En in de kerstnacht, terwijl driehonderd gelovigen in de kerk de geconcelebreerde nachtmis meevierden, vierde in de bijgebouwen een groep verkenners de eucharistie, na een tocht ter kluize door de nacht. En dit jaar zijn het zestig jonge landbouwers, die ter voorbereiding van het kerstfeest de avondmis in de abdijkerk zullen vieren, gevolgd door het Nederlands avond gebed van de monniken. Maar het is niet alleen met Kerstmis, dat de jongeren komen. Eens in de maand, door het jaar heen, komt er bezoek van scholen in de abdij ter oriëntatie bij de monniken. In plaats van de godsdienstles. „Dat is aan het groeien", zegt pater Amandus. „Het komt niet van ons. Het komt van de buitenwereld. In de jongere mensen is er duidelijk behoefte aan bezinning. Alle oude rommel zijn ze kwyt, ze hebben niets meer. En met niets kun je niet leven". Roepingen Het generaal kapittel heeft by dit alles ongetwijfeld het oog gericht op de toekomst. Het aantal roepingen is dun gezaaid. „Ja, 'het aantal roepingen is in de laatste dertig jaar gehalveerd", zegt pater Amandus. „Maar helemaal onverklaarbaar ls dat niet. Hoeveel meer mogeiykheden tot levens vervulling zijn er niet voor jonge mensen ontstaan. Er zyn ook wel eens meer vrij lange perioden geweest, dat er geen novicen waren. Bovendien ge loof ik, dat acht cisterciënzerabdijen voor het Nederlandstalige gebied rij- keiyk veel ls". Hy heeft lectuur verschaft ter in structie en voor de lange winteravond, want weliswaar moet er ergens een televisietoestel staan, maar er wordt zelden naar gekeken. Het tydschrifl heet ^Abdyieven" en daarin vindt men Vernieuwing niet voor gesloten deur

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 12