Prins Maurits
OMSTREDEN FIGUUR IN DYNASTIE
EN NATIONALE GESCHIEDENIS
LEIDEN HAD HEM ALS STUDENT
y'Mj
hti /-
ÏU
H uirïfth
ji^iiy 'AaLus
'U
s
v* u
'tl
In Noordwijk herinnering aan
eerbiedwaardige kruidenculiuur
KWEKER CASPERS ZET
OUDE TRADITIE VOORT
ZATERDAG 2 DECEMBER 1967
PRINS MAURITS, wiens vierhonderdste geboortedatum op
13 november jongstleden kon worden herdacht, is in onze dy
nastie en nationale geschiedenis een wat omstreden figuur.
Speciaal de Oldenbarnevelt-tragedie van 1619 heeft hem in de
natie van toen en thans in discrediet gebracht. Toch zal niemand
dié enigszins met de geschiedenis van zijn tijd op de hoogte is
hem de roem en de eer ontzeggen, dat hij het is geweest, die in
de beroemde „Tien Jaren" (1588-1598) door zijn militair genie,
zijn moed en beleid, zijn toewijding aan de zaak der natie, Neder
land voor een groot deel heeft verlost van de Spaanse tyrannie.
Hij is voor zijn tijd geweest de schepper van een moderne strijd
macht, een beproefd veldheer, een tacticus en strateeg, die in
zijn dagen zijn weerga nauwelijks had, evenknie van Parma en
Spinola, redder van het vaderland in een der hachelijkste tijds
gewrichten. Maar door zijn persoonlijke eigenschappen moest
Maurits het afleggen tegen zijn vader, prins Willem van Oranje,
en zijn jongere broer Frederik Hendrik. Zij hebben zich bij het
volk van toen en later veel beminder gemaakt dan Maurits en
onze eminentste biografen hebben zich dan ook wel op Willem
en Frederik Hendrik, niet op Maurits geworpen.
SECRETARIS JAN VAN HOUT HAD MET DEZE
ORANJE VEEL OP
EN SCHREEF ONS EERSTE RIJMLOZE VERS
Met Leiden heeft prins Maurits
vooral in zijn jeugdjaren nau
we relaties gehad. Hij is er student
geweest aan de door zijn vader ge
stichte universiteit; hij heeft er ge
leerden gevonden, die hem nader
hand van raad en voorlichting dien
den en een dichter als Leidens
secretaris Jan van Hout prees Mau
rits in een gedicht, toen deze in
het begin van zijn militaire loop
baan zulke schitterende successen
had behaald. Dat was in 1594 na
de verovering samen met graaf
Willem Lodewijk van de stad
Groningen. Dat gedicht is daarom
zulk een merkwaardig letterkundig
produkt, aangezien het 't eerste
Nederlandse rijmloze vers was. Hoe
hoog Van Hout weg liep met deze
Oranje, toen nog graaf van Nassau,
kapitein-generaal en admiraal der
Unie, blijkt reeds uit de volgende
woorden uit „Onrijmich Vreuch-
den-liedt ter verwelkoming" van
de prins:
S3Rv!rr^;'
„O Keyserlicke stam
Nassauwen, gy die van
Zo kleynen spruytselken
Een boom gewerden zijt:
Zo zien wij desen Held
Gebruycken zwaert en schilt,
Zoo dat alleen den strael
Van zyn gezicht, zyn stem,
Zyn glinsterende heimet
Ons crachten dwijnen1) doet".
Hi
geboren uit het tweede
1 huwelijk van prins Willem
van Oranje met Anna van Sak
sen op 13 november 1567 in het
stamslot Dillenburg. De prins
had met zijn gezin daarheen de
wijk moeten nemen, toen de
hertog van Alva op weg was
naar de Nederlanden om daar
op last van zijn koninklijke
meester Filips II een strafexpe
ditie uit te voeren.
Op de Dillenburg heeft Anna van
Saksen op 13 nov. 1567 't leven
geschonken aan haar derde kind,
Moritz gedoopt en ten onzent als
Maurits bekend. Eigenlijk de twee
de van die naam, doch de eerste
was een jaar daarvóór te Breda ge
boren en heeft maar kort geleefd.
Ook de tweede Maurits leek aan
vankelijk een zwak en ziekelijk
kind te worden. Dit was des te
erger, toen zijn moeder zich maar
weinig om het jongske bekommer
de. En toen de eerste veldtocht van
Oranje ter bevrijding van de Ne
derlanden mislukte (1568), die veel
van zijn privé-vermogen had ge
vergd, vestigde Anna zich te Keu
len. Hier en nog meer te Sie-
gen verviel zij van kwaad tot er
ger, waardoor prins Willem zich
tenslotte genoodzaakt zag tot schei
ding over te gaan.
De nu in feite verweesde Maurits
werd door zijn halfzuster Maria van
Nassau uit het eerste huwelijk van
de prins, liefderijk verzorgd, al
was zij toen nog maar vijftien jaar.
Met zijn Nassause neefjes van de
Dillenburg bezocht hij daar eerst
de hof school om vervolgens eerst
te Heidelberg en na 1575 te Leiden
te studeren. Wel bleef de bijzondere
zorg voor zijn gezondheid, 'n Open
wonde in de rug, die zich vooral
tijdens zijn studie te Heidelberg als
een pijnlijke en niet ongevaarlijke
kwaal openbaarde, gaf zijn omge
ving en vooral zijn vader Willem
grote zorg. Pas toen hij te Leiden
studeerde, genas de wonde en van
toen af werd zijn gezondheidstoe
stand aanmerkelijk beter.
Nadat het prinselijk gezin afwisse
lend te Delft, Breda, Geertruiden-
berg en Antwerpen woonde, toen
vele steden in Holland en andere
gewesten zich voor de prins van
Oranje hadden verklaard, Leiden
na een heldhaftige verdediging en
ontzet tot de bevrijde steden van
Holland bleef behoren, overwoog
de prins zijn zoon in de Sleutelstad
te laten studeren. Tijdelijk waren
de knaap enige aparte vertrekken
in het Bredase kasteel ter beschik
king gesteld, om zich daar onder
leiding van een gouverneur en zijn
hofmeester Melville voor universi
taire studiën voor te bereiden.
universitaire studiën in de
Sleutelstad. De Staten van Hol
land, Zeeland en Utrecht namen
de kosten daarvoor op zich, want
's prinsen particuliere geldmid
delen waren door de verbitter
de strijd tegen Spanje geslonken
tot een minimum, terwijl zijn
huisgezin in aantal sterk was
De mislukte aanslag op het leven
van de prins door Jean Jaurequy
in 1582 had mede het vertrek van
Maurits naar Leiden verhaast om
te voorkomen, dat hij anders zijn
studie aan een der Franse hoge
scholen zou voortzetten. In juli 1582
kwam de jonge student zich met
terwoon aan het Rapenburg vesti
gen in een huis, dat voortaan Prin
senhof heette, terwijl het verlaten
St.-Barbaraklooster voor de prins
van Oranje en zijn familie bleef
gereserveerd, zo vaak zij te Leiden
bij hun zoon wensten te verblijven.
Deze omstandigheid heeft de Sleu
telstad voor het eerst tot tijdelijke
residentie van de Oranje's ge
maakt.
Ongeveer twee jaren heeft Mau
rits samen met zijn neef Filips
van Nassau met veel vrucht te
Leiden gestudeerd. Van zijn va
der had hij een aanbevelings
brief, gericht aan de Senaat der
academie, meegekregen, die door
het college zeer hoffelijk werd
beantwoord. Wel waren er theo
logische twisten ontstaan, die
vooral de godgeleerde faculteit
nog al in beroering brachten,
doch Maurits had als student
daarvoor geen interesse.
De inschrijving van Maurits als stu
dent geschiedde bijna een jaar na
dat hij er al met zijn studie was
begonnen, namelijk op 19 april
1583. Vanaf juli 1582 was hij reeds
„in scientie (wetenschap) en ge
leerdheid opgetrocken". Die „ge
leerdheid" bestond uit verdere stu
die in het Latijn onder leiding van
de beroemde Justus Lipsius, aan
gezien de meeste colleges toen nog
in die taal werden gegeven. Doch
het waren vooral de wiskundige
wetenschappen, welke Maurits be
oefende en waarvan destijds te Lei
den Rudolf Snellius een der meest
gevierde docenten was. Vermoede
lijk volgde Maurits ook enige col
leges in de rechten, die werden
gegeven door professor Donellus.
Omtrent de studie van de „grave
van Nassauwc" zijn overigens wei
nig bijzonderheden bekend in te
genstelling met die van zijn jon
gere broer Frederik Hendrik, die
naderhand ook te Leiden studeer
de. Wat het toezicht op en de zorg
voor Maurits als Leids student be
treft, die waren wel nauwkeurig
omschreven met het oog op zijn vei
ligheid en de Senaat droeg in deze
een grote verantwoordelijkheid.
Men herinnere zich maar de ont
voering van prins Willems oudste
zoon Filips Willem uit Leuven in
1568. Maurits mocht dan ook niet
alleen, zelfs niet in het gezelschap
van vrienden naar het Katwijkse
strand gaan, in die buurt langs de
kust jagen of paardrijden, om hem
tegen ontvoering door de vijand of
verraders te vrijwaren.
Hij was toen nog te jong om zich
aan de geneugten van het studen
tenleven te geven, doch ook weer
geen zuurpruim om zich van alle
pretjes te onthouden. Hollandse
Staten verlengden in 1583 de toe
lage voor Maurits' studie nog eens
met een jaar. „lot vorderinge van
zijn onderhoudt in de Universiteijt
van Leijden".
Uit een brief van Maurits aan oom
Johan te Dillenburg (graaf Jan de
Oude) blijkt, dat hij ook in 1583
met plezier en voldoening zijn stu
die te Leiden voortzette.
afgebroken door het moordend
schot, dat Balthazar Gérards op
prins Willem had gelost De jonge
opvolger werd ijlings naar Delft
ontboden om met hem te spre
ken over de opvolging. Hij was
toen nog zestien jaar en de Rot-
tei'damse raadpensionaris Johan
van Oldenbarnevelt wilde Mau
rits toch, zij het dan voorlopig
in naam, de souvereiniteit over
drager), waartoe het bestuur van
de Maasstad in de Statenverga
dering het initiatief moest ne
men. Door het verzet van de
steden Amsterdam en Gouda
werd Oldenbarnevelt echter ge
dwarsboomd bij de uitvoering
van zijn plannen.
In elk geval moest Maurits nu, on
gaarne, Leiden verlaten en zijn stu
dies aldaar afbreken. In een dank
brief aan de Leidse Senaat van 19
september 1584 deelde hij mee tot
zijn groot leedwezen de hogeschool
te hebben moeten verlaten, zich
voorlopig in Delft op te houden in
afwachting van wat de Staten met
betrekking tot zijn verdere loop
baan zouden besluiten. De vergade
ring van Hollands Staten werd toen
namelijk te Delft gehouden. De Se
naat antwoordde hem in een zeer
hoffelijk schrijven met betuiging
van diep leedwezen en deelneming
met de tragische dood van zijn va
der Willem en de beste wensen
voor zijn toekomst als opvolger van
de diep betreurde stichter van Lei
dens hogeschool.
Nog steeds sieren de portretten
van prins Willem van Oranje (met
wapenbord) en van Maurits zelf
de grote leeskamer van de Leidse
universiteitsbibliotheek tot een ge
dachtenis en blijvende herinnering
aan wat beide Oranjes voor Leiden
en Nederlands oudste hogeschool
hebben gedaan en betekend, dus
ook aan de resultaten van Maurits'
Leidse studie. Beide portretten zijn
schenkingen van de jonge graaf
Maurits, die door de Senaat op ho
ge prijs werden gesteld. Men ziet
er Maurits op afgebeeld als een
slanke, nog ietwat schraal uitzien
de jongeling, wiens schrandere ge
laatsuitdrukking en welgevormd
uiterlijk grond gaven voor de hoop
en algemeen onder het volk ge
koesterde wens, dat hij" met de
hem geschonken gaven, talenten en
krachten het bevrijdingswerk van
zijn vermoorde vader met succes
zou voortzetten.
taak. De beslistheid in zijn trek
ken op deze geschilderde beelte
nis getuigt er als het ware van en
de periode van zijn nog al bewo
gen, onrustige en schokkende jeugd
was met de onverwachte en over
haaste beëindiging van zijn Leidse
periode finaal afgesloten. Hij zou
zich nu spoedig kunnen ontplooien
als praktisch veldheer, eerste die
naar der Staten, niet als staatsman,
doch wel betrokken in allerlei za
ken van staatkundige aard, waar
bij speciaal Oldenbarnevelt hem
met raad en daad terzijde bleef
De ondergang van de Spaanse ar
mada in 1588 opende namelijk het
beroemde tijdperk van de „Tien
Jaren" (1588-1598), die een gehele
omkeer in de oorlog teweeg bracht.
Als men bedenkt dat de jonge nog
onervaren Maurits beproefde veld
heren en legerleiders als Parma,
gestorven in 1592, en Spinola te
genover zich vond, dan mag het
namelijk nog steeds als een wonder
worden beschouwd, dat die om
keer in zo luttele jaren tot stand
kwam.
Zijn weergaloze moed en militaire
bekwaamheden verbijsterden zelfs
zijn meest ervaren tegenstanders
van groot formaat: Parma, Mansfeit,
Verdugo en nadeiTiand Spinola.
Vanaf het jaar 1590 vermenigvul
digden zich zijn overwinningen in
'n geweldig snel tempo: Breda, Crê-
vecoeur, Steenbergen, gevolgd door
Zupthen, Deventer, Delfzijl, Hulst
en Nijmegen in 1591, Steenwijk en
Coevorden in 1592, Geertruidenberg
in 1593, Groningen in 1594.
b /HtS
CeytCfijlj
Js'aC 'i/tiir-'j'j'
/ff!tr!Pt.,iC
Jzlf-nrtfHS flmtrfft'
-
fi/ijif wwtï'-riy/fi
[,Hw
A/r,-
'9
örc^rabtHtpöciL
-7 «MfV «A
NCj.' f. fff fY#
Het (thans verdwenen) voormalige
St.-Barbaraklooster aan het Rapen
burg (hoek Langebrug), waar Mau
rits tijdens zijn Leidse tijd woonde.
dat de theoretische grondslagen van
Maurits' succesvolle tactiek en stra
tegie voor een belangrijk deel te
Leiden waren gelegd. De verzen
in het merkwaardige gedicht, wel
ke daarop doelen luiden:
Comt ziet die uwe stadt,
Die Uwe stadt. daer U
Bywooning lang U trecht
Des Borgerschaps vercreech.
Van waer U leeden teer
En jong, getrooken van
Der scholen, tot de zorch
En straffe wapens zijn.
De zorge zwaer, O Forst
Van tvaderlandt; daer mei
Alleenlic u gemoet
Niet es becommert, mer
Die u geheelicken
Doorbeet-doorreten heeft,
Tsa, tsa, u hier van voor
Een cleyne tijt ontslaet.
Ontlost de stracke peese,
Op dat tgespan des boochs
Niet stucken berst; comt zijt
Uit ons u burgers bly.
Indient geen weecken heel
En mogen zijn, een dach
Of twee, ten minstens ons
Mer lui tele uyren geeft".
A. HALLEMA
rits en zijn neef Willem Lodewijk,
die hem bij vele operatiën trouw
terzijde stond, werd voor de Leidse
secretaris-dichter Jan van Hout
aanleiding om de jonge, toen nog
1 7 maar zeven-en-twintig-jarige veld-
heer lof toe te zwaaien en „poëti-
scherwijze" te verwelkomen in het
hiervóór reeds even aangehaalde
„Onrijmich Vreuchden liedt".
Gelukkig is de tekst daarvan be-
waard gebleven en in 1863 voor
het eerst uitgegeven.
Daarin treft ook Van Houts herin
nering aan Maurits' studiejaren in
Leiden doorgebracht. De dichter
wilde daarmee a.h.w. beklemtonen,
Een deel van hel register van in
geschreven studenten, waarop de
naam van prins Maurits (boven
aan). Het handschrift is niet van
de prins, maar waarschijnlijk van
de Pedeh
In grootmoeders keuken geurde het van allerhande prikkelende krui
den, bieslook en pimpernel, basilicum en tijm, in gedroogde bosjes
hangend boven een berookte schouw, of zorgvuldig bewaard in een
aarden pot. Zo had haar grootmoeder het gedaan, zo is het eeuwen
lang geweest. Kruiden geven de maaltijd net die pittige smaak,
waardoor een alledaags gerecht een delicatesse wordt. De kruiden
uit de keuken zijn geleidelijk aan verdwenen en werden vervangen
door plastic strooiertjes, gevuld met aromatische kruiden uit een
fabriek. Praktischer en veel eenvoudiger. Toch raken de rekjes met
glazen stopflesjes keukenkruiden tegenwoordig steeds meer in de
mode. Weemoed naar grootmoeders tijd, romantiek terug naar de
natuur of eenvoudig een modeverschijnsel? Zeker is, dat de be
langstelling voor het keukenkruid nog steeds groeiende is. Daar kan
kruidenkweker Caspers uit Noordwijk-binnen van mee praten. Zijn
kwekerij is een van de zeer weinige bedrijven, waar de eertijds
bloeiende kruidencultuur wordt voortgezet. Dat deze kwekerij nu
juist in Noordwijk te vinden is, is geen toevalligheid. Deze plaats
'leeft in de geschiedenis een grote naam verworven als centrum van
de kweek van geneeskrachtige- en keukenkruiden.
Kruiden boven
de bollen
1"\E OPKOMST van de bloembol-
lenteelt, die veel winstgevender
was dan de kruidencultuur, heeft
in Noordwijk veel gerenommeerde
tuinen doen verdwijnen. Als we
de heer J. Caspers. die met zijn
broer de kruiden trouw gebleven
is, vragen, waarom hij niet „de
bollen is ingegaan," vertelt hij over
de bijzondere aantrekkingskracht
die zijn beroep voor hem heeft.
Zijn vader leerde hen vertrouwen
te hebben in de bestaansmogelijk
heden van een kruidenkwekerij en
de goede naam, die hij bij de kopers
van zijn produkten verwierf, gaf
daar alle reden toe. „Er zijn slechte
tijden geweest, en dan dacht ik er
serieus over de kruiden er aan te
geven en bollen te gaan kweken.
Maar nu gaat hel ons voor de wind
en hebben de bollenkwekers tegen
slag. Gelukkig hebben we destijds
geen overhaast besluit genomen.
Maar van de andere kant kunnen
wij niet profiteren van onderzoe
kingen, die op ruime schaal voor
de bollenkwekers worden verricht,
bijvoorbeeld op het gebied van de
onkruid bestrijdingsmiddelen." In
derdaad zijn de chemicaliën, die de
bloembollen spaart en het onkruid
uitroeit, onbruikbaar op een krui
denkwekerij, waar in de ogen van
een bollenkweker alleen maar on
kruid, zoals hoefblad en kattestaart
Pimpernel en
Vrouwenmantel
QP ZIJN TUIN aan de Achterweg
hebben we dat „onkruid" zien
bloeien en groeien. Gele dille, waar
mee augurken worden ingemaakt,
het uien-achtige bieslook, smakelijk
in de sla, citroenkruid, dragon,
maggi, tijm, fijnkool, basilicum en
pimpernel, gewassen in de meest
uiteenlopende vormen. De mieriks
wortel werd voor de oorlog vooral
aan Joden verkocht, die 't met een
sausje inmaakten als bitterkruid,
dat o.a. op het Joodse paasfeest is
voorgeschreven als ritueel gerecht.
Maar ook geneeskruiden: valeriaan,
waarvan een rustgevende werking
uitgaat, veronica, goed voor milt
en lever, vrouwenmantel, legen
maagkwalen, belladonna (wolfskers,
behorend tot de zeer giftige nacht
schaden), een middel dat in de
oogheelkunde wordt gebruikt,
weegbree, een bloedzuiverend mid
del en hoefblad, dat in hoestdrank-
jes wordt verwerkt.
Als de heer Caspers ons een gewas
met blauwe bloemetjes laat zien,
hysop, denken we onwillekeurig
aan het intredelied, dat vroeger in
de Hoogmissen werd gezongen:
„Asperges me. Domine hyssopo, et
mundabor IBesprenkel mi).
Heer, met hysop, en ik zal gerei
nigd worden). Een gewijde tekst,
waaraan je merkwaardigerwijze
wordt herinnerd in een tijd, waar
op het latijn, net als de kruiden
teelt, grotendeels tot het verleden
is gaan behoren.
Prinselijke
belangstelling
IN DE MIDDELEEUWEN waren
kweekplaatsen van geneeskrach
tige kruiden te vinden in de hoven
van kastelen en kloosters. De abdij
van Egmond bijvoorbeeld had een
goede reputatie. De moeder van
Willem van Oranje, de vader des
vaderlands, stond bekend om de
kunde, waarmee ze de kruidentuin
van het slot Dillenburg beheerde.
Bij de opkomst van de steden wer
den kruidentuinen aangelegd, die
met de naam Hortus werden aan
geduid. Particuliere kwekerijen
werden vooral op de geestgronden
achter de duinen gesticht, waar de
bodemgesteldheid zich bijzonder
goed leende voor de teelt. In de
zestiende en zeventiende eeuw voer
een kruidenschuit op gezette tijden
via Leiden en Haarlem naar Am
sterdam vanuit Noordwijk. De goede
faam van de Noordwijkse tuinen
lokte zelfs een prins Willem V van
Oranje naar de kruidentuin van
Cornelis Groeneveld. Ooggetuigen
schreven: „Het behaagde den min-
zamen Vorst zich aldaar wat op te
houden en zelfs gebruik te maken
van enige ververschingen aldaar
door Groeneveld gereed gemaakt."
Geen veiling voor
het overschot
PEN BELANGRIJKE ROL ln A»
teruggang van de kruidenteelt
heeft de opkomst van de chemische
en farmaceutische industrie ge
speeld, die door de voortgaande
laboratoriumonderzoeken talrijke
synthetische stoffen had ontwikkeld,
die het gebruik van kruiden ver
vingen. Niettemin zijn het juist
de farmaceutische industrieën de
belangrijkste afnemers van de krui
denkwekers. Als de gewassen van
het veld zijn gehaald worden ze
kort gesneden en gedroogd in de
„eest" een soort ouderwetse bak
kersoven, waar hete lucht doorheen
gevoerd wordt. In grote balen gaan
de aldus geprepareerde kruiden
naar de klant. Afhankelijk van het
gehalte wordt voor een kilo twee
tot drie gulden betaald. Omdat de
leveranties doorgaans voor bijna
honderd procent op contract wor
den gezet is de heer Caspers er vrij
zeker van dat hij zijn produkten
aan de man kan brengen. Er is nu
eenmaal geen veiling waar 't over-
overschot van een oogst te koop
kan worden gezet. Valt de opbrengst
tegen, dan moeten de ontbrekende
hoeveelheden „in het wild" wor
den verzameld, voornamelijk ln de
duinen.
Buitenlandse
concurrentie
r\E TOENEMENDE bultrnland»
U concurrentie, o.a. van Joego
slavië, Hongarije, Egypte, Duits
land en Polen verzwakt de positie
van de Nederlandse kwekerijen
ernstig. De prijzen van sommige
produkten liggen beneden de koe
ten van alleen het droogstoken in
een Nederlands bedrijf. Het „bui
tenland" produceert goedkoper, om
dat daar in de open lucht kan wor
den gedroogd, terwijl in ons land
de kruiden onmiddellijk zouden
uitdrogen en vergelen. Sommige
produkten, die de concurrentie veel
goedkoper op de markt brengt,
koopt de heer Caspers bij de im
porteur, als een klant hem naar die
kruiden vraagt. Van de andere kant
groeien op de Hollandse duingron-
den gewassen, die het elders in
Europa moeilijk uithouden en daar
van maakt de Noordwijker kweker
zijn specialiteit. Als één van de zeld
zaam geworden kwekers ziet hij
kruid in onkruid en slaat hij munt
uit kruisemunt.
P. W. HEEMSKERK.