rZe slopen
het halve
theater,
slaan elkaar
met
kussens op
de koppen.
Dat mag
allemaal"
REDACTEUREN
DOK vanmiddag zit het schemerig pakhuis van Dorus weer mudvol met gesorteerd Rot
terdams natuurtalent, maar het televisionaire wonder van poesje mauw blijft toch uit. Zeven
keer probeert Tom Manders een puntgave act te forceren: hij tilt een popelende dreumes
pp zijn rafelige knie en peilt voorzichtig de muzikale driften, maar veel verder dan Sinterklaas ka-
joentje komt hij niet. Tegen een morsig baasje van drie jaar zegt hij: „Je hoeft geen liedje
e zingen hoor, je mag ook rustig een goeie bak vertellen". De jongen knikt ernstig en begint
net samengeknepen stem te zingen over een klein stationnetje, 's morgens in de vroegte. Het
iuilen staat hem nader dan het lachen.
'erzijde grijpt ome Hugo omzichtig in
iet ivoor van zijn piano voor een vrij-
lljvende begeleiding. Hoofdschuddend
egt hij: „Het rit er vanmiddag niet
Het is allemaal het gewone huls-
dn- en keukenwerk. Met kinderen is
et altijd een gok. Toen dat meisje van
Kiesje mauw het toneel opkwam, wilde
ook niet zingen. Ze hebben zeker
i minuut voor leip staan filmen,
■rdat Manders vat op haar kreeg,
laar toen brandde ze ook meteen goed
Man, dat was adembenemend. Ze
roerloos op zijn schoot, in een soort
«dieven trance en parafraseerde als-
op dat ene poesje mauw. Op het
satst kon ik het alleen nog met Bach-
tikoorden bijbenen. Dat was geen lied
zingen meer, dat was pure poëzie,
larschijiriijk wist ze zelf niet eens,
t ze deed, want toen ze na vier, vijf
itnuten uit die droom ontwaakte, was
gelijk geen land meer met haar te
>p het kleine toneel geeft Dorus de
loed nog steeds niet op. Uit de zaal
ekruteert hij steeds verse troepen,
halt en front maken vóór zijn de-
irimerende hangsnor. De 3-jarige Sas-
heeft op smartelijk aandringen van
r lijvige moeder een geestelijk lied
en de melktanden geklemd, maar
enmaal in de schoot van Dorus ver-
e haar missie en duikt ze in
lkaar als een schuwe vogel, die uit
iet nest is gevallen. Manders prikt nog
verder, maar het zit er deze reis
;ewoon niet in.
n de zaal en op de morsige gaande-
ijen wordt het kroost, dat nog niet
de beurt is geweest ondertussen
rnstig toegesproken door op roem
teluste ouders. Een grijze vader grijpt
r van een kogelrond ventje en
ichreeuwt: „Je ken het wel Kees ie,
heb het gisteren nog gezongen. Van
lakke hakke puf puf. Weet je wel?"
Jongen schudt het hoofd, klemt de
lp pen op elkaar. „Nou maakt meneer
helemaal mooi", roept de
aangrijpende mimiek, „meneer
peet opeens van niks. Jij weet dus
an hakke hakke puf puf". Hij
>egint het werkje met een gortdroge
>or te kauwen, maar de dreumes
leeft geen krimpie.
puf puf, dan krijg Je een reeple. Met
nootjes. Een reepie van dertig cent.
Dat weet je toch. Pappa heellt het geld
in zijn zak. Hij hoeft het er alleen
maar uit te halen".
Nu wankelt het ventje; weliswaar vindt
hij die gang naar de rafelige oom in de
verte nog steeds een kruisweg, maar
de lonkende versnapering verzoet de
ellende. HU staat op en wordt door zyn
vader naar voren geduwd. „Mooi dui-
delijk zingen", sist de man nog. De
jongen knikt. Als hij bU het toneel is,
roept ome Dorus, dat het pauze is.
Heden petal
In zijn kleedkamer wil Manders best
bekennen, dat hij in Rotterdam oud
hoopt te worden. ,,De mensen vergis
sen zich", zegt hU, „die denken, dat
ik mijn hele leven in Amsterdam heb
gezeten. In feite waren het er maar
negen jaar, negen hele mooie jaren,
maar ik ben echt niet met Mokum ge
trouwd. Ik ben een raszuivere Hage
naar, een jongen van De la Reyweg.
Zoontje van Manders de stucadoor. Ik
heb de hele Wagenstraat volgeschil-
derd, fk maakt* altijd het grote stunt
werk voor Flora, maar ik ben ook
langs alle vreett enten gegaan met
„heden patat" en „warme bal gehakt".
Die leverde ik uit voorraad.
Hier in Rotterdam voel ik me jofel.
Het is een volk zonder kapsones, dat
keihard werkt en vroeg naar het nest
gaat. Je kunt hier 's morgens om negen
uur de directeur van een enorme zaak
bellen en dan zit hij achter zijn bu
reau. Dat moet je ergens anders eens
proberen. In Amsterdam bijvoorbeeld,
dan zegt zUn secretaresse: „Meneer is
onderweg". Dan is het half tien.
Maar Je moet dieselfde man niet om
kwart over elf 's avonds thuis bellen.
Dan vraagt ie, of je bedonderd bent.
Of er brand is In de haven. Zo'n man
ligt om kwart over elf allang ln >Un
bed.
Ik merk 't hier in 't theater. Dinsdag,
woensdag en donderdag krijg je leuk
publiek, dat na de voorstelling meteen
naar bed gaat. Ze vinden het allemaal
geweldig, maar om twaalf uur kun je
een kanon afschieten. Geen hond meer
Tom Manders heeft
zaterdag 18 november weer
eens voor een televisietopper
gezorgd. Vanuit zijn
schemerig theater in
Rotterdam confronteerde
hij Nederland met een
handvol natuurtalent:
dreumesen, die op zijn knie
parafraseerden op de
onverwoestbare
kinderliederen. Eén van
de deelneemsters droomde
vijf minuten hardop over
poesje mauw, waarop
ze telkens nieuwe variaties
verzon. Haar act was
maandag het gesprek van
de dag. Inmiddels gaat
Manders rustig verder met
zijn verrukkelijke
kindermatinees op
woensdag en zaterdag.
In de hoop, dat het wonder
zich zal herhalen.
Voorlopig zijn er vier
televisieprogramma's
geplanned, waarvan de
eerstvolgende zal worden
uitgezonden op
zaterdag 16 december.
i 8
li
KINDERVOORSTELLINGEN ZIJN
ELKE KEER OPNIEUW
EEN GEWELDIGE BELEVENIS
in heel Rotterdam. Vrijdag en zater
dag ia dat anders. Dan gaat een Rot
terdammer de grote «tapper maken.
Een deur intrappen. Op zaterdag draai
ik drie keer achter elkaar. Dat be
tekent 1200 mensen in Je tent. Dat krijg
je in Amsterdam nooit voor elkaar.
Weet Je wat het is met die Rotter
dammers. Het is gewoon een oergezond
volk. Werken, vroeg naar bed en in
het weekend stappen. Daar kun Je oud
mee worden".
Muurbloemen
ZUn theater in de schaduw van de
bakstenen schouwburg heeft hij kwis
tig gestoffeerd met de muurbloemen
van erkende uitdragerijen: verroeste
potten en pannen, zes gammele fietsen,
strijkplanken en gedeukte toeters. „Ik
moet geen sjiek theater", zegt hU.
„wat heb ik aan pluche en kroonluch
ters. Daar koopt een Rotterdammer
niks voor. Die zegt: „Doe maar ge
woon, dan doe je gek genoeg".
De wanden heeft hU gedecoreerd met
krimp- en bladdervrije spreuken uit
de prijsklasse „voor bruiloften en par
tijen": „hier met de vodden, het is
binnen warm genoeg", „Alle loopt met
Wimpie", „misgund geld breng je mor
gen naar de dokter", „poep is vies",
„binnen, op order van de brandweer,
alles nathouden".
„Die voorstellingen voor kinderen",
zegt MJ dromerig, „zijn elke keer op
nieuw een geweldige belevenis. Je ver
dient er bijna niks mee. Reken maar
■uit, 380 man in je tent raison van
één vyf en twintig. Daar moet je dan
je artiesten van betalen, je zaal ver-
Alleen aan elektriciteit gooi
ik er op één middag al voor vUftig
gulden tegenaan. Maar als je dan al
die koppen ziet, al die geweldige po-
dat grut. Man, dan is het
een geweldig gezicht. En ze zijn zo
brutaal, ze struinen het toneel op en
als je niet oppast, trekken ze de snor
van Je gezicht. Vorige week had lk het
nog. Een knul, die zei, dat le geen
liedje kende. „Wat kom je dan doen?",
vroeg ik en toen zei le: „Judo". Voor
dat lk het wist, had ik een enorme
klap midden ln mijn gezicht te pakken.
Ze slopen ook het halve theater, slaan
elkaar met de kussens op de harses.
Ik vind het allemaal best. Ze zitten
de hele week in een bunker. „Niet met
de deuren slaan Wimpie, denk om de
buren. Denk om vader". Dat grut
heeft niks. Ik heb zelf voor mijn vijf
kinderen een uitverkoren ptekkie kun
nen vinden in het Gooi. Een tuin, een
bos. Ze hoeven maar één stap te doen
en se staan tot aan hun strot in de
Hier ln Rotterdam hebben die peuters
niks. Daarom laat ik ze altUd eerst uit
razen. Ik laat ze net zo lang „hallo"
roepen, totdat die koppen roodgloeiend
staan. Je moet ze maar eens zien. als
ik een kwartier bezig ben. Dan ken
Je die bleekscheten niet meer terug.
Ik zeg: „ik kan Jullie niet verstaan?"
Nou, daar doen ze dan wat aan. De
kalk valt van het plafond, als ze een
maal goed bezig zijn.
Ik heb nou so'n zestigduizend man bin
nen gehad. In goed vUf en een halve
maand. Dat Is een succes, dat Ik self
nooit verwacht had. Ik heh trouwens
nooit bU voorbaat gezegd, dat Ik Iets
geweldigs ging doen. Dat merken ze
achteraf wel. Buzlau en Davids zUn ook
nooit geplugged, al dat geannonceerde
succes Is flauwekul, goed voor één dag.
r niet i
heel lei
Als Je een artiest bent. dan begin Je
steeds opnieuw. Je pakt tien zaken aan
en daar mislukken er dan prompt zes
van. Dat kun Je je als een goeie artiest
permitteren. Je bent door h»-t publiek
op een voetstuk gezet, zij hebben Je
ontdekt en ze onthouden alleen die vie r
keer. dat het wel lukte. Een geliefd
artiest vergeven ze veel.
fk hoor 't Lou Bandy nog zeggen In de
ouwe Scala-bodega. Hij stond met
Kees Pruis te praten over het wel of
Pruis: Misschien ben jij inderdaad
de bekendste artiest in Nederland,
maar ik ben de populairste". Daar rit
inderdaad een groot verschil in.
Ik houd ook niet van sterallures. Je
hebt van die mensen, die bij het stUgen
van htm succes alsmaar meer kapsones
krijgen. Ze rennen van de ene televisie-
zuil naar de andara en vragen steeds
lk ben°indertUd bij da VARA begon
nen an lk denk ar niet aan om bij die
club weg t* gaan. Die jongen* hebben
in het begin ln ma geloofd. Stappers-
hoef, da Nuyl. Simons. Dat is een ere
code. Ik heb geen enkel contract, we
hebban dia overeenkomst op handslag
gemaakt en ik heb het later noori
schriftelUk bevestigd. Maar dat hoaft
ook niet.
Et Is trouwsns nog een anders reden,
waarom ik bi) dis VARA blijf. Dat ia
vanwegs mijn vader. Dis sou het nooit
goed hebben gevonden, als ik bijvoor
beeld naar de AVRO was gelopen. Die
man leefde met de SDAP, hield
spreekbeurten voor de rooie «tuca-
doorsbond. Hij had me gelyncht, als
ik naar de AVRO was gegaan. Hij is
al jaren dood, maar het pakkie, waar
je in geboren bent, leg je nou eenmaal
nooit meer af".
Roodgloeiend
HU drukt zUn snor aan, set xUn vette
bolhoed op en springt weer voor het
oranje gordUn. „Hallo?", roept MJ. De
echo komt duizendvoudig terug. Een
vermoeide lach waait over zUn gezicht.
Het is half vier. TUd voor het Rotter
damse volkslied, voor hand in hand,
de kameraden. HU gaat op het trapje
zitten, trekt drie, vier kinderen naar
zich toe, drukt links en rechts pakkerds
op kleverige wangen. Er wordt ge
schreeuwd, gezongen, gestampt. In een
verre hoek zegt kellner Jan Naaykens
verzaligd: „Daar ls le gek op. Als hat
maar één grote puinhoop wordt".
Het ls de elfde keer, dat Naaykena da
woensdagmiddag ln het pakhuis van
Manders stuk slaat. Hij ia tot Dorus
bekeerd door zUn 7-Jartge dochter Mo
nique, die niet kan leven zonder haar
wekelijkse portie Mandera-geln. Ze
staat op de bank, deint mee met de
moddervette havenliederen en kUkt ver
zaligd naar haar morsig idool.
„Op d
akje".
egt Naayken.
r tillen wachten,
voor de Jeugd.
heeft
gewerkt wordt. Je kunt naar de Ci
neac of hier heen. Kr Is gewoon een
schreeuwend gebrek aan ontspannlngs-
mogelUkheden.
Ik vind Dorus een verademing. Dis
man Is fris van de lever, het ls alle
maal puur, wat le doet. Moet je zien,
hoe hij met klndereti omgaat. Hoe ie
ze op hun gemak stelt. Dat vind Ik
een adembenemend gezicht. Ik ben
voor de eerste 200 woensdagmiddagen
onder de pannen".
Tweede strofe
HU Mpt van zUn bier en grijpt de toe
gestoken hand van zUn dochter. Samen
zingen ae ontroerd de tweede atrofe
van het Rotterdamee volkslied.
Het is duldelUk, dat Dorus geen kwaad
meer kan doen aan da boorden van da
Maas.
Voor de aoveelste keer keer rit
het wel snor met hem.
de finale haalt Manders de hele zaal op het kleine toneel
puinhoop wordt", vertrouwt pianist ome Harry, ons toe.
chaotische samenzang. „Hij is