50 Leidsche Vereeniging
JAAR van Industrieëlen
Industrieel moet meer doen dan
alleen het eigen bedrijf runnen
Vertrouwen in leiding
nieuwe basis van gezag
SfeCeidieSouAKMit
HOE ZIEN VOORBIJGANGERS
DE INDIVIDUELE DIRECTEUR?
JUBILEUMBIJLAGE VAN
Welvaartsdrager no 1
en grootste werkgever
Algemeen belang
ÏOO
jaar
sleutels
conserven
4
1
DINSDAG 14 NOVEMBER 1967
INDUSTRIEBIJLAGE LEIDSE COURANT
PAGINA 1
IR. A. SITSEN: LVI MOET ZOEKEN NAAR
NIEUWE INDUSTRIëLE LEVENSHOUDING
De captain van de captains of industry, die
vandaag de vijftigste verjaardag van hun
Leidsche Vereeniging van IndustrieëJen vie
ren, is civiel-ingenieur A. (voor vrienden
en verwanten Adrie) Sitzen (54). Al weer
vele jaren geleden kwam hij uit zijn geboor-
teitad Delft „met de nodige vooroordelen"
naar Leiden en thans is hij algemeen-direc
teur van de N.V. Wernink's Beton- en Aan-
wmingsmaatschappij. Onder zijn leiding zal
de Leidsche Vereeniging van Industrieëlen
woe ten waar maken, wat zij zich bij de
nadering van het jubileum heeft voorgeno-
het zoeken én vinden van een voor
Leiden nieuwe industriële levenshouding.
,lk ben bepaald gematigd optimistisch, dat
we daarin zullen slagen". Wat ir. Sitsen
precies bedoelt met die nieuwe industriële
levenshouding, ontwikkelt hij in de loop van
het gesprek. De conclusie aan het slot: „de
leden van de LVI moeten zich bewust wor
den, dat men een bredere taak heeft dan
het runnen van het eigen bedrijf; individueel
en gezamenlijk heeft men tevens tot taak de
gemeenschap leefbaar te houden".
Om te weten hoe dit nieuwe ideaal kon
groeien binnen het heterogene gezelschap
van sterk individualistisch Ingestelde per
sonen, is het noodzakelijk de achtergronden
en oorzaken te kennen. Ir. Sitsen blijkt daar
bij een goede gids: „Onze vereniging heeft
zich tot voor kort eigenlijk altijd gekenmerkt
door een soort los-vaste verbondenheid. In
de beginperiode was het voornamelijk het
gezamenlijk bepalen van de arbeidsvoor
waarden, dat de leden tezamen bracht. Toen
het bepalen van de arbeidsvoorwaarden een
regionale en later een landelijke zaak was
geworden, vond men elkaar op het punt van
de huizenbouw, voor het formeren van een
commissie voor de electriciteitstarieven of
voor het samenstellen van een afvaardiging
naar de Kamer van Koophandel. Belangrijke
dingen weliswaar allemaal, maar van een
diepgaand en intens contact was nauwelijks
sprake".
NIEUWE KOERS
BIJ NADERING
VAN JUBILEUM
„Of het naderend jubileum", ver
volgt de LVI-voorzitter, „omdat w'U
s verplicht gevoelden ons nader op
de zin van de vereniging te beraden,
rol gespeeld heeft, ik kan het
t eens met zekerheid zeggen, maar
vorig Jaar hebben wy ons allemaal
gerealiseerd, dat er heel wat meer
was, dat ons bond".
In opdracht van de vereniging Is
het Haagse public-relationsbureau
Beauchez toen een diepgaand onder.-
toek gaan Instellen naar de algemene
toestand van de industrie in Lelden
en de randgemeenten.
De uitkomsten van het onderzoek
gaven de vereniging niet bepaald re
den tot juichen. De industrie kwam er
weliswaar als grootste werkgever uit
voren, maar tevens bleek, dat
het belang van de industrie in haar
totaliteit onvoldoende in en door de
gemeenschap van het Leidse agglo
meraat werd gehonoreerd. Vele grote
en kleine wensen die in het rapport
gesignaleerd werden, droegen er ten
slotte toe by, dat concluderend gesteld
kon worden: Aan het industriële „kli
maat" kan nog heel veel verbeterd
worden.
„Klimaatsverbetering, zowel lande
lijk als regionaal. Ik ben het er vol
ledig mee eens", aldus ir. Sitsen,
„doch met onze leden zijn wy ervan
overtuigd, dat die klimaatsverbete
ring te bevorderen is als wij de
hand eens goed in eigen boezem dur-
i te steken. Ik bedoel dit: als men
een verkeerd beeld van ons heeft
het publiek: „de dikke meneer met
de grote sigaar" en de wetgever: „de
kip, die zyn gouden eieren wel zal
blijven leggen" dan is aan ons de
om dat beeld en de fabeltjes
eens uit de wereld te helpen".
VERKEERD IDEE
OVER MAKEN
VAN WINST
Ir. Sitsen is gaarne bereid enkele
voorbeelden te geven van dat verkeer
de beeld: „Ik ben het volledig eens
met wat ir. Van Hoek pas in de Ka
mer van Koophandel zei. In Neder
land heeft men naar myn idee een
volkomen verkeerd idee over het ma
ken van winst. Hoge winsten worden
beslist niet in alle bedryven gemaakt,
dat op de eerste plaats. Het maken
van winst ls echter in onze economie
een van de eerste voorwaarden om
bedryf te kunnen laten voortbe-
«taan en zyn expansie mogeHjk te
maken. Denk byvoorbeeld eens aan
<1® grote investeringen, die elke direc
tie moet doen, gewoon om bij te blij
ven en om niet de stryd met de con
currentie te verliezen. De concurren
tie vooral met het bedryfsleven in
de ons omringende landen, byvoor
beeld Duitsland, Frankrijk en België,
waar het fiscaal klimaat heel wat
gunstiger is. Nederland heeft de twij
felachtige eer de koploper op belas
tinggebied te zyn. Waar ik sterk
voor zou willen pleiten is een meer
gedifferentieerd tarief voor de onder
nemingswinsten. Nu wordt de-winst
voor 47 pet. belast, maar voor de Ne
derlandse economie zou ik het gezon
der vinden als de niet-uitgekeerde
winst lager of zelfs niet belast wordt.
Het bedrijfsleven kan daardoor veel
meer aan investeren gaan doen, onze
concurrentie-positie wordt beter,
waardoor uitelndeiyk de fiscus ook
aan zyn trekken komt. Vergeef me
de uitdrukking, maar het lijkt erop,
dat winstmaken ook voor de fiscus zo
iets is als een vies woord.
Doch ook op plaatselyk niveau valt
er naar de mening van de LVI-voor-
zltter wel iets aan het klimaat ie
verbeteren „Hebben we ooit wat te
xegKen gehad bij de voorbereiding
van streekplannen en bestemmings
plannen? Via bezwaarschriften, ach
teraf dus, kunnen we nog Iets laten
horen, maar van een actief betrokken
zyn, vooraf, is geen sprake. Daar
naast zyn er nog tal van punten te
noemen, die direct het industrieel
belang raken, maar waar we onvol
doende by gehoord worden. Het on
derwijs, het verkeer, de woning-
Om niet het odium te krygen van
een groep, die achteraf maar wat
loopt te kankeren, hebben we vorig
jaar besloten de hele problematiek
op een meer positieve wijze te bena-
VOORLICHTING
Goed, we zyn het er over eens,
dat men een verkeerd beeld van ons
heeft. In de toekomst gaan wy pro
beren dat beeld in gunstige zin te
veranderen. Een middel daarby is de
publiciteit en eerlyke voorlichting,
zowel aan het publiek als aan de
overheden. Hopelijk krygen we er
de nieuwe image door. waarop we
toch wel enig recht menen te heb-
CONTACTEN
Het meedenken en meewerken in
de totale problematiek, waardoor,
naar men hoopt ook de industriële be
langen beter uit de verf zullen komen,
hoopt de Leidsche Vereeniging van
industrieëlen te kunnen realiseren
door het verbeteren van de contacten
en het uitdiepen van de kanalen, wel
ke de Industrie ten dienste staan. „We
hebben wat dit betreft", zegt ir. Sit
sen, „echt niet geschroomd de hand
in eigen boezem te steken. Zo hebben
we ingezien, dat byvoorbeeld het sa
menstellen van een vertegenwoordi
ging in de Kamer van Koophandel in
de toekomst anders zal moeten gaan.
„Wie heeft nog een bettje tyd
het zijn maar een paar vergaderingen
per jaar". Zo ging het. Volkomen
fout, want wat we nodig hebben is
een stel mensen, liefst jongeren, die
alle ambitie hebben 'om iets van dit
stuk werk te maken. Het verbeteren
en uitbouwen van de contacten met
de gemeente en de universiteit ia een
andere belangryke zaak. Na het ju
bileum gaan bepaald» leden van onze
vereniging zich daarmee speciaal be
lasten. Ik heb de overtuiging, dat zo
wel de gemeente als de universiteit
gelukkig zijn met die meer doelge
richte poging van ons om op vele ter
reinen vooraf te gaan meepraten.
Want zoals bijvoorbeeld wy veel zien
in de Universiteit de mogeiykhe-
den, die je door een beter contact ter
beschikking krijgt zo wordt er
ook van andere zijden veel in ons ge
zien. Zonder nou aan zelfverheeriy-
king te doen, mag ik toch wel zeg
gen, dat de industrie ook wel iets te
bieden heeft. Al was het alleen al om
de vele inventieve en adaptabele gees
ten. die het beroep van industrieel
gekozen hebben".
Ir. Sitsen besluit: „Het Industrlëel
klimaat is pas dan optimaal, wanneer
de industrie als geheel niet alleen zelf
voldoende kansen tot groei en ont
ploffing heeft, maar wanneer haar
ook de kansen geboden worden In
breng en inspraak te leveren aan de
totale leefbaarheid van de stad en
het land. Een heel wat bredere taak
dan het runnen van een bedryf.
„PORTRET" VAN INDUSTRIEEL
IS ZICH AAN HET WIJZIGEN
ECONOMISCHE GROEI en indus-
trialisatie gaan hand in hand.
Dit doen zij al sinds het begin van
de 18e eeuw in West-Europa en in
onze dagen is dit samengaan uit
gebouwd tot een indrukwekkend
en onlosmakelijk stelsel. De indus
triële factor van de economie is een
groot terrein met vele terpen. Op
elk van deze terpen troont een in-
dustriëeL die daar in de eerste
groeifase van de industrialisatie
bovenop is geklommen en vandaar
als een individualist met wijs
heid en inzicht, bekwaam en voor
uitziend, met intuïtie en durf pro-
duktie en investeringen leidt naar
het ene doel: 't maken van winst.
Zó hebben wij de industrieel al
tijd gezien: regerend op eenzame
hoogte, zelf de meest doeltreffende
middelen kiezend, gebruik makend
van producerende arbeiders en ma
chines en al dan niet in het bezit
van een sociaal voelend geweten.
Wij zijn aan dit beeld gewoon ge
raakt. De industriëel is de man die
zuinig op de centen moet zijn. Zijn
werknemers vinden, dat hij de
room voor zichzelf houdt en „the
man in the street" ageert al vele
decennia lang tegen „de directeur",
omdat hij zich wil verrijken ten
koste van anderen. Dieper graaft de
kritiek niet, ofschoon achter de
„image" van een ondernemer een
onbegrepen wereld schuil gaat.
Tegen de jaren zeventig van deze
vertechniseerde en geautomatiseer
de eeuw staat echter de industriële
ondernemer, evenals zijn collega's
in andere sectoren, als een gepijnigd
man te kijk. De dikke sigaar, de
parties en het vette leventje zyn
er nog wel hier en daar, maar ze
camoufleren de toenemende zorgen
om de zich opstapelende wolken
aan het economisch uitspansel. Het
kaliber van een industriëel moet in
onze dagen heel zwaar zijn^ anders
worden er brokken gemaakt. De in
dustriëel van vandaag is ryp voor
maagzweren en een chronisch slecht
humeur.
FR ZIJN IN ONS LAND al dro-
men èn een heel levenswerk
verwoest. Individuele ondernemin
gen zijn aan een minder slagvaardig
beleid ten offer gevallen. Indivi
duele mensen hebben in ons eco
nomisch stelsel grote mogelijkheden,
maar zij dragen ook grotere risico'».
Die risico's dienen in het belang
van onderneming, ondernemer en
werknemer gespreid te worden.
Maar de onderneming zal er moeten
blijven, anders kan men niet voor
zien in de behoefte aan welvaart.
In de ondernemingen zal men voorts
afhankelijk moeten blijven van een
leiding en met deze leiding zal de
werknemer moeten instemmen, hoe
dan ook.
De voet van de eens zo onge
naakbare industriële terp wordt
omspoeld door de golven van een
verslechterd fiscaal klimaat voor de
ondernemer. Vaak staal hy nog al
leen in de onderhandelingen onder
stakingsdreiging, in zijn verant
woordelijkheid bij het arbeids
marktbeleid en in zijn streven naar
het bereiken van een economisch
en sociaal evenwichjL
Midden in de conjuncturele woe
lingen staat de medezeggenschaps-
problematiek. Voorop staat, dat het
vertrouwen in de ondernemings
leiding moet toenemen. Het ver
trouwen zo is dezer dagen in
werkgeverskringen al gezegd
vormt de nieuwe basis van t gezag.
De ondernemingsraad kan voor de
industriëel een stut en steun zijn
bij het ondernemingsbeleid. Niet als
onderhandelingscollege, maar als
medium voor een open bespreking
als teken van de erkenning van de
werknemers, die meer zijn dan al
leen uitvoerders van vaststaande
beslissingen- Een door de leiding
last heb je
die
om hem heen lopen
ontworpen beleid kan door een
gesprek in de ondernemingsraad nog
wijzigingen ondergaan.
^\OK AL ZIJN DE contouren van
„de" directeur en „de" indus
triëel wat minder scherp geworden
dan zoals de meesten van ons ze
nog zien, toch zal in veel gevallen
de directie-burcht onaandoenlijk zijn
kantelen intact houden en er zijn
ongetwijfeld respectabele redenen
om deze positie te eerbiedigen.
Waar het uiteindelijk op aan komt
is. dat voor een gezonde gang van
zaken in de onderneming, industriëel
of niet, de leiding van een bedrijf
het vertrouwen van de werknemers
heeft. Dat dit vertrouwen alleen
maar gevoed kan worden door meer
openheid van de kant van de directie
staat als een paal boven water.
Het is een evolutie die tijd vraagt.
„De industriëel" kan men niet ont
beren. Hij kan in deze maatschappij
niet worden weggedacht, maar zijn
„portret" zal er heel anders komen
uit te zien.
Voorlopig sitten we nog met een
zeer genuanceerde kijk op de man
die de verantwoording voor zijn
onderneming draagt. Vraag 't maar
eens aan de mensen die op straat
passeren, In de Leidse Breestraat
of in een stille buitenwijk. Het leek
ons niet van belang ontbloot, dit
experiment zelf te wagen. We trok
ken de straat op en legden het oor
te luisteren.
Bijna onvoorstelbaar is het hoeveel
lieden er nog zijn, die geen notie
hebben van „hoe zij zich een
industriëel of een directeur moe
ten voorstellen". Maar er waren
er ook, die bliksems goed hun
ideeën formuleerden. Een onder
vraagde bejaarde man had in zijn
jonge jaren zelf een directeur
meegemaakt: „Als meerdere zag
je in hem eigenlijk maar heel
weinig. Je had meer last van wat
er om heen liep dan van hemzelf".
De man raakte hier een grote kern
van waarheid-
DE GROTE AUTO
„Vindt u het goed, dat hy in een
grote auto rondrijdt', vroegen wij
verder. Opnieuw sloeg de gepen
sioneerde de spijker op de kop:
„Wie rijdt er niet in een auto?
Als je een arbeider met tien kin
deren hebt, rijdt-ie ook in een
auto
Niet iedereen houdt zich met in
dustriëlen bezig, laat staan op
verzoek. De meeste mensen die
wij staande hielden raakten niet
opgetogen over het feit, dat de
verenigde Leidse industriëlen het
goud in hun bestaan hadden be
reikt. Zij wisten er niet eens iets
van; nooit over gelezen
Een teleurgesteld mannetje stapte
uit de cafédamp de straat op en
werd meteen tot zijn onuitspre
kelijke verbazing geconfronteerd
met een probleem, waarvan hy
nog nooit gedroomd had: „hoe
vindt u dat een directeur moet
zyn
„Nee nee nee ant
woordde hij beverig met 't stem
metje van „me opa", (Gerrits opa,
menen wij).
Iets directer reageerde een vitale
wandelaar (met vrouw aan de
arm). „Een directeur, hè. Tja, een
beetje gezet, hè een grote
wagen, sigaar en zo Wat de
houding van het personeel ten
opzichte van de directeur betreft
vond hij: „De meesten kennen de
man niet eens, tenminste in een
grote zaak. Men weet wel wiè hij
is, maar daar houdt het mee
op
TOCH WEL MENSELIJK
„Vaak autoritair, toch wel mense
lijk ja, vooral tegenwoordig."
dacht een andere man van middel
bare leeftijd.
Vrouwen en meisjes schenen geen
tijd te hebben om hun al dan niet
bestaande visie op industriëel en
directeur te geven.
„Ik weet niets van een jubileum",
zei een vriendelijke dame. „Ik zal
er verder niets op zeggen; m'n
man is zelf directeur
Toch nog even omzeilend commen
taar van een winkelende huis
vrouw: „Een directeur is iemand
die er wel verstand van heeft
wat-ie doet, tenminste de één wel,
de ander niet Het is tegen
woordig anders wel moeilijk, met
pereoneel om te gaan, hoor
Eén meisje ging op onze vraag in.
hoe stelt u zich een directeur
voor? „Nou, het hoofd van één of
andere zaak". „Hoe moet zyn
houding zyn tegenover onderge-
geschikten?", vroegen wij verder.
„Gunst, ik weet het niet. ik
zou zo zeggen: vriendelijk, harte
lijk, niet al te streng'.
Nadat we een mevrouw probeerden
te strikken die evenwel niet ge
stoord wenste te worden klamp
ten we een heer aan die niet over
het feeet gelezen had. Aan een
directeur had hy zich verder
weinig gelegen laten liggen: „Nou
ja ik ken die man niet,
dus Een hoop verantwoording,
hè. De moderne directeur is wel
heel anders als die ouwe direc
teur. Vroeger moest je met je pet
in je handen komen, nou, reken
Inhoud en
medewerkers
J ubileumbijlage
Behalve op deze voorpagina,
waarin ir. Sitsen, de redactie van
deze bijlage en „de man in de
straat" aan het woord zyn. wordt
ook elders ruim redactionele aan
dacht gegeven aan de stand van
zaken op industrieel gebied.
Op pagina 3 vindt men de visie
van het gemeentebestuur op de
industriële ontwikkeling. Wet
houder P. S. Harmsen besprak
met één onzer redacteuren ver
schillende punten uit de indu-
strionalisatie-nota. Op deze pa
gina verder: de situatie in de
Leidse metaalnijverheid en een
interview met de Leidse voorzit
ter van „St.-Eloy".
Op pagina 7 komen de voor
zitters van drie industriële vak
groepen aan het woord. Wensen,
moeilijkheden en verwachtingen
uit „de textiel", „de bouwnijver
heid" en de sector van de Voe-
dings- en genotmiddelen en da
chemische industrie.
Pagina 8. Wat is er „te koop"
in de grafische industrie? Mr- S.
C. H. Coebergh vertelde er het
een en ander over aan één van
onze redacteuren. De sigaren-
industrie is nog steeds niet dood
in Leiden. Uit een gesprek, dat
wij hadden met „éen van de laat-
sten" moge dat blijken.
Jos van de Wyngaart,
Henk Heruer.
Foto's: Dirk Ketting en
Peter Meijers.
Lay-out: Piet van der Kraan.
Eindredactie; Henk Heruer.
j^et de uitvinding van de stoorn
is* machine begon het. In Enge
land: De Industriële revolutie. Met
horten en stoten, dikwijls ook ten
koste van veel menseiyk leed, werd
het oude vertrouwde werk- en leef
patroon doorbroken, werden oude
nonnen vervangen door nieuwe,
moest de mens leren leven met de
machine en zich aanpassen aan het
nieuwe tempo en kregen wij ten
slotte de economie, die wy thans
kennen. De economie van een ge-
industrialiseerde wereld. Wat zou
Nederland vandaag de dag, wat
zou de bevolking van Leiden
want daarover gaan wy het in deze
byiage hoofdzakeiyk hebben
moeten beginnen zonder industrie?
Of we het willen of niet: zonder
industrie kunnen we niet meer le
ven, althans niet meer op de ma
nier, die we (uiteraard met het no
dige voorbehoud en de nodige wen
sen) als min of meer comfortabel
beschouwen. Wensen zyn er nog
genoeg. Grote groepen spreken he
laas nog van „de zogenaamde wel
vaart", maar het staat buiten dis
cussie, dat de ontwikkeling van de
Industriële bedryven dé grote stoot
gegeven heeft aan de materiele
vooruitgang, waarvan men enkele
generaties terug slechts kon dro
mer één geworden in Nederland.
Ook In Lelden. De cyfers spreken
voor zich: By de Leidsche Vereeni
ging voor Industrieëlen zyn op het
ogenblik tachtig leden aangesloten.
Tachtig bedryven dus, die geza-
meniyk aan meer dan 10.000 men
sen. meer dan een kwart van de
totale beroepsbevolking, werk ge
geven, Meer dan 10.000 menaen,
van directeuren tot loopjongens,
zyn direct afhankeiyk van het wel
en wee van de I>eldae bedryven.
Doch daarby biyft het niet be
perkt. Wat te denken van de toele-
rlngsbedryven, de middenstand en
het ambteiyk apparaat? Het al of
niet floreren van de industrie, haar
expansiemogeiykheden drukken in
de volle breedte door op het Ne
derlandse volk, dat pas aan nog
meer welvaart kan denken als de
industrie voor elkaar kan boksen,
dat de export nog hoger wordt dan
de invoer.
De positie van de industrie binnen
onze samenleving ls duldeiyk en
zou, voor de Leidsche Vereeniging
van Industrieëlen, die vandaag
haar vyftlgste verjaardag viert, op
zich een reden tot zelfvoldaanheid
kunnen zyn.
liet tegendeel is gelukkig het ge-
val gebleken. Op de eerste plaats
is de LVI, er zelf allerminst van
overtuigd, dat de positie van de in
dustrie, die erkenning ondervindt,
waarop zij recht meent to hebben.
Zowel landeiyk als plantseiyk. Bij
de presentatie van hot rapport. Be
auchez, begin dit jaar, werd op
grond van sociologische onderzoo-
kingen aangetoond, dat er nog heel
wat te verbeteren valt aan „het
klimaat", waarin de industrie zo
goed mogelijk kan gedyen. Onom
wonden werd zelfs gezegd, dat de
industrie als geheel op plaataeiyk
niveau klem zat tussen twee ande
re grootmachten in de Leidse sa
menleving: de gemeente en de uni
versiteit.
Er moest iets aan dat klimaat ver
anderd gaan worden meenden der
halve de industrieëlen. Hoe dat
dient te geschieden vertelde de
voorzitter van de LVI, Ir. A. Sit
sen, in een gesprek met een onzer
redacteuren. Men zie daarvoor el-
Een betere behartiging van de in-
D
dustrlële belangen. Voor de gehele
gemeenschap die direct of Indirect
VAn het industrieel apparaat eco
nomisch afhankeiyk ls, kan dat als
een" goede zaak gezien worden.
|och or Is nog een reden, waarom
de by dit gouden jubileum aan
gekondigde koerswyzlglng van be
lang is voor de gehele gemeen
schap. In „Industrie Rynland" (het
maandeiyka bulletin, dat de ver
eniging sinds april ten dienste
staat) willen de bedryven gezamen-
lyk van hun dienende taak in de
gemeenschap getuigen door het
wekken van meer belangstelling,
zowel voor onze Industrie als voor
de gemeenschap in de Leidse ag
glomeratie". schreef lr. A. Sitsen
in het eerste nummer van het bul
letin. Déze erkenning van de zijde
van de industriëlen, dat de leef
baarheid In de agglomeratie op de
beste wyze bevorderd kan worden
door een intensief samenspel én
het voornemen, op dit punt in de
toekomst de krachten in te zetten,
is wat ons betreft een gelukwens
en de uitgave van deze byiage ten
volle waard.
een directeur meegemaakt en liep
dus maar door.
Tenslotte troffen we een student,
die „haast had". We vroegen hem,
of we even mee mochten oplopen.
Dat mocht en onderwijl dacht de
student na over de industriële
vraag. Hij dacht er léng over na
en kwam tot de slotsom, dat een
ondernemer een zekere opleiding
moest hebben gehad, „of het is
iemand, die in het bedrijf is op
gegroeid'. „De houding ten op
zichte van het werknemend per
soneel is, geloof ik, over het
algemeen toch wel gunstig".
GEEN BELANGSTELLING
„Ik geloof eerder, dat de fout vaak
bij de arbeiders ligt, die dikwijls
alleen maar aan hun geld denken
en de man verder als een boven-
geplaatst persoon zien, iemand
die uitbetaalt. Ze hebben geen
belangstelling voor hun direc-
Zó denken Leidenaars over de
mannen die vandaag hun feest
vieren, maar morgen weer midden
in de zorgen zitten. Daar helpt geen
goud aan
m