10DE HAAN lUID VICTO N JUBILERE SRANDWEE Hellevoetsluis hielp unieke verzameling uit de brand ZATERDAG 18 NOVEMBER 198T Amsterdam HELLEVOETSLUIS Het spijt ons oprecht voor de vaderlands lievende lezer, maar de waarheid dient gezegd te worden: Jan van der Heyden is niet de uitvinder van de brandspuit geweest. Sorry, mensen. Hij heeft wel zijn leven lang nattigheid gevoeld en laat dat dan een vochtige troost zijn, maar de eer van de eerste blusmachine blijft gereserveerd voor de heer Ktesibios, erkend herenkapper in Alexandrië, die een slordige 120 jaar vóór Christus reeds met zijn roodkoperen zuig-perspomp de hete adem van de rode haan smoorde. En passant had deze kleine middenstander tussen het scheren en bijknippen van baarden en snorren ook nog het eerste waterorgel geconstrueerd en een puntgaaf ontwerp van een waterklok uit zijn geniale geest gevist. Ktesibios ging daarbij steeds uit van de vier fundamentele eigenschappen, die elk vast lichaam (ja waarachtig, ook dat van u) bezit: uitzetting, ondoordringbaarheid, poreusheid en deel baarheid. ja Het duurde daarna 793 jaar, voordat ^aan de boorden van de Amstel burger Van der Heyden de vroede vaderen ver raste met zijn slangenbrandspuit, die revolutie ontketende in het vader lands bluswezen. Tot dat moment buurtbewoners bij een brand net emmers van zeildoek of leer de spuit van water voorzien: een die automatisch het doodvon- betekende voor elk brandend pand. was heer en meester in die lagen en al6 tenslotte aan de moege len blussers het sein „inrukken" gegeven, betekende dat in 99 van 100 gevallen, dat de brand zlohzelf meester was. jan van der Heyden kreeg langenbrand spuit een beloning van 1)00 gulden, een vast jaartractement an f 315.— en een poëtische ontboeze- Ening van stadstimmerman Jan >etersom: Gebroeders, rijk van geest, die vuurig in het Vuur tn Water bezig houdt uw zoekende gedachten; Ale aangeprikkelt aan veel naare jammerklachten ten leste vond een vond om door een gauw bestuur is schrikkelijke vlam, die steden kan vernielen tn huizen, schepen, kerk en torens, hoog van kruin in Amsterdam. De lijnbaan werd vol ledig in de as gelegd, wat niet kon verhinderen, dat de constructeur negen maanden zijn benoeming tot „opsiender van Stadts Brandspuiten en Brandge- reedschap" in de zak had. Daarnaast begon hij een brandspuiterbedrijf in de Koestraat, dat tot 1867 de zegen rijke slangen produceerde. Met deze activiteiten hielp hij zijn nazaten vol ledig uit de brand, want toen hij op 28 maart 1712 zijn slimme ogen voorgoed sloot, bleek er in een ouwe kous 100.000 gulden te zitten: een fabelachtig be drag in die grijze dagen. Drie geesteskinderen van Vader Jan twee enkelvoudige pompen zonder wind- ketel uit de jaren 1675—1680 en een dubbele pomp met wind ketel uit 1700 vormen nog steeds de pronkstukken van het Nationaal Brandweermuseum, dat sinds 1963 onderdak heeft gevonden in een eeuwenoud, bars gebouw van het Marine-établissement te Hellevoetsluis. Daarvóór was het gevestigd in Utrecht en sluimerde het op de zolders van de Haagse Gemeentereiniging. De man, die de haan van het schijndode museum weer victorie liet kraaien, is de heer G. J. Verburg. archivaris van de provincie Zuid-Holland, die ruiterlijk bekent, dat de rode brandmelders, waar hij als kind reeds zo moeilijk voorbjj kwam, nog steed6 hun aantrekkingskracht voor hem niet verloren hebben. „Toch ben ik geen brandweerman", zegt hij, „ik ben wel af en toe te vinden onder de li mensenmassa, die zich altijd onher- ga roepelijk bij iedere grote brand ver zamelt. Mijn eigen brandjes beperken i - zich tot een vlam ilS in de pan, een ro kende prullenbak, een knetterende kerstboom. Bran den, zoals u ziet, van bescheiden formaat, die ik nochtans met groot genoegen blus". Ter gelegenheid van het veertig jarig bestaan van 't Nationaal Brand- De puinhopen, die overbleven van het Gebouw voor K. en W. in Den Haag. Een spectaculaire fik, die ondanks een TE enorme macht aan mensen en materiaal 10 miljoen kostte. verslindt en maakt eerlang tot kooien. asch en puin onkostelijk en gezwind te stuiten en t'ontzielen le uwen roem zoo hoog ten Hemel klimmen doet s uwe slangenspuit het water drijft i nageslachten zelf verplicht om u anneer ge na uw dood hen voor veel schae behoedt; leef eeuwig in uw komst, nadat u t eeuwig leven ten deele vallen zal. Vaar voort in ■t loffelijk uitvinden van meer nuts, zoo heil en zegenrijk <rie weet wat vruchten uw vernuft noch meer zal geven? Vlam in de pan De slangenbrandspuit van Jan van der Heyden werd op 12 Januari 1673 voor het eerst gebruikt bij een brand in een lijnbaan buiten de Sint-Anthonluspoort „WAT EEN BRANDWEERMAN BEZIELT? HET UITLEVEN VAN DE DADENDRIFT DIE ONTSTAAT BIJ HET WAARNEMEN VAN VUUR. HET IS EEN ZIEKTF* hü sinds 1 juli 1963 pro deo- conservator is, heeft amateurblus- lUvig boekje (in tekenprijs 22.50, na verschijnen 27.50, uitg. J. H. Gott- mer, Haarlem), opengedaan over de vermetelen, die in de loop der ongelijke strijd hebben aangebon den met het vraat zuchtig vuur. „Ik heb gelezen, wat ik kon", noteert hü. „ik heb maan den gesnuffeld in de stoffigste ar chieven op dit on dermaanse en het resultaat Is ge weest, dat ik de ontwikkeling van de brandweer weer exact heb kunnen vastspinnen". über-Mensch-principe een spuit ont wierp. die door drie paarden nauwelijks van zijn plaate kon worden gesleept, de laddervrije heer Magirus en uiter aard Jan van der Heyden. die het brandweerjargon verrijkte met een ge peperd stukje „slang". Ook de uitvinder van de stoommachine. James Watt, speelt een belangrijke rol in Verburgs epo6 van de eeuwige vlam: hij gaf de fabrikanten van blusappara- ten de ingrediënten voor de stoomspuit, die de gebrekkige hand- en spandien sten van waterdragers overbodig maak te. Toch duurde het in grote delen van Nederland (waar volgens Heine alles altijd tenminste 50 jaar later gebeurt) nog eeuwen, voordat de stoomspuit de handpompen volledig verdrongen had. Sommige vaderlandse brandweerkorpsen hebben zelfs tot dik in de dertiger jaren van deze eeuw zitten hannesen met apparaten, die met de hand bediend moesten worden. Enkele tientallen ja ren geleden werd in een kleine Neder landse gemeente nog een voorstel van B. en W. om de ouderwetse handbrand spuit door een stoomspuit te vervangen van tafel geveegd met het verbijsterend argument: „Het is tot nog toe best ge gaan met water. Waarom moeten we nou opeens met stoom gaan blussen?" De komst van de stoomspuit maakte ook de aflossing der brandweerlieden overbodig. Toen de handpomp nog in gebruik was, werden de blussers elk kwartier vervangen en weer op krachten gebracht met een brandewijn- tje van gemeentewege. Het was een privilege, dat de brandweer onvoorstel baar populair had gemaakt en de stroom vrijwilligers voortdurend deed „Ook 't gebod om op luide toon „brand, brand" te roepen, als men een vuur haard had ontdekt, verloor langzaam zijn betekenis. In de brandkeur ran 1399, de basis voor alle volgende preventieve maatregelen, werd nog bepaald, dat degene, in wiens huis dr brand uitbrak, het eerst „brand" moest .roepen. Op na lating volgde een boete tdn 25 gulden. Ook de taak van de ratelwachten was in die dagen belangrijk. Zij moesten naast de kreet „brand" ook nog rond- sohreeuwen, waar het nou precies fikte. Bovendien moesten zij de brandmeester en zijn assistenten wekken. De spuit, die het eerste water op hel vuur spoot, werd beloond met een pre mie van 25 tot 16 gulden, afhankelijk van de grootte van de brand. Bij zware of uitslaande brand werd de premie verdubbeld. Vaak arriveerden twee spui ten gelijktijdig op het terrein van de brand en werd er eerst een flinke rob ber geknokt om uit te maken, wie mocht beginnen. Anno 1967 worden de ongeveer 140 dui zend branden, die jaarlijks uitbreken in Nederland, bestreden door verschillende typen brandweerorganisaties. Naast de beroepsbrandweer Un vele grote steden zoals Amsterdam. Den Haag, Gronin gen) opereren de vliegveldbrandweer, de bosbrandweer. de bedrijfsbrandweer, de politlebrandweer (bijvoorbeeld in Rijs wijk) en de vrijwillge brandweer. Deze laatste groep is verreweg de grootste: 90 procent van de vaderlandse korpsen bestaat nog uit vrijwilligers. Over deze duizenden vrijwilligere schreef De Schiedammer op 26 april 1966: „Heren vrijwilligers. Ik doe een beroep op u. Vertel mij toch, wat u bezielt. U wordt meer dan eens midden in de nacht uit uw slaap gehaald, omdat er ergens brand is uitgebroken. U wordt soms weggeroepen van huiselijke feest jes en dat vindt u nog leuk ook. En u wordt er niet eens voor betaald. Wat gaat er toch in u om? Gesprekken met vrijwillige brandweerlieden hebben mij ook niet verder gebracht. ,Je hebt het of je hebt het niet", zeiden ze. Een jubilerende onderbrandmeester zei; .Met is gewoon een ziekte. Je moet ermee besmet zijn". Ik heb stoere brandweer kerels, voor wie geen imur te heet was. bij hun afscheid van het korps, als kin deren zien huilen. Het moet wel bijzon der diep zitten. De meeste vrijwilligers hebben hun leven geheel in dienst ge steld van de spuit. De brandweer is voor hen alles. Fascinerend is het, maar be grijpen doe ik het niet". Commentaar van de hoofdredacteur van het tijdschrift „Brand": „Wat een vrij willige brandweerman bezielt? Het uit leven van de dadendrift, die ontstaat bij het waarnemen van vuur. Een daden- drift, die bij de beroepsman even groot is als bij de vrijwilliger en die je er ook niet met een knuppel uitkrijgt". Archivaris Ver burg heeft prome- theus als uit gangspunt van zijn zwerftocht langs 't bluswezen genomen: „Toen hij het vuur ontdekte", schrijft hij. „heeft hij het waarschijnlijk tien minuten later weer bestreden. Veel later was brandbestrij ding doodeenvoudig een vorm van bu renhulp een effectieve wijze van „lief zijn voor elkaar". Leren brand- emmertjes, dat was het. Zo vlug moge lijk doorgeven, opschieten om te pro beren het onberekenbaar vuur de baas te blijven, in te dammen te overmees- Als consiëntieus archivaris (met voor zitter J. Klaasesz van de Brandweerbaas als grote baas) draagt Verburg ook wie rook aan voor de stervelingen, die een bestrijdingsmethode uit hun brein heb ben gepompt. Allereerst berbier Ktesi bios ispuit goed. meneer?', daarnaast de Zwitser Jacob! Bensoni. die een een voudige brandspuit volgens het schroef - principe vervaardigde, de goudsmid Anton Platner. die de stad Neurenberg de wereldprimeur bezorgde van een brandspuit, getrokken door een paard, de smid Hans Kautsch. die als een onvervalste Germaan volgens 't Mensch- Lekkere fik Verburg staat uiteraard ook In vuur en vlam voor de spectaculaire branden, die de mensheid hebben geteisterd. Een binnenbrandje interesseert hem nauwe lijks. maar een lekkere fik doet hem het bluswater uit de mond lopen. Hij begint met de grote brand vim Londen, die in vier dogen 13.200 hulzen. 87 ker ken. 61 openbare gebouwen, 3 stads poorten en 4 bruggen volledig In de as legde. Toen de Lord Mayor, Sir Thomas Bludworth, 's nachts om drie uur door- verontruste burgers uit zijn bed werd getrommeld, sprak hjj aanvankelijk de optimistische veronderstelling uit, dat „zo'n brandje" wellicht met «en enkel plasje te blussen zou zjjn. Een fijne hete kluif voor de schrijver is ook de brand ln Delft-, de op 3 mei 1536 „twee duysent, dry hondert en- de negen huyse, bevde prochiekercke ende veel schoon.? kloosters", volledig met, de grond gelijk maakte. Minder dan in Londen, maar voor Delft nog altijd de moeite waard De ramp voltrok zich ln minder dan drie uur. Toen was de stad één rokende puinhoop Andere branden, die de revue passeren zijn de Amsterdamse Schouwburgbrand in 1772, de stadsbrand in Enschede op 7 mei 1862 <3675 mensen dakloos. 633 huizen vernield, 25 stallen, 44 pakhui zen, 5 stoomspinnerüen. 2 stoomweve rijen, stadhuis, 2 scholen, drie kerken en het weeshuis verloren), de brand in het stadhuis te Leiden (1929). de brand bü C. A. In Amsterdam en de specta culaire verdwijning van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag (schade 10 miljoen, ondanks de aanwezigheid van zes autospuitcn, drie ladderauto's, twee waterkanonnen en een gcreedschapswagen). Op de twee etuges van zijn brand' museum ln Hellevoetsluis moedigt .-.ervator Verburg het roken dooi immers nooit weten, een brand klein hoekje. Hij wordt in dit i con amore bijgestaan door behe Jan Willem v. d Akker, die bij keur met een walmende bolknak de lippen tussen de vergeelde scii rondscharrelt .Dit is een hartstikke leuk n egt Van den Akker, toen ik 1963 kwam, wist ik niks tan de b weer. Ik heb mijn hele leven hotelbusiness gezeten Nou kan een brandweerrerhaal voor je snu toveren, waar je „U" tegen zegt. Ik er gruwelijk veel van af." HIJ glimlacht en zet oen hoge weerpet van 1560 op zijn kalend „Hier mag alle*"', zegt le, „wil Je In 1669 werd de binnenstad van Amsterdam voor de zoveelste maal geteisterd door een felle brand. Dit maal kraaide de rode haan victorie op de Lauriergracht. De goedwillende blussers van Mokum stonden machte loos en moesten maar afwachten totdat de brand zichzelf meester was. helm opzetten. Ga rustig Je gang. Een sabeltje opzij, een stok ln Je hand en zo op de kiek. Als se willen, trek ik ook nog een brandweerwagen naar bulten. Pa met een helm op achter het stuur, moe op de bumper. Leuk voor later. Voor de kleinkinderen. Ik krijg hier zo'n 5000 mensen per jaar en die willen alle rnaar even zo'n ouwe ratel proberen. Mogen ze vanmlj. Soms demonstreer lk ook met de sirene, moor niet vaak na tuurlijk, want dat ding maakt een pest- licrrie van heb lk Jou daar. Dal kan lk niet doen voor de buren. Ik heb de marine aan de overkant en daar eet lk wel eens tussen de middag mee. Heb Je hun nassl wel eens geproefd? Zulke mensen moet Je te vriend houden. Ik krijg hier ook brandweerkorpsen uit heel Nederland. Soms zijn zij geïnteres seerde maar ik heb ze ook gehad, die zeiden: „We zitten he< hele jaar al tussen de puinzooi, zeg maar liever, waar hier een café in de buurt is. Dan leg je het daar maar uit. Op die ma nier werd het nog 'n genoegeltjke dag." In vuur en vlam Beheerder v d. Akker wns ook één van de eregasten, die gisteravond in het stadhuis van Vluardlngen één van de eerste exemplaren van In Vuur en Vlam ln de wacht sleepte. Verburgs doorwrochte werk stoffeerde daar het veertigjarig bestaan van het Nationaal Brandweer-museum Tevoren had v. d. Akker al verzaligd gepreludieerd op dit feestelijk binnen- vebeuren „Zulke bijeenkomsten liggen wel Je geeft de commissaris van koningin weer eens een hundje en tijd tot tijd neem Je een borreltje het blad Ik heb ook gehoord, dat koud buffet is. Altijd meegc- "c heb nog salaris te goed vanaf gulden Ze hebben gevraagd, wachten, totdat de subsidies Ik altijd. Op dat feestje ln neem ik gewoon vast een ln naturn." rnallst heeft het brandweermu- 'karakterlseerd als een „verbljs- collectle speelgoed voor volwas- Het Is Lx-heerder v d Akker zien, dat hij nog lang niet ult- ld is. zijn eigen baas conservator trouwens niet zelf ln zijn boek: een uniek museum, waar vrij- ihtbaar niet aan dove- Rotterdam

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 9