TOM JONES HARVEY SCHMIDT de rode milaan ZATERDAG 9 DECEMBER 19#T Briljante musical makers i „The Fantasticks" en „Ja, ik wil" In de commercieél en artistiek zeer levendige musical wereld van New York nemen tussen alle sterren, producers, tekstschrijvers en com ponisten Tom Jones en Harvey Schmidt een tamelijk uitzonder lijke positie in. Hun werk is wat de hoeveelheid betreft, tamelijk be perkt: tot nu toe verscheenen drie musicals van hun hand, waarvan de eerste reeds zeven jaar geleden uitgebracht werd. „The Fantas** ticks"; „110 in the Shade" en „I Do! I Do!".zijn echter grote successen. De eerste van de drie loopt sinds mei onafgebroken in een theatertje in dat gedeelte van New York, waar de meeste kleine (Off Broadway) theaters te vinden zijn: Greenwich Village. Al acht jaar lang: Men heeft de dankbare musical gespeeld in vrijwel alle plaatsen van de V.S.; het stuk wordt op High Schools en Colleges door studenten gedaan. Zeer veel acteurs en actrices in de V.S. kunnen zich erop beroemen ooit een rol gespeeld te hebben in een of andere voorstelling van „The Fantasticks". Zoals alle musicals, die Jones en Schmidt schreven, is „The Fantas ticks" gebaseerd op een toneelstuk met niet geringe kwaliteiten. In dit geval is het „Les Romanesques" van Rostand, een charmante romantische komedie, waarvan het karakter in de bewerking nauwkeurig is gehandhaafd. Het is een geschiedenis van een jon gen en zijn buurmeisje, die verliefd worden op elkaar. In hun liefde wor den zij tegengewerkt door de weder zijdse vaders, die zover gaan, dat zij een muur bouwen tussen de twee tui nen. Door die belemmering wordt de verliefdheid alleen maar heviger. Ten slotte besluiten de vaders zelfs het meisje te laten schaken door een be roepscharmeur, die allerlei soorten van schakingen kan leveren aan zijn klanten. Uiteindelijk is .er natuurlijk een gelukkige afloop, wat de vaders trouwens al die tijd gehoopt hadden. Jones en Schmidt hebben een geraffi neerde en frisse vorm gevonden voor hun bewerking. Er is een vei-teller (en dat is in dit geval geen zwakheid), die ook de rol speelt van de beróeps- verleider. De vaders worden sterk ge typeerd in hun aandacht voor hun hob by: de tuin. Twee figuren zijn toege voegd aan het stuk: een paar acteurs op hun retour, die in allerlei rollen optreden. Zacht lyrische en zeer komi sche momenten wisselen In een goede verhouding. Er is prachtige muziek voor piano en harp. Alles bijeen roept The Fantasticks, zoals hij in New York in een bijzonder klein theater vertoond wordt, een zeer breekbare sfeer op, die voor een musical op zijn minst een grote verrassing kan wor den genoemd. In New York is „The Fantasticks" ge- regisseerd door Word Baker, die er grote faam mee verwierf. Voor het to neelleven in de stad ia het niet zo maar een voorstelling meer, maar een instelling, „an institution" zoals ze het zelf noemen. Acteurs wisselen, maar komen toch steeds wel eens te rug in het Sullivan Street Theater, waar per avond f50 fnensen kunnen komen kijken. De beperkingen, die het kleine theater aan de voorstelling op legde zijn pluspunten geworden. Er was hier zelfs geen podium. Het pu- ,+bliek zit cirkelvormig om een klein speelvlakje, dat niet verhoogd is. Er is totaal geen decor, een vuil-wit doek, waarop „The Fantasticks" staat geschreven kan als achtergrond wor den dichtgetrokken. Er is een figu rant, die soms de maan ophangt, met vooruitgestoken arm de muurtussen de tuinen voorstelt, een tak ophoudt, die het bos voorstelt of met wat ge strooide confetti sneeuwval sugge reert. Er wordt weinig gedanst, alle muziek Is gedempt, teer. Nergens is iets terug te vinden van de gebruike lijke luidruchtigheid en oorverdoven de shownummers, die onverbrekelijk deel uitmaken van de grote musical voorstellingen. Berend Boudewijn regisseert deze voorstelling momenteel bij de Nieuwe Komedie, waarvoor het een ideale mu sical is. Henk van Dijk heeft de mu zikale leiding; Mary Wagenaar en Lex Schoorel spelen de hoofdrollen; Nicolaas Wijnberg ontwerpt decors en kostuums. In deze versie heeft men gekozen voor een orkestbezetting van vier man, maar verder blijkt uit de aankondigingen dat Berend Boudewijn tamelijk getrouw blijft aan de origine le Amerikaanse voorstelling, die in zo belangrijke mate bepalend is geweest voor de faam van ,,The Fantasticks". geïntroduceerd in Nederland Première op 30 december a.s. in het Paviljoentheater, Scheveningen. Zoals bij hun eerste musical bleven Jones en Schmidt goede stukken, die door vele opvoeringen hun kwaliteit bewezen hadden, kiezen als uitgangs punt voor hun musicals. ,.110 in the Shade", hun tweede werkstuk, baseer den zij op ,,De Regenmaker" van N. Richard Nash, dat bijzonder vaak ver toond is, ook in Nederland. Het stuk speelt in een klein plaatsje in het westen. Deze musical werd niet zo'n groot succes als de eersteling van Jones en Schmidt, maar naar Neder lands idee was er toch een respecta bele reeks voorstellingen, zowel in New York als in Londen. In de Amerikaanse musicaltraditie is het overigens helemaal niet ongebrui kelijk dat schrijvers en componisten hun basis vinden in en bestaand stuk. Loewe en Lerner bewerkten Shaw's Pygmalion", tot ,,My Fair Lady" om maar een voorbeeld te noemen. Maar het' nieuwst van Joneg en Schmidt is het feit, dat zij volledig trouw bleven aan het wezenlijke van hun uitgangs Op 30 december a.s. brengt De Nieuwe Komedie de première van de musical „The Fantasticks"; twee dagen later (nieuwjaarsdag) gaat bij het Nieuw Rotterdams Toneel de eerste Nederlandse voorstelling van „Ja, Ik Wil!", ook een musical. Met deze twee reprodukties worden twee tamelijk, jonge, briljante Amerikaanse musiclschrijvers geïntrodu ceerd: Tom Jones en Harvey Schmidt punt. Ze bewerken wel, veranderen, voegen veel toe, maar de sfeer wordt daardoor alleen versterkt. Bij ,,My Fair Lady" was er iets heel anders gekomen; bij de vele werkstukken van Rodgers en Hammersteln evenzo. Jones en Schmidt zijn daarmee verge leken in artistiek omzicht veel sterker. Een jaar geleden op de avond van vijf december) ging bp Broadway de première van de tot dusver laatste mu sical van de heren. „I Do! I Do! Grote sterren bezetten de twee rollen: Mary Martin en Robert Preston. Mary Mar tin is de fabelachtige comédienne voor wie Rodgèrs en Hammersteln de vrouwelijke hoofdrol in „The Sound of Music" schreven (Maria von Trapp). Robert Preston maakte zijn naam in de hoofdrol van de musical „The Mu sic Man". Samen spelen zij de ge schiedenis van het huwelijk van Ag nes en Michael, van de eerste trouw dag tot de dag waarop zij vol weemoed afscheid nemen van hun huis en hun slaapkamer, waarin alle scenes zich hebben afgespeeld. Inderdaad, „Het Hemelbed van Jan de Hartog heeft dit maal als basis gediend. En Jones en Schmidt hebben een briljantè bewer king gemaakt, waarbij zij feilloos de sterke scenes uit het stuk intact lieten en in plaats van de zwakkere momen ten, die het Ook telt, liedjes lieten ko- kocht, heeft de mlsical- bewerkers de kans ge geven op uiterst origi nele wijze te werk te gaan. Het orkest zit niet op de gebruikelijke plaats ln een bak tus sen publiek en toneel, maar onzichtbaar ach ter op het toneel. Daar door is een zeer Intiem contact tussen publiek en auteurs mogelijk, dat voor deze musical heel belangrijk 1b. Er zijn zelfs treden aan gebracht, waardoor de spelers tot bijna in de zaal kunnen komen. Vernuftige technische wonderen dragen bij h tot vele verrassingen. Het hemelbed komt af en aan rijden op eigen kracht; het decor ver dwijnt soms volledig; er is een schitterende scene waarin de vader voor zijn pasgeboren zoon speelgoed aan draagt. Binnen enkele seconden staat het to- ,neel helemaal vol speelgoed en daarna is binnen eenzelfde korte tijd het toneel weer helemaal ontruimd. Het slot (wanneer de echte lieden vergrijst him huis verlaten) wordt aangekondigd doordat twee tafeltjes uit de to neelvloer komen op rijzen waarop schminck- dozen staan. Vóór de ogen van het publiek, terwijl zij tekst hebben, maken de man en de vrouw zich oud door wat schmlnck en een pruik. Zo zit de voor- L. stelling vol geraffineer- ||j de verrassingen, die de charme van de huwe lijksgeschiedenis ten goede komen. De voorstelling bij het R| Nieuw Rotterdams To- neel staat onder regie van Johan Greter, die straks ook „De Man van La Mancha", een andere musical van I Amerikaanse huize, zal ensceneren. Annet Nleu- „.la, ik wil" is een bewerking van Jan de Hartogs „Het wenhu.vzen en Eric Hemelbed", dat in deze voorstelling (met Annet Nieu- Schneider, belden be- wenhuizen en Eric Schneider) z(|n hemel verloren heeft. duidend jonger het verhaal van het volwassen worden In Nederland verschijnen ieder jaar opnieuw vele ver talingen. Zij zijn van nogal uiteenlopende waarde en hun succes is niet altijd evenredig aan die waarde, de slechtste gaan soms het best. Uiteraard ligt dat meestal niet aan de vertaling op zich. maar aan het oorspron kelijke werk en de lezer. De vertalingen zijn soms bar slecht. Sommige uitgevers zien daar niet zo op toe. soms omdat ze er niet zo best voor betalen. Andere uilgevers doen dat wel. Zo zijn er bji De Bezige BU te Amsterdam uitstekende vertalingen verschenen van nogal uiteenlopende aard uit de literatuur van het ver leden, zowel als uit de tegenwoordige tijd. Er verscheen by De Bezige Bij bijvoorbeeld Een liefde van Swann van Proust, De zangen van Maldoror van de Comtc de Lautréamont, door sommigen zeer geprezen, door an deren een aansteller geacht, van Jean Genét kwam bü De Bezige Bij uit zijn Dagboek van een dief. Onze Lieve Vrouw van de bloemen en zijn verzamelde toneel stukken met De meiden en De negers, toneelspelen van Jean-Paul Sartre en van Harold Pinter, Tanizaki's Liever nog op de blaren en Donleavy's De rosse bietser, de verhalen van Adam Higgins in De hand aan zichzelf, de roman der ontluistering, onverbiddelijk, maar niel zonder humor: Molloy van Samuel Beckett, van wie ook verschillende toneelstukken verschenen. De Bezige Bij heeft nu contact opgenomen met een andere uitgever om dit werk te kunnen voortzetten in een nieuwe reeks. De eerste delen verschenen daar reeds van, ditmaal ook een boek uit het Duits vertaald. Hoe vreemd het lijken mag, gezien de taal, de nieuwe Duitse literatuur is hier betrekkelijk weinig bekend, enkele auteurs als Böli en Giinter Grass daargelaten. Peter Faecke toonde in zijn eerste roman duidelijk invloed van Günter Grass, maar in de tweede, Der rote Milan., die nu vertaald verscheen, is hij geheel zichzelf geworden. De rode Milaan, door Hermien Manger be paald voortreffelijk vertaald, is een door en door Duits boek. Men komt er in de plaats Gindenhal en omgeving en die worden zo beschreven, dat men zich al lezende in zo'n Duitse plaats bevindt en tussen Duitse mensen, die door de verteller onverbiddelijk van buitenaf ge karakteriseerd worden, maar niet zonder sympathie Men zou De rode Milaan of De rode kiekendief een be kentenisroman kunnen noemen, maar het gaat in de roman niet zozeer om de verteller, het gaat vooral ook om die plaats en die mensen en om wat alle mensen eens gemeen hebben: de jeugd. Men heeft het boek met de Avonturen van Huckleben Finn van Mark Twain vergeleken, een van de grootste romans over de jeugd ooit geschreven. Die vergelijking is niet onjuist. Ook Peter Faecke of zijn verteller heeft diezelfde nuchtere kijk op mensen en gebeurtenissen, die liefde voor het detail en voor het adembenemende avontuur en dat gevoel voor de dramatiek van de jeugd De verteller is bij de aanvang van het boek negentien jaar oud. Hij staat in de buurt van de plas van Matjes Locb en hij bemerkt dat er iets bijzonders aan de hand is. De berken en de dennen bij Matjes Loch zijn leeg. Ze zijn anders bevolkt met mussen. De hartmachine van de verteller begint harder te werken. Het lijkt wel of hij zes jaar jonger is en dan opeens begrijpt hij de snellere slag van zijn bloed. „Daar op die dennetgk zit-ie, die hazen- en kiekendief, de schrik van de mussen, daar zit een rode milaan je aan te koekeloeren De hartmachine liet me geen tijd. Ik kon niet eens aan angst denken, kon niet eetis denken ze. mogen je niet snappen, de yankees, de lommies, of die blaaskaken van Fransen. Met je kleine kaliber geweer en je negentien jaar zien ze je anders voor de laatste weerwolf aan ook al leven we in I9J/7 en heeft de laatste weerwolf al twee jaar geleden in het zand moeten bijten". De rode milaan is daar echt in di.e boom en hij koeke loert, maar hij is tevens een symbool, een situatie, du- door de verteller als beklemmend, benauwend, als pijn lijk ondergaan wordt, maar tevens, in al die angst, als behaaglijk. De rode milaan lijkt op degene in het ver haal, die tot alles aandrijft, tot de ruzies in het open luchttheater, tot het wegkapen van de wagen, tot. dc- avonturen waarin nog de tweede wereldoorlog door klinkt en die allen tegelijk zeer precies en niettemin onbestemd worden verteld „En natuurlijk sloeg MagOsch terug. En natuurlijk formeerden zich daarop, als een snel opstijgende gistend opzwellende en zich eindelijk leeg gietende regenwolk, TWEEDE ROMAN VAN PETER FAECKE de anderen op het toneel en hand in hand werkten: Bulli Kohier Horst Eisenhut en Volkert Speidel; krabbelde gauw overeind Qunther Gudr; deelde intussen flinke klappen uit Niemeier; gingen bovendien meedoen Heini Kauffeld Fritz Qürtelmeier de lange Sohröder en Gerd Raabe Men ziet alles duidelijk, overduidelijk, maar men be grijpt niet alles, omdat de verteller voel bekend ver ondersteld wat we toch niet weten en omdat hij zelf niet alles begrijpt, speciaal niet wat de nartdrijver Paultje Mischlik, die dezelfde rode plekogen heeft als de rode milaan, als de kiekendief, vertelt. Paultje Mischlik, de uitdager, weet namelijk alles van de volwassenen en dc- seksualiteit en grijnslachend kijkt hij toe, koekeloert hij hoe de anderen do kennis, waarin hij hen laat delen, verwerken. Hij is degene die over wonnen moet worden en in het laatste avontuur, het avontuur met de wagen en het pattrd, wordt hij over- Toen ik van de bok omhoog keek naar de gunt gevels weet ik waarom, stak dc zon me in dc ogen. Het demi pijn, ilc Iceck weer naar het trottoir, weer naar Paultje, naar de vlammende pukkels. Wij keken hem aan, hij Iceck ons aan, hij stond op het trottoir, wij zaten op do bok, niemand schoot iets te binnen en ik wist onkel de tijd van de speelgoedkist, de tijd van dc knikkers is voorbij: net zo voorbij als het nu hier bij Matjes Loch onder de dennetak van de milaan voorbij is". De radeloosheid van toen komt bij deze ontdekking of herontdekking nog sterker op dan destijds, maar de verteller weet nu wat die was, het pijnlijke volwassen worden, geen aangename, maar een onweerhoudbare groei, die door Peter Faecke ip al zijn gecompliceerd heid recht wordt gedaan in een sterk beeldende stijl en met een uiterste fijngevoeligheid. JOS PANHUIJSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 11