50 Leidsche Vereeniging JAAR van Industrieëlen Industrieel moet meer doen dan alleen het eigen bedrijf runnen Vertrouwen in leiding nieuwe basis van gezag SfeCeidieSouAKMit HOE ZIEN VOORBIJGANGERS DE INDIVIDUELE DIRECTEUR? JUBILEUMBIJLAGE VAN Welvaartsdrager no 1 en grootste werkgever Algemeen belang ÏOO jaar sleutels conserven 4 1 DINSDAG 14 NOVEMBER 1967 INDUSTRIEBIJLAGE LEIDSE COURANT PAGINA 1 IR. A. SITSEN: LVI MOET ZOEKEN NAAR NIEUWE INDUSTRIëLE LEVENSHOUDING De captain van de captains of industry, die vandaag de vijftigste verjaardag van hun Leidsche Vereeniging van IndustrieëJen vie ren, is civiel-ingenieur A. (voor vrienden en verwanten Adrie) Sitzen (54). Al weer vele jaren geleden kwam hij uit zijn geboor- teitad Delft „met de nodige vooroordelen" naar Leiden en thans is hij algemeen-direc teur van de N.V. Wernink's Beton- en Aan- wmingsmaatschappij. Onder zijn leiding zal de Leidsche Vereeniging van Industrieëlen woe ten waar maken, wat zij zich bij de nadering van het jubileum heeft voorgeno- het zoeken én vinden van een voor Leiden nieuwe industriële levenshouding. ,lk ben bepaald gematigd optimistisch, dat we daarin zullen slagen". Wat ir. Sitsen precies bedoelt met die nieuwe industriële levenshouding, ontwikkelt hij in de loop van het gesprek. De conclusie aan het slot: „de leden van de LVI moeten zich bewust wor den, dat men een bredere taak heeft dan het runnen van het eigen bedrijf; individueel en gezamenlijk heeft men tevens tot taak de gemeenschap leefbaar te houden". Om te weten hoe dit nieuwe ideaal kon groeien binnen het heterogene gezelschap van sterk individualistisch Ingestelde per sonen, is het noodzakelijk de achtergronden en oorzaken te kennen. Ir. Sitsen blijkt daar bij een goede gids: „Onze vereniging heeft zich tot voor kort eigenlijk altijd gekenmerkt door een soort los-vaste verbondenheid. In de beginperiode was het voornamelijk het gezamenlijk bepalen van de arbeidsvoor waarden, dat de leden tezamen bracht. Toen het bepalen van de arbeidsvoorwaarden een regionale en later een landelijke zaak was geworden, vond men elkaar op het punt van de huizenbouw, voor het formeren van een commissie voor de electriciteitstarieven of voor het samenstellen van een afvaardiging naar de Kamer van Koophandel. Belangrijke dingen weliswaar allemaal, maar van een diepgaand en intens contact was nauwelijks sprake". NIEUWE KOERS BIJ NADERING VAN JUBILEUM „Of het naderend jubileum", ver volgt de LVI-voorzitter, „omdat w'U s verplicht gevoelden ons nader op de zin van de vereniging te beraden, rol gespeeld heeft, ik kan het t eens met zekerheid zeggen, maar vorig Jaar hebben wy ons allemaal gerealiseerd, dat er heel wat meer was, dat ons bond". In opdracht van de vereniging Is het Haagse public-relationsbureau Beauchez toen een diepgaand onder.- toek gaan Instellen naar de algemene toestand van de industrie in Lelden en de randgemeenten. De uitkomsten van het onderzoek gaven de vereniging niet bepaald re den tot juichen. De industrie kwam er weliswaar als grootste werkgever uit voren, maar tevens bleek, dat het belang van de industrie in haar totaliteit onvoldoende in en door de gemeenschap van het Leidse agglo meraat werd gehonoreerd. Vele grote en kleine wensen die in het rapport gesignaleerd werden, droegen er ten slotte toe by, dat concluderend gesteld kon worden: Aan het industriële „kli maat" kan nog heel veel verbeterd worden. „Klimaatsverbetering, zowel lande lijk als regionaal. Ik ben het er vol ledig mee eens", aldus ir. Sitsen, „doch met onze leden zijn wy ervan overtuigd, dat die klimaatsverbete ring te bevorderen is als wij de hand eens goed in eigen boezem dur- i te steken. Ik bedoel dit: als men een verkeerd beeld van ons heeft het publiek: „de dikke meneer met de grote sigaar" en de wetgever: „de kip, die zyn gouden eieren wel zal blijven leggen" dan is aan ons de om dat beeld en de fabeltjes eens uit de wereld te helpen". VERKEERD IDEE OVER MAKEN VAN WINST Ir. Sitsen is gaarne bereid enkele voorbeelden te geven van dat verkeer de beeld: „Ik ben het volledig eens met wat ir. Van Hoek pas in de Ka mer van Koophandel zei. In Neder land heeft men naar myn idee een volkomen verkeerd idee over het ma ken van winst. Hoge winsten worden beslist niet in alle bedryven gemaakt, dat op de eerste plaats. Het maken van winst ls echter in onze economie een van de eerste voorwaarden om bedryf te kunnen laten voortbe- «taan en zyn expansie mogeHjk te maken. Denk byvoorbeeld eens aan <1® grote investeringen, die elke direc tie moet doen, gewoon om bij te blij ven en om niet de stryd met de con currentie te verliezen. De concurren tie vooral met het bedryfsleven in de ons omringende landen, byvoor beeld Duitsland, Frankrijk en België, waar het fiscaal klimaat heel wat gunstiger is. Nederland heeft de twij felachtige eer de koploper op belas tinggebied te zyn. Waar ik sterk voor zou willen pleiten is een meer gedifferentieerd tarief voor de onder nemingswinsten. Nu wordt de-winst voor 47 pet. belast, maar voor de Ne derlandse economie zou ik het gezon der vinden als de niet-uitgekeerde winst lager of zelfs niet belast wordt. Het bedrijfsleven kan daardoor veel meer aan investeren gaan doen, onze concurrentie-positie wordt beter, waardoor uitelndeiyk de fiscus ook aan zyn trekken komt. Vergeef me de uitdrukking, maar het lijkt erop, dat winstmaken ook voor de fiscus zo iets is als een vies woord. Doch ook op plaatselyk niveau valt er naar de mening van de LVI-voor- zltter wel iets aan het klimaat ie verbeteren „Hebben we ooit wat te xegKen gehad bij de voorbereiding van streekplannen en bestemmings plannen? Via bezwaarschriften, ach teraf dus, kunnen we nog Iets laten horen, maar van een actief betrokken zyn, vooraf, is geen sprake. Daar naast zyn er nog tal van punten te noemen, die direct het industrieel belang raken, maar waar we onvol doende by gehoord worden. Het on derwijs, het verkeer, de woning- Om niet het odium te krygen van een groep, die achteraf maar wat loopt te kankeren, hebben we vorig jaar besloten de hele problematiek op een meer positieve wijze te bena- VOORLICHTING Goed, we zyn het er over eens, dat men een verkeerd beeld van ons heeft. In de toekomst gaan wy pro beren dat beeld in gunstige zin te veranderen. Een middel daarby is de publiciteit en eerlyke voorlichting, zowel aan het publiek als aan de overheden. Hopelijk krygen we er de nieuwe image door. waarop we toch wel enig recht menen te heb- CONTACTEN Het meedenken en meewerken in de totale problematiek, waardoor, naar men hoopt ook de industriële be langen beter uit de verf zullen komen, hoopt de Leidsche Vereeniging van industrieëlen te kunnen realiseren door het verbeteren van de contacten en het uitdiepen van de kanalen, wel ke de Industrie ten dienste staan. „We hebben wat dit betreft", zegt ir. Sit sen, „echt niet geschroomd de hand in eigen boezem te steken. Zo hebben we ingezien, dat byvoorbeeld het sa menstellen van een vertegenwoordi ging in de Kamer van Koophandel in de toekomst anders zal moeten gaan. „Wie heeft nog een bettje tyd het zijn maar een paar vergaderingen per jaar". Zo ging het. Volkomen fout, want wat we nodig hebben is een stel mensen, liefst jongeren, die alle ambitie hebben 'om iets van dit stuk werk te maken. Het verbeteren en uitbouwen van de contacten met de gemeente en de universiteit ia een andere belangryke zaak. Na het ju bileum gaan bepaald» leden van onze vereniging zich daarmee speciaal be lasten. Ik heb de overtuiging, dat zo wel de gemeente als de universiteit gelukkig zijn met die meer doelge richte poging van ons om op vele ter reinen vooraf te gaan meepraten. Want zoals bijvoorbeeld wy veel zien in de Universiteit de mogeiykhe- den, die je door een beter contact ter beschikking krijgt zo wordt er ook van andere zijden veel in ons ge zien. Zonder nou aan zelfverheeriy- king te doen, mag ik toch wel zeg gen, dat de industrie ook wel iets te bieden heeft. Al was het alleen al om de vele inventieve en adaptabele gees ten. die het beroep van industrieel gekozen hebben". Ir. Sitsen besluit: „Het Industrlëel klimaat is pas dan optimaal, wanneer de industrie als geheel niet alleen zelf voldoende kansen tot groei en ont ploffing heeft, maar wanneer haar ook de kansen geboden worden In breng en inspraak te leveren aan de totale leefbaarheid van de stad en het land. Een heel wat bredere taak dan het runnen van een bedryf. „PORTRET" VAN INDUSTRIEEL IS ZICH AAN HET WIJZIGEN ECONOMISCHE GROEI en indus- trialisatie gaan hand in hand. Dit doen zij al sinds het begin van de 18e eeuw in West-Europa en in onze dagen is dit samengaan uit gebouwd tot een indrukwekkend en onlosmakelijk stelsel. De indus triële factor van de economie is een groot terrein met vele terpen. Op elk van deze terpen troont een in- dustriëeL die daar in de eerste groeifase van de industrialisatie bovenop is geklommen en vandaar als een individualist met wijs heid en inzicht, bekwaam en voor uitziend, met intuïtie en durf pro- duktie en investeringen leidt naar het ene doel: 't maken van winst. Zó hebben wij de industrieel al tijd gezien: regerend op eenzame hoogte, zelf de meest doeltreffende middelen kiezend, gebruik makend van producerende arbeiders en ma chines en al dan niet in het bezit van een sociaal voelend geweten. Wij zijn aan dit beeld gewoon ge raakt. De industriëel is de man die zuinig op de centen moet zijn. Zijn werknemers vinden, dat hij de room voor zichzelf houdt en „the man in the street" ageert al vele decennia lang tegen „de directeur", omdat hij zich wil verrijken ten koste van anderen. Dieper graaft de kritiek niet, ofschoon achter de „image" van een ondernemer een onbegrepen wereld schuil gaat. Tegen de jaren zeventig van deze vertechniseerde en geautomatiseer de eeuw staat echter de industriële ondernemer, evenals zijn collega's in andere sectoren, als een gepijnigd man te kijk. De dikke sigaar, de parties en het vette leventje zyn er nog wel hier en daar, maar ze camoufleren de toenemende zorgen om de zich opstapelende wolken aan het economisch uitspansel. Het kaliber van een industriëel moet in onze dagen heel zwaar zijn^ anders worden er brokken gemaakt. De in dustriëel van vandaag is ryp voor maagzweren en een chronisch slecht humeur. FR ZIJN IN ONS LAND al dro- men èn een heel levenswerk verwoest. Individuele ondernemin gen zijn aan een minder slagvaardig beleid ten offer gevallen. Indivi duele mensen hebben in ons eco nomisch stelsel grote mogelijkheden, maar zij dragen ook grotere risico'». Die risico's dienen in het belang van onderneming, ondernemer en werknemer gespreid te worden. Maar de onderneming zal er moeten blijven, anders kan men niet voor zien in de behoefte aan welvaart. In de ondernemingen zal men voorts afhankelijk moeten blijven van een leiding en met deze leiding zal de werknemer moeten instemmen, hoe dan ook. De voet van de eens zo onge naakbare industriële terp wordt omspoeld door de golven van een verslechterd fiscaal klimaat voor de ondernemer. Vaak staal hy nog al leen in de onderhandelingen onder stakingsdreiging, in zijn verant woordelijkheid bij het arbeids marktbeleid en in zijn streven naar het bereiken van een economisch en sociaal evenwichjL Midden in de conjuncturele woe lingen staat de medezeggenschaps- problematiek. Voorop staat, dat het vertrouwen in de ondernemings leiding moet toenemen. Het ver trouwen zo is dezer dagen in werkgeverskringen al gezegd vormt de nieuwe basis van t gezag. De ondernemingsraad kan voor de industriëel een stut en steun zijn bij het ondernemingsbeleid. Niet als onderhandelingscollege, maar als medium voor een open bespreking als teken van de erkenning van de werknemers, die meer zijn dan al leen uitvoerders van vaststaande beslissingen- Een door de leiding last heb je die om hem heen lopen ontworpen beleid kan door een gesprek in de ondernemingsraad nog wijzigingen ondergaan. ^\OK AL ZIJN DE contouren van „de" directeur en „de" indus triëel wat minder scherp geworden dan zoals de meesten van ons ze nog zien, toch zal in veel gevallen de directie-burcht onaandoenlijk zijn kantelen intact houden en er zijn ongetwijfeld respectabele redenen om deze positie te eerbiedigen. Waar het uiteindelijk op aan komt is. dat voor een gezonde gang van zaken in de onderneming, industriëel of niet, de leiding van een bedrijf het vertrouwen van de werknemers heeft. Dat dit vertrouwen alleen maar gevoed kan worden door meer openheid van de kant van de directie staat als een paal boven water. Het is een evolutie die tijd vraagt. „De industriëel" kan men niet ont beren. Hij kan in deze maatschappij niet worden weggedacht, maar zijn „portret" zal er heel anders komen uit te zien. Voorlopig sitten we nog met een zeer genuanceerde kijk op de man die de verantwoording voor zijn onderneming draagt. Vraag 't maar eens aan de mensen die op straat passeren, In de Leidse Breestraat of in een stille buitenwijk. Het leek ons niet van belang ontbloot, dit experiment zelf te wagen. We trok ken de straat op en legden het oor te luisteren. Bijna onvoorstelbaar is het hoeveel lieden er nog zijn, die geen notie hebben van „hoe zij zich een industriëel of een directeur moe ten voorstellen". Maar er waren er ook, die bliksems goed hun ideeën formuleerden. Een onder vraagde bejaarde man had in zijn jonge jaren zelf een directeur meegemaakt: „Als meerdere zag je in hem eigenlijk maar heel weinig. Je had meer last van wat er om heen liep dan van hemzelf". De man raakte hier een grote kern van waarheid- DE GROTE AUTO „Vindt u het goed, dat hy in een grote auto rondrijdt', vroegen wij verder. Opnieuw sloeg de gepen sioneerde de spijker op de kop: „Wie rijdt er niet in een auto? Als je een arbeider met tien kin deren hebt, rijdt-ie ook in een auto Niet iedereen houdt zich met in dustriëlen bezig, laat staan op verzoek. De meeste mensen die wij staande hielden raakten niet opgetogen over het feit, dat de verenigde Leidse industriëlen het goud in hun bestaan hadden be reikt. Zij wisten er niet eens iets van; nooit over gelezen Een teleurgesteld mannetje stapte uit de cafédamp de straat op en werd meteen tot zijn onuitspre kelijke verbazing geconfronteerd met een probleem, waarvan hy nog nooit gedroomd had: „hoe vindt u dat een directeur moet zyn „Nee nee nee ant woordde hij beverig met 't stem metje van „me opa", (Gerrits opa, menen wij). Iets directer reageerde een vitale wandelaar (met vrouw aan de arm). „Een directeur, hè. Tja, een beetje gezet, hè een grote wagen, sigaar en zo Wat de houding van het personeel ten opzichte van de directeur betreft vond hij: „De meesten kennen de man niet eens, tenminste in een grote zaak. Men weet wel wiè hij is, maar daar houdt het mee op TOCH WEL MENSELIJK „Vaak autoritair, toch wel mense lijk ja, vooral tegenwoordig." dacht een andere man van middel bare leeftijd. Vrouwen en meisjes schenen geen tijd te hebben om hun al dan niet bestaande visie op industriëel en directeur te geven. „Ik weet niets van een jubileum", zei een vriendelijke dame. „Ik zal er verder niets op zeggen; m'n man is zelf directeur Toch nog even omzeilend commen taar van een winkelende huis vrouw: „Een directeur is iemand die er wel verstand van heeft wat-ie doet, tenminste de één wel, de ander niet Het is tegen woordig anders wel moeilijk, met pereoneel om te gaan, hoor Eén meisje ging op onze vraag in. hoe stelt u zich een directeur voor? „Nou, het hoofd van één of andere zaak". „Hoe moet zyn houding zyn tegenover onderge- geschikten?", vroegen wij verder. „Gunst, ik weet het niet. ik zou zo zeggen: vriendelijk, harte lijk, niet al te streng'. Nadat we een mevrouw probeerden te strikken die evenwel niet ge stoord wenste te worden klamp ten we een heer aan die niet over het feeet gelezen had. Aan een directeur had hy zich verder weinig gelegen laten liggen: „Nou ja ik ken die man niet, dus Een hoop verantwoording, hè. De moderne directeur is wel heel anders als die ouwe direc teur. Vroeger moest je met je pet in je handen komen, nou, reken Inhoud en medewerkers J ubileumbijlage Behalve op deze voorpagina, waarin ir. Sitsen, de redactie van deze bijlage en „de man in de straat" aan het woord zyn. wordt ook elders ruim redactionele aan dacht gegeven aan de stand van zaken op industrieel gebied. Op pagina 3 vindt men de visie van het gemeentebestuur op de industriële ontwikkeling. Wet houder P. S. Harmsen besprak met één onzer redacteuren ver schillende punten uit de indu- strionalisatie-nota. Op deze pa gina verder: de situatie in de Leidse metaalnijverheid en een interview met de Leidse voorzit ter van „St.-Eloy". Op pagina 7 komen de voor zitters van drie industriële vak groepen aan het woord. Wensen, moeilijkheden en verwachtingen uit „de textiel", „de bouwnijver heid" en de sector van de Voe- dings- en genotmiddelen en da chemische industrie. Pagina 8. Wat is er „te koop" in de grafische industrie? Mr- S. C. H. Coebergh vertelde er het een en ander over aan één van onze redacteuren. De sigaren- industrie is nog steeds niet dood in Leiden. Uit een gesprek, dat wij hadden met „éen van de laat- sten" moge dat blijken. Jos van de Wyngaart, Henk Heruer. Foto's: Dirk Ketting en Peter Meijers. Lay-out: Piet van der Kraan. Eindredactie; Henk Heruer. j^et de uitvinding van de stoorn is* machine begon het. In Enge land: De Industriële revolutie. Met horten en stoten, dikwijls ook ten koste van veel menseiyk leed, werd het oude vertrouwde werk- en leef patroon doorbroken, werden oude nonnen vervangen door nieuwe, moest de mens leren leven met de machine en zich aanpassen aan het nieuwe tempo en kregen wij ten slotte de economie, die wy thans kennen. De economie van een ge- industrialiseerde wereld. Wat zou Nederland vandaag de dag, wat zou de bevolking van Leiden want daarover gaan wy het in deze byiage hoofdzakeiyk hebben moeten beginnen zonder industrie? Of we het willen of niet: zonder industrie kunnen we niet meer le ven, althans niet meer op de ma nier, die we (uiteraard met het no dige voorbehoud en de nodige wen sen) als min of meer comfortabel beschouwen. Wensen zyn er nog genoeg. Grote groepen spreken he laas nog van „de zogenaamde wel vaart", maar het staat buiten dis cussie, dat de ontwikkeling van de Industriële bedryven dé grote stoot gegeven heeft aan de materiele vooruitgang, waarvan men enkele generaties terug slechts kon dro mer één geworden in Nederland. Ook In Lelden. De cyfers spreken voor zich: By de Leidsche Vereeni ging voor Industrieëlen zyn op het ogenblik tachtig leden aangesloten. Tachtig bedryven dus, die geza- meniyk aan meer dan 10.000 men sen. meer dan een kwart van de totale beroepsbevolking, werk ge geven, Meer dan 10.000 menaen, van directeuren tot loopjongens, zyn direct afhankeiyk van het wel en wee van de I>eldae bedryven. Doch daarby biyft het niet be perkt. Wat te denken van de toele- rlngsbedryven, de middenstand en het ambteiyk apparaat? Het al of niet floreren van de industrie, haar expansiemogeiykheden drukken in de volle breedte door op het Ne derlandse volk, dat pas aan nog meer welvaart kan denken als de industrie voor elkaar kan boksen, dat de export nog hoger wordt dan de invoer. De positie van de industrie binnen onze samenleving ls duldeiyk en zou, voor de Leidsche Vereeniging van Industrieëlen, die vandaag haar vyftlgste verjaardag viert, op zich een reden tot zelfvoldaanheid kunnen zyn. liet tegendeel is gelukkig het ge- val gebleken. Op de eerste plaats is de LVI, er zelf allerminst van overtuigd, dat de positie van de in dustrie, die erkenning ondervindt, waarop zij recht meent to hebben. Zowel landeiyk als plantseiyk. Bij de presentatie van hot rapport. Be auchez, begin dit jaar, werd op grond van sociologische onderzoo- kingen aangetoond, dat er nog heel wat te verbeteren valt aan „het klimaat", waarin de industrie zo goed mogelijk kan gedyen. Onom wonden werd zelfs gezegd, dat de industrie als geheel op plaataeiyk niveau klem zat tussen twee ande re grootmachten in de Leidse sa menleving: de gemeente en de uni versiteit. Er moest iets aan dat klimaat ver anderd gaan worden meenden der halve de industrieëlen. Hoe dat dient te geschieden vertelde de voorzitter van de LVI, Ir. A. Sit sen, in een gesprek met een onzer redacteuren. Men zie daarvoor el- Een betere behartiging van de in- D dustrlële belangen. Voor de gehele gemeenschap die direct of Indirect VAn het industrieel apparaat eco nomisch afhankeiyk ls, kan dat als een" goede zaak gezien worden. |och or Is nog een reden, waarom de by dit gouden jubileum aan gekondigde koerswyzlglng van be lang is voor de gehele gemeen schap. In „Industrie Rynland" (het maandeiyka bulletin, dat de ver eniging sinds april ten dienste staat) willen de bedryven gezamen- lyk van hun dienende taak in de gemeenschap getuigen door het wekken van meer belangstelling, zowel voor onze Industrie als voor de gemeenschap in de Leidse ag glomeratie". schreef lr. A. Sitsen in het eerste nummer van het bul letin. Déze erkenning van de zijde van de industriëlen, dat de leef baarheid In de agglomeratie op de beste wyze bevorderd kan worden door een intensief samenspel én het voornemen, op dit punt in de toekomst de krachten in te zetten, is wat ons betreft een gelukwens en de uitgave van deze byiage ten volle waard. een directeur meegemaakt en liep dus maar door. Tenslotte troffen we een student, die „haast had". We vroegen hem, of we even mee mochten oplopen. Dat mocht en onderwijl dacht de student na over de industriële vraag. Hij dacht er léng over na en kwam tot de slotsom, dat een ondernemer een zekere opleiding moest hebben gehad, „of het is iemand, die in het bedrijf is op gegroeid'. „De houding ten op zichte van het werknemend per soneel is, geloof ik, over het algemeen toch wel gunstig". GEEN BELANGSTELLING „Ik geloof eerder, dat de fout vaak bij de arbeiders ligt, die dikwijls alleen maar aan hun geld denken en de man verder als een boven- geplaatst persoon zien, iemand die uitbetaalt. Ze hebben geen belangstelling voor hun direc- Zó denken Leidenaars over de mannen die vandaag hun feest vieren, maar morgen weer midden in de zorgen zitten. Daar helpt geen goud aan m

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1967 | | pagina 11